Nu de iPhone-rage al ietwat getemperd is, het dingetje is immers al meer dan één jaar wereldwijd in circulatie, waag ik mij ook aan een kort tekstje over dat toestel, of beter: over de nonsens en overheidsregulitis daarachter. Ik ben een enorme gadgetfanaat en momenteel al aan mijn tweede BlackBerry en tweede PDA-zakagenda toe, maar toch ben ikzelf nog niet helemaal overtuigd van de meerwaarde van deze laatste uitbreiding van het Apple-gamma. Sinds 11 juli laatstleden is de “iPhone 3G”, het nieuwste model, ook in België te koop, en dit voor 525 euro, BTW inclusief. Tal van whizzkids en ingenieursstudenten zullen de komst van de iPhone naar België niet meteen bejubelen want zij verdienen immers al maanden een aardig zakcentje bij met het “unlocken”, het bruikbaar maken voor Belgische operatoren, van in het buitenland gekochte iPhones. Maar hun lucratief handeltje lijkt toch ook nog niet meteen voorbij te zijn, want 525 euro blijft nog steeds een dure prijs in vergelijking met het buitenland én - vooral - met de door Apple-topman Steve Jobs hoogdravend aangekondigde richtverkoopprijs van 130 euro (200 USD). Het Belgische verbod op de koppelverkoop is daar volgens mij de hoofdoorzaak van.
In het buitenland bestaan er tegenwoordig zelfs formules waarbij je een iPhone gratis krijgt bij het afsluiten van een contract van minstens drie jaren met eenzelfde telecomprovider. In België is deze praktijk verboden, zogezegd om de consumenten te beschermen. Tegen wie? Tegen zichzelf waarschijnlijk, want volgens Hans Bonte en andere etatisten in ons land is 90% van de bevolking niet in staat om zelf rationele beslissingen te nemen, zoals ten tijde van de Citigroup-hetze. En in welk deel van de 400 euro overprijzing die consumentenbescherming precies zit, weet ik ook niet meteen, maar ja, ik noem natuurlijk ook niet Vandermaelen of Vankrunkelsven, en mijn inkomen hangt ook niet af van de hoeveelheid legislatieve diarree die ik maandelijks door mijn darmen weet te jagen. Ik heb het verbod op koppelverkoop nooit begrepen, en de iPhone-sage bewijst in mijn ogen dan ook het failliet van dat systeem.
Geen enkel bedrijf heeft er baat bij om exclusiviteitscontracten af te sluiten met derde partijen. Deze basiswijsheid staat in elke cursus bedrijfseconomie en zou algemeen bekend moeten zijn. Wanneer een bedrijf zich, zowel aan de input- als outputkant, teveel focust of lieert met eenzelfde leverancier of afnemer, dan brengt het de continuïteit van zijn eigen voortbestaan in het gedrang want dan worden de leveranciers en aannemers machtiger dan het eigenlijke producerende bedrijf. Exclusiviteitscontracten zijn steeds nefast voor de producent van het hoofdbestanddeel. Het enige gevaar dat zich stelt, speelt zich af wanneer één groot verticaal geïntegreerd bedrijf, zoals Microsoft, zowel instaat voor het aanleveren van de bestanddelen, het produceren zelf, als het afnemen van de producten, maar in dat geval treedt de uitgebreide antikartelwetgeving in werking, en wordt dat toch bestreden. Dit is geen pleidooi voor antikartel- en antitrust- wetgeving, want ik ben daar nog niet uit, maar wel een argument ter afschaffing van het huidige verbod op koppelverkoop in België.
Toen ik in 2005 in mijn boek “De vreemde bruid” er op wees dat moslimvrouwen worden uitgehuwelijkt, gearrangeerd of onder dwang, en in Duitsland als echtgenoten geïmporteerd, kwam er protest van de kant van moslims, Turken en hun politieke vrienden. Mij werd toegedicht dat ik alleenstaande gevallen opblies, en politica’s van Turkse origine lieten openlijk weten dat zij uit liefde getrouwd waren, enkel maar om mij te bewijzen dat dwanghuwelijken geen uitstaans hadden, noch met hun cultuur, noch met de islam. Migratiewetenschappers eisten “gerechtigheid voor moslims” en verdedigden importhuwelijken, als zijnde een reflex op de restrictieve immigratievoorwaarden. Inmiddels is het onomstreden dat hier in dit land jaarlijks duizenden moslimvrouwen en -mannen door hun familie in een huwelijk gedwongen worden. De vrouwenhuizen en consultatiebureaus zitten vol, omdat jonge mensen vrezen dat zij uitgehuwelijkt zullen worden tijdens de vakantie in het thuisland van hun ouders.
Hand in hand tegen huwelijksdwang?
De islamitische gemeenschap werd door de publieke opinie genoopt zich te rechtvaardigen, niet enkel voor deze kwestie, maar ook voor de zogenaamde eremoorden, en het geweld binnen huwelijk en gezin. Geen mens neemt hun herhaalde soort van gebedsmolenspreuk nog ernstig, “dat dit met de islam niets van doen heeft.” Nu poogt Tariq Ramadan, pionier van een “Europese islam”, dit tij te keren voor de moslims. Samen met de Rotterdamse islamverenigingen, en met de Berlijnse vereniging “Inssan” – die dicht bij de Moslimbroederschap staat – én met de steun van de Berlijnse integratieambtenaar Günter Piening draagt hij zijn steentje bij tot het initiatief “Hand in hand tegen huwelijksdwang”.
Het betreft hier een poging om intussen zelfbewuste moslimmeisjes onder controle te krijgen, en hen moslimadvies te geven, zodat zij niet langer hun toevlucht zoeken in officiële adviesbureaus of vrouwenhuizen, en aldus voor Allah verloren gaan. De actiegroep heeft zich in Berlijn-Kreuzberg gepresenteerd, en een brochure het licht laten zien met in acht talen hun argumenten.
Niet in naam van de islam
Nieuw daarin, en toe te juichen, is de bekentenis door moslims en islamverenigingen dat dwanghuwelijken een probleem zijn in de moslimgemeenschap. Natuurlijk wordt dat gerelativeerd, en voert men aan dat er zich in boeddhistische, hindoeïstische en christelijke maatschappijen ook wel eens neteligheden voordoen. Gedwongen huwelijken zouden geen probleem van de islam zijn, maar van de cultuur. Dit onderscheid tussen cultuur en religie moet de religie behoeden voor openlijke verantwoording en voor kritische zelfreflectie. Ramadan en anderen argumenteren dat de woorden van Allah en de daden van de profeet feilloos zijn, en dat enkel de mens soms fouten maakt. Op die manier blijft de islam verschoond van de misdaden begaan in zijn naam. Het besef dat religie en cultuur samen een “cultureel systeem” vormen, en dat men ze niet als van elkaar gescheiden kan zien, wordt hier, hoe absurd ook, juist door moslims ontkend terwijl zij tegelijkertijd de scheiding van religie en dagelijks leven, van religie en politiek afwijzen. Dwanghuwelijken zouden on-islamitisch zijn, zou Mohammed al verkondigd hebben. Dat Mohammed zelf de zesjarige Aïsha huwde, kan niet als misbruik gelden, of als gedwongen huwelijk, maar wordt op de bijeenkomst met Ramadan afgedaan als een “anekdote”, die enkel tot doel heeft om de islam te discrediteren. Het centrale koranvers met betrekking tot het huwelijk, “Huw de vrijgezellen uit”, Sura 24, vers 32, ontbreekt bij deze argumentatie. Daar staat namelijk niet “Vrijgezellen, treed in het huwelijk” – hetgeen zou betekenen dat mensen zelfstandig het recht bezaten om een huwelijk te sluiten –, maar met de uitspraak “Huw de vrijgezellen uit” wordt de huwelijkssluiting zaak van de familie en de gemeenschap.
Lof van de grootfamilie
Interessant is het, hoe Ramadan en zijn aanhangers het begrip familie definiëren. Er wordt niet het kerngezin bedoeld, bestaande uit moeder, vader en kinderen, maar de grootfamilie, de stam. Zo ontstaat uit de gemeenschap der moslims, de umma, een familiecultuur. In de brochure staat het zo te lezen: “In een familiecultuur is de familie belangrijker dan het individu. De familie vormt de eenheid, en wordt aldus door de andere families uit de sociale omgeving als een volwaardig en gelijkwaardig geheel erkend (…). Ieder individu dient in het belang van de familie te handelen.” Is dat niet het geval, dan wordt eer der familie gekwetst: “In de groep is de eer een gemeenschappelijk bezit, waar alle familieleden verantwoordelijkheid voor dragen, ongeacht hoe de hiërarchie binnen de familie is geregeld.” Ramadan en zijn leerlingen pogen aan de grondrechten en de waarden van de Europese burgerlijke maatschappij een andere draai te geven. Zij ontzeggen aan het individu het zelfbeschikkingsrecht, definiëren de mens als gemeenschapswezen en niet als individu, bepleiten het systeem van de “schaamtemaatschappij”, met inbegrip van een funeste interpretatie van de notie eer. Nergens in het boekje wordt aan het individu de vrijheid gelaten om zelf te beslissen of hij wil huwen of niet. “De familie vormt de kern van islamitische gemeenschap, en het huwelijk is in de islam de enig toegestane vorm waarin een familie kan gesticht worden.” Het beleven van de eigen seksualiteit is niet geoorloofd.
Een soort islamitisch huwelijksadvies
En de rood-rode Berlijnse integratiecommissaris Piening wil graag, zoals hij op de bijeenkomst zei, “leren van Rotterdam”? .Ziet de Senaat dit dan ook zo? .Tariq Ramadan zei in Rotterdam onder andere: “Vrijheid is niet die vrijheid, die anderen van ons willen.” Wat hij bedoelt is: ieder beschikt over zijn eigen vrijheid, aan gene zijde van de wet. – Een interessante variant, om de sharia als vrijheid te bestempelen. Hij wil het ook niet meer over integratie hebben, want de moslims zijn wat hem betreft een deel van de multiculturele samenleving, in dewelke alle religies én hun denkbeelden gelijk zijn, en wier eigen regels aanvaard dienen te worden. Dat echter de Europese samenleving de grondrechten van het individu desnoods beschermt tegen elke groep, religie of zelfs tegen de Staat, wordt naar best vermogen over het hoofd gezien. Op die manier wordt onder het motto “Tegen het dwanghuwelijk” eenvoudigweg aan islamitisch huwelijksadvies gedaan. Daarbij wordt uitdrukkelijk het gearrangeerde huwelijk als model aangeprezen, ook al erkent men dat dwang daar vaak bij te pas komt. “Een huwelijk is bijgevolg altijd een verbond tussen twee familiegroepen (…). Omdat een huwelijk een verbond tussen families is, zoeken de families die partners uit, die het beste bij elkaar passen, precies ook met het oog op een zo goed mogelijk verbond tussen de families.” Tegen gemengde huwelijken wordt gewaarschuwd: “Een moslimjongen kan weliswaar een christelijk meisje huwen, maar een moslimmeisje mag niet huwen met een christelijke jongen.”
