Waarom wij vrijheid vrezen en etatisme dogen (Vincent De Roeck)
De liberale econoom Ludwig von Mises waarschuwde ons al decennia geleden voor deze evolutie, en ook Friedrich von Hayek wijdde aan deze mogelijkheid een boek. Mises was duidelijk in één van zijn belangrijkste essays: “Middenwegbeleid leidt uiteindelijk altijd tot socialisme!” Hayek sprak zelfs van de “weg naar de slavernij”. En beide heren hadden overschot van gelijk. Vandaag hebben de Angelsaksische conservatieven het “compassionate conservatism” omarmd en de continentale liberalen het “sociaal-liberalisme”, twee ideologieën met dezelfde wortels. Wortels in het Marxisme. Socialisme heeft nooit in haar pure vorm bestaan, en zou dat ook niet kunnen. Zelfs de USSR moest dat tot haar eigen schande ontdekken. In allerijl moest zij beroep doen op de imitatie van Westerse prijsmechanismen om haar eigen planeconomie min of meer draaiende te houden. Zonder kapitalistisch Westen was de Sovjet-economie immers al in de jaren 1950 in elkaar gestort.
Socialistische denkers zijn niet dom. Volgens mij hebben zij vaak goede intenties en baseren zij hun modellen doorgaans op degelijke empirie. Maar empirie introduceren in de sociale wetenschappen is per definitie naïef en verkeerd. Socialisten denken dat mensen reageren volgens hun vaste schema’s, dat alleen aggregaten tellen en dat civieke deugden door een centraal plan opgelegd kunnen worden. Socialisten begrijpen niets van praxeologie, gedragswetenschappen of incentiveschalen. Hun ideaal kan nooit werken. Toen zij dat na verloop van tijd uit de praktijk begonnen te beseffen, veranderden ze het geweer gewoon van schouder. Ze besloten prompt om de markteconomie te omarmen, in theorie dan, en deze “sociaal” te corrigeren. Alsof de markteconomie een monster is dat aan de leiband gehouden moest worden.
Hierin was verenigd links veel doeltreffender. Zij infiltreerden de politieke mainstream in kapitalistische landen en hun waanideeën werden vaker dan niet door de andere partijen overgenomen. Marx definieerde “socialisme” als “welvaart voor iedereen” en “kapitalisme” als “welvaart voor de kapitaalkrachtigen”. Met zo’n definitie kon het niet moeilijk zijn om de massa aan te spreken. Vandaag weten we dat kapitalisme, de onzichtbare hand die vraag en aanbod op elkaar afstemt, meer welvaart voor meer mensen genereert dan socialisme, maar de anti-kapitalistische vooroordelen bestaan nog steeds. Mensen zijn nog steeds bang van vrijheid. De milieuactivisten van vandaag - net zoals watermeloenen groen van buiten maar rood van binnen - hebben hun lesje wel geleerd. Zij zijn er andermaal in geslaagd om de woordenoorlog te winnen. “Schone energie” is hun credo. Alsof mensen die energie onttrekken uit kern- of steenkoolcentrales plots “vuil” zouden zijn.
De groene jongens geraakten zelfs weg met de recente re-branding van “global warming” tot “climate change”. Ze waren even vergeten dat Google bestond en dat iedereen zo kon ontdekken dat dezelfde ecofascisten in de jaren 1970 de problematiek van “global cooling” aankaartten, of dat de burgers niet achterlijk zijn en in de jaarlijkse statistieken ook zelf wel konden zien dat de warmste jaren in het verleden liggen. Tegenstanders van hun socialistisch programma worden steevast “climate change deniers” genoemd. Ik verkies andere begrippen, “eerlijke onderzoekers” of “kritische wetenschappers” bijvoorbeeld, maar ik sta daarin kennelijk alleen. Ook de financiële meltdown, nochtans louter het gevolg van socialistisch huisvestingsbeleid, socialistische monetaire expansie en socialistische overregulering, wordt in de schoenen van het vermaledijde kapitalisme geschoven. En geen kat die reageerde. Het werd de consensus. Niet enkel onder linksmensen maar overal.
Een ander domein waar links over de jaren gewonnen heeft, is het academische, en bij uitbreiding het ganse intellectuele, debat. De Amerikaanse economieprofessor Walter Block wist het onlangs nog treffend te verwoorden. “Today on our campuses, diversity only seems to mean having faculty that includes a black Marxist, a lesbian Marxist, a Latino Marxist, and a transgender Marxist.” De rechtse pundit Ann Coulter liet zelfs ooit optekenen dat Harvard elk jaar meer communisten uitspuwt dan er tijdens de Koude Oorlog in Oost-Berlijn woonden. Een verklaring voor de oververtegenwoordiging van linkse professoren aan de universiteiten heeft vooral te maken met de maatschappelijke waarde van die personen. De marktwaarde van liberalen ligt veel hoger in de private sector, waardoor er een “crowding-out” effect optreedt in de academische wereld. Linksmensen hebben minder slaagkansen in de “rat race” van de markteconomie en kiezen daarom vaker voor vaste betrekkingen die niet onderhevig zijn aan concurrentie.
