Kolonisering, een begripsverheldering: Vrijheid voor de Kongolezen
(Doorbraak, 4 juni 2020)
De KU-Leuvense Letterenfaculteit
geeft tegenwoordig het tijdschrift Uit het Erasmushuis uit. Het jongste
nummer is gewijd aan ‘kolonialisme revisited’ en is erg representatief voor de
vandaag verplichte mening over het onderwerp. We zetten de puntjes op de i in dit
postkoloniale vertoog. Laatste deel.
Vrijheid voor de Kongolezen
Het Erasmushuis-tijdschrift
over het kolonialisme besteedt voor zijn Vlaams publiek de nodige aandacht aan
Léopold II en de kolonisering van Kongo. Deze toeëigening van ‘een wereld zo
groot’ wordt met een verkrachting vergeleken: daar is geen goede kant aan. En dus
moeten ‘oude witte mannen’ niet komen zeuren over ‘de goede kanten’ van de
koloniale onderneming. Nochtans wordt even verder toegegeven dat ook Kongolese
bezoekers van het (nu ideologisch gestroomlijnde) AfricaMuseum van nostalgie
naar de Belgische tijd blijk geven. Dat standpunt is niet door ras bepaald,
maar door de normale werking van het heel-menselijk bewustzijn: men vergaart
feitenkennis en trekt daar een besluit uit, in dit geval een betrekkelijk
gunstig oordeel over Belgisch Kongo.
De aanleg van spoorwegen en een
gezondheidsnetwerk was ooit in de Belgisch-patriottische geschiedenisboeken een
bron van trots. Hier wordt dat echter afgedaan als louter in dienst van de
koloniale uitbuiting: arbeidskrachten moesten in conditie gehouden worden om
meer op te brengen, en spoorwegen dienden voor het vervoer van grondstoffen; de
voordelen voor de bevolking waren slechts een neveneffect. Alleszins vormen zij
inderdaad geen excuus voor zulke grootschalige ‘verkrachting’. Maar één
Belgisch-koloniale verdienste is toch wel een geval apart.
Het tijdschrift toont Léopold’s
ruiterstandbeeld in Oostende, dat een ‘typevoorbeeld van kolonialistische
symboliek’ zou zijn. Rondom de koning toont het de ‘dank van de Kongolezen om
hen bevrijd te hebben van de slavernij onder de Arabieren’. Een ander voorbeeld
had het Vinçotte-monument in het Brusselse Jubelpark kunnen zijn, waarop
gebeiteld stond: ‘De Belgische militaire heldenmoed verdelgt den Araabschen
slavendryver.’ (Dat die tekst herhaaldelijk weggebeiteld is door bezoekers van
de nabije Grote Moskee, wat bovendien toegejuicht werd door onze progressieven
in het NCOS-boek Racisme, Donker Kontinent, 1991, is een ander verhaal.)
Nou, stel je maar eens voor dat
je een Luba bent die in een slavenraid gevangen is en weggevoerd wordt naar
Zanzibar, wanneer plots troepen onder Belgische leiding verschijnen die je
komen bevrijden. Zou je dan niet blij zijn, en zelfs dankbaar? Blijkbaar denken
onze neoracisten dat negers een inferieure soort zijn die niet om vrijheid
geeft, en die de afschaffing van de slavernij niet verwelkomt. Dat mag je
alleszins afleiden uit de verdwijning van het thema ‘slavernij en de strijd
ertegen’ in het nieuwe beeld van Belgisch Kongo dat vandaag gepropageerd wordt.