Tegen de dwang tot huwen
“Het huwelijk is de halve religie” luidt een andere uitspraak die aan Mohammed wordt toegeschreven. Ramadans argumentatie is, in dat licht gezien, propaganda voor het moslimse dwang tot huwen. Want zonder de gehuwde vrouw, en zonder de controle van mannen over de vrouw, kan een moslimsamenleving niet functioneren. Om die reden is de actiegroep een oplichterij, met gebruikmaking van valse etiketten. Er moet één grondregel gelden: huwelijken van jongeren onder de achttien dienen principieel veroordeeld te worden als zijnde gedwongen. Aan elke jonge mens, die in de situatie komt dat hij tegen zijn wil door zijn ouders uitgehuwelijkt kan worden, dient de bescherming van de maatschappij gewaarborgd te zijn. Vrouwenadviescentra en vrouwenhuizen, zoals Papatya, of die van de schrijfster Serap Cileli, “Peri – de goede fee”, of “Hatun en Can” zijn eerlijke antwoorden op het probleem van de dwanghuwelijken. De wet die gedwongen huwelijken bestraft, moet ten langen leste in de Bondsdag besproken en aangenomen worden. Wij zijn allen gesommeerd om gevallen van dwanghuwelijken aan te klagen en er klaarheid over te brengen, zodat politici zich niet telkens opnieuw laten vangen door imagocampagnes van islampredikanten.
De citaten komen uit het boekje “Hand in Hand tegen Huwelijksdwang” van de Stichting Platform Islamitische Organisaties Rijnmond (SPIOR), Rotterdam.
F.A.Z. 29 juli 2008
_____________
Noot van de vertaler: - Toen Necla Keleks boek Die fremde Braut verscheen, besteedde de Nederlandse Omroep daar natuurlijk aandacht aan. Op hun site kun je onder meer lezen:Kelek is vanwege haar opvattingen al diverse malen met de dood bedreigd. - De citaten die Kelek hierboven geeft, heb ik gewoon vertaald uit de tekst van de FAZ, zonder de oorspronkelijke, wellicht Nederlandse bewoording te hebben gezien.
Het is komkommertijd, en dat hebben we alweer geweten. Moest er geen “politieke crisis” in de lucht hangen, zouden onze vaderlandse dag- en weekbladen al dagenlang uitsluitend maar opgevuld worden met nietszeggende commentaren over verkeersongelukken, zomerfestivals en onsamenhangende gebeurtenissen uit het buitenland, dat - raar maar waar - nauwelijks nieuwsluwe periodes schijnt te kennen, maar dat is een heel andere discussie.
Knack was deze week - alweer - het schoolvoorbeeld van komkommertijd-mediaduiding: Rik Van Cauwelaert kreeg met zijn voorwoord niet eens één volledige A4-pagina gevuld en Hubert Van Humbeeck maakte zich er van af met een mini-column over de recente Iraanse raketproeven en de Grieks-Israëlische militaire manoevers, die als twee druppels water leek op een artikel in “The Economist” van de week daarvoor, maar dat zal toeval zijn...
Maar de komkommertijd biedt, ironisch genoeg, ook ongeziene kansen. Onze pers legt minder nadruk op de eigen duiding, die doorgaans toch van een belabberde kwaliteit is, en geeft meer ruimte aan buitenlandse inbreng. Daarbovenop kopen meer Vlamingen dan anders in deze periode buitenlandse magazines, wat hun kijk op de wereld alleen maar objectiever kan maken. In deze blogpost zal ik dan ook een aantal interessante elementen uit de laatste nummers van Knack en “The Economist” citeren, aanhalen en/of bespreken.
In Rusland leidt Jozef Stalin de Rossiya-televisiepoll “De Grootste Rus” met net geen 200,000 uitgebrachte stemmen achter zijn naam: 50,000 meer dan Vladimir Vysotsky en 80,000 meer dan Lenin. Ook personae zoals Ivan De Verschrikkelijke, tsaar Nikolaas II, Peter De Grote, Joeri Gagarin, Alexander Nevsky en Boris Jeltsin scoren voor een velerlei aan redenen goed in deze populariteitswedstrijd.
In Saoedi-Arabië worden terreurverdachten en veroordeelde terroristen niet op handen gedragen, maar ook niet uitgespuwd. Zij krijgen van de overheid een tweede kans. Onder het motto “if you can’t beat them, join them”, moeten zij een afkickprogramma volgen over de échte islamstandpunten inzake de Jihad en worden zij geïndoctrineerd met een verregaand Saoedi-nationalisme, alvorens zij terug vrijgelaten worden en als “gerehabiliteerden” zonder meer terug in de Saoedi-samenleving opgenomen worden. De voorlopige resultaten zouden hoopgevend zijn: slechts 1 à 2% van de “terroristen” die dit zéér kostelijke afkickprogramma volmaken, wordt later opnieuw aan terreur of radicalisme gekoppeld.
In Frankrijk is het deze zomer verbazingwekkend rustig. Nicolas Sarkozy heeft zich herpakt na een aantal maanden van controverse en persoonlijke blamage. Niet enkel kon hij een groot deel van de lof stelen van de Colombiaanse president Uribe in het kader van de vrijlating van Ingrid Bettancourt, of kon hij de eerste steen leggen voor een verregaande samenwerking tussen de Europese Unie en de landen aan de andere kant van de Middellandse Zee (“Club Med”), maar vooral de schijnbare aanvaarding van zijn hervormingsplannen door de Franse burgers én belangenorganisaties is zéér uitzonderlijk. Of zoals “The Economist” het - meesterlijk ironisch - samenvat:
Summer in France is usually just a lull between the strikes of spring and those of the autumn rentrée. But this year ministers are heading off on their holidays amid an unsettling calm.
België is dan weer kop van jut in een column van Charlemagne over de NAVO en de defensieverantwoordelijkheid van de EU-partners.
With luck, Belgian ears were burning on July 15th, when Barack Obama set out his transatlantic vision. (…) It was time to strengthen NATO by asking more of our allies. (…) Mr Obama’s message was aimed precisely at countries like Belgium, a small but rich place with almost 40,000 men and women in its armed forces. Only 1,103 Belgian troops are deployed overseas. The largest contingent is with NATO in Afghanistan, guarding Kabul airport. But fearing casualties, the Belgian government has ruled that its troops may not leave the airfield. Another group serves with the United Nations in Lebanon, clearing mines and running a field hospital. Its deployment in 2006 sparked a squabble among Belgium’s military trade unions over how dangerous the Lebanese mission might be. A few Belgians also serve in the EU mission in Chad: some 75 soldiers are busily building and repairing EU camps there. Belgium may be an extreme example of Euro-timidity. But Germany also keeps its soldiers well away from Afghan regions with heavy fighting. (…)
Verder hekelde “The Economist” ook nog de rigide internetcensuur in Syrië die niet zou moeten onderdoen voor de “Great Firewall of China” of die in Myanmar, en wijdde het Britse magazine uitgebreide analyses aan de Tory-standpunten over het Verdrag van Lissabon en de EU. De Eurosceptici zouden het pleit definitief gewonnen hebben en “The Economist” kijkt al vooruit naar de heronderhandeling van een vrijhandelsverdrag tussen het VK en de EU tegen 2011-2015, nadat een Tory-regering de EU-verdragen zou herroepen. Ook worden de Tories van “libertarian paternalism” beschuldigd:
Tory writers argue, people can be prompted to make better decisions, for example via information campaigns and the promotion of positive “social norms”. The underlying political philosophy is “libertarian paternalism”, a hybrid creed that holds that government can and should sway citizens’ behaviour, so long as it stops short of prohibition or compulsion: by steering choices rather than constraining them. David Cameron, the Tory leader, has talked reverentially about “social norms” in speeches about the family, the environment and the voluntary sector.
“The Economist” schetste tevens een intrigerend beeld van de huidige Amerikaanse houding tegenover globalisering, maar bleef intellectueel eerlijk en bewierrookte de VS omdat ze ook in het verleden soortgelijke uitdagingen het hoofd wist te bieden.
The “Washington consensus” told the world that open markets and deregulation would solve its problems. Yet American house prices are falling faster than during the Depression, petrol is more expensive than in the 1970s, banks are collapsing, the euro is kicking sand in the dollar’s face, credit is scarce, recession and inflation both threaten the economy, consumer confidence is an oxymoron and Belgians have just bought Budweiser, “America’s beer”. (…) Economic envy, once seen as a European vice, is now rife. (…) Globalisation is under fire: free trade is less popular in the United States than in any other developed country, and a nation built on immigrants is building a fence to keep them out. People mutter about nation-building beginning at home. (…) Americans are discussing the rise of China and their consequent relative decline; measuring when China’s economy will be bigger and counting its missiles and submarines has become a popular pastime in Washington. A few years ago, no one would have been seen with a book called “The Post-American World”. (…) The faster China and India grow, the more American goods they buy. And they are booming largely because they have adopted America’s ideas. America should regard their success as a tribute, not a threat, and celebrate in it. (…) Everybody goes through bad times. Some learn from the problems they have caused themselves, and come back stronger. Some blame others, lash out and damage themselves further. America has had the wisdom to take the first course many times before. Let’s hope it does so again.
