1 september 2024

Arabisch op school?

(Na akkoord met de redactie aangeboden aan Doorbraak op 31 augustus 2024, maar geweigerd. Allicht te rijk aan nieuwe informatie.) Het Leuvense Heilig Drievuldigheidscollege (waar ikzelf twee jaar gestudeerd heb) neemt zich voor om een uur Arabische taalles in te voeren. Wat er scheelt met die plannen hebt u hier al kunnen vernemen in een commentaar door redacteur en romanist Filip Michiels. Dat bezwaarschrift kan ik helemaal bijtreden: het initiatief heeft klaarblijkelijk een oneigenlijke bedoeling want het zal weinig bijdragen tot dat wat het geafficheerde doel is van een richting Levende Talen, namelijk actieve taalbeheersing. Wel kan ondergetekend oriëntalist daar nog een specifiek bezwaar aan toevoegen. Nadat de klassieke talen wegens "niet meer relevant" op een zijspoor gezet zijn, voert hier een eigentijdse hervormer een leergang in die weliswaar een springlevende taal betreft, maar toch niet echt meer aanbiedt dan "taalbeschouwing". Niemand durft immers beweren dat de leerlingen er enige taalbeheersing zullen aan overhouden. Het nut ervan wordt wel aangedikt met het weetje dat het Arabisch echt vreemd is, voor de leerlingen de eerste niet-Indo-Europese taal. Ziedaar blijkbaar een charme van de felbejubelde diversiteitsgodin: hoe vreemder, hoe beter! Laten we op die aanspraak eens verder ingaan, en vergelijken met de taal die volgens dezelfde criteria ook een kandidate had kunnen zijn: het Chinees. Dat zijn onder de meest gesproken talen de eerste twee die niet tot de succesvolle Indo-Europese taalfamilie behoren, anders dan Hindi-Oerdoe (dezelfde taal, verschillend schrift, vergelijk met Servo-Kroatisch), Engels, Spaans, Bengali en Russisch. Het Arabisch is één van de Semitisch talen, zelf de Levantijnse deelgroep van de Afro-Aziatische taalfamilie uit de Sahel en Noord-Afrika, waaronder bijvoorbeeld ook het Berbers en wijlen het Faraonisch. Maar hier rijst een bezwaar tegen de aanspraak van het Arabisch op de felgeprezen "vreemdheid". Semitisch vormt samen met Indo-Europees onder 's werelds talen een paar apart: zij delen talloze onderscheidende eigenaardigheden. Zo heeft het Arabisch volgende eigenschappen die het Chinees en talloze andere talen ontberen: * een woordgeslacht, met vrouwelijke woordvorming door -at toe te voegen, meestal afgezwakt tot -a (wat toevallig met onze vrouwelijke uitgang -a samenvalt); uiteraard zijn er voor "hij" en "zij" aparte woorden, heel on-woke. * een woordgetal: enkel-, twee- en meervoud; * naamvallen (drie) van het naamwoord; zo is de -ū in "Allāhū akbar" (God is groter!) de nominatiefuitgang; * tijden, wijzen en persoonsaanduidende voor- of achtervoegsels van het werkwoord. Niet Indo-Europees (zie Bengali, Perzisch of Russisch) maar wel binnengeslopen in het Grieks, Keltisch, Germaans en tenslotte Romaans, is het lidwoord, mogelijk onder invloed van de Semitische Feniciërs. Dat kan ook ná het naamwoord komen, net als in het Roemeens (museul) en het Zweeds (Greta Thunbergs oproep skolstrejk for klimatet!), biijvoorbeeld antiek Arabisch voor al-Raḫmān, "de Erbarmer", is Raḫmān-an. Alleszins is het lidwoord een wezensdeel van zowel Nederlands als Arabisch, maar onbekend in de meeste talen. Het Arabisch schrift is oppervlakkig heel anders dan, maar heeft dezelfde oorsprong als het Latijnse. Het onder de knie krijgen vergt menig lesuur, maar stelt je niet aan een echt "vreemd" schrift bloot. De woordvolgorde binnen een zin is dezelfde als in de Nederlandse hoofdzin. Ook de volgorde van de cijfers binnen grotere getallen is dezelfde, bijvoorbeeld arba'a va sittūn is letterlijk "vier en zestig", anders dan sixty-four of soixante-quatre. Kortom, als het echt om diversiteit ging, dan was het Chinees een veel logischer keuze: een echt ander geschrift (maar hopeloos om snel aan te leren), echt andere klanken, en een kinderlijk eenvoudige spraakkunst zonder de categorieën die Frans of Latijn zo moeilijk maken. En voor de taalbeschouwers: Indo-Europees en Afro-Aziatisch zijn de enige taalfamilies waarvan de vraag naar het oorsprongsland raciaal omstreden is. Kan een succesvolle taalfamilie ontstaan zijn bij een donkere bevolking (India, Sahel) of moet zij daar ingeweken zijn vanuit het blankere noorden (Rusland, Levant)? Voorwaar een kolfje naar de hand van onze racismebestrijders. Het enige echt vreemde element in het Arabisch is het "gebroken meervoud": bij de meeste woorden vormt men het meervoud met onregelmatige vervormingen die in het verwante Hebreeuws drieduizend jaar geleden al weggerationaliseerd waren via een eenvormige uitgang: -im (m.) of -ot (v.). Aldus is een profeet een nabi, met Hebreeuws meervoud nabiim, maar met Arabisch meervoud anbīya. De meervoudsuitgangen bestaan er als noodoplossing ook, -ūn/-āt, maar wie erbij wil horen, gebruikt waar mogelijk toch het gebroken meervoud. Het Arabisch is de conservatiefste Semitische taal vooral omdat het millennia lang het dialect van de ongeletterde bedoeïenen was. Terwijl de elites in Ugarit, Babylon of Jeruzalem hun taal rationaliseerden, behielden de bedoeïenen gewoon wat ze van hun in de woestijn zwervende ouders geleerd hadden. En dat maakt het Arabisch onbedoeld zo charmant; ik hoop dat de HeDriCo-leerlingen het zich ooit toch nog eigen maken. Nu goed, tot zover wat haarklieverij door een specialist, maar toegegeven, daarmee is de échte bedoeling van de HeDriCo-directie niet aangepakt. Zij neemt geen pedagogisch weloverwogen beslissing, maar doet gewoon aan deugvertoon. Als de Italiaanse inwijkelingen overtalrijk, moslim, identiteitsbewust en assertief geweest waren, dan was hun taal, hoewel weinig vreemd, ook wel op het programma gezet. En dan waren er andere op maat gemaakte taalkundige argumenten bedacht om die keuze redelijk te doen lijken.

Labels: , , , , ,

Read more...

1 juli 2024

Evola, profeet van het Blok?

Julius Evola. Profeet van het Blok? (18-05-1995, Trends; NB: Het woord "terecht" in de eerste zin was een redactionele inlassing; zelf vond ik dit geschiedkundig artikel niet de plaats om mijn politieke mening te uiten.) Julius Evola, de Italiaanse radikaal-rechtse denker en voorman, zou de inspirator zijn van het Vlaams Blok met zijn terecht gewraakte vreemdelingenprogramma. Vooreerst, wie is wie? Julius Evola werd in 1898 geboren uit een adellijke Siciliaanse familie. Tijdens de opgang van Benito Mussolini en diens Nationale Fascistische Partij was hij niet op het politieke maar op het artistieke front bedrijvig, als dadaïstisch dichter en schilder. Pas in 1927 benaderde hij een fascistisch blad om er enkele artikels te publiceren. Hij viel er dra weer uit de gratie wegens zijn fel antikristelijk essay Heidens Imperialisme (we geven de boektitels hier in het Nederlands, hoewel er meestal alleen Franse vertalingen uitgegeven zijn), dat niet paste in de toenaderingspolitiek van het regime met de Kerk. In 1930 startte hij het tijdschrift La Torre, dat te onafhankelijk bleek voor het regime. Het derde nummer werd verboden wegens zijn kritiek op de natalistische regeringspolitiek (Evola verkoos kwaliteit boven kwantiteit), en na tien nummers werd het tijdschrift opgedoekt omdat alle drukkerijen op bevel van hogerhand hun medewerking weigerden. Evola definieerde zich niet als fascist maar als “integraal traditionalist”. Centraal stond de idee van de “primordiale traditie”, die alle echte kulturen doordesemde, en die ook op maatschappelijk vlak een welbepaalde, sakrale orde inhield. De heersersplaats kwam niet toe aan de geldmachten maar aan een kaste van krijgers, gemodelleerd naar het middeleeuwse ridderideaal of het Japanse samoerai-type. Dit hoogdravende ideaal zag hij absoluut niet verwezenlijkt in de regimes van Mussolini en Hitler, die hij tot eigen schade bemand zag door zeer middelmatige en conformistische figuren. RACISME. Na bemiddeling van enkele sympatizanten binnen het regime kon Evola weer in enkele fascistische bladen publiceren, maar invloed op het beleid zou hij nooit krijgen. Hij liet zich in 1937 wel flink opmerken met zijn boek De mythe van het bloed, een overzicht van de rassenteorieën van Plato tot Alfred Rosenberg. Het fascisme was in oorsprong niet racistisch, maar na het verbond met nazi-Duitsland in 1936 deden de Italianen hun best om de Duitsers bij te benen. Hij verzorgde ook een Italiaanse uitgave van de antisemitische vervalsing Protokollen van de wijzen van Zion. In het voorwoord erkende hij dat de autenticiteit van dit werk problematisch was, maar hij suggereerde dat de destruktieve kontrolestrategieën die het werk aan het wereldjodendom toeschreef, toch wel klopten met de vastgestelde afbrokkeling van de traditionele samenleving sedert de 18de eeuw, ook al ging het dan niet om een in een achterkamertje bekokstoofd komplot. Evola kreeg erkenning vanwege de Duce in 1941 met zijn boek Syntese van de rassenleer: eindelijk een subtieler, spiritueler, echt Italiaans antwoord op het Duitse, louter biologische, kwasi-wetenschappelijke en typisch moderne racisme! Zo poneerde hij naast een lichamelijke ook een geestelijke erfelijkheid, en hij verwierp het volledig genetisch determinisme vanuit zijn geloof in de individuele wilskracht. Intussen had Evola kontakten gelegd in nazi-Duitsland. Daar werd zijn boek Revolte tegen de moderne wereld (1934), de systematische uiteenzetting van zijn traditionalistische visie, meteen een laaiend sukses. Hoewel hij de nazi’s soms scherp bekritizeerde, bleef hij altijd een graag gezien medewerker bij de “wetenschappelijke” afdeling van de SS, in wier opdracht hij, zelfs tijdens de oorlog, onderzoek deed naar allerlei esoterische onderwerpen: alchemie, rituelen, Tempeliers, Graallegende, Vrijmetselarij. Het was tijdens zo’n onderzoek dat hij in 1945 in Wenen bij een bombardement zwaar gewond werd aan de ruggegraat. Hij zou verlamd blijven aan de onderste ledematen en tot zijn dood in 1974 op een appartement in Rome wonen. Van daar uit zou hij nog merkwaardige filozofische studies schrijven, zoals De tijger berijden en Metafysika van de seksualiteit. De neofascistische partij Movimento Sociale Italiano (MSI) bleef hem tot aan haar opheffing in 1994 als denkmeester beschouwen, ondermeer om zijn boek De mensen temidden van de ruïnes, een herformulering van zijn antimoderne visie na de vernedering van Europa door de dragers bij uitstek van de moderniteit, de VS en de USSR. Evola’s belangrijkste bijdrage tot een goed begrip van het fascisme is zijn evaluatie post factum, Het fascisme gezien vanuit rechts standpunt. Daarin valt hij de volgende elementen van het fascisme aan als zijnde antitraditioneel: het jakobijns nationalisme dat het standenonderscheid binnen de natie minimalizeert, het totalitarisme, het laïcisme dat een onnodige tegenstelling tussen het sakrale en het politieke creëert, het socialisme, de persoonlijkheidscultus (men eert niet de koning maar het koningschap), en de natalistische cultus van het aantal. Het fascisme was een typisch moderne antiliberale stroming, terwijl Evola zich bekende tot een premodern antiliberalisme, aansluitend op het ancien régime, toen een transnationale adel Europa beheerste zonder oog voor nationale identiteit noch voor de inbreng van de massa’s. Wie vandaag ietwat respektabel met Evola wil uitpakken, zet graag dik in de verf dat zijn held in konflikt kwam met het officiële fascisme en nazisme. Bekijkt men zijn dissidentie van naderbij, dan moet men toegeven dat ze hem nauwelijks salonfähiger maakt. Spijts nuanceverschillen was Evola evenzeer racist, antisemiet en antidemokraat; wie toch met Evola wil dwepen, gelieve die duidelijke stellingnamen niet weg te moffelen en er zich ondubbelzinnig over uit te spreken.
Read more...

6 februari 2024

Privacyfundamentalisme verwoest gemeenschapsleven

 


Dit jaar zijn er gemeenteraadsverkiezingen. In de aanloop daartoe zulle we lezen en horen hoe belangrijk de lokale gemeenschap wel is, hoe belangrijk buurtwerking wel is, hoe belangrijk het is dat er hulp en betrokkenheid is van eenieder in een buurt. Allicht wordt er gesproken over het uiteenvallen van de samenleving, het gebrek aan sociale cohesie. Allemaal terecht wel. Die gemeenschapsvorming botst op vele hindernissen, en ik wil er hier één van bespreken, waarvan de verwoestende werking nog steeds onderschat wordt: de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens (wat minder precies privacywetgeving genoemd). Deze heeft inderdaad een vernielende werking op het gemeenschapsleven en op het geheugen van onze gemeenschappen, dat een belangrijke rol speelt voor onze identiteit.

Toen we dertig jaar geleden kwamen wonen in Mariakerke bij Gent bestond er nog een stratengids met de namen van de bewoners, we konden meteen opzoeken wie onze dicht en verdere buren waren, en we konden hen dus ook bellen indien ze telefoon hadden. Vandaag is dit verboden want strijdig met de privacywetgeving. Zelfs wanneer omzeggens iedereen akkoord zou gaan met de opname, gebeurt het niet meer: de administratieve rompslomp is te groot, de kost weegt niet meer op tegen de advertentie-inkomsten. Grotere verenigingen moeten kunst- en vliegwerk gebruiken om het contact met hun leden te kunnen behouden. Enkel de doden vallen buiten toepassing van de wetgeving: men moet dus wachten tot iemand doodgaat om er informatie over te mogen verwerken. Een gemeenschap van de doden rest ons, de levenden zijn gereduceerd tot individuen.

