Het debat over de Oerheimat
Het debat over
de Oerheimat
Vandaag en
volgende week gaan we nader in op een debat onder vakgeleerden dat eigenlijk
alles heeft om centraal te staan in het modieuze dekolonisatievertoog. Toch
wordt het daar vermeden omdat het tot onvoorziene contradicties leidt. Vandaag
behandelen we vooral de Europese poot van het debat, volgende week de Indiase.
In 1767 zond
Gaston-Laurent Coeurdoux, Frans jezuïet in India, een "mémoire" naar
de Parijse Académie waarin hij de verwantschap van de Noord-Indiase en
de belangrijkste Europese talen aantoonde. Hij onderkende de talloze lexicale
en structurele gelijkenissen van Sanskrit met Grieks en Latijn; en met
Perzisch, Germaans, Keltisch, Slavisch, en uiteindelijk ook met Baltisch,
Albanees en Armeens. Aldus Sanskrit dva voor “twee”, Grieks en Latijn duo.
De gelijkenis wordt groter naarmate men verder in het verleden teruggaat, bv.
het klassieke Sanskrit woord rātri heeft geen verband met nacht, zijn
Nederlandse vertaling, maar in de oudere Ṛg-Veda vinden we daarvoor nog
het woord nakta.
Deze
"Indo-Europese" taalfamilie werd internationaal op de kaart gezet
door William Jones, Brits rechter in Kolkata, in 1786, die het Sanskrit prees
als volmaakter dan Latijn en Grieks. Deze vertonen immers al een aantal
vereenvoudigingen, bv. verlies (behoudens enkele restanten) van het tweevoud en
van 2 of 3 van de 8 naamvallen. In dit beginstadium vereenzelvigde men de
oertaal, de gemeenschappelijke grootmoeder van alle Indo-Europese talen, nog
met het Sanskrit. Het stamland van de taalfamilie werd dan ook in India gelegd.
De eerste die
er culturele implicaties aan verbond, was Voltaire. Hij schreef in 1775 dat de oorsprong van de Europese
beschaving aan de oever van de Ganges lag (wat voor hem vooral betekende: lekker
niet in de Bijbelse wereld). Hij was heel representatief voor degenen die uit
Coeurdoux' tekst afleidden dat de "oerheimat" van de taalfamilie in
India lag. Zo ook Immanuel Kant, Johann Herder, Jules Michelet, en, in zijn
invloedrijke boek Sprache und Weisheit der Indier (1808), Friedrich
Schlegel. Deze gebruikte als synoniem voor “Indo-Europees” het woord “Arisch”
(van Sanskrit ārya, in de Veda’s “volksgenoot, wij”, later “edel”). Dat
onze talen uit India kwamen, of wat tegenwoordig de Out-of-India Theory (OIT)
genoemd wordt, was een consensus tot omtrent 1840.
In 1834 stelde
August Schlegel (broer van) echter de Kaukasus voor als Oerheimat. Tot dan had
“Arisch” een louter taalkundige betekenis, ter aanduiding van een taalgemeente
die deels blank en deels bruin van huid was. Onbedoeld droeg Schlegel met deze
situering echter bij aan de raciale associaties die het Arische vertoog vanaf
ca. 1860 zullen beduvelen, want de geleerde Christoph Meiners had in 1785 de
Kaukasus aangewezen als het stamland van het blanke ras (vanwaar het
Amerikaanse gebruik van “Caucasian” voor “blank”). Later zullen andere gebieden
buiten India volgen, zoals de Duits-Poolse vlakte of Anatolië, om uiteindelijk
de jongste decennia opnieuw tot een consensus te komen: de steppen ten noorden
van Kaukasus. Daar bevond zich in het 4de-3de millennium
v.C. de Jamnaja- of putgrafcultuur, en de meeste bronnen hieromtrent zullen je
dan ook vertellen: “De Indo-Europese talen zijn gevormd in de Jamnaja-cultuur
en vanaf een 3700 v.C. naar oost en west uitgezwermd.”