Tenslotte wil ik hier nog even stilstaan bij het interview met Gunnar Heinsohn, de auteur van “Söhne und Weltmacht”, in Knack. Heinsohn stelt dat fanatisme niet gevoed wordt door armoede, onrecht of religie, maar door “een overschot aan goedgevoede jongemannen”, de “youth bulge” volgens Heinsohn waarbij meer dan 20% van de bevolking jonger is dan 30 en ouder dan 15: zeg maar gerust de “overtollige zonen”. Heinsohn staaft zijn stelling met tal van historische voorbeelden. In Frankrijk verlopen de jaren 1920 ongezien rustig, terwijl in Italië en Duitsland overal rellen en straatoorlogen uitgevocht werden. Frankrijk had na WO-1, in tegenstelling tot Italië en Duitsland, geen overschot meer aan jongemannen.
De burgeroorlog van El Salavador vond plaats op een moment dat meer dan de helft van de lokale bevolking jonger was dan 30, en op een moment dat de opleidings- en voedingsgraad daar ongezien hoog was. Gewelddadigers zijn doorgaans dus geen armen of ondervoeden, maar juist opgeleide zonen met een volle maag en een allesverslindende manifesteringsdrang, net omdat er té veel jongemannen voor handen zijn in de samenleving. In Zuid-Amerika kenden de dictaturen enkel maar een opmars in tijden van “youth bulge” en zodra de demografische evolutie terugviel, viel ook het machtssysteem in duigen en werden de dictators ten val gebracht. Volgens Heinsohn schuilt daarin ook het Europese pacifisme: de jongeren bij ons zijn vaak enige zonen. Wij hebben hier immers geen jongerenbevolkingsoverschot.
Heinsohn wijst ook naar zijn theorie om het conflict in het Midden-Oosten beter te kunnen plaatsen. De Palestijnen kampen immers met zo’n “youth bulge”, met alle gevolgen vandien. De laatste zestig jaar is de Palestijnse bevolking met factor zeven toegenomen, en het percentage jongeren in Palestina ligt bijna dubbel zo hoog als in Israël. En cynisch genoeg worden 90% van de Palestijnse jongeren onderhouden met Europees geld. De EU financiert zonder nadenken via haar ontwikkelingsprogramma’s een groeiend legioen jonge vechtersbazen. Volgens Heinsohn is het eigenlijk de EU die met haar hulp het conflict in het Midden-Oosten in stand houdt. En ook de Europese keuze voor “soft power” zou ingegeven zijn door demografische factoren, en door niets anders.
Het was gisteren weer even wennen: de overal opkomende multicultuur die geen enkele oude waarheid spaart. Niet enkel werd ik op de luchthaven van Heathrow gecontroleerd door een moslima mét hoofddoek, alsof er geen vuiltje aan de lucht was dat zij in West-Europa vrij en ongestoord haar islamding kon doen, maar moest ik tijdens mijn American Airlines-vlucht ook voortdurend Spaanse aankondigingen verduren, zowel via de intercom, de films als de papieren informatie, wat toch vreemd is voor een vlucht tussen twee oeroude Engelstalige landen, die allebei trouwens nog geacht worden daar crimineel trots op te zijn ook, en die uitgevoerd werd door een Amerikaanse carrier die trots de "bald eagle" als logo voert.
De avondvlucht Londen-New York diende daarenboven kennelijk ook vooral om massa’s Arabische passagiers - die doorgaans in de namiddag op Heathrow stranden - naar de VS te transporteren want meer dan de helft van mijn medepassagiers waren Arabieren, inclusief vrouwen in hidjab en ander fraais. Als kers op de taart diende de Boeing 777 waarschijnlijk ook voor transpacifische vluchten want alle veiligheidsvoorschriften en bordjes op het vliegtuig waren eveneens in Chinese (of Japanse, of Koreaanse) tekens gespeld, wat het surrealisme van deze vlucht nog verder onderstreepte.
En ik die dacht dat Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen prat zouden gaan op de verdere proliferatie van het Engels als lingua franca, of dat de luchtvaart één van de weinige domeinen was waar het Engels triomfeerde? Quod non, dus.
Eén voordeel hieraan: de "border protection" controle op JFK. Kennelijk hadden zij op deze Arabische vlucht andere katten te geselen dan het lastigvallen van een eenzame Belgische student, of hadden zij genoeg aan mijn ondervraging van eind juni laatstleden, want ik moest ditmaal geen enkele vraag beantwoorden. Mijn paspoort werd gewoon afgestempeld, meer niet. Het was lang geleden dat "welcome to the United States, sir" niet gepaard ging met een seksueel intimiderende fouillering of arrogant kruisverhoor over de andere visa, stempels en transitpassen in mijn paspoort...
Dit is geen aanval op de multiculturele samenleving of de globalisering, maar gewoon de vaststelling van een bepaalde evolutie die nu nog volstrekt ongevaarlijk kan lijken in maatschappelijke domeinen zoals de luchtvaart en het toerisme, maar op termijn de grondslagen van onze West-Europese manier van leven kan aantasten, van zodra deze evolutie zich ook in andere, meer fundamentele, maatschappelijke domeinen voltrekt.
Van de Nederlandse journalist Martin Bril verscheen vóór enkele maanden een boekje over Napoleon: De kleine keizer, verslag van een passie. Ik bezit het niet, maar recensente Alexandra De Vosbesprak het vrijdag in De Standaard. Het was een onderhoudend werkje, vol interessante weetjes over de keizer. Gunstige recensie dus, al kwam er één zinnetje in voor dat mij wellicht zal beletten om het boekje van Bril te kopen.
Schrijven kon de kleine keizer ook, en wel zo goed dat Stendhal elke dag een uurtje las in de Code civil voor hij zich aan zijn literaire arbeid zette. 'Een wonder van droge, maar toch elegante formuleerkunst', noemt Bril Napoleons burgerlijk wetboek.
Nu kwam toevallig deze gewoonte van Stendhal nog ter sprake net hieronder, en of Bril ook echt schrijft dat Stendhal elke dag een uurtje las in de Code Civil, valt uit de recensie van De Vos niet goed op te maken, maar ik hoop voor hem van niet want Stendhal zelf vertelt het anders:
“Je ne vois qu’une règle: le style ne saurait être trop clair, trop simple […]. J’ai horreur de la phrase à la Chateaubriand. […] En composant la Chartreuse, pour prendre le ton, je lisais de temps en temps quelques pages du Code civil”. Hij nam eerst zijn medicamenten, merkte iemand hier geestig op – Flaubert meen ik.
Zoals het in De Standaard staat echter, en misschien ook bij Bril, hebben wij dus te maken met de gewone journalistieke stijlfiguur der hyperbool. Maar ook afgezien van die kwalijke gewoonte van het aandikken, is de mededeling over Stendhal enNapoleon simpelweg niet op haar plaats. Het is natuurlijk verleidelijk om te denken van wél, maar net zoals naar alle waarschijnlijkheid die andere veldheer, koning David, niét de Psalmen heeft geschreven die naar hem zijn genoemd, zo heeft Napoleon – en dat weten we met zekerheid – niét de Code Civil des Français geschreven. Wel gaf hij opdracht daartoe, en was hij sterk begaan met het project, maar de redactie was van Jean-Jacques-Régis de Cambacérès, duc de Parme, die een vierkoppige commissie van juristen leidde, bestaande uit François-Denis Tronchet, Jean-Etienne-Marie Portalis, Félix-Julien-Jean, comte Bigot de Préameneu en Jacques, marquis de Maleville.
Maar dat Napoleon echt kon schrijven, staat inderdaad buiten kijf: zijn militaire teksten en toespraken waren zó sterk, dat de geschiedschrijver (en Frans president) Adolphe Thiers van hem zei: Singulière destinée de cet homme prodigieux, le plus grand écrivain de son temps, tandis qu'il en était le plus grand capitaine, le plus grand législateur, le plus grand administrateur! La nation lui ayant, dans un jour de fatigue, abandonné le soin de vouloir, d'ordonner, de penser pour tous, lui avait en quelque sorte, par le même privilège, concédé le don de parler, d'écrire mieux que tous.(Histoire du Consulat et de l'Empire, 1845-62, volume 2, pp.451-2). Ik vond deze verwijzing in het werkje dat hiernaast staat afgebeeld. Sainte-Beuve was al even enthousiast. Hij maakt de vergelijking met BlaisePascal, en zegt: “Napoléon, quand il écrit, est la simplicité même [...]. Il a l'à-propos grandiose [...] [du] grand style du moderne César, à ce style où dominent dans une forme brève la pensée et la volonté (imperatoria brevitas), et où l'imagination se fait jour par éclairs”.
In zijn jonge jaren schreef Napoleon, naast enkele verhandelingen over het geluk en de liefde, ook nog een heel kort, half autobiografisch liefdeshistorietje, Clisson et Eugénie, maar of Stendhal dat als voorbeeld zou hebben genomen betwijfel ik, want het is een pastorale vertelling die nog sterk XVIIIde E.'s aandoet, met meisjes aux dents d'ivoire, die handen hebben où le bleuté des veines contrastait avec la blancheur de la peau. De jonge generaal schreef het nadat zijn relatie met zekere schone Eugénie Désirée Clary was afgekoeld. De protagonist Clisson, “né pour la guerre”, komt om het leven: [Clisson] en toute diligence se mit à la tête d'un escadron, se jeta tête baissée dans la mêlée, là qu'il vit la victoire décidée, et il expira percé de mille coups. Hij zocht op aarde het geluk, maar vond slechts de glorie, schrijft de toekomstige keizer.
Émilie Barthet en Peter Hicks gaven bij Fayard de tekst van zijn manuscript prachtig uit, definitief mag men zeggen, en het manuscript zelf is hier te zien. .
Via de laatste nieuwsbrief van de “Atlas Economic Research Foundation” kreeg ik twee nieuwtjes te horen over de libertarische beweging, die ik jullie hier zeker niet wil onthouden. De “Foundation for Economic Education” krijgt een nieuwe voorzitter en het Britse “Adam Smith Institute” mocht op 4 juli laatstleden het allereerste monument voor Adam Smith in de wereld onthullen. De auteur van “The Wealth of Nations” kreeg zijn monument in Edinburgh.