Van die doden zal men ook de geschiedenis niet meer kunnen schrijven, want dat vereist dat de gegevens over hen ook tijdens hun leven bewaard blijven. De fundi's van de GBA (Gegevensbeschermingsautoriteit) zijn van oordeel dat men op basis van de privacywetgeving niet enkel de verdere verwerking van persoonsgegevens kan verbieden, maar zelfs bevel kan geven om registers te vernielen die enkel historische feiten bevatten, zodra die registers ook nog levende personen betreffen, zoals bv. een doopregister waarin de doop van een nog levende persoon is vermeld. Ook al is dat een gegeven dat op geen enkele manier nadien nog wordt verwerkt tenzij wanneer de betrokkene zelf een verzoek indient. Aan die fundi's hebben we dus de bevoegdheid gegeven om ons collectief geheugen te vernietigen en de geschiedenis te vervalsen. 

Dit alles heeft overigens zeer weinig te maken met de bescherming van de privacy, en des te meer met de vernieling van de burgerlijke samenleving ten gunste van een steeds almachtiger staat, die steeds meer informatie over ons heeft en mag verwerken. Want zeg nu zelf: de informatie die de meeste mensen privé willen houden is nu precies het soort informatie dat de overheid - denk aan de fiscus - op steeds grotere schaal mag verwerken. Het gemeenschapsleven, de kern van onze Vlaamse overtuiging, wordt dan ook verwoest door de aanvallen van individualisme én etatisme tegelijk.


Matthias Storme


(deze column verscheen in ONAF februari 2024, p. 14)

Read more...

14 november 2023

Een staaltje van India-duiding

Deze column is een antwoord op een opiniestuk in De Standaard (3-11): "Modi en Bibi, vrienden van de etnische democratie" door Gie Goris, gepensioneerd hoofdredacteur van Mo*, voorheen van "missietijdschrift" Wereldwijd. Net als Israël heet India hier een "etnische democratie". Die term vervoegt "populisme" als uiting van democratienijd: een poging om een staatsvorm waarvan niemand het democratisch gehalte kan ontkennen, en die men dus niet geloofwaardig als "dictatuur" kan wegzetten, toch zwart te maken. De uitdrukking komt van de linkse Franse India-watcher Christophe Jaffrelot, en uiteindelijk van de Israëlische socioloog Sammy Smooha in 1997. Dat is vóór de BJP aan de macht kwam, want als pluralistische democratie is India zelf de islamogauchisten en hun slippendragers altijd al een doorn in het oog geweest (en dus een terreurmikpunt), daar hadden ze de BJP niet voor nodig. Nu, ere wie ere toekomt: Jaffrelot probeert hiermee toch een iets redelijker vertoog uit dan zijn vele collega's die schril en onomwonden van "fascisme" spreken. Premier Narendra Modi was eerst dertien jaar met grote meerderheden deelstaatpremier van Gujarat, werd dan in 2014 met ruime meerderheid tot premier gekozen, nog versterkt in 2019 tot net geen tweederden van de zetels. Hij heeft een democratische legitimiteit waar Alexander De Croo slechts van kan dromen. Dat is wel een contrast met Benjamin Netanjahoe, om een zijdelingse reden: die moet niet in het "first past the post"-districtenstelsel maar in een strikt proportioneel kiesstelsel functioneren, en daardoor altijd moeilijke coalities met vele partijtjes vormen. Dat hij daar meermalen in geslaagd is, geeft hem dan weer een ander soort democratische legitimiteit. Alleszins, Israël en India zijn onmiskenbaar eilanden van democratie in een zee van autocratieën. Maar in Israël kan het staatkundig stelsel in zoverre "etnisch" genoemd worden dat leden van de Joodse etnie automatisch recht hebben op het staatsburgerschap. Het land laat tot 20% minderheden toe maar waarborgt het Joods karakter van de staat en het openbaar leven. Dat is in India volstrekt niet het geval. Zo zijn de belangrijkste feesten van de minderheden (offerfeest, verjaardag van de profeet, kerstmis, goede vrijdag) officiële feestdagen ten nadele van de tweederangse hindoefeesten -- precies wat onze multiculturalism ook nastreven: offerfeest in plaats van tweede pinksterdag. Er bestaat, fundamenteler nog, ook geen "wet op de terugkeer" voor hindoes. Er is wel een statuut van "Person of Indian Origin", maar dat geldt evengoed voor niet-hindoes. In werkelijkheid bestaat er een aanzienlijke grondwettige, wettige en feitelijke discriminatie tegen de hindoes, al zal u dat in onze media nooit vernomen hebben. Aldus kunnen tempels genationaliseerd (d.w.z. door de politici geplunderd) worden, voor kerken en moskeeën geldt dat niet. Hindoescholen zijn aan allerlei overheidsbepalingen onderwerpen (bv. verplicht 25% arme leerlingen gratis inschrijven), moslim- en christelijke scholen niet. Die discriminatie is sinds kort eindelijk het onderwerp van een boek: *Hindus in Hindu Rashtra* van prof. Anand Ranganathan. De titel stelt de vraag hoe het gaat met de hindoes in een staat die volgens de wereldpers door de regerende BJP (Bhāratīya Janatā Party, "Indiase Volkspartij") in negen jaar tijd in een "hindoestaat" veranderd is. Antwoord: de bestaande anti-hindoe discriminaties zijn volkomen onaangeroerd gebleven. Een individueel parlementslid dat een wetsvoorstel tot afschaffing gedaan had, is door de BJP met een sinecure ministerpost omgekocht om het een stille dood te laten sterven. Wel heeft de BJP zich uitgesloofd om de minderheden terwille te zijn ,-- precies als de meeste regeringen in Europa, en om dezelfde laffe redenen. De BJP heeft volstrekt niets gedaan dat de hindoes tot gelijken maakt, laat staan bevoordeelt, maar de spectaculaire groeicurve in economie en infrastructuur maakt dat iedereen erop vooruitgaat zodat niemand al te veel grommelt. Je kan het niet-nakomen van inmiddels vergeelde beloften tot een pro-hindoe beleid best vergelijken met de N-VA-bocht van de beloofde Vlaamse onafhankelijkheid naar de communautaire koelkast. Toen ik in 1990 aan een doctoraat over de politieke hindoebeweging begon, viel mij allereerst de afgrond op tussen de werkelijkheid te velde en de "consensus" in de vak- en journalistieke literatuur. Die is er in 33 jaar niet op verbeterd, want er is geen enkele sanctie of terugslag aan deze desinformatie verbonden. Zo noemt Goris de BJP "steeds nadrukkelijker hindoenationalistisch", hetzelfde dat al tientallen jaren beweerd wordt. Maar wie naar de feiten op het terrein kijkt, ziet het tegendeel: wetend dat de hindoes geen alternatief hebben, probeert de BJP vooral de niet-hindoes te behagen (in de ijdele hoop dat die ooit voor haar zullen stemmen). Ook waarschuwt Goris dat India en Israël de, met een onwetenschappelijke term, "islamofobie" promoten. Het tegendeel is het geval: waar de BJP vanuit de oppositie het appeasement-beleid bekritiseerde, pocht ze nu dat ze daarin nog veel verder gaat dan de Congrespartij, zodat bv. bij het overheidspersoneel het moslimpercentage van minder dan 5 tot meer dan 10 gestegen is. "Minderheden worden behandeld als tweederangsburgers", schrijft Goris. Zeker: in moslimstaten Pakistan en Bangladesj zijn de minderheden voortdurend het mikpunt van kleine terreur, en er is geen enkel teken dat dit zal verminderen vóór de laatste hindoes uitgedreven zullen zijn. In Afghanistan, overigens onderwerp van een degelijk boek door Goris, is het sinds kort zo ver. Maar in India is het percentage moslims, ondanks hijgende mediaberichten over een "dreigende genocide", fors gegroeid, zowel door geboortecijfers als door illegale inwijking uit Bangladesj (volgens politiebronnen een 30 miljoen -- zó erg vinden ze India). In plaats van koortsvisioenen zouden journalisten beter feiten rapporteren. Bijvoorbeeld, Indiase media hebben het nieuws over de twee Zweedse terreurslachtoffers in het verre hellegat Brussel gemeld, terwijl de Vlaamse media de zeven terreurslachtoffers in de zaak-Nupur Sharma doodgezwegen hebben. Tijdens een tv-debat in het voorjaar van 2022 dreef moslimopiniemaker Taslim Rehmani de spot met een sjivalingam (langwerpige steen, "fallus van Sjiva") die in een tot moskee omgetoverde ex-tempel ontdekt zou zijn. Als antwoord merkte BJP-woordvoerster Nupur Sharma op dat er over de heilige huisjes van de islam ook dergelijk vertoog mogelijk is. Ze haalde als voorbeeld het huwelijk van de bejaarde veelwijver Mohammed met de zesjarige Aisja aan, een schriftuurlijk feit dat tot vandaag door islampredikanten als Zakir Naik gerechtvaardigd wordt. Ondanks de ondubbelzinnige juistheid en gepastheid van Nupurs opwerping werd ze door de BJP prompt ontslagen en uit de partij gezet -- *islamophilie oblige*. In vele steden betoogden moslims tegen haar met de slagzin: *Gustāx-e-rasūl kī ek hī sazā: sar tan se judā!*, ofte: "voor de belediging van de profeet is er maar één straf: het hoofd van de romp scheiden!" In uitvoering daarvan werden zeven mensen die op Twitter hun steun aan Nupur betuigd hadden, gedood; drie van hen daadwerkelijk onthoofd, zoals destijds door de profeet bevolen. Was dat feit niet relevant genoeg voor de Mo*-lezers? Goris' illustere gezagsbron Jaffrelot is recent zwaar in opspraak gekomen door datafraude, leidend tot sluiting van zijn politologisch instituut in de Ashoka-universiteit. Hij had willen bewijzen dat de BJP-verkiezingszege van 2019 het gevolg was van een toeloop van de hoge kasten. Dat verkoopt goed, want onwetende buitenstaanders redeneren: "hindoe = kaste, dus extreem hindoe (zoals Jaffrelot en Goris de BJP regelmatig beschrijven) = extreem pro-kaste". Maar het was weer eens het tegendeel van de feiten. In werkelijkheid is het hindoenationalisme altijd anti-kaste geweest, en ook zonder studie ter plaatse kan je dat logisch inzien: nationale bewegingen trachten altijd de onderlinge verdeeldheid te verminderen (en hier had je nu eens je favoriete vergelijking met het nazisme kunnen gebruiken, Gie: nazi-Duitsland was doelbewust veel egalitairder dan keizerlijk Duitsland, want nationalistischer). Wel heeft het lang moeite gehad om de lagere kasten te bereiken, waar de meeste stemmen te rapen vallen, maar juist dat is onder Modi veranderd, mede omdat hij zelf van lage komaf is. Mits meer ruimte zou ik hier nog veel meer voorbeelden uit dit opiniestuk en uit decennia Wereldwijd/Mo* en de bredere India-berichtgeving kunnen geven. Vast staat echter dat het soort duiding waarvan Goris een staaltje ten beste geeft, over weinige jaren in journalistenopleidingen en leergangen wetenschapsfilosofie als schoolvoorbeeld zal gelden van een uniek lang volgehouden desinformatieproject, een onbeschaamd "hindoefobe" beeldvorming over India en de hindoebeweging. Westerlingen spelen hierin de rol van nuttige idioten: wanneer hun door partijdige Indiase bronnen gevoede anti-hindoe tirades het Indiase publiek bereiken, werken die daar als "kringvormig gezagsargument". De islamogauchisten triomferen dan: "Kijk, zelfs de rationele onpartijdige westerlingen beamen wat wij zeggen!" De machtsverhouding tussen Oost en West verschuift echter snel. Spoedig zal de neokoloniale neerbuigendheid en laster tegenover India en zijn inheemse cultuur geen goedkeuring meer oogsten.

Labels: , , , , , ,

Read more...

11 oktober 2023

Geschiedschrijving: begrijpen, betekenis inschatten, beoordelen in tijd en ruimte

 


Sedert jaren wordt in Alveringem door de vzw die de Kapelanij van Alveringem waar Verschaeve woonde behartigt evenals zijn archief een colloquium gehouden. Dit jaar werd de auteurs van de monumentale Verschaeve-biografie Romain Vanlandschoot gevierd n.a.v. zijn 90e verjaardag. 

Ik mocht er reflecteren over geschiedschrijving en Vlaamse Beweging en in de verf zetten op welke wijze Vanlandschoot een groot biograaf is. Zeker in zijn monumentale biografieën van Verschaeve Rodenbach en Verriest ontleedt en beschrijft hij het leven van de persoon en zijn omgeving zeer uitvoerig en aan de hand van talloze primaire bronnen en laat hij die zo tot zijn recht laat komen. Dat laatste betekent vooral ook de persoon en zijn handelen verklaren wat zeker niet wil zeggen dat er geen oordeel mag worden geveld zolang dat de recht doet aan complexiteit zonder goedpraten noch zwartmaken. Zo vervalt geschiedschrijving noch in hagiografie noch in het tegendeel ervan pathografie. 

Natuurlijk mag geschiedschrijving waar nodig demythologiseren maar die demythologisering strekt er niet toe om mensen te reduceren om helden klein te maken: de betrokkenen komen er niet simplistischer uit maar juist complexer. Ze komen eruit als mensen van vlees en bloed met hun twijfels en verscheurdheden. Bij Gezelle Verschaeve of Van Severen komen de verschillen tussen onderscheiden fazen in hun leven en werk beter tot uiting. Bij Verschaeve kregen zoals Lode Wils in zijn recensie schreef zijn "literaire scheppingen evenzeer de aandacht als zijn optreden in de Vlaamse beweging. Op beide domeinen werd hij sereen en kritisch beoordeeld". Bij Verriest en Rodenbach verschijnt hun moderniteit tezamen met de romantiek ja de romantiek als opening naar de moderniteit weg uit vastgeroeste classicistische modellen. Vanlandschoot liet ons het vernieuwende aan Verriest en Rodenbach zien dat niet alleen door antiflaminganten wordt ontkend maar ook door sommige flaminganten werd verduisterd.

In die biografieën werd veel aandacht gegeven aan de "receptiegeschiedenis" d.i. de wijze waarop een personen werden "ontvangen" in de latere geschiedenis. Het is tegelijk een verhaal over hoe zij werden geïnstrumentaliseerd maar ook hoe zij hebben geïnspireerd. Ik heb daar een dubbel gevoel bij. 