Vanuit een
Oerheimat buiten India kunnen de “Ariërs” maar in India terechtgekomen zijn
door een invasie (tegenwoordig ook preuts-geweldloos doch onrealistisch een “immigratie”
genoemd), getimed rond 1500 v.C. Daarom heet die hypothese in India de Aryan
Invasion Theory (AIT). In de beginjaren werd zij fel bestreden door
OIT-getrouwen, zoals Mountstuart Elphinstone, die er onder meer op wees dat de
Veda’s geen enkele aanwijzing voor een buiten-Indiase oorsprong bevatten (daar
waar de recentere Scandinavische Edda wel nog een herinnering aan een
immigratie bevat). Dat argument hoort men vandaag nog steeds, met de toevoeging
dat er echter wel emigraties uit India naar het noordwesten in vermeld worden.
Spoedig won de
AIT echter het pleit, zodat de OIT tot recent in winterslaap ging. Het
wetenschappelijk doorslaggevende argument was dat ook Sanskrit niet de “Proto-Indo-Europese”
oertaal had kunnen zijn. Men kon bijvoorbeeld aantonen dat Sankrit aṣṭa
(“acht”) al wijzigingen had doorgemaakt sedert zijn oervorm, die beter bewaard
was in Latijns-Grieks okto. Uit “Sanskrit was niet de oertaal” leidde
men dan, niet geheel logisch, af: “dus India was niet de oerheimat”. De
culturele achtergrond die de verschuiving van India naar Oost-Europa in de hand
werkte, was de aan gang zijnde demotie van India: van een rijk raadselachtig
land in de verte naar een louter kolonie. Dat de studie van de taalfamilie nu
niet meer berustte bij westerse in India verblijvende geleerden, maar voortaan
gedirigeerd werd vanuit Berlijn en Oxford, verklaart mede het toenemend
eurocentrisme.
De inmiddels
voortschrijdende racialisering van het taalkundige begrip “Arisch” (tevergeefs
bestreden door de oriëntalist Friedrich Max Müller) leidde tot het zoeken en “vinden”
van raspassussen in de Veda’s. Het sterkste voorbeeld is het Vedische verslag
van de “Slag van de Tien Koningen”, waar de vijanden als asiknī viśa
beschreven worden. Men vertaalde dat als “de zwarte stam”, dus zie je wel: de
donkere oerbewoners! Nochtans wordt elders in betreffende tekst duidelijk
gezegd dat zij van de vallei van de Asiknī komen, de “Zwarte (rivier)”,
de huidige Chenab in Pakistan: de Asiknī-stam. Zo werd elke
geïnteresseerde westerling op het verkeerde, geracialiseerde been gezet.
De raciale
duiding viel bij de Britse kolonisator wel in de smaak. 1. De dynamische
blanken veroveren het land van de indolente donkerhuidigen. 2. Bekommerd om hun
raszuiverheid stellen zij het kastestelsel in als een soort raciale Apartheid.
3. Helaas trad toch een zekere rasvermening op, waardoor de Ariërs degenereerden.
4. Gelukkig voor hen werden zij gezegend met een orde-brengende kolonisatie
door hun raszuiver gebleven kozijns, de Britten.
Die evolutie zou
culmineren in het nationaalsocialistische wereldbeeld, dat in de AIT zijn
volmaakte illustratie vond. In Adolf Hitlers eigen woorden: “We weten dat de hindoes een mengvolk zijn van de edele
Arische inwijkelingen en de donkere oerbewoners, en dat ze tot vandaag de
gevolgen dragen: het is een slavenvolk dat er bijna als een tweede jodendom
uitziet.” (Warum sind wir Antisemiten?, 1920)
Zo: de Arische-Invallen-Theorie, in onschuld
geboren, werd spoedig ingepalmd door kolonialisme en nazisme. Dat zou voor het
“dekoloniale” en antiracistische woke volkje toch vanzelfsprekend een neer te
halen boeman moeten zijn? Wel, nee, het zijn eerder de critici van die AIT die
door uitsluiting en doodzwijgen getroffen worden. Want het Indiase luik van het
debat maakt de zaak wat ingewikkelder.
De Oerheimat in India
(Doorbraak,
23 januari 2022)
Nadat de Britten de Arische-Invallentheorie (AIT)
ingevoerd hadden, aanvaardden vele Indiërs ze, hoewel hun
eigen literatuur geen melding van een buitenlandse oorsprong maakt.