Het standbeeld voor de grondlegger van het klassieke liberalisme werd integraal betaald door het ASI via private fondsen en vrije giften. Ook de Britse premier Gordon Brown, nochtans officieel een sociaal-democraat en derdeweg-adept, was present op de onthulling van dit standbeeld. Browns aanwezigheid bewees in de hoofden van velen dat “New Labour” vandaag de dag wel degelijk in de vrije markt gelooft en volledig gebroken heeft met haar protectionistisch vakbondenverleden. Het Verenigd Koninkrijk is en blijft in mijn ogen de enige plek in West-Europa waar de “battle of ideas” onder impuls van Margaret Thacher en anderen wel degelijk definitief beslecht is in het voordeel van de vrije markt.
Eamonn Butler, de voorzitter van het “Adam Smith Institute”, verwoordde de nalatenschap van Adam Smith als volgt:
This honour is long overdue. As author of The Wealth of Nations (1776), Adam Smith was the pioneer of what today we call economics. He championed the benefits of specialization and free trade, creating the very idea of the modern market economy that dominates the free world today.
En de ASI-website beschrijft het standbeeld als volgt:
The monument, which takes the form of a 10-foot bronze statue on a massive stone plinth, sits on Edinburgh's Royal Mile - right in the heart of Scotland's capital city, where Adam Smith worked and died. The statue was created by Alexander Stoddart, Scotland's leading monumental sculptor, and was unveiled by Nobel Laureate Economist Professor Vernon L. Smith. The statue's position - in an ancient marketplace - could hardly be more appropriate. The monument is within view of the recent statue of Smith’s friend David Hume, looking downhill to the Canongate (where Smith is lived and is buried), towards the harbour of Leith (with its connotations of trade and commerce), and over the sea to the county of Fife, where Smith was born. The Statue shows Smith in later life - he spent his last years in Edinburgh - but still strong. Behind him is a plough, modelled from a contemporary plough in the Scottish Farming Museum, reminding us of the agrarian economics which Smith supplanted. Before him is a beehive, a symbol of the industry on which he believed progress was based. On top is a globe on which Smith rests his hand - made invisible by his academic gown. The gown itself reminds us of Smith the philosopher, exploring eternal ideas; and behind, St. Giles’s Cathedral completes the evocation. From the other side, we see Smith’s 18thC dress, with the City Chambers beyond, reminding us of Smith the economist, dealing with practical matters. His neckware is modelled on that worn by Thomas Jefferson, his wig is based on one of George Washington’s - recalling Smith’s strong support for free trade with America.
De aanstelling van de nieuwe FEE-voorzitter gebeurde met minder tierlanteintjes, maar kwam bij mij wel als de grootste verrassing van de twee aan. Amper twee weken geleden had ik immers in Toronto nog het genoegen om een speech van Richard Ebeling te horen op een conferentie van het “Fraser Institute” en toen was er van een eventuele nieuwe voorzitter nog totaal geen sprake. Het Atlas-nieuwsbericht specifieerde wel niet wanneer Ebeling als voorzitter zou opstappen, maar toch kwam het bij mij aan als een donderslag bij heldere hemel. Of Ebelings termijn gewoon afloopt, hij vrijwillig opstapt, of hij tot ontslag gedwongen werd, weet ik niet, maar zijn vertrek betekent toch een aderlating voor het radicale economische libertarisme waarvan hij één van de belangrijkste woordvoerders was. Ebelings vertrek als FEE-voorzitter heeft volgens mij dezelfde impact als het overlijden van Harry Browne enkele jaren geleden, niet per toeval de LP-presidentskandidaat die meermaals vergeefs beroep deed op Ebeling als vice-presidentskandidaat.
Nu ken ik Ebelings opvolger niet, toch ga ik ervan uit dat ’s werelds oudste libertarische denktank een zo waardig mogelijk vervanger gezocht én gevonden zal hebben. Larry Reed is zijn naam, en de laatste jaren leidde hij een lokale vrijemarktdenktank in Midland (Texas) onder de naam “Mackinac Center for Public Policy”. Nu zaterdag vertrek ik terug naar de Verenigde Staten om er de “Freedom University” van de FEE bij te wonen in Irvington-upon-Hudson, New York. Ik hoop er alvast met deze Larry Reed kennis te kunnen maken en ik hoop er natuurlijk ook te weten te komen hoe het met Richard Ebeling vergaan is. Afspraak dus op deze blog voor een gedetailleerd verslag binnen enkele weken.
Bovenstaande campagneclip van de Republikeinse presidentskandidaat John McCain toont akelig aan hoe de Amerikaanse media valt voor Barack Obama. Onbegrijpelijk hoe ervaren journalisten zich zo kunnen laten zot maken door een politicus.
Stel u voor dat het met iemand anders gebeurd zou zijn. Er zou een tsunami van protest over het Westen rollen. Het ganse bestel zou op zijn grondvesten daveren. Een man werd gearresteerd en opgesloten op basis van een niet-gespecifieerde aanklacht. Een man werd overgeleverd aan de willekeur van een dubieuze rechtbank die maar over een twijfelachtig gezag en dito bevoegdheid beschikt. Een man bracht vijf jaar van zijn leven door in eenzame opsluiting. Wanneer hij aan de rechtbank toestemming vraagt om een hartspecialist te mogen bezoeken, willigt de rechtbank deze vraag niet in. Twee weken later sterft de man in de gevangenis aan een hartkwaal. En de man is nog niet eens door de rechtbank schuldig bevonden. Hij is dus dood, hoewel nog steeds onschuldig.
Stel u voor dat deze man bijvoorbeeld een terreurgevangene in Guantanamo Bay geweest zou zijn. Overal in de wereld zouden er betogingen en protestmarsen georganiseerd worden. Er zouden overal parlementaire vragen gesteld worden. Regeringen zouden aan het wankelen gebracht worden. Hysterische lezersbrieven en opiniestukken zouden de media overspoelen. De Morgen zou wekenlang over niets anders meer berichten dan over deze schanddaad. Maar omdat het hier niet ging om een Guantanamo-gevangene, maar om Slobodan Milosevic was er geen haan die ernaar kraaide. Milosevic werd begraven, zonder tranen, zonder hysterie, zonder eer en zonder lof.
Misschien allemaal inderdaad wel terecht vanuit een puur menselijk oogpunt, maar tegelijkertijd zo bedweterig, zelfingenomen, bescheten en oneerlijk. Zoals de befaamde ogen-openende auteur John Laughland openbaart in zijn laatste boek, is het "Internationaal Strafhof voor Joegoslavië" in Den Haag een "walgelijke travestie". Ik zou het een inquisitiehof willen noemen, ware het niet dat kangoeroe-rechtbanken en inquisitiehoven ten minste snel en goedkoop zijn. Het Joegoslaviëtribunaal werkt zéér traag, zéér ontspannend, zéér gerelaxed en zéér comfortabel. Dat mag ook wel met een jaarlijks werkingsbudget van bijna 200 miljoen euro.
Voorstanders van deze groeiende internationale justitie stellen dat de soevereiniteit van de onafhankelijke staten geen excuus kan zijn om tirannen en massamoordenaars immuun te maken voor strafrechterlijke vervolging. Het probleem met deze redenering is echter dat hun oplossing nog véél erger is dan het probleem zelf. Ja, inderdaad. Er zijn in de wereld nog steeds authoritaire regimes, tenminste als we die definiëren als landen waar de leiders geen verantwoording verschuldigd zijn aan hun burgers? Ja, inderdaad. Er zijn nog steeds wantoestanden in de wereld. Ja, inderdaad. Massamoordenaars glippen nog steeds maar al te vaak door de mazen van het net. Maar internationale rechtbanken kunnen - door hun eigenste natuur - nooit geïmplementeerd worden in het democratische proces, en dat maakt van dit soort tribunalen échte vaudevilles, en van eventuele veroordelingen échte Pyrusoverwinningen.
Begrijp me niet verkeerd. Ik ontken zeker niet dat Slobodan Milosevic waarschijnlijk zeer veel bloed aan zijn handen heeft, maar dat is in mijn liberale ogen geen reden om zijn rechten in te perken, en om hem de menselijke behandeling te ontzeggen waarop alle mensen in de wereld aanspraak moeten kunnen maken volgens het handvest van net die organisatie die Milosevic alles ontzegd heeft. De VN blijft één grote irreële grap, en het Joegoslaviëtribunaal bewijst dat nogmaals. Hoe kunnen de Verenigde Naties overal in de wereld landen berispen wegens vermeende schendingen van de mensenrechten als het zelf beschuldigden laat creperen in zijn eigen cellen?”
Tot zover een artikel van mij uit de oude doos over het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag en de recente berechting/lynching van Slobodan Milosovic. Gisteren kon de VN met de arrestatie van Radovan Karadzic een nieuw hoofdstuk beginnen schrijven over haar eigen superieure én onfeilbare justitiesystemen. Laat me niet lachen!
Misschien stellen sommigen onder jullie vragen bij deze blogpost van mij, en kunnen jullie niet vatten waarom ik de verdediging van Milosevic op mij genomen heb, maar dan gaan jullie voorbij aan de werkelijke reden van dit schrijven. Ik ontken immers niet dat Milosevic, of Karadzic, of Mladic, of welke -ic dan ook, gigantisch veel bloed aan zijn handen heeft, maar in mijn ogen valt de beschavingsgraad van een land te meten aan hoe het met zijn misdadigers omgaat.
Milosevic had niet door vreemde bureaucraten berecht moeten worden, maar door zijn eigen burgers. Net zoals Karadzic vandaag. Hij werkte als doctor onder de ogen van jan en alleman in Belgrado. Iedereen wist waar Karadzic was, maar toch duurde het pas tot vandaag, enkele weken na de nieuw gevormde pro-Europese regeringscoalitie, voordat de Servische autoriteiten hem oppakten.
De échte reden voor zijn arrestatie is niet zozeer ingegeven door een eigen authentiek gevoel van rechtvaardigheid, maar door plat politiek opportunisme. Nu de toetreding van Servië tot de Europese Unie voor de deur staat, kan de nieuwe Eurofiele regering van Servië het niet meer maken om massamoordenaars als Karadzic vrij te laten rondlopen. Het behagen van Brussel is de énige achterliggende reden om Karadzic te vangen, en dat is naar mijn bescheiden mening een totale travestie van al waarvoor het Westen pretendeert te staan.