Enerzijds heb ik van Hans-Georg Gadamer geleerd dat de Wirkungsgeschichte van iets of iemand de wijze waarop iemand geïnspireerd heeft of gebruikt is een meer aan betekenis toont. Anders gezegd dat de betekenis van in het bijzonder iemands teksten of handelingen niet kan gereduceerd worden tot de bedoeling van de auteur. Maar omgekeerd kunnen personen ook niet worden gereduceerd tot de wijze waarop ze later werden gebruikt. Om de betekenis van een persoon te begrijpen kan en moet men lijken naar wat die persoon heeft teweeggebracht en wat de gevolgen daarvan geweest zijn. Maar om over een persoon een oordeel uit te spreken - wat nog iets anders is dan de betekenis van een persoon inschatten - moet die in zijn eigen tijd en ruimte worden beoordeeld en niet met het geluk en het gelijk van de later geborenen.

(deze column verscheen in ONAF oktober 2023 p. 14)

Read more...

19 september 2023

Doel als tegengif voor heimwee

Doel als tegengif voor heimwee Doel als tegengif voor heimwee
Johan De Vriendt, °10 juli 1965, groeide op in een landelijk dorp, het Wase Tielrode, op de rijke kleigronden van de polders. Na de scheiding van zijn ouders kwam hij als tiener in het stedelijke Sint-Niklaas terecht. Vanaf dan is het idyllische landleven uit zijn kinderjaren een ideaal dat hij nieuw leven zoekt in te blazen. Hij gaat op verkenning in de bescheiden Vlaamse of de avontuurlijkere buitenlandse wildernis, zijn neus volgend naar de schaars geworden echtheid.
Vanuit zijn eigen ervaring onderzoekt de auteur wat het ook met anderen doet om een geliefde heimat te verliezen. Tot de voor de hand liggende voorbeelden behoren de Vietnamese bootvluchtelingen en andere voorspelbare smartlappen, maar het kan erger. In de 19de eeuw was heimwee een erkende ziekte, even erg als dysenterie of scheurbuik; Franse en Amerikaanse soldaten die de symptomen vertoonden, werden opgevolgd of zelfs naar huis gestuurd. (p.104) Hij beschrijft hartverscheurende schendingen van de "plaatstrouw" of de "oikofilie", van honkvaste vogelsoorten tot wijkbewoners in Chicago die uitgedreven worden voor de stadskernvernieuwing; met onder de denkers terzake, inzichten van onder meer Ton Lemaire tot Roger Scruton.
Voor zijn generatie werd de strijd tussen de rijke natuur en de onstuitbaar winstbejagende nijverheid samengebald in het lot van het Wase polderdorp Doel, het volgende in een reeks peri-Antwerpse dorpen die moesten wijken voor de havenuitbreiding. Het is na een dieptepunt in zijn beroeps- en liefdeleven dat hij voor een verblijf in het uitzichtloze Doel kiest. Nu Doel opnieuw een toekomst blijkt te krijgen, wordt De Vriendts getuigenis een belangrijk tijdsdocument dat in een toekomstig dorpsmuseum een ereplaats zal krijgen.
"Doel is een verkracht dorp", zo verklaart hij de sociale kwalen waarvan hij er getuige was tijdens de jaren van aftakeling, toen naast het beste ook het slechtste in de overblijvende dorpers en de neerstrijkende aasgieren bovenkwam. Men kan zich bij die onvermijdelijke verdwijning neerleggen, als in de tv-reeks Terug naar Oosterdonk, maar men kan er zich ook met de moed der wanhoop tegen verzetten. In de lange strijd voor het behoud van Doel heeft De Vriendt een hoofdrol gespeeld, en daarover kan je hier alle mogelijke bijzonderheden vernemen. Hij heeft er bijvoorbeeld mee de leegstaande dorpsschool gekraakt om er een armtierig maar levendig gemeenschapscentrum in te vestigen: de Doolen, "aangeworpen grond aan de oever". Na de onverwachte overwinning is die strijd nu eerder een labeur van reconstructie geworden. Niet elk verhaal van verlies eindigt als een verhaal van hoop, maar De Vriendt heeft dat geluk wel mogen smaken.
Terloops geeft hij allerlei ervaringsdeskundige beschouwingen over landschapskunde en conservering van architectuur waar mensen van het vak en bevoegde politici nog hun voordeel mee kunnen doen. Maar de doorsnee-lezer zal dit boek vooral waarderen als een doorvoeld getuigenis over de ontheemding en ontworteling die voor de moderne mens nog meer dan voor zijn voorouders een onvermijdelijke bestaanswijze geworden is.
Johan De Vriendt: Heimweeën, Ertsberg 2023, 349 pp., ISBN 9789464750072.

Labels: , ,

Read more...

11 juli 2023

Koenraad Elst: ‘De wil van de kiezer uitvoeren, stel je voor!’

Koenraad Elst: ‘De wil van de kiezer uitvoeren, stel je voor!’ Vraaggesprek - 09/07/2023 Luc Pauwels Zopas publiceerde de bekende filosoof en oriëntalist Koenraad Elst een opmerkelijk werk over de onverkorte volkssoevereiniteit in Vlaanderen. De titel is meteen duidelijk: Leve het Volk! Strijdschriften over volkssoevereiniteit. Een absolute aanrader en reden om de auteur te interviewen. Wat is ‘directe democratie’, een begrip dat u in uw boek vermeldt? Koenraad Elst: ‘Dat is het politiek stelsel waarin het volk zelf beslissingen kan nemen. Voor de lopende zaken geeft het een mandaat aan vertegenwoordigers, maar wanneer het een hangende kwestie belangrijk genoeg vindt, kan het dat mandaat terugnemen en zelf per volksraadpleging een beslissing nemen. Geen adviserend maar een bindend referendum, zoals in Zwitserland. Denkmeesters van deze stroming, zoals Jos Verhulst of wijlen Jos de Man, zijn dun gezaaid.’ Vanwaar die titel, ‘Leve het volk!’? ‘Dat zijn Mao Zedongs openingswoorden van de Culturele Revolutie. Dat was in 1966, toevallig ook het stichtingsjaar van de Nederlandse radicaal-democratische partij Democraten ’66 (D’66), die destijds de directe democratie nastreefde. Mao was een tiran, maar wel een geniaal strateeg. We kunnen van hem leren. Neem bijvoorbeeld zijn inzicht dat een omwenteling maar mogelijk is door een voorhoedepartij. Zo is de Arabische Lente mislukt omdat zijn charmante vrijheidsprikkel niet gedragen werd door een voorhoede die de actuele toestanden met het staatkundige einddoel kon verbinden en tegelijk voeling had met het volk.’ ‘Diezelfde slogan wordt sindsdien door Chinese betogers pro-democratie gebruikt, zoals op het Tian’anmen-plein in 1989 of recenter in Hong Kong. Zij dachten daarmee een taal te spreken die de Communistische Partij zou overtuigen, want ook het maoïsme betuigde lippendienst aan de democratie. Bij ons vandaag treft die leuze de juiste toon, want ze legt de vinger op de wonde: de minachting van de elites voor het volk.’ Wat is er zo wenselijk aan democratie? ‘Anders dan de politici die ermee dwepen, wil ik ze niet idealiseren. Ik heb begrip voor de anti-democratische traditie die sinds Herakleitos en Plato de macht in handen van een wijsgeerkoning wilde leggen, niet in die van het domme en onberekenbare volk. Volstrekt alle argumenten tegen directe democratie komen eruit voort. Maar die aristocraten onderschatten de groeikracht van het volk, dat door Bildung boven zijn ongevormde komaf kan uitstijgen en dan geen bevoogding door een elite behoeft. Zij hadden ook geen notie van the wisdom of crowds.’ ‘Talloze politici verketteren volkssoevereiniteit als “populisme” en reserveren de term “democratie” voor de demonisering van hun tegenstanders als “ondemocratisch”. Zij leven in een anachronistische fantasiewereld, op sleeptouw genomen door hun eigen retoriek over “de jaren ‘30”. Na de nederlaag van het fascisme en de ineenstorting van het Sovjetstelsel is de vooroorlogse animus tegen de “bourgeoisdemocratie” gewoon weggestorven.’ ‘Bijvoorbeeld, onze Partij van de Arbeid wil Stalin niet openlijk ontrouw worden, maar heeft in de feiten het parlementaire multipartisme aanvaard. Zij is nu even “reformistisch” en “met de bourgeoisie getrouwd” als de door haar verguisde sociaaldemocraten. Het Vlaams Belang mag zich nog steeds op een etnisch nationalisme beroepen, maar ook zijn politieke bloedgroep heeft al lang de democratie aanvaard.’ ‘Behalve de politieke islam is het enige centrum van bewuste verwerping van de democratie de Chinese Volksrepubliek. Haar omarming van een soort vrije markt gaat niét samen met meer democratie. De eerste Chinezen die hier rond 1980 kwamen werken of studeren, waren defensief wanneer hun land op zijn gebrek aan democratie aangevallen werd. Ze waren wel voor democratie, zeiden ze, maar pas nadat er materiële welvaart is: “Wat zijn ze in India met hun democratie als ze geen eten hebben?” Maar tegenwoordig verwerpen ze de democratie als een intrinsiek slecht systeem. Liever vertrouwen zij op een meritocratische en zelfreinigende voorhoedepartij, ook na het maoïsme.’ U noemt dat despotisme? ‘In de politieke theorie heet dat despotisme: het volk dienen maar onmondig houden. Ook bij ons moeten we opkomen tegen dat despotisme, maar in het Westen wordt de naam ervan niet genoemd. Het heeft hier ook andere doelen dan de eigen volkswelvaart, waardoor het veel minder succesvol is dan het Chinese model. Voorbeeld bij uitstek is het immigratiebeleid, waar de Europese Commissie en de gerechtshoven de nuchtere volkswil saboteren, met als gevolg een enorme budgettaire en maatschappelijke kost die men in Azië krankzinnig en suïcidaal vindt.’ ‘In de ontsporingen van autocratische regimes zien we dan wat historisch aanleiding gegeven heeft tot het verlangen naar democratie: in plaats van de beslissingsmacht te leggen bij een mogelijk dwaze monarch, kwam ze te liggen bij degenen die de gevolgen van het beleid dragen, namelijk het volk. Despoten luisterden soms ook naar wat er leefde, maar de democratie waarborgt veel intelligenter die terugkoppeling tussen het beleid en zijn gevolgen.’ Is een kiesdrempel nuttig? ‘Grote partijen leggen kiesdrempels op om de kleintjes in de marginaliteit te houden. Idem voor het first-past-the-post-kiesstelsel. Voor het comfort van de regeerders zijn die kleintjes hinderlijk, maar democratisch gezien is het beter dat alle standpunten vertegenwoordigd zijn, zoals in het zuiver proportioneel samengestelde parlement van Nederland of Israël.’ ‘Soit, dat zijn discussies over punten en komma’s binnen de vertegenwoordigende democratie. Belangrijk is hier dat quota niet kunnen bij referenda. Vooraf bepalen dat een volksstemming maar geldig is bij bijvoorbeeld een deelname van 50 procent, leidt ertoe dat de zwakkere partij de stemming zal boycotten om het totale percentage onder de 50 procent te krijgen, wat niet kan bij parlementsverkiezingen. Nee, de kiezer die thuisblijft geeft daardoor in beide gevallen een mandaat aan wie wél deelneemt, dus een stembusgang is altijd geldig.’ ‘Gidsland Marokko’ schrijft u in uw boek. Hoezo dan wel? ‘Dat is te veel eer, maar vergeleken met de ellende in andere Arabische landen heeft koning Mohammed VI van Marokko het vrij goed gedaan. Na de Arabische Lente van 2011 voerde hij een gedeeltelijke democratisering door, om het lot te vermijden van de afgezette Egyptische autocraat Hosni Moebarak.’ ‘Je hebt de revolutionaire formule om absolute vorsten te verwijderen, die in Frankrijk en Rusland veel ellende ingeluid heeft, en de weg van de Britse “glorious, bloodless revolution” om macht van koning naar parlement over te dragen. In China heeft een verlichte voorhoede in 1895 geprobeerd om de keizerlijke dynastie tot een grondwettige monarchie naar Brits model om te vormen, maar het hof zelf draaide de hervorming terug, met haar eigen afzetting en een bloedige twintigste eeuw tot gevolg. Dat is wat de Marokkaanse bovenklasse zich van het lijf gehouden heeft. Je kan het repressieve tolerantie noemen, een beetje democratisering toestaan om een volledige democratisering te voorkomen, maar voor een moslimland was het een vooruitgang.’ Hoe staat de Vlaamse Beweging tegenover directe democratie? ‘Toen er sprake was van de invoering van een Europese Grondwet, hielden Frankrijk en Nederland een volksraadpleging, allebei met een meerderheid tegen. In België zat dat er ook in, en Walen en Vlamingen zouden tegen gestemd hebben. Maar, zowel op federaal als op Vlaams niveau, leverde een Volksuniesplinter de kantelmeerderheid tégen het uitschrijven van een volksraadpleging. Daar moet de Vlaamse Beweging niet fier op zijn.’ ‘Vandaag is Vlaams Belang sterk voor bindende volksreferenda. Dat kan zijn omdat de partij in de oppositie zit: als er regelmatig volksraadplegingen zijn, zal je ondanks het gebrek aan regeringsmacht toch soms je zin kunnen doordrukken. Eens een partij aan de macht deelneemt, verschrompelt de geestdrift voor de directe democratie vaak. Het alternatief is dat de partij echt principieel gehecht is aan de directe democratie.’ ‘Belgicisten spotten graag dat de Vlaamse Beweging geen volksraadpleging over Vlaamse onafhankelijkheid aandurft. Nu, je kan, op zijn Jan Jambons, weigeren om daarvoor een draagvlak te scheppen en vervolgens klagen dat er nu eenmaal geen draagvlak is. Maar juist het uitzicht op een volksraadpleging verandert de zaak. Nu zijn de Vlaamse slaapkoppen weinig politiek bewust, maar zoals de ervaring leert: dán wordt alle informatie gegeven. Er komen levendige debatten aan de toog, op televisie en op Twitter. Tegen de grote dag heeft het kiespubliek zich een gefundeerde mening gevormd. Die zal niet noodzakelijk het vierkant draaiende België verkiezen.’ Is de Brexit een positief of negatief voorbeeld van wat een referendum kan teweeg brengen? ‘Als Vlaming ben ik altijd sterk vóór de Europese integratie geweest, met de Britten erbij. Inhoudelijk had ik liever geen Brexit gezien, maar vanuit democratisch oogpunt demonstreerde het toch hoe het wél moet. Het afstaan van soevereiniteit aan de EU was vooral voelbaar rond immigratie. In overtreding van het EU-Verdrag van Dublin verklaarde Angela Merkel in 2015 de Duitse grenzen open voor zogenaamde vluchtelingen, wat hen meteen toegang tot het hele EU-grondgebied verschafte. De sfeer rond het Britse EU-lidmaatschap was tot dan redelijk gelijk opgaand, maar die anti-democratische gebeurtenis deed de weegschaal doorslaan.’ ‘David Cameron, die eerder nog een referendum over Schotse onafhankelijkheid geriskeerd en gewonnen had, nam ontslag in het voordeel van van Theresa May, een remainer. Maar terwijl de EU en de Britse culturele elite formules uitdacht om de uitslag te overrulen, richtte zij zich heel democratisch tot de kiezer: “Jullie hebben voor de Brexit gekozen, dus gaan wij die organiseren.” De wil van de kiezer uitvoeren, stel je voor!’ ‘De aardverschuiving in de verkiezingen van 2019 in het voordeel van de “pro-Brexit Tories” bewees dat, tegen de chagrijnige voorspellingen van de remainers in, de kiezer zijn Brexitkeuze niet betreurde. Helaas voor de volkssoevereiniteit hebben de Tories hem daarna in zijn gezicht gestampt met een uitgesproken pro-immigratiebeleid.’ En hoe moet het dan verder met de volkssoevereiniteit? ‘Deze verzameling publicaties van 1997 tot 2023 kan misschien een debat weer aanzwengelen dat rond het millenniumjaar op gang leek te komen. Guy Verhofstadts Burgermanifesten bewezen lippendienst aan de directe democratie, en die stond enkele jaren echt op de agenda, maar nu niet meer. In Nederland heeft D’66, ooit motor van voortschrijdende democratisering, mee geijverd om wat er aan mogelijkheden tot raadgevende volksraadpleging bestond, weer af te schaffen; namelijk uit vrees dat de ongewassen massa verkeerd zal stemmen. Onder politicologen zie ik vooral vijandigheid. Wij zijn dus marginaal. Of nee: wij zijn een voorhoede.’