Dat omdat ze hen tot verwanten van de Britse heersers verklaarde, of gewoon uit
kritiekloos ontzag voor de westerse wetenschap. Sommigen voegden er eigen
argumenten aan toe: Balagangadhara Tilak, onafhankelijkheidsstrijder, duidde
Vedische zinnetjes over dag en nacht als verwijzingen naar de poolnacht,
vandaar zijn boek Arctic Home in the Vedas (1903). Ook Indiase
nationalisten dus: de stichtingsmythe van zo veel naties begint met een
immigratie of verovering, dus waarom geen Arische invasie? Anderen (Sri
Aurobindo, Bhimrao Ambedkar) verwierpen de AIT maar konden tegen het gezag van
de westerse academici niet op. Pas in 1982 zouden nieuwe inzichten de Out-of-India
Theory (OIT, term van de Amerikaanse oriëntalist Edwin Bryant, 1997)
nieuw leven inblazen.
De wereld was inmiddels veranderd. In 1865 schreef
Charles Darwins leerling Thomas Huxley: "Tenzij filologen het anders
kunnen aantonen, vergt een verandering van taal ook een verandering van
bloed." De volgende decennia werd de Indo-Europese taalkunde overwoekerd
door raciale interpretaties, synchroon met de opkomst van schedelmetingen in de
antropologie. Die bereikten begin 20ste eeuw een hoogtepunt bij Gustav Kossina,
die het Noord-Europese type als de "echte" Ariërs aanwees, zodat
donkerblanke en bruine Ariërs rasgemengde geassimileerden van de zegevierende
noorderlingen moesten geweest was. Na 1945 raakte deze uitdrukkelijke
vereenzelviging van taal met ras echter in onbruik. Maar.
De mentaliteitswijziging die in Europa op de implosie
van het nationaalsocialisme volgde, ging aan India voorbij. Bijvoorbeeld,
Winston Churchill, hier als verzetsleider tegen de nazi's verafgood, blijft in
India gehaat wegens zijn openlijk racisme en medeschuld aan de Bengaalse
hongersnood van 1943. Dat de vrijheidsstrijder Subhas Chandra Bose (alias Netaji,
"Führer") zich bij de Asmogendheden aansloot, is nooit een bezwaar
geworden: Kolkata noemt een luchthaven naar hem, en zijn politieke partij is na
1945 blijven bestaan als coalitiegenoot van de Communisten is het Bengaalse
deelstaatbestuur. De gelukbrengende swastika, elders taboe geworden, siert er
onverminderd de tempelmuren en bruiloftsaankondigingen. Het begrip
"nationalisme" werd hier door het Duitse beroep daarop negatief
geconnoteerd, terwijl zowel de Congrespartij als de hindoe-activistische partijen
zich onbeschroomd nationalist blijven noemen. India voelde zich niet betrokken
bij de Europese oorlogsthema's.
Het rasdenken over de Indo-Europese kwestie ging
onverminderd door. De officiële geschiedenisversie is tot vandaag onder
uiteenlopende regeringen in de geschiedenisboeken (en officiële websites)
hernomen. De implicaties van de AIT voor India waren nochtans verdelend: de
“inheemse” Dravidiërs, lagere kasten en tribalen tegen de “Arische”
Noord-Indiërs, hoge kasten en niet-tribalen. Ze staat centraal in elk
separatistisch of oproerig vertoog. Het AIT-wereldbeeld is de bestaansreden van
enkele partijen, maar leeft ook in de Congrespartij. In 2015 riep fractieleider
Mallikarjuna Kharge in het parlement tegen Noord-Indiase kabinetsleden: "Jullie
Ariërs horen niet thuis in India!" Behoorlijk ongerijmd: mensen het
burgerschap weigeren omdat hun voorouders 4000 jaar geleden elders woonden.
Maar in India is het bittere ernst.
In onafhankelijk India werd de AIT alleen maar
belangrijker en schadelijker. Toch heeft, in tegenstelling tot wat je vaak
hoort, de regerende BJP (Indiase Volkspartij), doorgaans als
"Hindoe-Nationalistisch" omschreven, helemaal niets ondernomen om de
AIT te counteren, niets geïnvesteerd in onderzoek, noch de geschiedenisboeken
herschreven. Nochtans is daar aanleiding toe: de AIT prikkelt tot diverse
separatismen, terwijl nieuwe gegevens de AIT tegenspreken.
