Drie methoden voor zwartmakerij
De voorbije weken, zowel voor als na de verkiezingen, mochten “wij” - nationalisten, flaminganten, conservatieven van onderling toch wel diverse pluimage - weer genieten van een vloed aan zwartmakerij, gaande van kreetjes op twitter tot op het eerste gezicht ernstig ogende opiniestukken. De grootste gemene deler van al die uitlatingen lijkt mij daarin te bestaan, dat de feiten of stellingen van de geviseerden, die als aanleiding worden genomen, omzeggens nooit als dusdanig worden beoordeeld, maar bijna systematisch maar een opstapje zijn voor grootse en vaak groteske beschuldigingen en waarschuwingen. Daarbij wordt zeer vaak gebruik gemaakt van bepaalde stijlfiguren en drogredeneringen, die meestal vormen zijn van wat men inde taalkunde een metonymie noemt (een betekenisverschuiving). Meer bepaald drie trucs komen daarbij zeer frequent voor.
De eerste is de etikettering, soms versterkt met het argument van het hellend vlak. Een handeling, opvatting of persoon die men wil zwartmaken krijgt als etiket een veel ruimere categorie waaronder men ook een andere handeling, opvatting of persoon kan onderbrengen die Na de vreselijke lustmoord op een Antwerpse studente kon onze professionele seksismefanate het niet laten dit als seksisme te bestempelen, om op die manier alles wat zij seksisme acht voorwerp van dezelfde afkeer te laten zijn. Echter een moord aangrijpen om te waarschuwen voor zaken die daarmee moreel onvergelijkbaar zijn, enkel omdat men erin slaagt er één categorie voor te vinden is lijkenpikkerij. Andere “grievance”-etiketten zoals racisme, fascisme, kolonialisme, homofobie of andere woorden op fobie worden op dezelfde manier misbruikt. De belangrijkste reden voor hun gebruik vandaag is precies om een moreel “oordeel” dat afweegt en nuanceert en waar nodig onderscheid maakt, te vervangen door een morele veroordeling zonder proces. Etikettering moet ervoor zorgen dat het debat vooral niet gaat over het punt dat iemand gemaakt heeft, en waarover men wellicht legitiem van mening kan verschillen, en dat de spreker aldus gedelegitimeerd wordt door associatie en het debat erover onmogelijk wordt gemaakt. Een variante op deze perverse techniek zien we als iemand bv. op basis van wetenschappelijk onderzoek of concrete ervaring wijst op verschillen tussen bv. mannen en vrouwen: dat is onmiddellijk een bewijs dat die persoon een aanslag pleegt op de gelijkheid of minstens gelijkwaardigheid. Discriminatie veronderstelt echter dat men gelijke gevallen zonder redelijke rechtvaardiging ongelijk behandelt, wat natuurlijk een veel genuanceerdere afweging veronderstelt dan zo’n knuppelredenering.
Een tweede techniek bestaat erin, woorden, uitdrukkingen of ideeën te delegitimeren door te stellen dat die ooit in het verleden al eens door “foute” mensen werden gebruikt, of in foute boeken of betogen voorkwamen. Omdat er ooit een fascist het woorden “leugenpers” zou gebruikt hebben zou iedereen die vandaag over leugenpers spreekt een fascist zijn (zo Heimans en De Cock in de Standaard 17 juni). Zo vermijdt men natuurlijk de vraag of er in de pers fake newswordt verteld of niet. Of omgekeerd wordt de waardering voor bepaald cultureel erfgoed, waar een natie zich mee identificeert, zwartgemaakt met de stelling dat de bouw ervan ooit in het verleden mee gefinancierd werd met geld verkregen door kolonialisme, of op een wijze die vandaag illegaal zou zijn.
De derde techniek bestaat erin een argumenten, klachten, ….te diaboliseren door de spreker het recht te ontzeggen die te gebruiken omdat hij of zij tot de verkeerde categorie behoort en daarom geen recht van spreken heeft, althans niet over dat onderwerp. De waarde van een argument of waarheid van een klacht is echter onafhankelijk van de persoon van de spreker. Dit is overigens ook een fundamenteel element van de “Verlichting".
Zijn dit strategieën die enkel aan de linkerzijde voorkomen ? Zeker niet alleen, maar toch wel in overgrote mate. Aan de rechterzijde zal men bv. ook wel eens het argument van het hellend vlak vinden. Het misbruik van abstracte categorieën met inzet van betekenisverschuivingen komt echter een stuk minder voor, al was het maar omdat bv. conservatieven van nature meer geneigd zijn naar en belang hechten aan het concrete eerder dan het abstracte, terwijl het soort links waarover het hier gaat vertrekt van de voorrang van het abstracte principe op de realiteit. Ook de tweede truc komt er veel minder voor, niet omdat men zijn geschiedenis minder goed kent, maar omdat de geschiedenis door de linkerzijde veel meer gezien en gebruikt wordt als een bron van kwaad waarmee dus moet worden gebroken. Ook de derde strategie komt als dusdanig veel vaker voor aan de linkerzijde, al vinden we aan alle zijden, dus ook aan de andere zijde, wel minder verregaande vormen ervan, zoals het verwijt van hypocrisie wanneer iemand niet leeft volgens de opvatting die men verkondigt, of het verwijt van wereldvreemdheid. Dat is echter nog een groot verschil met de linkse tendens om de waarde van een argument te laten afhangen van de trap die men in de hiërarchie van slachtofferschap kan innemen door zich met een slachtoffercategorie te identificeren.
Matthias Storme
(deze column verscheen in Grondvest 1 juli 2019 )