Labels: , , , , , ,

Read more...

29 juni 2023

De Conservatieven op ontrouw betrapt.

De Conservatieven op ontrouw betrapt. Wat waren ook weer de grondbeginselen? (had moeten gepubliceerd worden in Doorbraak, 30 juni 2023) "Hervormen om te behouden", dat is het motto van conservatief beleid. Voor de Britse Tories is het ook de uitweg uit hun huidige crisis. Vóór de Brexit hield de EU-partij van de Europese Conservatieven en Hervormers, met ondermeer de N-VA, regelmatig conferenties van hoog niveau over beleids- en ideologische onderwerpen. De Tories waren de locomotief van dit partijenverband en bepaalden feitelijk de inhoud van deze bijeenkomsten. Tot de Britse EU-exit in 2019. De Edmund Burke Foundation's recente conferentie "National Conservatism" (Londen, 15-17 mei 2023), waarvan de presentaties nu op YouTube ter beschikking zijn, knoopt weer aan bij die traditie. Het ging bij uitstek over de basisbeginselen van het conservatisme, en de bijeenkomst mag voortaan gelden als een cesuur in de geschiedenis van deze politieke stroming. Het beuzelachtige Vlaanderen heeft er geen belangstelling voor getoond, maar de wezenlijke besluiten verdienen alleszins onze aandacht. De Britse situatie Even de recente politieke stroomversnelling recapituleren. In 2016 stemde een kleine meerderheid vóór de Brexit, gesteund door een oud-linkse minderheid in Labour en een meerderheid van de Tories. De strijd om het hart van het kiespubliek was tot het laatst ongeveer gelijk opgegaan. Wat dan ongetwijfeld de doorslag gegeven heeft, was Angela Merkels besluit om, in overtreding van het Verdrag van Dublin, de migratiesluizen naar Duitsland open te zetten. Dat gaf al die asieleisers automatisch ook toegang tot het Verenigd Koninkrijk. De Britten wilden de zeggenschap over hun eigen grenzen terug. Belangrijke Tory-leidersfiguren hadden "remain" gestemd, hopelijk uit trouw aan de Europese gedachte, waarbij de immigratie- en andere problemen maar binnen het EU-raamwerk moesten opgelost worden. Aldus bijvoorbeeld Theresa May, die de ontslagnemende David Cameron als premier zou opvolgen. In plaats van de referendumuitslag te overrulen, zoals de EU en de remain-leiders wensten, eerbiedigde zij de kiesuitslag. De praktische uitwerking liep echter moeilijk, en zij gaf het premierschap door aan Boris Johnson. Die ging in 2019 ter stembus met een uitgesproken pro-Brexit programma en haalde daarmee een onuitgegeven overwinning, ook in aloude Labour-districten. Het volk weerlegde klinkend de mediabewering dat de Brexit-kiezers hun keuze inmiddels betreurden. Maar dat was vier jaar geleden. Plaatselijke verkiezingen en opiniepeilingen hebben inmiddels aangetoond dat de Tories dat volkse kiespubliek weer verloren zijn, en dat zij volgend jaar zeker de macht aan Labour zullen moeten overdragen, behoudens een wonder. Wat is er misgegaan? Het antwoord ligt in de pietluttige *politique politicienne* die een foute invulling gaf aan het begrip "conservatisme". Qua sociaal-economisch beleid neigt de mening van het volk naar links. De introductie van de libertarische hervormingen door Margaret Thatcher waren gerechtvaardigd in de stramme verstaatste economie van toen, maar nu is de slinger te ver doorgeslagen. De Tories werden echter gedomineerd door economisch-reductionisten, wier libertarisme naadloos overgaat in de privatisering van nutsbedrijven, globalisering, afschaffing van beschermingsmaatregelen als het minimumloon, en open grenzen. Dat bereikte een hoogtepunt tijdens het interregnum van Liz Truss als premier in 2022, met haar financieminister Kwasi Kwarteng. (Dat deze zwart is, is in de anglosfeer geen punt meer, maar bij ons zou het nog nieuws zijn, namelijk als weerlegging van de linkse aanname dat een zwarte zielig-onderdrukt en van nature links moet zijn.) In de 19de eeuw zou zulk beleid Whig geheten hebben, liberaal en het tegendeel van conservatief. Het is tijd om de partijlijn te hervormen en opnieuw het volkswelzijn centraal te stellen. Inwijking Vooral het migratiebeleid stelde teleur. Terwijl Brexiteers op Johnson gestemd hadden in het vertrouwen dat hij de voorthollende immigratie zou ombuigen, is niet alleen de illegale inwijking enorm toegenomen, zoals bij ons, maar ook de legale. Hadden zij hem gekozen om bijvoorbeeld de afschaffing te krijgen van de wet die de arbeidsmarkt beschermt via de eis dat werkgevers pas een buitenlander kunnen aannemen nadat zij een Britse werknemer voor die functie gezocht en niet gevonden hebben? Hadden zij vóór een uitbreiding van het recht op familiale volgmigratie gestemd? De minachting voor de stem des volks die tot de Brexit-reactie geleid had, bleek onder Brexit-held Boris Johnson sterker dan ooit. Het conservatisme is niet tegen inwijking per se, wel tegen de revolutionaire impact van het soort inwijking dat we vandaag meemaken. De EU-Commissie en de Europese rechters dringen die op tegen de volkswil in, de Tory-toplaag heeft op haar manier hetzelfde gedaan, daar waar Labour nu meer tot migratiecontrole neigt. Één van de buitenlandse sprekers, de Israëlische politiek wijsgeer Yoram Hazony, voorzitter van de Burke Foundation en auteur van *The Virtue of Nationalism*, herinnerde eraan hoe de natie voor Conservatieven weliswaar niet het brandpunt vormt maar toch geëerbiedigd wordt als component van onze groepsidentiteit. Het recente Tory-beleid week daar ver van af en verdient dringend -- applaus! -- een bijsturing. Het valt nu aan de nieuwe premier Rishi Sunak en zijn felle minister Suella Braverman (allebei van Indiase afkomst) toe om de wilde inwijking terug te schroeven. Menig conferentiespreker schatte in dat zij tegen de volgende verkiezingen nog net het tij kunnen keren mits een doortastende ommekeer. In Londen blijkt het idee van een politieke ommekeer alvast denkbaar te zijn, anders dan in het gestagneerde Brussel. In eigen land is een gefocust debat over het migratiebeleid nauwelijks mogelijk, want de aandacht verschuift meteen naar "Vlaams Belang! Foei!" In het VK, net als in bijvoorbeeld Denemarken, bestaat er een waaier aan opvattingen in zowel arbeiders- als burgerlijke partijen. Daar kan het debat echt over ideeën en beleidskeuzes gaan.

Labels: , ,

Read more...