Een handvol vorsers, meestal werkend buiten hun
formeel domein, hebben zich ten persoonlijken titel op de kwestie gestort. De
belangrijkste is Shrikant Talageri, recent gepensioneerd als klerk in een bank.
In zijn werk The Rigveda, a Historical Analysis (2000), toont hij aan
dat India’s oudste boek genoeg feitelijke gegevens bevat om een
migratiegeschiedenis voor het 4de-3de millennium vC te
reconstrueren.
Hoofdpunten daarin: 1) de Vedische hymnen, later in
heel India verspreid, waren oorspronkelijk een stamtraditie van de Paurava’s,
gestart door hun koning Bharata en zijn hofpriester Bharadhvaj. 2) Hun
perspectief verschuift van het Ganga-gebied westwaarts naar hun historisch
hartland Haryana, dan westwaarts expanderend naar Panjab en soms
penetrerend tot in Afghanistan; deze westwaartse gradiënt is tegengesteld
aan de oostwaarts immigratie geponeerd door de AIT. 3) Hun centrale levensader
is de Sarasvati-rivier, waarlangs de belangrijkste concentratie van steden uit
de Harappa-beschaving (2600-1900 vC) gevonden is, maar die rond 1900 vC tot een
beekje verschrompeld is. 4) De Paurava's verdrijven nauwverwante buurstammen
naar Afghanistan: de Druhyu's, dan de Anava's. 5) De Anava's of Dasa's, wier
nederlaag en vlucht beschreven wordt, zijn via hun namen en godsdienst
herkenbaar als de Iraniërs; hun eigen verslag van de beslissende veldslag
in de Avesta komt sterk met het Vedische verslag overeen.
De archeologie bevestigt dit scenario: de tijd van de
geponeerde Arische inval vertoont geen nieuw type aardewerk of klederdracht of
uitvaartgebruiken, in tegenstelling met Europa, waar de invasie vanop de
steppen uit een volledige omslag in materiële cultuur blijkt. Ook het snel
toenemende genetische bewijsmateriaal vertoont dit contrast: in Europa een
heuse omvolking, in India continuïteit.
In het taalkundige debat zijn de Indiërs praktisch
afwezig, maar in de exacte wetenschappen schitteren ze. Aanvankelijke
beweringen dat genetisch onderzoek een influx vanuit Centraal-Azië bewijst,
zijn weerlegd door onder meer Abhijit Chavda en Raj Vedam. Het significantste
gen hier, R1a1, kenmerkt de bevolking van Oost-Europa, de Altai-streek, en India,
en schijnt verenigbaar met een migratie van Oekraïne naar India. Maar het gen
blijkt ouder en gedifferentieerder in India. De genetica van begeleidende
dieren blijkt nog duidelijker: muizen, die de kruimels van migrerende
mensengroepen volgden, blijken deels uit India te stammen; en het vee in
Oekraïne en Syrië heeft zeboe-voorouders.
Enzovoort: er beweegt iets in dit debat. Normaal zou
dat ter linkerzijde geestdrift wekken: de "koloniale, racistische"
AIT ligt onder vuur. Echter, de OIT-bis-bedenkers worden (bij sommigen ten
onrechte, maar meestal verdedigbaar) tot "the Hindu Right" gerekend.
Dat blijkt voor het woke volkje, hoogleraren inbegrepen, voldoende om deze
hernieuwde theorie te verketteren en zo lang mogelijk dood te zwijgen. Verschillende
westerse professoren (Joanna Nichols, Claus Peter Zoller) hebben taalkundige
ontdekkingen gedaan die impliciet tegen de AIT pleiten, maar hebben onder druk
van collega's hun bevindingen deels ingeslikt. Op dit ogenblik geniet de AIT de
patronage van het woke Bestel en is de OIT het dissidente standpunt. Maar ook
die slinger zwaait wel terug.
Labels: Arische-Invallen-Theorie, Coeurdoux | Gaston-Laurent, Indo-Europees, Oerheimat, Talageri | Shrikant
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home