Zo centraal als de Belgische
oorlog tegen de Arabische slavenhandel stond in de belgicistische geschiedenisboeken,
zo afwezig is die episode in de hedendaagse beeldvorming over het Belgische
Kongo-avontuur. De zeer gecontesteerde standbeelden van Léopold II worden
voorlopig nog door het koningshuis beschermd, maar dat van Francis Dhanis, de
bevelhebber die op het terrein de oorlog tegen de Arabieren voerde en won
(Manyiema 1892-94), is uit de Antwerpse Amerikalei weggesmokkeld naar het depot
in het Middelheimpark. Ook de schoolboeken zijn navenant ‘gedekoloniseerd’, en
de jeugd van tegenwoordig leert niet langer over de moed en zelfopoffering van
luitenant Lippens en sergeant Debruyne, die in de strijd tegen de
slavendrijvers sneuvelden.
Unieke afschaffing
Bronnen als dit tijdschriftnummer
vermelden de strijd tegen de slavernij hoogstens terloops, als opstapje naar de
écht belangrijke episode: de bloedige uitbuiting van de Kongolezen in de jacht
op rubber. Inderdaad, behalve het loutere feit van verknechting, op zich al
niet minder dan een ‘verkrachting’, bevat de koloniale geschiedenis episoden
van grootschalige wreedheid. Het is uiteraard een goede zaak dat ook die tot op
het bot ontleed worden, zoals nu hopelijk gebeurt.
Maar in een tekst over de
Amerikaanse zwarten ontkom je niet aan uitgebreide verwijzingen naar hun
slavernij, daar blijkbaar de belangrijkste gebeurtenis in de nationale geschiedenis.
Vandaag bestaande politieke regelingen zoals affirmative action worden
gerechtvaardigd met verwijzing naar de slavernij. Ze dateert van twee en meer
eeuwen geleden, maar ze is een levende aanwezigheid in het politieke vertoog
daar. Dat contrasteert fel met hoe de langdurige slavernij van Kongolezen, en
zeker haar afschaffing, steeds vaker onvermeld blijft.
Uitbuiting is natuurlijk
verwerpelijk, maar in de wereldgeschiedenis eerder banaal. Julius Caesar heeft
in onze streken verschillende Keltische en Germaanse stammen uitgeroeid; zij
zouden blij geweest zijn met alleen maar uitbuiting. Deze is meer regel dan
uitzondering, terwijl afschaffing van de slavernij een eenmalige gebeurtenis
was. Typisch voor de koloniale mogendheden is dat zij sterk waren, en de goede
kant van die krachtsverhouding was dat zij het abolitionisme van een wensdroom
in een haalbaar beleid veranderde. Hadden de Britten de wereldzeeën en de
Belgen Kongo niet beheerst, de slavernij zou nu nog bloeien. Het belangrijkste
verschil dat de Belgische aanwezigheid in Kongo zal gemaakt hebben, is niet het
‘rood rubber’, maar die afschaffing.
Ze gebeurde wel eerder
stoemelings, zoals in rebus Belgicis gebruikelijk. Léopold had zijn
kolonie maar gekregen na de belofte om er de slavernij af te schaffen, doch
maakte daar geen haast mee: hij deed immers winstgevende zaken met de
slavenhandelaars. Het waren op zich onbelangrijke schermutselingen met
commandant Dhanis die dan toch tot een conflict escaleerden. Nochtans was Léopold formeel de Kongolese
Abraham Lincoln, de emancipator of the slaves. Ja, hij was ook heel
andere dingen, onder meer de werkgever van de verslagen slavenopzichters, die
hun sjari’a-straffen bleven toepassen, zoals handen afhakken, inderdaad
een fout en één waar hij publicitair voor zou boeten. Maar geschiedenis is nu
eenmaal geen zwart-wit kindersprookje: de man die volgens het internet een
genocidair was, was tegelijk ook de bevrijder van de slaven.
10 miljoen doden, 15…
In buitenlandse ontmoetingen krijg ik steeds weer vragen over de ‘genocide’ door Léopold II. Van zijn afschaffing van de slavernij hebben ze meestal niet gehoord, die wordt in hun bronnen niet vermeld. Als dodencijfer noemen ze doorgaans 10 miljoen, soms 15. Ze zijn verrast als ik de slechte reputatie van België en de Coburgs goedkeur, want ze projecteren op Belgische staatsburgers het nationalisme dat voor henzelf vanzelfsprekend is. En ze denken dat hun vermoeden van Belgisch nationalisme tóch bewaarheid wordt wanneer ik vervolgens uit verantwoordelijkheidszin als historicus op dat cijfer begin af te dingen.