15 juni 2023

Bewogen debat over meningvrijheid

Bewogen debat over meningvrijheid (Brussels Journal, 30 juli 2008) Op de Gentse feesten vond dit jaar, van 20 tot en met 28 juli, voor de negentiende keer een reeks debatten plaats. In het Vlaamse geestesleven zijn dit vrij belangrijke evenementen. In een tijd van soundbites zijn deze vier uur durende (14-18h) debatten een zeldzaam forum voor gedachtenwisseling waar de sprekers nog echt een standpunt kunnen ontwikkelen. Representatief voor de bestaande opiniewaaier zijn ze echter niet, de panels zijn doorgaans eenzijdig links van samenstelling. Hoewel, ook niet overdrijven, in het China-debat zat bv. oud-topbankier Fons Verplaetse; misschien dat in zijn geval zijn belgicisme wel als linkse geloofsbrief kon dienen. In het panel van het laatste debat van dit jaar, over “De toekomst van de vrijheid van meningsuiting”, bekenden alle sprekers zich wél tot de linkerzijde. Twijfelgeval was misschien de Nederlandse gast, prof. Meindert Fennema: de andere disputanten waren onthutst toen hij een echt dissidente mening bleek te vertolken. Maar Fennema heeft toch een uitgesproken links palmares als extreemrechts-watcher en na vijftien jaar lidmaatschap van de Communistische Partij Nederland. Eigenlijk moet het niet verwonderen dat iemand die geschoold is in het marxisme daaraan een zekere doctrinale ernst heeft overgehouden en vandaag ook over vrije meningsuiting logischer denkt en met minder bochtenwerk dan de soft-linksen met hun conformisme en hun “heiliger dan gij”-moralisme. Het Vlaams Belang heeft deze debattenreeksen wegens hun ideologische eenzijdigheid al eens gewraakt. Vijf jaar geleden legde de partij klacht neer omdat de debatten plaatsvinden in een schoolgebouw, en een reglement zegt dat daar geen politieke evenementen mogen plaats hebben tenzij alle partijen vertegenwoordigd zijn. Dat werd toen afgeketst, omdat de debatten niet partijpolitiek zijn en er meestal ook geen politici in het panel zitten (hoewel, is de aanval op een partij niet evenzeer partijpolitiek?). Mijns inziens zou rechts beter een voorbeeld aan deze reeks nemen en zelf wat meer debatcultuur ontwikkelen. Alle debatten die ik sedert 1994 op de Gentse Feesten heb bijgewoond, waren een uitstekende tijdsbesteding, gelijk je nergens anders in het land nog vindt. Dit jaar is er protest geweest van Joodse zijde tegen de eenzijdigheid van het Palestina-debat, waaraan geen enkele pro-zionist deelnam. In een voorrede bij de debatnamiddag had Gents burgemeester Daniël Termont, die nog eens aan het volstrekt fundamentele belang van het recht op vrije meningsuiting (art. 19 van de UVRM én van de Belgische grondwet) herinnerde, al verteld hoe de stad op haar webstek onder externe druk de discussie over het Palestina-debat afgesloten had. Organisator Eric Goeman legde in zijn slotwoord uit dat deze controverse wellicht nog een gerechtelijk en/of politiek staartje zal krijgen, en dat het VB, de partij die zich als verdediger van de Joodse belangen opwerpt, de rel zeker zal aangrijpen om het voortbestaan zelf van deze debatformule opnieuw in vraag te stellen. Hijzelf was, zo meldde hij, in Joods Actueel met Josef Goebbels vergeleken. Maar hij liet het niet aan zijn hart komen. Hij gaf nog de waarschuwing mee om niet teveel te verwachten van presidentskandidaat Barack Obama, want “om historische redenen heeft de Democratische Partij nog nauwere banden met de Joodse lobby dan de Republikeinen”. Antiterreurwetten Om elk woord en wederwoord over het onderwerp vrije meningsuiting weer te geven ontbreekt ons hier de ruimte, we vatten even de specifieke bijdrage van elk der panelleden samen. De eerste spreker, socialistisch vakbondssecretaris Stephan Galon, Secretaris Algemene Centrale ABVV, mede-oprichter van het “Platform voor Vrije meningsuiting”, plaatste dit thema in een breder kader, namelijk de bedreiging van onze vrijheden in de hele westerse wereld door het zogenaamde antiterreurbeleid van na 11 september 2001. Met name moeten we ons zorgen maken over nieuwe bepalingen die ertoe strekken dat men mensen mag afluisteren of opsluiten op grond van de loutere verdenking, niet van een misdrijf maar van het behoren tot een groep die een misdrijf begaan heeft of zelfs alleen maar aan het plannen is; of op grond van een “extremistische” mening. Hij noemde ondermeer een klacht van Electrabel tegen vreedzame actievoerders van Greenpeace wegens “bendevorming”, wat tot maximaal vijf jaar gevangenisstraf kan leiden; een weliswaar op vrijspraak uitgelopen proces tegen betogers tegen een top van financieministers in Luik wegens “criminele organisatie” (een wetsbepaling die eigenlijk bedoeld was tegen de Maffia), na telefoontap; de zaak van Bahar Kimyongür, woordvoerder van de linkse Turkse DHKPC, die in een procesgang met allerlei onregelmatigheden, inbegrepen een mislukte poging om hem via Nederland aan Turkije uit te leveren, ondermeer tot vier jaar veroordeeld is hoewel hemzelf geen enkele criminele daad ten laste gelegd werd (nadien weer vrijgesproken, maar er komt nog een vervolg); en nog zo enkele waarin actievoerders, onderzoeksjournalisten of louter verbale sympathisanten van controversiële groeperingen aangepakt worden met methodes die alleen tegen daders van echt criminele feiten gepast zijn. Dit is een kritiek die zowel van links als van rechts geuit is tegen de Amerikaanse Patriot Act en gelijkaardige nieuwe wetten in Europa, in Vlaanderen bijvoorbeeld geformuleerd door de bekende flamingant Mark Grammens. Galon noemde nog de fameuze lijst met staatsgevaarlijke organisaties die in mei 2005 opdook, en die ondermeer de Vredesbeweging vermeldde, Gaia, IndyMedia en andere linkse organisaties. Merk op dat in rechtse kringen precies hetzelfde protest gehoord is omdat die lijst evenzeer de rechtse en Vlaamsgezinde organisaties viseerde, tot en met het Davidsfonds. Het was nu eenmaal geen antilinks complot zoals links zou willen geloven, noch een antirechts complot zoals rechts beweert, maar gewoon een zoveelste voorbeeld van de klunzigheid van de polyparanoïde Belgische veiligheidsdiensten, die blijkbaar hun linker- niet van hun rechterhand kunnen onderscheiden. De ABVV-secretaris sloot af met een ronkende volzin: “De vrije meningsuiting is de chape van gewapend beton waarop alle activisme berust.” Bijvoorbeeld van het vakbondswerk dat de sociale zekerheid tot stand gebracht heeft. In die chape zag hij nu barstjes optreden. Censuur, porno en IQ Anne Provoost, schrijfster (bekroond om haar antiracistische boodschap) en curator van “Zogezegd in Gent 2008”, zette de toon voor alle volgende panelleden door te zeggen dat ze wel vóór de vrije meningsuiting is, “maar…” Ze zag in de meningvrijheid, en ook in de stemplicht, het stakingsrecht en de “directe democratie” (meermalen gebruikte ze deze specifieke uitdrukking), een aantal “welpen”, veelbelovende beginselen die we moeten grootbrengen maar met oog voor het gevaar dat zij ons kunnen verslinden. We moeten de vrije meningsuiting dus binnen zekere perken houden. Aan Ayaan Hirsi Ali nam ze alleen dit kwalijk, dat zij “de vrije meningsuiting als een eindpunt ziet”. Zelf had ze ervaring met de “feminatheek” van Louis-Paul Boon, waar ze bij nader toezien moest toegeven dat deze inderdaad kinderporno bevatte, iets waarvan de wet het tentoonstellen verbiedt. En dan moet je je aan de wet houden, vond zij. Merk op dat niemand het idee in vraag stelde dat pornografie onder vrije meningsuiting ressorteert. De recente “Nacht van de Censuur” van de Humanistisch-Vrijzinnige Vereniging slaagde erin om over de bestaande censuurwetten inzake revisionisme en racisme met geen woord te reppen (of het zou goedkeurend moeten zijn) maar maakte veel puberale drukte over enkele maatregelen tegen blootfoto’s. Niet dat we prins Philippe moeten napraten en voor een verbod op pornografie pleiten, maar ik zou haar toch niet de eer gunnen een “mening” te zijn, vrucht van een denkproces. Eén kenmerk van een mening is dat er een tegengestelde mening kan bestaan, bv. “Leve de koning!” versus “Weg met de koning!” Het is moeilijker in te zien wat in tegenspraak staat tot een gegeven blootfoto. Anne Provoost was de enige die het revisionismeverbod vermeldde. Voor wie het fundamentele belang van de vrijheid van onderzoek, meningvorming en informatieverspreiding beseft, is die wet uit 1995 evident verwerpelijk. Voor militanten en meelopers van de heersende pensée unique is diezelfde wet een trofee in de strijd tegen het Kwaad. Maar Anne Provoost vond de kwestie omstreden, vatbaar voor tegengestelde beoordelingen. Ze deed echt erg haar best om fair te zijn. Ze dacht dat het alleszins maar een tijdelijke wet zou blijken, want over enkele generaties is de geschiedenis van WO2 geen thema meer. Geheel ongevraagd bracht ze als enige ook een geval ter sprake dat echt iets mat ras te maken heeft, namelijk de uitspraak van geneticus en Nobelprijswinnaar James Watson dat er een significant verschil is in IQ tussen verschillende rasgroepen. Ze noemde als probleem de vraag wát daarover uitgesproken mag worden indien het de waarheid is. Dat was eigenlijk vloeken in de kerk, want echte antiracisten zouden zonder aarzelen hun eigen politieke zekerheden boven het geduldige en omvangrijke onderzoek van deze topwetenschapper stellen. Anne Provoost wist dat zo nog niet, en hield er rekening mee dat de Nobelprijswinnaar misschien beter op de hoogte was dan zijn critici. In dat geval zou het wellicht erg onbeleefd en “smakeloos” zijn om het luidop te zeggen (“Afrikanen zijn minder intelligent dan Chinezen”), maar daarom moet het nog niet door de wetgever verboden worden. Woordkeuze Jeroen Olyslaegers, auteur van o.a. een zevental theaterproducties, had blijkbaar ernstig nagedacht over de ideologische woestijn van tegenwoordig. Hij wou af van de oud-linkse partijlijn, en zeker van het linkse gezeur over de oprukkende Reactie. Links moet uit haar louter reactieve gedragspatroon van de jongste jaren treden en opnieuw het initiatief nemen. Ondermeer moeten we het goede nieuws gaan beklemtonen, de kleinschalige initiatieven die terug een gemeenschapszin aankweken. Hij noemde het Oosterweel-activisme, recent bekroond met de toezegging van het aanvankelijk vijandige Antwerpse stadsbestuur dat ze het project opnieuw zou bekijken, als voorbeeld van hoe mensen hand in hand echt nog iets constructiefs kunnen doen. Hij besefte wel dat wie het herwaarderen van de “samenleving” op de agenda plaatst, zich blootstelt aan de verdenking van extreemlinkse of extreemrechtse sympathieën, maar daar moeten we dan maar door. Met zelf ons eigen verhaal te vertellen zullen we de kwaadsprekers uiteindelijk in het ongelijk stellen. Niet dat de linkse klachten ongegrond waren, Olyslaegers zag het rechtse gevaar inderdaad machtig opdoemen: “Onderschat niet dat termen als ‘politiek correct’ door rechts gekaapt zijn. Heel dit debat, zelfs de Verlichting is ingepalmd door rechts. Het VB kaapt de vrije meningsuiting, wie het VB bekritiseert heet ‘tegen de vrije meningsuiting’ te zijn.” Van dat laatste heeft ondergetekende waarnemer van de hedendaagse ideologische strijd alvast nooit iets gemerkt. Vele mensen hebben het VB bekritiseerd, ook ik heb het VB bekritiseerd, zonder voor vijand van de vrije meningsuiting uitgekreten te zijn. Het geheim daarvan was bijzonder eenvoudig: wij hebben het VB bekritiseerd zonder op repressie en muilkorfwetten beroep te doen. De vijanden van het VB die tegelijk ook vijanden van de vrije meningsuiting genoemd zijn, dat zijn alleen degenen die inderdaad spreekverboden, beroepsverboden en muilkorfwetten geëist hebben. Er is nog genoeg fair-play in het maatschappelijk debat opdat mensen pas vijanden van de vrije meningsuiting genoemd worden zodra ze inderdaad de vrije meningsuiting proberen te beknotten. Het is daar dat vele linksen in de fout gegaan zijn, op de manier die sommige panelleden ongegeneerd zelf gedemonstreerd hebben: vrije meningsuiting opeisen voor zichzelf maar ze ontzeggen aan andersdenkenden. Over de situatie in Nederland zei hij dat het debat daar zeer verward was, helemaal over de vorm en niet over de inhoud. Het geval Ayaan Hirsi Ali vond hij niet zo belangrijk, en het was “tragikomisch” hoe de controverse daar uiteindelijk nog slechts om haar persoonlijke situatie draaide, hoe haar buren haar weg wilde en Rita Verdonk haar op haar inreisgeschiedenis pakte. Dat er “in het debat over vrije meningsuiting zo weinig zinnigs gezegd wordt”, weet hij hieraan dat “we niet meer in gemeenschap leven”. Daar is wel iets van: het schrille en extreme van het debat zou inderdaad wel een eindweegs verholpen worden met meer direct menselijk contact. Dan zouden mensen onder elkaar tot afspraken komen zonder dat de wetgever hoeft in te grijpen. Olyslaegers besefte wel dat deze oproep tot goedheid en verstandhouding vreselijk soft kon lijken, als een tegeltjeswijsheid (“…daar alleen is ’t leven goed, waar men stil en ongedwongen alles voor elkander doet”), maar toch zit daar reële vooruitgang. Ter opmontering van de linkerzijde maande hij zijn gesprekspartners aan om het probleem niet te dramatiseren, ook niet voor de overbelichting van polariserende stellingen in de media: “De media zijn geen blok, er is geen samenzwering, alleen een sfeer die extreme tendenzen uitvergroot omdat die voor ‘een goed verhaal’ zorgen. Bovendien zijn de massamedia niet meer zo almachtig”, namelijk door de opkomst van nieuwe communicatiecircuits, zoals de KifKif-site en IndyMedia. Bovendien: “Extreemrechts heeft geen insteek in de grote media, tenzij juist door een term als vrije meningsuiting te kapen.” Want: “Woorden zijn belangrijk. Zo was ‘tolerantie’ een zeer domme woordkeuze, die heeft ons tien jaar gekost.” Links laat na om het spel op dit subtiele niveau te spelen: “Het VB creëert een eigen logica, links doet dat niet. En als een linkse zoiets doet wordt hij door andere linksen van collaboratie beschuldigd.” Van dat laatste hadden we graag voorbeelden gehoord. Misschien dacht hij aan prof. Etienne Vermeersch, vaste gast op deze debattenreeksen, wiens stellingnamen over illegale immigratie, over de islam en over de Vlaamse zaak inderdaad op giftige reacties onthaald zijn van Paul Goossens en andere linkse tenoren. Links zit duidelijk met een probleem. Hoewel het gebruik kan maken van als antirechts bedoelde wetten en overheidsinstellingen, hoewel het dus formeel nog overduidelijk in de dominante positie zit, voelt het iets wringen en knagen. Tussen de toeëigening van “vrijheid” als slagwoord in de carnavalssfeer van Mei ’68 (waar Eric Goeman aan herinnerde) en de huidige onderdrukking van de vrijheid voor andersdenkenden is er een pijnlijke contradictie. Men kan die in het publiek debat wel een tijdje wegbluffen maar ze blijft de aandacht trekken. Vanuit de bestaande loopgraven zal links deze strijd niet meer winnen, het is tijd om het over een heel andere boeg te gooien. Dat was alvast een originele boodschap van Jeroen Olyslaegers. Recht tot belediging Eric Goeman vond dat de vrije meningsuiting tegenwoordig blijft steken in het “recht op belediging”, expliciet zo opgeëist door Ayaan Hirsi Ali. Daar was hij niet voor te vinden: “Het absoluut recht op vrije meningsuiting heeft nooit bestaan, het is altijd beperkt door talloze wetten en regels. Tegenwoordig moeten we in naam van de vrije meningsuiting allerlei kwakzalverij aanhoren die niet op kennis gebaseerd is.” Met dat laatste doelde hij vermoedelijk op beweringen over de islam door Geert Wilders en andere