Opnieuw zeg ik jullie: Karadzic had in Servië zelf berecht moeten worden door Servische rechters, en niet in Den Haag door een schare internationale bureaucraten. Als Servië geacht wordt een democratische rechtsstaat te zijn, en Servië wordt zo geacht want anders maken ze geen kans op EU-toetreding, dan hadden ze gerust zelf de eigen massaslachters kunnen berechten.
De Verenigde Naties hebben de nationale soevereiniteit inzake justitie van alle landen drastisch aan banden gelegd. En ik ben het daar niet met eens. Lokale gevoeligheden zijn in mijn ogen even belangrijk als hoogdravende internationale teksten, en net daarom kan ik het tribunaal in Den Haag en al haar uitspraken, hoe feitelijk juist ze ook mogen zijn, niet aanvaarden. De VN is opgestart als een praatbarak en moet ook als dusdanig geconserveerd worden.
De arrestatie van Karadzic en zijn uitlevering aan het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag gebeurt trouwens in dezelfde week als die andere VN-kangaroerechtbank in Den Haag, het "Internationaal Strafhof", haar allereerste proces begon tegen de Soedanese dictator Omar Al-Bashir. Bashir is zeker geen heilige, en hij verdient inderdaad een zware sanctie voor schuldig verzuim tijdens de Darfoergenocide, of zelfs voor het actief aanzetten daartoe, maar opnieuw is dat geen taak voor de VN, maar voor de getroffen burgers.
In vele opzichten was het Saddamproces in Irak véél aanvaardbaarder voor mij dan de VN-quango's in Nederland. Welk door Bashir aangericht leed hebben Schotse of Braziliaanse rechters en aanklagers doorstaan dat zij Bashir mogen berechten? En welk Pools of Keniaans dorp werd uitgemoord door Karadzic? Of welke Indische of Nieuw-Zeelandse provincie werd door Milosevic etnisch gezuiverd?
Als Obama president wordt, hoop ik van harte dat hij aan tenminste één kerneigenschap van de Amerikaanse vrijheidstraditie niet zal raken: het primaat van de nationale rechtsorde op al wat internationaal opgelegd wordt. Westerse landen zijn vrije en democratische rechtsstaten. Wij hebben van de corrupte en machtsgeile VN-bende dan ook niets te leren.
Tenslotte zou ik hier ook nog even een recent opiniestuk van Daniel Hannan op zijn weblog willen overnemen over de start van het VN-proces tegen de Soedanese leider Omar Al-Bashir met de alleszeggende titel “UN courts are a threat to democracy!”:
A fearful blow has been struck against national sovereignty. The International Criminal Court has launched a prosecution against a head of state - a state, moreover, that has not signed the ICC treaty. International human rights apparatchiks are enjoying the warm glow of self-righteousness; but they have just made the world a darker and more dangerous place. Don't get me wrong: the man they have arraigned, Omar al-Bashir, is an unutterable swine. Having seized power in a military putsch, he has maintained himself in office by displacing and terrorising millions of his citizens. Some 300,000 Sudanese are estimated to have been killed in his civil wars and, while the government does not bear sole responsibility for each of those deaths, it must be reckoned the worst offender.
How, then, could I possibly object to bringing such a monster to trial? If the defunct Sudanese legal system can't deal with him, shouldn't someone else? Well, maybe: but this will mean conquering Sudan. Bashir is the head of state, the supreme repository and exemplar of Sudanese sovereignty. Indicting him amounts to a declaration of war. Now there may well be an argument for military intervention in Sudan. Quite apart from having presided over the genocidal purges in Darfur, Bashir has given the rest of the world ample cross-border provocation. He turned his country into a base for terrorists of every stripe: the Ugandan child-kidnappers of the Lord's Resistance Army, Carlos the Jackal, even Osama bin Laden. I'm not a big fan of invading other countries but, if we're going to pick on one, Sudan is a pretty good candidate.
Except that the international community is emphatically not proposing an invasion. The prosecution is a narcissistic act, intended to make liberal internationalists feel superior and to bolster the ICC's damaged reputation (its first case, against a Congolese militia leader, has just collapsed) rather than to ameliorate the lot of the Sudanese. Declaring war without meaning to wage it - which is what the indictment means - will simply deter the ghastly Khartoum regime from reaching any kind of accommodation with its opponents. Rather like an insistence on unconditional surrender, the prosecution will serve chiefly to make the autocrats more determined.
That's the problem with these international law codes. By definition, the only countries on which they have any effect are democracies: tyrants simply ignore them. For the sake of being rude about Bashir - without any practical consequences - the ICC will substantively and genuinely diminish the sovereignty of free nations. And if, in some weird parallel universe, Bashir were somehow brought to trial, the trial would be a travesty. We know this, because all political trials are travesties.
By coincidence, I am in the middle of a stupendous book: "A History of Political Trials" from Charles I to Saddam Hussein by John Laughland. The cases he charts are all, more or less, appalling: they involved retroactive jurisdiction, specially convened tribunals and an utter disregard for what ought to be the basis of the rule of law, namely the principle that laws should apply indiscriminately. Due process was subordinated to a pre-ordained result, and all context was removed to ensure a guilty verdict. As Laughland puts it, "one often has the same disturbing impression that one would have of a description of one man beating another unconscious which omitted to mention that the acts occurred during a boxing match".
Of all the cases that Laughland examines - Louis XVI, Pétain, Quisling, Honecker, Milošević and many more - not one ended in an acquittal. The sentence had been decided before legal proceedings began. This is not to say that the defendants weren't guilty. Some of the leaders Laughland describes were every bit as awful as Bashir. But while they may have got what they deserved morally, they didn't get what they deserved legally. Bad men - perhaps bad men especially - none the less deserve justice. When they don't get it, it is the rest of us who are diminished.
Of vandaag nog over het aankomende VN-proces tegen Radovan Karadzic: "The Radovan Karadzic Trial Will Be A Travesty".
Now the travesty begins. The loathsome Radovan Karadžić will be vacu-suctioned off to The Hague to face a court that violates every norm of jurisprudence. A court that admits hearsay evidence, that changes its own rules of procedure as it goes along, that repeatedly contradicts itself. A court, indeed, set up specifically to target certain individuals, in breach of the oldest of all legal precepts, namely that the law should apply indiscriminately to everyone.
All these flaws and more were on display during the Milošević trial. As Anthony Daniels wrote: "The International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia in The Hague was little more than a kangaroo court, though without the very real advantages of that kind of legal establishment, namely speed and economy." The court worked its leisurely way through a budget of around $200 million, and had still not reached its point before both the judge and the defendant were dead.
(...)
David Miliband said yesterday that the hand-over of Karadžić would ease Belgrade's relations with the West, and that the arrest established Serbia's democratic credentials. Precisely the opposite is true. Serbia's democratic credentials will be established when a man like Karadžić can get justice there. Putting him on trial in Belgrade might force some of the more bone-headed Serbian irrreconcilables to confront what was done in their name. Whisking him off to The Hague serves no one's interests - except, of course, the handsomely remunerated and growing corpus of international human rights lawyers.
Vandaag ervaar ik opnieuw een grote dichotomie tussen de berichtgeving in de Verenigde Staten en die in ons eigen land. Niet enkel inzake de arrestatie van Radovan Karadzic (zie later), maar vooral inzake de politieke gekleurdheid van de traditionele media en het latente gebrek aan diepgaande ideologisch geïnspireerde discussies, gaapt er een enorme kloof tussen de ronduit subjectieve aanpak in Europa en de (ietwat) objectievere toestand in de Verenigde Staten. Op de Amerikaanse TV-stations kan men vandaag niet enkel een aantal nuancerende geluiden horen ten overstaande Karadzic (in Europa nergens), maar ook de McCain-NYT-heisa krijgt er enorm veel persaandacht.
In de VS is de weigering van de “New York Times” (bekend voor zijn linkse berichtgeving én onverwijlde steun aan Barack Obama, en ondanks deze duidelijke “bias” toch één van de belangrijkste nieuwsbronnen voor de eigen Europese media, maar dit geheel terzijde natuurlijk) om een opiniestuk van John McCain te publiceren, een belangrijk thema onder de “pundits” in de verschillende talkshows vandaag. Bij ons heerst volledige radiostilte. In Europa vinden we het immers normaal dat dit soort praktijken gebeuren, zeker ten aanzien van “fascisten” als Filip Dewinter of andere VB-mandatarissen, en kraait er al lang geen haan meer naar. In de VS is deze vorm van censuur echter veel minder aanvaard.
Ik begrijp de beslissing van de NYT-redactie om McCains vrije tribune te weigeren niet. In de NYT van gisteren mocht Barack Obama wel een vrije tribune wijden aan zijn wedervaren in (de zwaarbewaakte kazernes van) Irak en Aghanistan, respectievelijk zijn tweede en eerste bezoek aan die landen, en aan zijn beleidsplannen over de toekomst van Amerikaanse overzeese interventies. Het opiniestuk van John McCain was dan ook in de eerste plaats een “recht van antwoord” op de vermeende leugens en naïviteit die Obama eerder wel vrij ten toon mocht spreiden in die New Yorkse kwaliteitskrant.
Volgens McCain is dit het ultieme bewijs voor de uitgesproken voorkeur van de NYT voor Obama, en ik kan hem daar eigenlijk niet eens ongelijk in geven. Buiten eigen politieke voorkeuren zie ik geen enkele objectieve rechtvaardiging voor deze beslissing. John McCain is de presidentskandidaat van één van de twee grootste politieke partijen in de VS, zijn opiniestuk gaat over een thema waarin hij een gigantische expertise heeft, én zijn belangrijkste politieke tegenstander kreeg een dag eerder in de NYT wel een opiniestuk gepubliceerd. En ook al wordt de NYT-redactie misschien integraal bemand door linksmensen, ik kan moeilijk geloven dat de lezers van de NYT niet geïnteresseerd zouden zijn in McCains kijk op deze zaak.
Via de website van “Fox News” (wie anders?) kon ik het bewuste opiniestuk van John McCain terugvinden. Het ging als volgt:
In January 2007, when General David Petraeus took command in Iraq, he called the situation “hard” but not “hopeless.” Today, 18 months later, violence has fallen by up to 80 percent to the lowest levels in four years, and Sunni and Shiite terrorists are reeling from a string of defeats. The situation now is full of hope, but considerable hard work remains to consolidate our fragile gains. Progress has been due primarily to an increase in the number of troops and a change in their strategy. I was an early advocate of the surge at a time when it had few supporters in Washington. Senator Barack Obama was an equally vocal opponent. “I am not persuaded that 20,000 additional troops in Iraq is going to solve the sectarian violence there,” he said on January 10, 2007. “In fact, I think it will do the reverse.”