Net als die onwetende
Wiki-consumenten praat het Erasmushuis-tijdschrift propagandaverhaaltjes
na, in dit geval zelfs koloniale propaganda vanwege de afgunstige Britten.
Bijvoorbeeld, het pleidooi voor een Lumumbaplein en het onbegrip voor de
weigering van de gemeente Elsene om een plein in die zin om te dopen, staat
totaal niet stil bij het onbegrip van oud-kolonialen en feministen voor Lumumba’s
aanmoedigende rol in de massaverkrachting van Belgische vrouwen, een episode
die mediatieke heiligenlevens van Lumumba liever doodzwijgen. Het zijn
historische complicaties die niet in de kindersprookjes van de goedmensen
passen.
Dit tijdschrift heeft het dus
meermalen over ‘de onvoorstelbare verschrikkingen die zich hebben voorgedaan in
de Kongo-Vrijstaat’. Op die omschrijving hoeven we niet af te dingen, wel op de
selectieve niet-vermelding van het écht historische feit van toen, de
afschaffing van de slavernij, en op de invulling met nepnieuws over absurd hoge
slachtoffercijfers. Gezien de veel lagere demografie kunnen er in het rubberprovincies
van Kongo onmogelijk zoveel slachtoffers gevallen zijn. Wat betreft zij die wel
gevallen zijn, ook zij waren niet het slachtoffer van een ‘genocide’,-- alsof
Léopold zijn eigen arbeidskrachten in zijn winstgevende rubberhandel dood wilde.
Een historicus moet soms zijn
publiek teleurstellen met een minder dan mobiliserende verklaring, bv. via ‘zijdelingse
schade’. Bijvoorbeeld, de grootste door mensen veroorzaakte hongersnood in de
wereldgeschiedenis, Mao Zedong’s Grote Sprong Voorwaarts (met écht tientallen
miljoenen doden), was geen ‘genocide’, wel zijdelingse schade bij een fout
economisch beleid. Zo ook hier, en daarvoor hoeven we maar dit onverdacht postkoloniaal-gezinde
tijdschrift citeren: ‘Door de komst en trektochten van de Europeanen doorheen
Midden-Afrika op het einde van de negentiende eeuw konden ziektes zich sneller
verspreiden. Naast regelrecht geweld en dwangarbeid (onder andere voor de
aanleg van transportwegen) was de nieuwe mobiliteit een van de belangrijke
oorzaken van de massale ontvolking in dat gebied’. Bron: uitgerekend Adam
Hochschild’s boek King Leopold’s Ghost (1998), dat altijd aangehaald
wordt ten laste van ‘genocidair’ Léopold.
Veel postkoloniaal geschrijf
zondigt ondermeer door projectie van buitenlandse ervaringen. Zo is ‘wit
privilege’ (in juister Nederlands: blanke bevoorrechting) niets anders dan een
platte overname van een Amerikaans bedenksel. Nederlandse goedmensen maken zich
druk om hun nationale erfenis van slavenhandel en gaan daarom tekeer tegen de
(duizenden jaar oudere) Zwarte Piet, en sommige Vlamingen bootsen dat na, maar
ons land heeft geen dergelijke geschiedenis van slavernij. Het enige dat het
met slavernij te maken gehad heeft, is dat het tot een oorlog bereid was om ze
af te schaffen.
(genoemde personen: Léopold II, Francis Dhanis,
Patrice Lumumba, Abraham Lincoln, Mao Zedong, Thomas Vinçotte, Adam Hochschild)
Labels: Dhanis | Francis, Hochschild | Adam, Léopold II, Lincoln | Abraham, Lumumba | Patrice, Mao Zedong, Vinçotte | Thomas
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home