ongelovigen. Bovendien vond hij dat vooral rechts nu over de vrije meningsuiting “schreeuwt” terwijl links in de verdediging zit. Dat laatste is allicht juist omdat links zich zo vaak en zo vlot met de onderdrukking van de vrije meningsuiting vereenzelvigt, bv. het verbod op beweerd “racistische” meningsuitingen, die het dan nog eens uiterst breed interpreteert zodat bv. godsdienstkritiek (volgens Karl Marx het begin van elke kritiek) inzake de islam eronder valt. Meindert Fennema, hoogleraar politieke theorie en etnische verhoudingen aan de afdeling Politicologie/Imes van de Universiteit Amsterdam; sprak zijn steun uit aan de Deense cartoonisten en Ayaan Hirsi Ali, zelfs in haar aanspraak op “the right to offend”. Eerst vertaalde hij dit als het “recht om te beledigen”, zoals Goeman hem al had voorgedaan, maar na protest van germaniste Kristien Hemmerechts maakte hij er later nauwkeuriger “kwetsen” van. Dat is inderdaad niet hetzelfde: als je tegen Moestafa zegt dat Mohammed pedofiel was, dan is dat geen belediging want het is geen uitspraak over Moestafa, maar het kan wel kwetsend zijn, namelijk als hij erg gehecht is aan een geïdealiseerd Mohammedbeeld. Fennema doorbrak de consensus over de linkse underdog- of slachtofferpositie: “Ik deel niet de mening dat de repressie het werk is van rechts met links als slachtoffer.” Hij stelde vast dat in tegenstelling met links, de geviseerde rechtsen de vrije meningsuiting niet alleen voor zichzelf maar ook voor hun tegenstanders opeisten: “Toen de Hofstadgroep vervolgd werd, de groep waartoe Mohammed Bouyeri behoorde maar waarvan de andere leden geen criminele daden gesteld hadden, protesteerde juist Ayaan Hirsi Ali tegen die vervolging van een louter opinie.” Zij had tenminste beseft dat vrije meningsuiting ondeelbaar is: ze geldt zowel voor je tegenstanders als voor jezelf (zoals ook de onverdacht linkse Rosa Luxemburg geschreven heeft), want selectieve vrije meningsuiting is helemaal geen vrije meningsuiting. Fennema zelf wilde uitdrukkelijk ook de vrijheid gunnen aan de vijanden van de vrijheid. Hij had, zo vertelde hij, geprotesteerd toen het Amsterdamse stadsbestuur overwoog om imams aan te zetten tot verklikking van radicale moskeegangers. Moreel zou het fout geweest zijn, net als wanneer men pastoors zou dwingen om uit de biecht te klappen. En het zou ook niet werken, want de radicalen blijken uit onderzoek vooral mensen te zijn die “uit hun netwerk gevallen zijn”, dus laat de moskeeën hun randgevallen vooral wél bij zich houden, dan is er minder kans dat ze tot extreme daden overgaan. Gedachtegoed vervolgen is de democratie afbreken én het extremisme versterken. Hij had ook geen bezwaar tegen de door het VB gewraakte “eenzijdigheid” van deze debattenreeks: “Als er geen eenzijdigheid mag zijn, dan is er geen vrije meningsuiting. Als je links bent, zeg dan gewoon openlijk dat Eric Goeman en zijn debatten eenzijdig zijn.” Niemand trok de aandacht op het feit dat de door links bepleite muilkorf op zogenaamd racistische uitspraken tegelijk het beleid is van de gevestigde macht. Koning, Kerk en Kapitaal zijn, weliswaar vanuit verschillende motieven, eensgezind in hun veroordeling van het racisme en in hun pleidooi voor open grenzen. Fennema vermeldde wel dat de buren van Ayaan Hirsi Ali haar konden verjagen toen de rechter gehoor gaf aan hun pleidooi dat hun woning door haar aanwezigheid in waarde gedaald was. Er zijn allerlei uiteenlopende belangen die men belangrijker kan vinden dan de vrije meningsuiting. Als het erop aankomt, vormen degenen die consequent vóór de vrije meningsuiting zijn, slechts een excentrieke minderheid. Kifkif en de racismewet Chokri Ben Chikha, theatermaker en acteur, is vooral bekend van de bijzonder oneerbiedige affiches van zijn toneelstukken De Leeuw van Vlaanderen en Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen. Logischerwijze zou hij dus een militant voorstander van het ongebreidelde recht om te beledigen. Dat is hij zeker, namelijk tegenover Vlamingen en katholieken, ook trouwens tegenover Joden, maar natuurlijk niet tegenover moslims: “Als groepen tegen elkaar opgezet worden, dan moet je niet lullen van: ‘Ik kan hier zeggen wat ik wil’, want het heeft gevolgen. Ayaan heeft het recht om haar mening te uiten, maar er zijn gelukkig wetten op racisme. Dat heeft niks te maken met vrije meningsuiting maar met een stap hoger: propaganda.” Ongeacht de juistheid van zijn karakterisering van haar islamkritiek als “propaganda” blijft ook propaganda een meningsuiting. Terwijl sommigen, rechts en minder rechts, vinden dat links een fout maakt door muilkorfwetten te steunen, vond onze leeuwbedwinger dat links nog niet ver genoeg gaat: “Links doet tegenwoordig bang en verward. Veel linksen vinden zelfs dat de Deense cartoons moeten kunnen!” Van de linkse media wou hij ook niet te veel verwachten: “We moeten niet naïef zijn, door de commerciële dimensie krijgen radicalen gemakkelijk het woord. Links is zelf ook geëvolueerd. De Morgen is destijds gered door een pact met de commercie.” Ico Maly, hoofdredacteur Kif Kif Mediawatch, trok deze lijn verder door: “Rechts controleert dit debat. De juridische benadering, met beperkende wetten, raakt zo in de verdrukking. Zelfs Yves Desmet komt op voor het recht op beledigen.” Ja, Desmet laat zich tegenwoordig voorstaan op de term “kutmarokkaantjes” als zijn beklijvendste bijdrage aan het politieke discours. Nog in een andere zin treft de media schuld: “De media controleren de meningsuiting. Zij bepleiten wel de absolute vrije meningsuiting maar selecteren intussen zelf wel wat er wel en wat er niet gepubliceerd geraakt, volgens eigen criteria. Wél Bart De Wever of Jean-Marie Dedecker, maar niet de complexere standpunten van bv. de sociale organisaties.” In de hitte van het debat gaf hij toe dat islamkritiek moet kunnen: “Toegelaten, ja. Maar wat is de kwaliteit van Ayaan’s discours? Dan is het een deel van mijn vrije meningsuiting om haar te bekritiseren.” Daarmee trapte hij een open deur in, want niemand in dit panel noch in het hele islamdebat heeft ooit geëist dat kritiek op islamkritiek verboden moet worden. Ongewild vermakelijk was Maly’s relaas van het proces dat Joodse groeperingen aangespannen hebben tegen KifKif wegens antisemitische uitingen op haar webstek. De klagers baseren zich op de racismewet, uitgerekend die wet waarvoor KifKif zoveel geestdrift betoont. Mijns inziens bewijst de Joodse gemeenschap zichzelf geen dienst door muilkorfwetten in te roepen, maar anderzijds is het wel rechtvaardig als KifKif een koekje van eigen deeg krijgt. Jeroen Olyslaegeers verwelkomde zulke rechtszaken, zelfs een eventuele Joodse aanklacht tegen de organisatoren van de debattenreeks, als een interessante test voor het bereik en de interpretatie van de bestaande racismewet. Respect Kristien Hemmerechts, schrijfster en hoofddocent Engelse letterkunde aan de KUB, vond de Deense cartoons “overbodig”, voor haar was “het sop de kool niet waard”. Het zou een manier kunnen zijn om zich van de belaagde cartoonisten te desolidariseren zonder zich openlijk tegen de vrije meningsuiting te keren. Dat standpunt maakte haar “populair bij de migranten”. Zij vond het een kwestie van goede manieren: “Als toerist trek je je schoenen uit wanneer je een moskee betreedt.” Natuurlijk. En het is mogelijk om de islam te bekritiseren zonder de vrouwen van de profeet als hoeren voor te stellen (dat is wat vele moslims in Salman Rushdie’s De Duivelsverzen gelezen hebben) of hem “pervert” en “pedofiel” te noemen. Maar dat is dus een kwestie van manieren, niet iets dat de wetgever moet opleggen. Wat de grote principes betreft: “Vrije meningsuiting was zeer belangrijk om ons te bevrijden van het juk van de kerk, in de identiteitsvorming rond de Verlichting, in de scheiding tussen kerk en staat. Plots is daar dan de Ander met zijn sjari’a en zonder scheiding van kerk en staat. Dat is een karikatuur. Ik betreur die polarisering, pro vrije meningsuiting of contra, geen middenweg van: ‘Laten we toch ook respect opbrengen voor anderen’.” Wel ja, respect, wie kan daar tegen zijn? Maar dat is per definitie iets dat de wetgever niet kan opleggen. Op dit punt had Chokri Ben Chikha logischerwijze zijn spijt moeten betuigen voor zijn brutaal gebrek aan respect voor Vlamingen, christenen en Joden (of het verbod op zijn eigen werken eisen), maar dat kon er niet af. Nou ja, het was tenslotte een debat, en hij was onder geen enkele verplichting om het met la Hemmerechts eens te zijn. Zij betreurde de polarisering tussen pro en contra, hij koos resoluut vóór die polarisering, met name aan de zijde van de contra’s die de vrije meningsuiting aan andersdenkenden misgunnen. Hemmerechts liet verder weten dat er nauwelijks nog een “links” bestaat in Vlaanderen, alleen nog “gradaties van rechts”, en dat De Morgen amper nog links is. Niemand protesteerde, en vanuit oud-links proletarisch standpunt is dat ook wel juist. Bijvoorbeeld, toen de arbeidersbasis van de Britse Labour-partij morde omdat Tony Blair na zijn herverkiezing aan zijn ministers een drastische salarisverhoging cadeau deed, schreef verhofstadtvriend Yves Desmet dat men moet ophouden met zeuren over hoe die gearriveerden teveel betaald krijgen: “Voor mijn part krijgen ze nog niet genoeg.” In economisch opzicht is De Morgen inderdaad eerder liberaal geworden (de SP.A trouwens ook), maar inzake de socioculturele dossiers is onze ochtendkrant wel degelijk nog links, namelijk in de zin van: tegen rechts. Maar voor prof. Hemmerechts zou het dus wat linkser mogen. Ook de inzet van goede wil die Olyslaegers bepleitte, was haar niet links genoeg: “De maatschappij is meer dan de som van mensen: er zijn ook structuren, die overigens heel wat meer zijn dan de markt. Lief en goed zijn is niet goed genoeg.” Zij wou de notie van de “maakbare samenleving” in eer herstellen. Een staat die in de civiele samenleving ingrijpt, leek haar onmisbaar. Zelfs inzake veiligheidsbeleid was ze bereid om die staat wat meer armslag te geven dan andere panelleden aanvaardbaar vonden: “Misschien is met die wetten die infiltratie en afluistering toelaten, wel een aanslag voorkómen, mensenlevens gered. Tenslotte is het veiligheidsprobleem reëel. Bij de aanslagen in New York en Madrid en zo zijn er wel degelijk mensen gestorven.” Of hoe onze nationale linkse schrijfster op dezelfde lijn kwam te zitten als G.W. Bush. Polemiek Vermelden we nog enkele memorabele botsingen tussen panelleden. Kristien Hemmerechts moest niets hebben van het tegenover elkaar stellen van “linkse intellectuelen” en “arbeiders die VB stemmen”. Het geneert die 68-ers blijkbaar dat het destijds door henzelf verheerlijkte proletariaat hen nu uitspuwt. Vakbondsman Stephan Galon wist echter beter. Toen het ABVV mede op zijn aandringen alle VB-ers uit de vakbond zette (“met uitzondering van enkele echt sociale gevallen”), bleek het om “talloze” mensen te gaan. Beiden vonden elkaar dan maar in het goede voornemen om terug meer contact te zoeken met de arbeidersklasse en onbevooroordeeld naar haar zorgen te luisteren. Fennema nam het onverkort op voor Ayaan Hirsi Ali en andere “extremisten” van de vrije meningsuiting. Goeman meende: “Het is aan de vrije meningsuiting te danken dat Theo van Gogh en Ayaan Hirsi Ali beroemd geworden zijn.” Waarop Fennema: “En dóód.” Dus Goeman, droogjes: “Ayaan is niet dood.” Fennema: “Nóg niet.” Want tenslotte wordt zij wel ernstig met de dood bedreigd, en heeft behalve Fennema geen enkel pannellid het duidelijk over zijn lippen kunnen krijgen dat wij pal front moeten maken tegen de krachten die een daad van vrije meningsuiting met de dood willen bestraffen. Toen Ico Maly het maar een “geluk” vond dat racistische uitingen nu strafbaar zijn, antwoordde de Amsterdamse prof: “Ik wil racistische dingen kunnen zeggen.” Nee, dat betekent niet dat hij per se racistische dingen wil gaan zeggen, alleen dat hij daartoe het recht meent te moeten hebben. Wat betekent een antiracistische of beter nog een niet-racistische stellingname immers als het alternatief verboden is? Weg dus met de antiracistische muilkorfwet. Chokri Ben Chokha vond dat links ervoor moet uitkomen dat sociale strijd belangrijker is dan louter vrije meningsuiting, maar dat links vandaag in verwarring is: “De sterkte van rechts is dat links zeer schizofreen bezig is.” Om één of andere reden besloot hij hieruit tot een aanval op Fennema: “Wat ik bij jou niet tof vind, is dat simplisme, dat maakt het debat kapot.” Meteen sloeg Fennema terug: “Als je alles mag zeggen, dán is er debat. Jij wil het debat voorkómen.” Ook Anne Provoost zei tot Ben Chikha: “Ik schrik ervan hoe jij de vrije meningsuiting niet steunt.” “Ik hoor iedereen hier zeggen dat de vrije meningsuiting ingeperkt moet worden”, vatte Fennema het debat mooi samen. De anderen protesteerden unisono: “Niet waar!” Ik heb toch geen van hen horen zeggen dat ze niét ingeperkt moet worden, zij het dan dat dit voor Anne Provoost heel voorzichtig moest en alleen bij hoge uitzondering, terwijl Nico Maly en Chokri Ben Chikha voluit pro muilkorf waren. “Jij”, zei Fennema tot Ben Chikha, “jij bent tegen de publicatie van de cartoons.” Het was Kristien Hemmerechts die met een antwoord tussenkwam: “Ik zeg alleen dat het sop de kool niet waard is. Zoiets als op een foto van je moeder spuwen.” Waarop Fennema: “Wie godsdienst een gevaarlijk misverstand vindt, die wil jij, Kristien, niet ter hulp komen.” En Hemmerechts: “Maar nee,…” Dan nam Ben Chikha weer het woord: “Natuurlijk moet iedereen zoiets kunnen publiceren, maar dat is nog iets anders dan zich voor de kar [van rechts] te laten spannen.” Nu kwam Fennema pas helemaal op dreef: “‘Voor de kar laten spannen’, dat is een zéér gevaarlijke uitdrukking. Ze betekent dat je een idee niet mag hebben als een fout iemand er ook zo over denkt.” Dat was een dwaalredenering die hij zich maar al te goed herinnerde uit zijn tijd bij de CPN. En om dan helemaal ter zake te komen: “Het verbod op belediging zou van alles verbieden. Zo is er een affiche tegen het neoliberalisme van Frits Bolkestein, waarin deze beschuldigd wordt van volgend armoedebeleid: ‘Bestrijd de armoede, dood een bedelaar.’ Dat is toch een belediging voor Bolkestein? Dat roept toch op tot haat tegen hem? Elke politieke stelling kan gelezen worden als een oproep tot haat, al is het maar haat tegen onrecht? Met een verbod op belediging zou die linkse affiche verboden moeten worden.” Fennema gelooft blijkbaar dat dezelfde regels gelden voor links en voor rechts. Maar een strijdbare linkerzijde belijdt natuurlijk niet de Gulden Regel, die wil dat men jegens zichzelf en jegens anderen éénzelfde norm hanteert. Zij vindt het normaal om aan de vijand te verbieden wat zij aan zichzelf toelaat, of wat zij zelf met gretigheid doet. Nu heb ik het gezien de huidige machtsverhoudingen wel over links, maar de geschiedenis leert dat deze neiging bij vele hegemonische groepen in uiteenlopende samenlevingen voorkomt. Zo verklaart het VB zich vandaag fel vóór de vrije meningsuiting, maar wie zal zeggen of het dat lang zal volhouden mocht het zelf aan de macht komen? Juist omdat elke machtsgroep in een hegemonische positie in de verleiding komt om de anderen in hun vrije meningsuiting te onderdrukken, is het zo belangrijk om dat beginsel volledig en diep in onze rechtsstaat te verankeren, veilig voor ideologische modes en de waan van de dag. Alle als’en en maar’en zijn hier uit den boze. Zet maar eenvoudig een vol punt achter de zin: “Ik ben vóór de vrije meningsuiting.”