Een andere reden heeft te maken met de aard van het academische métier. Professoren, en leerkrachten in het algemeen, hebben doorgaans meer de drang om anderen te bekeren en/of op te leiden dan de gemiddelde burger in de samenleving. Hetzelfde geldt voor linkse doctrinairen. Het mag dan ook niemand verbazen dat er tussen beide iets meer gaande is dan een accidentele correlatie, maar waarschijnlijk zelfs een heus causaal verband. Hetzelfde plaatje tekent zich af bij de “publieke intellectuelen”, de personen die onafhankelijk van vaste onderwijsbetrekkingen ook hun stempel op de maatschappij willen drukken. Zij dromen even hard van “social engineering” dan de pure academici, maar zij hebben andere kanalen gevonden om hun boodschap te verspreiden. Zij zijn veelal de “culturele” elite die de handen boven het hoofd gehouden wordt door de subsidiemolen vanuit de door links geïnfiltreerde politiek. In een vrijemarktomgeving zouden enkel uitingen van goede cultuur overleven i.p.v. oninteressante uitingen van naïef-linkse dogma’s.
Zelf ben ik momenteel op zoek naar een job. Ik ben er nog niet goed uit of ik verder wil gaan in de politiek dan wel in de privé. Het eerste zou beter beantwoorden aan mijn liberaal idealisme, het tweede aan mijn kapitalistische wereldbeeld. Het eerste zou van mij een “tax-eater” maken, het tweede een “tax-payer”. En ook al lees ik wel boeken, kan ik mij in hoogstaande discussies redden en heb ik meer en wereldsere algemene kennis dan de meeste anderen, toch beschouw ik mijzelf niet als intellectueel. Ik weet wel dat het Amerikaanse magazine “National Review” mij twee jaar geleden nog een “prominent intellectual” genoemd heeft en ik daaruit toen wel eer gehaald heb, of dat ik een graag geziene gast ben op tal van academische conferenties zoals recent nog de “Property and Freedom Society” en de “Mont Pélérin Society”, toch maakt dat van mij nog geen “denker” in de pure zin van het woord.
Hoe langer ik actief ben binnen de beweging, hoe meer ik mij zelfs als anti-intellectueel of populist ben beginnen outen. Ook Hayek zag in zijn tijd al een onoverbrugbare link tussen intellectualisme en socialisme, en hetzelfde gaat vandaag op voor populisme. Linkse intellectuelen doen er alles aan om populisten te marginaliseren, niet omdat ze verwaarloosbaar zijn, maar net omdat ze een wezenlijk gevaar vormen voor hun overleven als elite. Populisme betekent luisteren naar de productieven in de samenleving, het gezond verstand en het menselijk kapitaal ondersteunen, en komaf maken met alles wat het linkse establishment de mensen nuanceloos voorhoudt. Als geloven in de zelfredzaamheid van het individu “populisme” is en paternalisme prediken “intellectualisme”, dan ben ik er trots op als populist of anti-intellectueel versleten te worden. Geuzennamen dus eigenlijk. Om in te kaderen.
De Amerikaanse columnist James Bovard wijdde onlangs nog een interessant artikel aan de échte hamvraag in de hedendaagse samenleving. Volgens hem moet het terug beginnen gaan over de echte vraagstukken, over de relatie tussen de Staat en het individu. Vrijheid moet terug het belangrijkste thema in de politiek worden. Ik geef hem daarin groot gelijk. Ron Paul probeerde die boodschap in de VS terug te introduceren, deels met succes, en ook in Europa gaan er meer stemmen op om de sociaal-democratische status-quo te doorbreken. Lijst Dedecker is er in Vlaanderen, en zij zijn er om te blijven. Geert Wilders is de grootste partij van Nederland geworden, binnen de Tories lijken de Thatcherites terug aan zet, in Duitsland is er een uitgesproken coalitie van CDU-CSU en FDP in de maak, in Zweden is centrumrechts eindelijk aan de afbraak van het Scandinavische model begonnen, en ook in Oost-Europa lijkt er iets te bewegen. Maar laat ons eens bij onszelf beginnen. Laat ons beginnen met opnieuw waakzaam te zijn als burgers. Laat ons beginnen met opnieuw kritisch te zijn tegenover onze overheid. Laat ons beginnen met opnieuw beleid te beoordelen op basis van de linkse inhoud in plaats van de rechtse verpakking. Misschien gaan we vrijheid ooit nog terug leuk vinden. Wie weet? Vrienden van Leviathan, u weze bij deze gewaarschuwd. Uw tijd is zogoed als voorbij.
Meer interessante teksten over de Waarheid op www.mises.org.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.