Now Senator Obama has been forced to acknowledge that “our troops have performed brilliantly in lowering the level of violence.” But he still denies that any political progress has resulted. Perhaps he is unaware that the U.S. Embassy in Baghdad has recently certified that, as one news article put it, “Iraq has met all but three of 18 original benchmarks set by Congress last year to measure security, political and economic progress.” Even more heartening has been progress that’s not measured by the benchmarks. More than 90,000 Iraqis, many of them Sunnis who once fought against the government, have signed up as Sons of Iraq to fight against the terrorists. Nor do they measure Prime Minister Nouri al Maliki’s new-found willingness to crack down on Shiite extremists in Basra and Sadr City - actions that have done much to dispel suspicions of sectarianism.
The success of the surge has not changed Senator Obama’s determination to pull out all of our combat troops. All that has changed is his rationale. In a New York Times op-ed and a speech this week, he offered his “plan for Iraq” in advance of his first “fact finding” trip to that country in more than three years. It consisted of the same old proposal to pull all of our troops out within 16 months. In 2007 he wanted to withdraw because he thought the war was lost. If we had taken his advice, it would have been. Now he wants to withdraw because he thinks Iraqis no longer need our assistance. To make this point, he mangles the evidence. He makes it sound as if Prime Minister Maliki has endorsed the Obama timetable, when all he has said is that he would like a plan for the eventual withdrawal of U.S. troops at some unspecified point in the future.
Senator Obama is also misleading on the Iraqi military’s readiness. The Iraqi Army will be equipped and trained by the middle of next year, but this does not, as Senator Obama suggests, mean that they will then be ready to secure their country without a good deal of help. The Iraqi Air Force, for one, still lags behind, and no modern army can operate without air cover. The Iraqis are also still learning how to conduct planning, logistics, command and control, communications, and other complicated functions needed to support frontline troops. No one favors a permanent U.S. presence, as Senator Obama charges. A partial withdrawal has already occurred with the departure of five “surge” brigades, and more withdrawals can take place as the security situation improves. As we draw down in Iraq, we can beef up our presence on other battlefields, such as Afghanistan, without fear of leaving a failed state behind. I have said that I expect to welcome home most of our troops from Iraq by the end of my first term in office, in 2013.
But I have also said that any draw-downs must be based on a realistic assessment of conditions on the ground, not on an artificial timetable crafted for domestic political reasons. This is the crux of my disagreement with Senator Obama. Senator Obama has said that he would consult our commanders on the ground and Iraqi leaders, but he did no such thing before releasing his “plan for Iraq.” Perhaps that’s because he doesn’t want to hear what they have to say. During the course of eight visits to Iraq, I have heard many times from our troops what Major General Jeffrey Hammond, commander of coalition forces in Baghdad, recently said: that leaving based on a timetable would be “very dangerous.”
The danger is that extremists supported by Al Qaeda and Iran could stage a comeback, as they have in the past when we’ve had too few troops in Iraq. Senator Obama seems to have learned nothing from recent history. I find it ironic that he is emulating the worst mistake of the Bush administration by waving the “Mission Accomplished” banner prematurely. I am also dismayed that he never talks about winning the war - only of ending it. But if we don’t win the war, our enemies will. A triumph for the terrorists would be a disaster for us. That is something I will not allow to happen as president. Instead I will continue implementing a proven counterinsurgency strategy not only in Iraq but also in Afghanistan with the goal of creating stable, secure, self-sustaining democratic allies.
Kan iemand mij eens zeggen waarom Google vandaag uitpakt met de Belgische driekleur in haar logo? Wil Google hiermee een Belgicistisch statement maken, of weten zij echt niet beter?
Zijn de programmeurs van Google misschien de enige personen op deze aardkloot die de laatste maanden niets over de interne Belgische problemen en gevoeligheden gelezen of gehoord hebben?
En waarom moest koning Albert II per se zijn heilige broer Boudewijn ophemelen in zijn 21-julispeech als "visionair"?
Een volk krijgt de leiders en koningen die het verdient! Happy birthday Belgium! En aan alle lezers: prettige "nationale" feestdag!
Enkele persoonlijke bedenkingen bij de recente actualiteit. Bis.
1. De laatste dagen staat de Europese Unie opnieuw in het middelpunt van de belangstelling, althans toch in de Engelse en internationale pers, want onze vaderlandse media blinken andermaal uit in een chronische desinteresse voor alles wat er in Brussels D.C. misgaat. Niet enkel keurden Spanje en Vlaanderen het Verdrag van Lissabon zonder enig debat goed, zonder ook maar een minimum aan inlevingsvermogen in de uitkomst van het Ierse referendum aan de dag te leggen, maar ook de Polen gingen overstag. De Eurosceptische president Kaczynski weigerde immers om het geratificeerde verdrag te ondertekenen, net zoals zijn Tsjechische tegenhanger Klaus, maar na een privé-onderhoud met Nicolas Sarkozy en diens belofte om (nog) meer EU-geld in Polen te injecteren, draaide Kaczynski zijn kazak. En ook tegenover Tsjechië is Sarkozy, de moderne Napoleon, bezig met een charmeoffensief om de Eurosceptische meerderheidspartij Obcanska achter Lissabon te krijgen. Ook Tsjechië, dat vorige week trouwens definitief groen licht gaf aan de VS voor de bouw van radarinstallaties, zal waarschijnlijk door Sarkozy met ons belastinggeld afgekocht worden. In Vlaanderen bewees Lijst Dedecker geen haar beter te zijn dan de andere Eurofiele partijen: enkel het Vlaams Belang stemde tegen het Verdrag van Lissabon!
2. De Raad van Europa hield hoorzittingen over het recht op privacy in de internetsfeer en mijn voormalige Naamse rechtenprofessor Yves Poullet, momenteel de directeur van het “Centre de Recherche Informatique et Droit” (CRID), was één van de sprekers van dienst, aldus het universitaire magazine “Libre Cours”.
Professor Poullet is geen tegenstander van “profilage”, het verzamelen en bewaren van relevante data van internetgebruikers door o.a. zoekrobotten in het kader van gerichte reclame e.a., maar wil wel duidelijke regels over wat mogelijk is, wie deze informatie kan inkijken en waarvoor deze allemaal gebruikt kan worden. Hij hekelde o.a. een recent voorval in Frankrijk waarbij een persoon informatie vroeg aan een vastgoedmakelaar omtrent een te koop aangeboden pand en deze dit weigerde op grond van internetdata waaruit bleek dat de persoon die de informatie vroeg waarschijnlijk financieel niet in staat geweest zou zijn het pand ook effectief aan te kopen. Achteraf bleek hij wel over de fondsen te beschikken.
Poullet vreest het begin van een “slippery slope” waarbij tal van diensten op termijn aan bepaalde personen geweigerd zullen worden op basis van hun internetdata, met alle nefaste gevolgen van dien. Poullet vreest ook het primaat van collectieve benaderingen boven een individuele approach als gevolg van deze internetprofilering. Tal van landen hebben wel eigen wetgevingen, maar de loopholes schijnen enkel via een globale aanpak het hoofd geboden kunnen worden.
3. De Europese Unie keurde niet enkel een rapport goed dat haar interne reglement grondig wijzigde en de vorming van fracties nog verder bemoeilijkte, maar op termijn zouden ook de voordelen die aan fracties toegekend worden drastisch vergroot worden. De beweegreden achter deze wijziging is het onmogelijk maken voor (Britse) Eurosceptici om voortaan nog eigen fracties te vormen. Een aanzienlijk deel van de MEPs droomt trouwens ook al stiekem van publieke financiering van politieke partijen via de fracties, opnieuw om het Eurosceptische partijen moeilijker te maken.
In dezelfde periode pakte de Nederlandse krant “De Telegraaf” uit met twee verschillende berichten over de EU-financiën: eventuele overschotten op de begroting worden niet teruggestort naar de lidstaten of teruggeschonken aan de belastingbetalers, maar intern opgebruikt, ook al bestond er intern geen enkele noodzaak om extra uitgaven te doen, en de controle op de rijkelijke EU-giften aan ontwikkelingslanden is onbestaande. Dit laatste werd bewezen toen Paul Van Buitenen in het Europarlement aantoonde dat de Palestijnse Autoriteit EU-middelen doorgesluisd had naar Arabische terreurgroepen, en geen enkele bevoegde Eurocraat daar kennelijk weet van had. Als alle EU-middelen op eenzelfde controleloze wijze gealloceerd worden, is het einde echt wel zoek…
Daarboven wordt het rijtje EU-leiders die onomwonden beweren dat Lissabon, en de extra EU-budgetten, gewoon doorgevoerd moet worden, met de dag groter. Sarkozy was vorige week nog duidelijker: Ierland moet gewoon maar een tweede referendum houden.
4. Philippe Van den Abeele wijdde een artikel aan de Oostkantons en noemde hen “verwend” omdat zij minder dan 1% van de Belgen uitmaken, maar wel beschikken over alle instrumenten om hun eigenheid te bewaren en hun eigen politieke richting te bepalen. Ik begrijp zijn kritiek niet, zeker niet in dezelfde week als Daniel Hannan in “The Daily Telegraph” en “The First Post” een aantal columns schrijft over lokalisme, grotendeels gebaseerd op zijn eerdere artikelenreeks “The Localist Papers”. Ik ken de mening van Hannan niet over de Oostkantons maar als ik hun toestand bekijk in het licht van zijn teksten, is er geen vuiltje aan de lucht.
Ik ben geen democraat: de meerderheid heeft in mijn ogen geen enkele zeggenschap over de minderheid. Een minderheid, hoe groot of hoe klein ook, moet beschermd worden tegen de beslissingen van de meerderheid. Echte vrijheid erkent het individu als vrij wezen, en niet als onderdeel van een groep. Lokalisme is de staatsvorm die daar het dichtste toe neigt. Elk individu zijn eigen staat, is utopisch, maar een gedecentraliseerde “minimal state” is een realistische tegemoetkoming daaraan. Vandaar snap ik Van den Abeeles artikel niet. De echte vraag is immers niet “waarom beschikken de Oostkantons over al die rechten?” maar “waarom beschikken de Antwerpenaren, de Gentenaren, de Leuvenaren, de Brusselaars, de Hasselaars, de Bruggelingen, … niet over dezelfde prerogatieven?” Democratie zal lokalistisch zijn, of ze zal niet zijn!