Labels: , , , ,

Read more...

7 juni 2023

Een tekort aan taaldruk

  Blijkbaar zijn er nergens anders in Europa zoveel kinderen waarvan de school- en landstaal niet de thuistaal is als in Vlaanderen. Zonder andere oorzaken te willen ontkennen is het vrij evident dat dat een van de redenen is waarom de leesvaardigheid van onze jeugd zo drastisch is verslechterd. Die grote anderstaligheid heeft daarnaast natuurlijk nog andere zeer negatieve gevolgen, zoals voor de participatie op de arbeidsmarkt, de sociale cohesie, en dergelijke meer. De volgende vraag is dan echter hoe het komt dat die anderstaligheid zo groot is, en met name ook verhoudingsgewijze een stuk groter dan in andere landen waar er ook veel nieuwkomers zijn. Waardoor schiet met name de taaldruk van het Nederlands tekort, de sociale druk om de taal te leren? Waarbij ik sociale druk in ruime zijn gebruik, war ook economsiche en culturele druk kan omvatten. En hoe kunnen we die taaldruk verhogen? 

 

Er zijn ook hier meerdere redenen voor die te lage taaldruk: het Nederlands is internationaal een relatief kleine taal - daarbij bedoel ik vooral kleiner dan de buurtalen Engels, Frans en Duits, waardoor ook de studie ervan beperkter is. Ons Vlaanderland wordt zelfs niet gepercipieerd als Nederlandstalig, omdat in het buitenland nog steeds de idee leeft dat België één tweetalig land is veeler dan een conglomeraat van voornamelijk twee ééntalige landen. Het helpt niet als de federale overheid dat beeld vaak ook nog hooghoudt. Het helpt ook niet wanneer we zelf nog soms stellen Vlaams te spreken in plaats van Nederlands en onszelf dus verkleinen. Het helpt ook niet dat tevele Vlamingen in teveel situaties geen Standaardnederlands spreken en het vaak zelfs nauwelijks kunnen. Het helpt evenmin dat we zo vriendelijk zijn om maar meteen over te schakelen naar Engels of Frans wanneer iemand geen Nederlands kent. Het helpt niet wanneer Vlaamse ondernemingen steeds meer alles in het Engels afficheren. Het helpt niet wanneer je aan universiteiten in Vlaanderen kan studeren zonder een woord Nederlands te leren. Het helpt ook niet wanneer bepaalde partijen en stromingen nog steeds een multiculturalisme predieken dat aanstuurt op het behoud van andere thuistalen, en die zelfs op school aan bod wil laten komen en anderstalige evenmenten wil bevorderen. En het helpt zeker niet dat er veel international instellingen of ondernememingen hier op vrij grote schaal activiteiten ontplooien met weinig respect voor het Nederlandstalig karakter van ons land, met bitter weinig inspanningen om hun expats Nederlands te doen leren, enzovoort. En het resultaat van dit en nog andere factoren is dat men in Vlaanderen nog veel te goed kan "overleven" zonder behoorlijk Nederlands te kennen. Er zijn gewoon teveel faciliteiten en toleranties die elk apart niet zo schadelijk zijn, maar allemaal tezamen een belangrijke factor zijn van dramatische situaties zoals hoger aangegeven. Er zit niets anders op dan op de meeste van die genoemde punten strenger te worden voor onszelf en voor anderen. Voor een Nederlandser en dus beter Vlaanderen.

 

 (Deze column verscheen in ONAF juni 2023)

 

Matthias Storme

 

Read more...

13 mei 2023

Wat nu met de islamwereld?

Wat nu met de islamwereld? (Doorbraak, 11 mei 2023) De Nederlandstalige uitgave van het boek Islam. Bloeiperiode en Hedendaagse Crisis in de Moslimwereld van Ahmet Kuru, professor Politologie in San Diego State University, was voor uitgever Ertsberg aanleiding tot een debat in een lokaal van de Universiteit Antwerpen. Aanwezig waren de meeste Antwerpse docenten en studenten in de godsdienstwetenschappen, en onvermijdelijk ook rector Herman Van Goethem. Debaters waren politiek veteranen Dyab Abou Jahjah (Euro-Arabische Liga, Resist, Moslim-Democratische Partij) en Meryem Almaci (Groen), gemodereerd door David Geens. Moraalfilosoof prof. Patrick Loobuyck, die een inleiding had moeten geven namens het vrijzinnige Centrum Pieter Gillis, mede-organisator, werd vervangen door jurist prof. Koen De Feyter. In zijn inleidend woord schetste deze de probleemstelling dat de vooruitgang in moslimlanden geblokkeerd wordt door een verbond tussen militaire regimes en de conservatieve clerus, en bevorderd door het zakenmilieu en individuele vrijdenkers. Kuru is best een jofele kerel. Hij heeft al zeker de verdienste dat hij in Pakistan niet welkom was wegens zijn kritiek op de draconische godslasteringswetten aldaar. Hij schroomt zich niet om wantoestanden aan te kaarten, maar houdt onopvallend de islam zelf buiten de vuurlijn. In zijn rede stelt Kuru vast dat in alle parameters voor ontwikkeling (economische output, geletterdheid, scholingsgraad, levensduur), de 49 staten van de islamwereld het samen beduidend slechter doen dan het wereldgemiddelde. Hij erkent dat er verschillende verklaringen bestaan. Dat hij de “essentialistische” verklaring, namelijk dat het door de islam komt, terloops in één zin wegwuift, leverde hem bij dit publiek goedkeurend gemompel op. Van een deskundige in hedendaagse politiek moeten we wellicht niet verwachten dat hij ook nog islamdeskundig is, maar dat kunnen we dan wel beter beseffen: geen enkele van de sprekers op deze avond had het over het islamitisch leerstelsel, allemaal hadden ze het over de moslims. Moslims zijn de resultante van een combinatie tussen de vrij eenduidige islamleer en de uiterst veelvormige mensensoort, moeilijk vast te pinnen. Dat gezegd zijnde, laat ons gewoon kijken welke boodschappen de wereld hier ingestuurd werden. De door De Feyter al aan de orde gestelde verstrengeling van de rechtgelovige islamgeleerden met de militaire regimes is geen wezenskenmerk van de islamwereld: vóór 1050 hielden de meeste denkers en geleerden zich verre van verstrengeling met het regime. Er was ook veel minder discriminatie tegen niet-moslims: een hospitaal dat in 9de-eeuws Bagdad openging telde joden en christenen onder zijn dokters en patiënten, een hospitaal in 14de-eeuws Caïro sloot ze volledig uit. Hoewel, onder de voorbeelden die Kuru gaf merkte ik Al-Biruni op, de eerste indoloog, die rond 1010 tot de hofhouding van militair agressor Mahmud Ghaznavi behoorde. Kuru steekt de schuld voor de verschuiving naar een verbond tussen de islamgeleerden en militaire regimes op buitenlandse invallers: de Mongolen, de Kruisvaarders en Timur. In feite kwamen zij allen later, de Mongolen zelfs twee eeuwen laten; en Šujauddin Timur, hoewel vijand van de Ottomanen, was zelf moslim. De verschuiving naar een theocratisch systeem wordt vaak vereenzelvigd met Ahmad Ibn Taimijja, die rond 1300 optrad, nadat de Mongolen het Abbasidisch kalifaat verwoest hadden. Maar als blokkering van het vrij onderzoek, als onderwerping van het denken aan het geloof, dateert het al van Mohammed al-Ghazali, begin 12de eeuw, wiens strijdschrift De Onsamenhangendheid van de Wijsbegeerte de anti-intellectuele richting vertegenwoordigde die voortaan de islamcultuur zou kenmerken. Soit, voer voor historici. Veel algemener bekend is het effect van de galopperende vooruitgang van Europa sinds de Renaissance. Men vergelijke maar het verschillend verloop van de boekdrukkunst, een uit China afkomstige technologie die ook in de moslimwereld bekend was maar daar nooit de buitengewoon stimulerende rol kon spelen die Europa in enkele eeuwen tot wereldmacht zou katapulteren. Het is sindsdien de grote frustratie van moslims dat de hun door Allah beloofde wereldheerschappij bij anderen terecht gekomen is. Ook na de dekolonisering blijven dat de verhoudingen: creativiteit en innovatie is een westers en nu ook van langsom meer een Aziatisch domein, maar de moslimwereld blijft louter verbruiker. Zelfs de welvarende en niet door burgeroorlogen geteisterde landen daarbinnen produceren geen Nobelprijswinnende inzichten of uitvindingen. Kuru besluit dat “de islam niet de schuldige is”; en dat het kolonialisme ook niet de schuld is. Dat laatste punt is natuurlijk wel opmerkelijk en verdienstelijk: zelf verantwoordelijkheid nemen voor een probleem kan het begin zijn van een remedie. Hij stelt zich duidelijk buiten de islamistische tendens die alles op de ongelovigen steekt, maar ook buiten de linkse tendens die langdurige effecten of vermomde nieuwe vormen van het kolonialisme schuldig verklaart. Dezelfde nuchtere en vrijmoedige kijk op de problemen van de islamwereld vonden we tot onze tevredenheid ook bij de Vlaamse moslims. Debat Meryem Almaci was het er alvast mee eens: uitvluchten zoals “Europees kolonialisme” en “Amerikaans imperialisme” werken niet meer, de moslims moeten hun eigen demonen bezweren. Nostalgie heeft zijn plaats, TV-soaps over Ottomaanse geschiedenis zijn heel populair, meer de echte wereld is anders. Voor haar was “de Arabische lente een ogenblik van hoop, maar die is helaas mislukt”. Om deze vaststelling af te maken, moeten we ons natuurlijk afvragen waarom hij mislukt is. Bij alle goede bedoelingen en begrijpelijke verzuchtingen was er geen voorhoede met een duidelijk alternatief voor ogen, en nog minder een stappenplan om het te bereiken. Deels maakt het repressieve karakter van die samenlevingen het moeilijk om een oppositie te organiseren, maar vooral: de ideologische voedingsbodem ontbrak. Zij stelde, samen met de andere sprekers, dat “de islamwereld eigenlijk niet bestaat”. Tja, er zijn verschillen, maar er is ook iets dat hem als eenheid definieert: de islam. Ik neem het moslims in een liberaal milieu niet kwalijk dat ze weinig oog hebben voor de gemeenschappelijke ervaring van de minderheden in alle moslimlanden, maar alleszins vertellen die een ander verhaal: al die landen hebben gemeen dat niet-moslims er, weliswaar in heel verschillende mate, wettelijk of feitelijk gediscrimineerd worden. Maar het is natuurlijk wel nuttig dat geboren moslims de indruk ontkrachten dat de islamwereld één groot zwart gat is. Er beweegt daar juist veel. Zo wees Kuru erop dat volgens een peiling de meerderheid van de Iraniërs niet meer in de islam gelooft. Zijn grappige anekdote over een gerechtelijk vonnis in Indonesië dat de hoofddoek goedkeurt met het argument dat hij meisjes tegen de muggen beschermt, is ook tekenend voor een tendens onder (zelfs traditionalistische) moslims om puur Koranische door seculier-klinkende overwegingen te vervangen. Abou Jahjah is naar eigen zeggen zelf een voorbeeld van een “cultureel moslim”, dus qua overtuiging een ex-moslim agnosticus, en hij zegt dat ook openlijk aan zijn moslimstudenten. Zowel in het hartland als in de diaspora is de islam aan een erosie onderhevig, met mogelijk een zelfde toekomst als het christendom dat deze fase eerder al doorgemaakt heeft. Toch wijst hij erop dat hij hier een terugkeer van de radicaliseringstendens onder jongeren ontwaart, en dat zij niets moeten hebben van bemoeizieke deradicaliseringsambtenaren. Meryem Almaci noemt zich wel nog moslim, zelfs “méér moslim geworden na 9/11”. Ze doet moeite om de islam uit de wind te zetten, bijvoorbeeld door te beklemtonen dat het Ba’ath-regime in Syrië niet islamitisch is. Kuru’s geschiedkundige beschouwingen waren ook voor haar interessant, want de meeste nieuwkomers kennen de geschiedenis nauwelijks, hoewel ze de actualiteit zeer alert volgen. Of er nu één islam bestaat, er bestaan alleszins veel duidingen over wat het betekent om moslim te zijn: “Ik kom van nabij Konya, de stad van de Draaiende Derwisjen”, en dat is natuurlijk een sympathiekere islam dan die van de ayatollahs. Ze gelooft dan ook in de verdraagzame duiding van het Koranvers: “Er is geen dwang in religie.” Vele moslims hebben bijvoorbeeld moeite met de bedevaart naar Mekka, want met het Saoedische bewind. Het ligt moeilijk, ook binnen families. Abou Jahjah bevestigt dat de islam weliswaar een rol speelt, maar dat het toch ook ingewikkelder ligt. Het zijn seculier-nationalisten die autoritaire staten gesticht hebben en juist zij gooiden opponenten in het gevang, vaak precies de islamisten. Maar van de weeromstuit pleiten voor islamitische regimes doet hij dus niet: “secularisering, democratisering” zijn de weg vooruit. Besef echter wel dat diezelfde weg vooruit in Europa enkele eeuwen strijd gekost heeft. Tegenwoordig gaan de dingen sneller, dus wie weet? Alleszins is er niets intrinsiek anti-democratisch aan de betrokken bevolkingen, die na de Ottomaanse periode aanvankelijk voor grondwettige monarchieën kozen (de formule die in Jordanië stand gehouden heeft). Of zoals Meryem Almaci het optimistisch formuleert: Verlichting is er altijd geweest, maar ze werd onderdrukt. Best leuk om mensen uit de moslimwereld zo vrijmoedig over die moslimwereld te horen kozen. Grote hindernis in het islamdebat in Europa zijn de westerlingen die islamkritische opmerkingen taboe verklaren en actief uitsluiten. Die zaten hier ook bij maar mochten deze keer hun mond houden.

Labels: , , , ,

Read more...

1 mei 2023

Opper- en neerhof: de vlag en de lading

 Onder de wat mysterieuze titel "Motte & Bailey" - wat kan worden vertaald als opperhof (donjon) en neerhof - hebben enkele Engelse en Amerikaanse auteurs (te beginnen met Nicholas Shackel) een 'bedrieglijke tactiek' beschreven die zij vaak zien in publieke debatten en bij activisten. De uitdrukking werd ook overgenomen door Boudry & Braeckman in een bijdrage uit 2010 over pseudowetenschappelijke argumentatie. Het neerhof is de plaats waar de bewoners eigenlijk willen zijn, waar ze zich thuis voelen en uitleven, maar een plaats die moeilijk verdedigbaar is. Daarom wordt er hogerop een versterking gebouwd, de donjon, die goed verdedigbaar is maar waar ze helemaal niet willen wonen. Het is de verdedigbare positie waarin men zich terugtrekt wanneer de posities die men eigenlijk wil verdedigen niet houdbaar zijn, positie die men echter zo snel mogelijk terug inneemt wanneer de tegenstander minder oplettend is.  

Een tweetal jaar geleden analyseerde de amerikaanse auteur Craig Caroll onder dit oogpunt de "Black Lives matter" beweging: de vlag waarmee men zwaait is een slogan waar niemand tegen kan zijn, die dus perfect verdedigbaar is, en die toelaat om elke tegenstander te kwalifcieren als iemand die het onverdedigbare verdedigt. De lading daarentegen, wat men minder luidruchtig nastreeft, is iets wat zelf nauwelijks verdedigbaar is (en dus ook verwijderd werd van internat, maar gearchiveerd kan worden teruggevonden op http://web.archive.org/web/20200822193504/https://blacklivesmatter.com/what-we-believe/), zoals "het ontmantelen van het cisgender privilegie", "disruptie van het Westers voorgeschreven kerngezin". Zodra dit soort woke-onzin wordt bekritiseerd, verwijt men de tegenstander dat die racistisch is omdat die niet achter "black lives matter" staat. 