5. Paul Beliën overtrof zichzelf weer in samenzweringsdenken en complottheorieën op “The Brussels Journal”. Volgens hem was Leterme-I maar voor één enkele reden in elkaar gebokst en dat was om het Verdrag van Lissabon te kunnen ratificeren: één van de weinige daden die Verhofstadts regering van lopende zaken niet kon stellen. Nu wil ik Beliëns schrijfsels niet allemaal over dezelfde kam scheren, want het gros ervan zijn pareltjes, vooral dan zijn regelmatige columns in “The Washington Times”, maar zijn laatste artikel getuigt van weinig realiteitszin. Verhofstadts interimregering kon dat verdrag immers evengoed ratificeren, dus was er geen nood aan een Leterme-I.
Maar dit laatste artikel van Beliën heeft bij mij ook nog een andere betekenis: het symboliseert de “achteruitgang” van “The Brussels Journal” - als ik over Vlaanderens meest gelezen internationale weblog in die termen mag spreken natuurlijk. Ik ben nog steeds een dagelijkse lezer van TBJ en geniet nog steeds van de “rechtse” artikels of citaten daar, maar als ik de inhoud én de kwaliteit van vandaag vergelijk met die van enkele jaren geleden toen ik voor de allereerste keer met TBJ kennismaakte, kom ik tot de constatatie dat TBJ aan het achteruitgaan is. Vroeger had je tenminste een evenwicht tussen economisch libertarische stukjes, Eurosceptische artikels, ethisch conservatieve tribunes en islamkritische teksten, en had de gemiddelde schrijver een volwaardige biografiepagina om u tegen te zeggen. Vandaag komen de teksten van nobele onbekenden en heeft de islamfobie de economische libertarische teksten verdreven.
Misschien is “achteruitgang” evenwel een verkeerd woord en zou ik beter over “versch(r)aling” spreken, maar dat er iets veranderd is bij "The Brussels Journal" kan niemand die de "Voice of Conservatism" blog al enige tijd volgt ontgaan zijn, of zie ik dat verkeerd?
Deze "Duly Noted" tekst is gebaseerd op de columns van George Handlery op "The Brussels Journal" die wekelijks ook de actualiteit bespreekt aan de hand van afzonderlijke analytische puntjes zonder homogeneïteit van de besproken onderwerpen na te streven.
Onlangs stemde het Europees Parlement in om de modaliteiten rond fractievorming vanaf de EU-verkiezingen van 2009 andermaal aan te passen, officieel om ITS-saga’s te vermijden, maar in de praktijk eveneens om Eurosceptische fracties uit het parlement te weren. Het minimum aantal MEP’s gaat fors omhoog, alsook het minimum aantal landen dat in een fractie vertegenwoordigd moet zijn, gekoppeld aan (een aanzet tot) publieke partijfinanciering via de fracties.
Dit filmpje toont ons de “debatten” in het Europees Parlement rond de voorstelling van het officiële rapport van Labour-MEP Richard Corbett. Let vooral op de interventies van mijn favoriet Europarlementslid Daniel Hannan die elke speech in het Europarlement afsluit met de woorden “Pactio Olisipiensis Censenda Est” ofwel “het Verdrag van Lissabon moet ter stemming aan het volk voorgelegd worden”, een verwijzing naar de magische woorden “Ceterum Censeo Cartaginem Delendam Esse” van Cato de Oudere. Ook Cato werd vaak beschimpt en uitgelachen voor deze vaste slotzin, maar ook hij haalde zijn slag thuis: uiteindelijk werd Carthago vernietigd! Hopelijk vergaat de EU hetzelfde lot, en liever vandaag dan morgen!
In een interview met Knack (25 juni) trachtte Rudy Demotte (PS) onlangs het “minderwaardigheidscomplex” van de Vlamingen te verklaren. Demotte zegde dat Vlaanderen “veel meer openheid aan de dag moet leggen”, maar verklaarde toch geschokt te zijn door het verkeerde beeld dat veel Franstaligen van Vlaanderen hebben: “Onlangs werd ik door Richard Miller (MR) in het parlement van de Franse Gemeenschap geïnterpelleerd met de vraag of het Frans toch niet per definitie een open taal is, die haast spontaan leidt tot een tolerante levenshouding, terwijl het Nederlands - die gesloten Germaanse taal! - per definitie een bekrompen wereldbeeld zou opleveren.”
Het interview met Demotte in Knack was mij ontgaan, en ik las dit paragraafje pas gisteren op de site van het Belang, onder de titel "Franse taal superieur?".
Het spreekt dat ik enthousiast ben over wat die Richard Miller daar vertelt, want de superioriteit van één taal over een andere mag dan geen nieuw onderwerp zijn – tenslotte keken ontwikkelde Romeinen al neer op mensen die geen Grieks spraken, en keken daarvoor de Grieken zelf al neer op wat barbaren brabbelden – het doet altijd plezier als een of andere simpele duif er weer zo fris mee uitpakt als hier Miller.
Wat ik me wel afvraag, is of die Miller niet het gevaar loopt extra in de gaten te worden gehouden door Jozef De Witte en zijn antiracismebrigade? Al kan de arme Jozef in dit geval Richard niet veel maken, want die is als parlementslid onschendbaar, en zijn onschendbaarheid heeft hij zelfs niet nodig aangezien zelfingenomenheid al volstaat om iemand van de buitenwereld af te schermen.
Maar om onder verstandige mensen verder te gaan: over de Franse taal had in zijn tijd ook de elegante Casanova een klein theorietje. Casanova is een Venitiaan zoals wij weten, maar hier spreekt hij over de Toscanen, en daarna over de Fransen met hun “open taal”. Voor de gesloten Germanen onder ons, laat ik een vertaling van eigen maaksel volgen (al erken ik in dit geval vanzelfsprekend de superioriteit van het Frans, en de ongetwijfeld sierlijker vertaling van Theo Kars heb ik niet bij de hand).
Je crois qu'un Toscan peut plus facilement écrire en beau langage poétique qu'un Italien d'une autre province, puisqu'il possède dès sa naissance la belle langue, et celle qu'on parle à Sienne est mignarde, plus abondante, plus gracieuse et plus énergétique de la florentine malgré qu'elle prétende la préférence, et qu'elle la possède effectivement à cause de sa pureté, qu'elle doit à son académie comme elle lui doit sa richesse, d'où vient que nous traitons les matières beaucoup plus éloquemment que les Français, ayant à notre choix une quantité de synonymes; tandis que difficilement on en trouverait une douzaine dans la langue de Voltaire, qui riait de ceux entre ses compatriotes qui disaient qu'il n'était pas vrai que la langue française fût pauvre puisqu'elle avait tous les mots qui lui étaient nécessaires. Celui qui n'a que ce qui lui est nécessaire est pauvre; et l'obstination de l'Académie Française à ne point vouloir adopter des mots étrangers ne démontre autre chose, sinon que l'orgueil va avec la pauvreté. Nous poursuivons à prendre des langues étrangères tous les mots qui nous plaisent; nous aimons à devenir toujours plus riches; nous trouvons même du plaisir à voler le pauvre: c'est le caractère du riche.
Jacques Casanova de Seingalt Histoire de ma vie suivie de textes inédits Volume 11 – Chapitre VII Édition présentée et établie par Francis Lacassin Éditions Robert Laffont, 1993, 2002, pp. 763-4
Ik geloof dat een Toscaan met meer gemak in een mooie poëtische taal kan schrijven dan een Italiaan van een andere provincie, omdat hij van bij zijn geboorte al beschikt over die sierlijke manier van spreken, en de taal die men in Siena spreekt is werkelijk schattig, en overvloediger, gracieuzer, energieker dan de Florentijnse, al eist deze de eerste plaats op en bezit zij die wel degelijk, ook vanwege haar puurheid, die ze aan haar Academie te danken heeft, net als haar rijkdom. Zo komt het, dat wij om het even welk onderwerp veel welsprekender behandelen dan de Fransen, wij hebben immers een overvloed van synoniemen ter beschikking; terwijl je er met moeite een dozijn zult aantreffen in de taal van Voltaire, die spotte met diegenen onder zijn landgenoten die zegden dat het niet waar was dat de Franse taal arm was, want bezat zij tenslotte niet alle woorden waar zij nood aan had? Hij die enkel bezit wat hij nodig heeft is arm. En de koppigheid van de Académie Française om geen vreemde woorden te willen adopteren, bewijst niets anders dan dat armoede haar eigen trots bezit. Wij gaan door met het inpikken uit vreemde talen van alle woorden die ons bevallen; wij zien graag hoe wij voortdurend rijker worden; zelfs vinden wij er plezier in om de arme te bestelen: zo zit de rijkaard ineen. .
Enkele persoonlijke bedenkingen bij de recente actualiteit.
1. Ik ben al enkele dagen terug in het land. Wegens het onverwachte overlijden van mijn grootmoeder ben ik vervroegd uit de Verenigde Staten moeten terugkomen. Maar zodra de begrafenis volgende week zaterdag achter de rug is, keer ik terug naar de VS om er de “Freedom University” van de Foundation for Economic Education in Irvington-upon-Hudson, New York te volgen. U kan hier binnen een tweetal weken dan ook een verslag van dat seminarie verwachten.
Enkele reistips trouwens: boek geen georganiseerde rondreizen met Kuoni, of hun lokale subsidiary “Allied T Pro”, neem geen reisverzekeringen via Dexia Assistance, of hun onderaannemer “Mondial Assistance”, en vermijd vluchten met Northwest Airlines.
De eerste zijn de duurste groepsreizen op de markt, maar bieden geen waar voor hun geld. De service van de tweede is beneden alle peil. Uiteindelijk moesten wij in de VS onze terugreis op het laatste moment zelf regelen omdat ze er bij Dexia op 24 uur tijd niet in slaagde om voor ons vluchten te vinden en we anders dagenlang in de VS hadden moeten wachten, en dat terwijl mijn grootmoeder aan het sterven was… Nu maar hopen dat de verzekering wel bereid is om de door ons gemaakte repatriëringskosten terug te betalen! Onze vlucht met NWA was abominabel, maar we waren blij om op tijd naar huis te kunnen terugvliegen. Het vliegtuig, een Boeing 757, was niet voorzien voor de lange afstand, de cabinecrew was integraal Aziatisch, de service abominabel en het comfort allesbehalve voldoende, om van de irritante en luidruchtige Nederlanders aan boord (het was de vlucht Newark-Schiphol) nog maar te zwijgen, maar aan dat laatste kon NWA natuurlijk maar weinig doen…
2. De overname van Anheuser-Busch door Inbev is een feit. En hoewel “The Economist” deze week onverbloemd sprak over een “hostile takeover” werd dat aan de andere kant van de Atlantische Oceaan niet per definitie als dusdanig ervaren. Natuurlijk zijn er Amerikanen die de overname van hun “national treasure” Budweiser door een buitenlands consortium niet appreciëren en natuurlijk roeren ook tal van Amerikaanse politici zich in deze zaak, maar ik kon ter plaatse toch ook tal van andere geluiden horen, en niet enkel onder de stamgasten van het “Belga Café” in Washington D.C. Amerikanen geloven doorgaans meer in de meerwaarde van globalisering dan Europeanen, grotendeels natuurlijk omdat het vooral Amerikaanse multinationals zijn die daar aanvankelijk de vruchten van konden plukken, en zij beschouwen deze overname dan ook als aanvaardbaar en “part of the game”. Net zoals Toyota de grootste autobouwer van de VS geworden is ten koste van de parel aan hun MoTown-kroon General Motors, zal Inbev nu de grootste lokale brouwer worden, en zolang Inbev de productie van Budweiser in de VS houdt, zal er naar deze overname geen Amerikaanse haan meer kraaien.
3. In de Verenigde Staten viel het mij trouwens ook op deze keer dat niemand België niet kent. Vroeger bestond het mopje dat “Belgium”, als men dat land in de VS al kende, in de ogen van velen gewoon de hoofdstad was van “Brussels”, maar tegenwoordig behoort de waarheid daarachter toch ook tot de internationale folklore. Het gros van de Amerikanen kon een aantal Belgische steden opnoemen, waaronder natuurlijk het onvermijdelijke Bastogne, en had zelfs weet van de interne taalproblemen binnen België. Ook werd in de Amerikaanse pers buitenproportioneel veel aandacht besteed aan Yves Leterme die zijn ontslag aan de koning aangeboden heeft. Waarschijnlijk hangt dit samen met de aandacht voor België rond de overname van Anheuser-Busch door Inbev of is dit nog het gevolg van de politieke crisis in Belgenland van afgelopen jaar die ook breed in de internationale pers uitgesmeerd werd, maar toch: België is geen onbekende lap grond tussen Frankrijk en Duitsland meer, maar een heus land, en "Belgian beer” is zelfs een merknaam!
Een anecdote: In een sportbar in Philadelphia maakte de barman zelfs reclame voor “Belgian beer” tot ik hem zei dat ik zelf Belg was en benieuwd was naar dat “Belgisch” bier, en hij zich verontschuldigde: “it’s not real Belgian beer, it’s Belgian-style beer…” Het “Belgische stijl” bier bleek “Blue Moon” te zijn, een Hoegaarden-achtig sapje dat geserveerd wordt met een schijfje sinaasappel! Niet meteen correct dus, maar soit, onze naambekendheid is er ;-)
4. Het enige voordeel aan terug thuis zijn, is dat ik “onze” nationale feestdag in eigen land kan vieren. Nu zullen de feestelijkheden waarschijnlijk maar klein bier zijn in vergelijking met de “Fourth of July” in Washington, maar kom. En als België toch uit mekaar zou spatten de komende dagen, dan ben ik tenminste nog in het land om snel een Vlaamse reispas af te halen, om Krakozia-toestanden zoals in de film “The Terminal” te vermijden. Het ontslag van dramaqueen Yves Leterme mag dan al wel een typische Tsjevenstreek zijn: wel alle show aan de dag leggen maar via de geijkte kanalen de koning wel overhalen om het ontslag niet te aanvaarden (ik dacht dat de koning gewoon moest doen wat de regering en het parlement hem vroegen, en geen eigen beslissingen nemen…) en zo tijd te kopen. De aanstelling van drie Franstalige bemiddelaars is een slimme zet, daar niet van, maar nieuwe verkiezingen had ik ook wel geapprecieerd, zelfs al betekenen die waarschijnlijk de decimering van mijn partij, de VLD, ten voordele van de Lijst Dedecker. De terugkeer van Guy Verhofstadt, zoals gevraagd door de VLD, vind ik een typische Belgische oplossing, maar ik sluit ze evenwel niet uit. Het veto van de Tsjeven voor Didier Reynders vind ik misplaatst voor een partij die met een opbodpolitiek het land al een jaarlang gijzelt.
5. Maar begrijp me niet verkeerd alstublieft! Ik ben geen Belgicist, maar ook geen flamingant. Mij kan het niet schelen welke lap grond er op mijn paspoort staat of welke clown ik als staatshoofd moet beschouwen, of welk veredeld schepencollege “mijn” parlement zou zijn. Ik neig eerder naar Vlaanderen omdat het een kleinere beter vatbare territoriale eenheid is waarbinnen mijn stem (ietsiepietsie) minder verloren zal gaan dan in België, maar meer ook niet. Minderheden kunnen gepaaid worden met taalrechten, cfr. Quebec, maar onderdrukte meerderheden hebben wel degelijk nood aan eigen economische hefbomen. Vandaar begrijp ik ook het Stockholm-syndroom van onze Vlaamse politici en middenveldorganisaties niet. Ze worden al decennialang gegijzeld door de Franstaligen, en ondanks dat, zijn ze stuk voor stuk verliefd geworden op hun gijzelnemers en lijden ze aan verlatingsangst.
En zolang deze psychopathologische aandoening van Vlaanderen niet genezen is, vrees ik het ergste voor een onafhankelijk Vlaanderen: kleinzerig, kleinburgerlijk en middelmatig. Met een gezond Vlaams zelfvertrouwen zou ik kunnen instemmen, maar niet met het tot deugd verheffen van de eigen dwergmentaliteit. Als dat Vlaanderen is, sorry hoor, maar dan hoeft het voor mij niet en zing ik het liever nog enkele jaren in apenland België uit.
6. Mijn engagement binnen de Europese Liberale Jongerenkoepel (LYMEC) begint ook meer vorm te krijgen. Afgelopen week werd duidelijk dat ik vanaf september de redactie van hun ledenblad “New Libertas” op mij zal gaan nemen. Ik hoop ook via dat medium een doorgedreven liberaal-libertarische stem te kunnen laten weerklinken, die hopelijk de “battle of ideas” binnen de Europese liberale politiek opnieuw kan aanwakkeren, of daar een aanzet toe kan geven.
Via LYMEC kreeg ik afgelopen ook minder goed nieuws te horen: het liberale Europarlementslid Bronislaw Geremek kwam te overlijden. Deze universiteitsprofessor en rechterhand van Lech Walesa heeft zijn wortels in de Solidarnosc-beweging en geldt als één van de architecten van de Poolse onafhankelijkheid van de Sovjet-Unie en de vrijemarkthervormingen die daarop in Polen volgden. Niet enkel als minister en diplomaat, maar ook later als MEP, blonk hij uit in dossierkennis en een authentiek engagement. Hij stond mee aan de wieg van de EU-uitbreidingen naar het Oosten en was de laatste jaren één van de grootste tegenstanders van de politiek van de Kaczynski’s die, in tegenstelling tot Geremek, niets moesten weten van “national reconciliation” en een echte heksenjacht op gewezen communisten organiseerden in Polen.
7. Mijn voorlaatste avond in de Verenigde Staten bracht ik trouwens wel in aangenaam gezelschap door. In een restaurant aan Dupont Circle in Washington D.C. hield de “Republican Liberty Caucus”, de libertarische lobby binnen de GOP, een avondconferentie met speeches van Dick Heller, Aaron Biterman en Amit Singh ter ere van de oprichting van een lokale RLC-afdeling in Washington D.C. Via mijn kennissen ter plaatse had ik weet van deze conferentie en ofschoon het geheel in amateurisme baadde, gaf het enthousiasme van de aanwezigen, opnieuw hoofdzakelijk jongeren die door Ron Pauls presidentscampagne politiek geïnteresseerd werden, de RLC-bonzen kennelijk vertrouwen in de toekomst. Natuurlijk zijn deze RLC-activisten niet meteen de Congresleden van morgen, maar toch kunnen zij op termijn een reële invloed uitoefenen op de politici.
Via een vriend op het kantoor van GOP-senator Arlen Specter van Pennsylvania kreeg ik diezelfde dag trouwens ook een privé-tour door het Capitool en zelfs de kabinetsmedewerker die mij gidste, had weet van de libertarische clubs in D.C. en vertrouwde mij toe dat ook zijn baas Arlen Specter, nochtans geen libertarische conservatief, sympathie begon te hebben voor Ron Paul en (het jeugdige enthousiasme van) de libertarische beweging. Het tij kan dus keren!
Deze "Duly Noted" tekst is gebaseerd op de columns van George Handlery op "The Brussels Journal" die wekelijks ook de actualiteit bespreekt aan de hand van afzonderlijke analytische puntjes zonder homogeneïteit van de besproken onderwerpen na te streven.
Dit YouTube-filmpje dateert wel al van enkele jaren geleden, maar toch blijft het verrassend actueel, zeker na de recente promotie van de Franse Eurocommissaris Jacques Barrot tot vice-voorzitter van de Europese Commissie. De spreker, Nigel Farage, is een Brits Europarlementslid voor Londen en voorzitter van de “Independence and Democracy” groep in het Europarlement.
Hij is ook voorzitter van de UKIP, de “United Kingdom Independence Party”, en staat voor de volledige terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit alle EU-verdragen met uitzondering van de handelsakkoorden. Ik vind dat ook zelf een zéér aantrekkelijke positie, ook voor andere netto-betalers als België en Nederland.