 

Een ander voorbeeld is om onder het mom van afkeer voor de slavernij een hele rimram van zogenaamde dekolonisatie-eisen te stellen, zoals recent op de website van de VUB zelf werd aangekondigd (https://www.vub.be/nl/over-de-vub/de-vub-universiteit-van-de-toekomst/de-wereld-heeft-je-nodig/we-decolonize-vub-project-de-wereld-heeft-je-nodig): "De universiteit, als ruimte en instituut is gebaseerd op witte, mannelijke, heteronormatieve fundamenten en is een voortzetting van kolonialiteit, het is daarom essentieel om het zogenaamde universele karakter van Eurocentrische kennis te deconstrueren en verschillende kennis, kennisproducties en pedagogieën te hercentraliseren om de onevenwichtigheid in kennis aan te pakken die de universiteit in stand houdt" en "veilige ruimtes te creëren voor geracialiseerde studenten". Wie deze onzin niet deelt, wordt meteen als onderdukker bestempelt - de donjon "niemand kan voor onderdrukking zijn" moet de aandacht afleiden van de nonsens dat alle wetenschappelijke kennis die in het Westen werd ontwikkeld een vorm van koloniale onderdrukking is (terwijl men vanzelfsprekend ten volle geniet van Westere technologie, geneeskunde of onderwijs). 

 

Dezelfde tactiek vinden we voortdurend wanneer woke-ideeën worden aangevallen: men verbergt de lading en hangt een vlag uit waar zogezegd niemand tegen kan zijn, pretenderende dat de lading niets anders is dan de vlag. Kijk even goed uit en je vindt de drogredenering overal.

 

 

Read more...

7 februari 2023

Twee voorzaten in het herstel van de democratie

(Doorbraak, 29 december 2022) Tegen de Tirannen Nu de democratie het niet zo goed doet, is het tijd om één van de voorvechters van de oorspronkelijke democratie in het licht te zetten: Thrasuboulos. Thrasuboulos (Latijn: Thrasybulus) leefde van ongeveer -440 to -388, meestendeels in Athene. Dat was een tijd van strijd tussen de pro- en anti-democratische kampen in zijn stad. Toen de oligarchische partij in -411 een staatsgreep gepleegd had, kozen de pro-democratische zeelui hem tot generaal, en zo werd hij een verzetsleider tegen de staatsgreep. Ze slaagden in hun opzet, en hij werd lid van het nieuwe bewind. In die hoedanigheid riep hij de bekende Alkibiades, nochtans een edelman, terug uit ballingschap, en samen behaalden ze enkele militaire overwinningen. Maar de Peloponesische oorlog tegen het formidabele Sparta eindigde in -404 met de nederlaag. De Spartanen drongen de Atheners een niet-democratisch bewind op, bekend als de Dertig Tirannen, die een jaar aan de macht zouden blijven. Zij stonden onder leiding van een oud-leerling van Sokrates, Kritias, die om zijn wreedheid door geschiedkundigen gekenmerkt is als “de eerste Robespierre”. Om nog een parallel met de Franse Revolutie te trekken: Kritias veroordeelde niet alleen tegenstanders maar ook enkele van zijn aanvankelijke medestanders tot de toenmalige guillotine: de gifbeker. Sokrates zelf mocht onverontrust in de stad blijven, wat bijdroeg tot zijn reputatie van collaborateur van de Dertig. (Er wordt beweerd dat dat onrechtstreeks zelfs tot zijn latere terechtstelling bijdroeg: door een verzoeningsbeleid tegenover de collaborateurs van de afgezette Tirannen kon Socrates slechts via een omweg getroffen worden, dus vandaar de wat willekeurige beschuldiging van godslastering.) Nochtans wekte Sokrates de gramschap van de Dertig op toen hij weigerde om de zeer geëerbiedigde figuur Leon van Salamis te gaan optrommelen voor een verhoor dat, opgezet spel, op diens terechtstelling zou uitdraaien. Hijzelf zei achteraf dat hij toen slechts overleefde doordat de dictatuur spoedig daarna ten val kwam. Thrasuboulos kwam er iets goedkoper vanaf dan Leon: hij werd verbannen. Maar reeds in -403 slaagde hij erin om in ballingschap een leger te verzamelen en de Dertig af te zetten. In naam van de verzoening gaf hij amnestie aan allen die de Dertig gesteund hadden. Niet aan de Tirannen zelf, maar ook die kwamen er doorgaans levend vanaf door te vluchten. Zijn verzoeningsbeleid waarborgde het herstel van de stabiliteit zodat Athene tot aan de Romeinse verovering (meestal) een democratie bleef. Onder de democraten gold hij als radicaal, meer dan de bevolking zelf, en steunde ook het democratische kamp in cliëntsteden als Samos. Hij bepleitte een ruimhartige nationaliteitspolitiek met naturalisering van de allochtonen (metoïken, métèque) en die vreemdelingen die hem bij de bevrijding van Athene geholpen hadden. In zijn militair beleid was hij goed maar niet volmaakt; zijn prestige en politieke status gingen op en neer als gevolg van overwinningen en nederlagen. Zijn territoriale en geopolitieke aanwinsten ten nadele van Perzië gingen in het vredesverdrag van 392 verloren. Hij was allerminst een pacifist en eerder een imperialist. Een soort Ronald Reagan die voor het Vrije Westen de Koude Oorlog won maar het hulpeloze Grenada binnenviel en in de pas deed lopen. Hij sneuvelde in -388 te velde, volgens sommige bronnen tijdens een zeeslag tegen Korinthe, volgens andere in zijn tent vermoord als wraak voor de misdragingen van zijn soldaten tegen de bevolking van het veroverde Aspendos. In dat geval stierf hij voor andermans zonden. Overigens betekent thrasus “koen” en boulè “raad”. Nomen est omen, blijkbaar was ik toch een beetje voorbestemd om iets voor de democratie te doen. Niet het woord “democratie” tot iets absoluuts op te blazen of voor morele zelfverheerlijking te instrumentaliseren, zoals de middenmoot- en linkse partijen in Vlaanderen doen, wel er de grenzen van te erkennen maar ervoor te pleiten om ze binnen dat mogelijke toch onverkort te verwezenlijken. Onverkort, dat wil zeggen zonder de smoezen van de particratie of het despotisme, gewoon de rechtstreekse democratie zoals die door Thrasuboulos twee keer hersteld is. Tegen het totalitarisme De naamgeving “Koenraad” blijkt in alvast één historisch geval een inzet voor de democratie te voorspellen. De Koenraad naar wie ik genoemd ben, was Konrad Adenauer. Als politiek geëngageerd katholiek volgde mijn vader zaliger, blijkens zijn toenmalig dagboek, sterk de gebeurtenissen in Duitsland van na de oorlog. Hij en vele gelijkgezinden voelden zich in het gelijk gesteld toen het aan een katholieke voorman toeviel om het in de schande gestorte Duitse volk weer recht te helpen. Seculiere ideologieën zijn het probleem, het katholicisme de oplossing! Net als Thrasuboulos in Athene kreeg Adenauer de opdracht om de democratie te herstellen. Zijn hele persona contrasteerde met de autoritair-nationalistische charismatische leiders van het interbellum. Die traden doorgaans aan als dynamische dertigers die eens gingen afrekenen met het oude decadente Bestel; “anti-conservatisme” was immers één van de drie “fascistische ontkenningen” (volgens Stanley Payne; het doodgezwegen broertje van anti-communisme en anti-liberalisme). Adenauer daarentegen (1876-1967) was een politiek veteraan: tenor van de katholieke Zentrumspartei, burgemeester van Keulen (1917-33) en voorzitter van de Pruisische staatsraad (1922-33, let op de einddatums). In 1946 werd hij als 70-jarige de eerste voorzitter van de mede door hem opgerichte Christlich-Demokratische Union, een ambt dat der Alte pas op zijn 90 zou neerleggen. In 1949-66 was hij de eerste kanselier van de Duitse Bondsrepubliek. Terloops herbouwde hij zijn land van een ruïne tot een economische grootmacht (Wirtschaftswunder), maar zijn politiek belang was dat hij Duitsland verankerde in het zogenoemde Vrije Westen. Hij moest natuurlijk laveren tussen de Duitse belangen en de beperkingen die de grootmachten aan het verslagen Duitsland oplegde. De oppositie verweet hem dat hij de Westbindung boven de Duitse nationale belangen verkoos, met name door de van Sovjet-zijde aangeboden hereniging van een neutraal Duitsland af te wijzen. Hij stelde ideologische boven nationale belangen. In die tijd van strijd tegen de belangrijkste vijand, het communisme, was zijn deelname aan de Navo en zijn mede-oprichting van de Europese Gemeenschap als waarborg voor de (parlementaire) democratie goed verdedigbaar. Verdinaso Uit het dagboek dat mijn vader als student midden de jaren 1940 bijhield, blijkt dat hij bij het einde van de oorlog een snelle normalisering verhoopte, geen scherpslijperij zoals in Versailles 1919. Die had tot de volgende oorlog geleid, met voor zijn familie onaangename gevolgen (zijn broer overleefde als onderduiker, hijzelf werd tot een jaar arbeidsdienst in de Antwerpse dokken gedwongen), voor vele anderen natuurlijk veel erger. Hij wenste zoveel verzoening als in de omstandigheden mogelijk was. Dat was iets waarin gelovigen zich in de repressietijd vaak van de vrijzinnigen onderscheidden: wie bij de liberalen of socialisten als fout gebrandmerkt was, bleef levenslang in zijn statuut van schuldige gevangen, terwijl de christendemocraten hen na een ontluizingsperiode wel een tweede kans gaven, overeenkomstig de bij uitstek christelijke waarde van vergeving. Na de penitentie, de absolutie. Die repressie trof zijn familie uitdrukkelijk niet. Terwijl de katholieken sterk vertegenwoordigd waren in collaboratiekringen, was er ook een strekking die niets moest hebben van de autoritair-nationalistische bewegingen van het interbellum. Niet omdat zij zo rabiaat pro-democratisch waren, het gaat om gezagsgetrouwe katholieken die eerder vijandig stonden tegenover het republikeinse gedachtegoed; wel omdat zij ten eerste geen absolute antwoorden verwachtten vanwege een radicale politieke stroming (“de Kerk in het midden houden”) en zelfs vanwege de politiek überhaupt (bv. van de hertekening van landsgrenzen), en ten tweede omdat zij de toenmalige cultus van de Leider een vorm van afgoderij vonden. Zij hádden al een Leider, of alleszins een Gezagsbron, namelijk de onfeilbare paus. Mijn vader vond die leiderscultus ook een beetje komisch. Opgroeiend in Antwerpen, en tijdens de zomervakanties vaak verblijvend bij familie aan de boskant in Sint-Job-in-‘t-Goor, vlakbij een trainingskamp van het Verbond van Dietse Nationaal-Solidaristen, zag hij hen vaak langsmarcheren. Hij hoorde soms hun gedweep met “de Leider!”, wat hij decennia nadien nog wat clownesk kon nabootsen. Om het effect van een naarstig scheefgetrokken beeldvorming over die periode te ondervangen, zullen we hier maar even verduidelijken dat “de Leider” niet Adolf Hitler beduidde (en de -naso in Verdinaso ook niet voor “nationaal-socialisten” stond, zoals ik meermalen in onze media heb horen “duiden”), wel de Vlaming Joris Van Severen. Die was zoals de meeste toenmalige Vlamingen eveneens katholiek, en vatte zijn “solidarisme” trouwens op als een toepassing van de Sociale Leer van de Kerk: haar “harmoniemodel” (tegen de socialistische klassenstrijd, verketterd als een veruitwendiging van de afgunst) is niet hetzelfde als hebzucht maar vertaalt zich logisch als een vrijwillige, door het geweten gestuurde solidariteit. Van Severen liep echter mee met de toenmalige tijdsgeest van Leidersbeginsel, en die liet de Kerk aan zich voorbijgaan. Stat Crux Vandaag kennen we de Kerk als achternaloopster van ideologische modes, maar toen liet zij zich voor niemands kar spannen. Zij had toen nog zelfachting, en vriend zowel als vijand erkenden dat zij haar eigen agenda nastreefde: stat Crux dum volvitur terra (“het Kruis staat recht terwijl de wereld ronddraait”). Daarom liet zij in een encycliek aan Benito Mussolini weten: Non abbiamo bisogno (1931), “wij hebben (de gegevens over de anti-Kerkse daden van het fascisme) niet nodig”. En toen de Action Française het katholicisme als identiteitselement van de Franse natie wilde inschakelen, veroordeelde de Kerk haar (1926; haar krant kwam zelfs op de index). Dat was voor trouwe katholieken binnen de Franse cultuursfeer, dus ook in België, niet mis te verstaan. Het seculiere nationalisme, zoals beleden door de militanten van het toen heersende bewind in Italië en Duitsland, stond minder vijandig tegenover het geloof dan het goddeloze communisme, maar wel ten hoogste onverschillig, en vaak ook minachtend: het was iets voor oude wijven (zoals Hitler in zijn Tischgespräche over het christendom zegt, terwijl hij in Mein Kampf de draak steekt met de nieuwheidense dromers), het had de vooruitgang opgehouden en leidde maar af van wat er echt toe deed, namelijk de opgang van de natie. Zeker een nuchtere edelgermaan gelooft liever in de menselijke kracht dan in dat voorbijgestreefde geloof. Die afstand tegenover de godsdienst gold minder voor de autoritair-nationalistische bewegingen in Spanje, Roemenië, Kroatië of inderdaad Vlaanderen. Maar veel katholieken vonden dat het element “nationalisme” of “nationale identiteit”, hoewel toen nog veel meer het dagelijks leven bepalend dan nu, niet zulke nadruk verdiende. Zij waren immers katholiek, “universeel”, en gingen er prat op dat je van Manila tot Saõ Paolo (waar mijn nonkel pater werkte) en van Rome tot Antwerpen identiek dezelfde Latijnse Mis kon bijwonen. Er valt iets te zeggen voor het belang van het natiegevoel binnen het functioneren van democratische instellingen. Maar het moet altijd ondergeschikt blijven aan wat er werkelijk toe doet, aan wat men tegenwoordige “universele waarden” noemt. In post-katholieke vorm, nu de geloofswaarheden voor ons geen waarheden meer zijn, blijft die houding de juiste, evengoed voor latere generaties. Welke waarheden de tand des tijds blijven doorstaan nu de “Kerk van twintig eeuwen” haar einde nadert, is dan weer een ander verhaal. Besluit Eén van die betrekkelijke waarden, allicht niet de hoogste op de ladder maar echt wel geldig, is dat het bestuur teruggekoppeld moet worden naar haar gevolgen voor de bestuurden. Laat dezen beslissen over het bestuur waarvan zij de gevolgen dragen. De inzichten nodig voor een wijs en doeltreffend bestuur zijn evenzeer onder de massa verspreid als bij elke zelfbenoemde elite. Daarom moeten we kiezen voor een niet-aanmatigende maar wel daadwerkelijke volkssoevereiniteit. Ze is maar wat ze is, maar ze slaagt doorgaans waar wonderformules al spoedig blijken te falen. Daarom: leve het volk!

Labels: , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten