(Doorbraak,
6 december 2018)
Vandaag
over Sint en Piet spreken brengt onvermijdelijk het hele politieke vertoog over
slavernij en kolonisatie op gang. Laten we de feitelijke basis van die herrie
eens rechttrekken: zowel de oorsprong van die feesttraditie als de waarheid
over de koloniale slavernij.
Zwarte
slaven?
Wie zijn
blik tot het onderwerp “zwarte slaven” laat vernauwen, moet eerst een
onderscheid maken tussen de Hollands-Zeeuwse en de Vlaamse situatie. Nederland
speelde een vooraanstaande rol in de Transatlantische slavenhandel; de
Vlamingen niet. Het enige wat zij met de slavernij te maken hebben, is dat ze
ze in Kongo bestreden en na een gewonnen oorlog “tegen den Araabschen
slavendryver” afgeschaft hebben (Manyiema 1894, vereeuwigd in het
Vinçotte-gedenkteken in het Brusselse Jubelpark). De Belgische koning Leopold
II, overigens geen Vlaming, verving de slavernij wel door de brutaalste
kapitalistische uitbuiting, vaak met de vroegere slavendrijvers als opzichters
(vandaar de afgehakte handen bij het niet opleveren van de productiequota,
zijnde de islamstraf voor diefstal). Toen in 1909 de Belgische staat Leopolds privébezit,
de Kongo Vrijstaat, officieel tot kolonie maakte, heerste er een neerbuigend
paternalisme, dat bij al zijn voorgegeven goedaardigheid nog altijd steil
racistisch was.
Tot daar
zijn de historische grieven van zwarten wel gerechtvaardigd: slavenhandel of
tenminste kolonialisme, wij Nederlandstaligen hebben in dat opzicht ondanks
detailverschillen allemaal boter op het hoofd. Of althans onze voorzaten. Want
de grieven zijn alleen plaatsvervangend: zelf hebben de klagers daarvan niets
meegemaakt. Integendeel, door hier terechtgekomen te zijn, zijn ze zeer
bevoorrecht tegenover hun in Afrika achtergebleven kozijns.
De
geschiedenis leert dat raciale slavernij de uitzondering was: meestal trof de
slavernij rasgenoten van de slavenhalers, bv. bij de oude Romeinen. Het waren
de Arabieren, de voorouders van Dyab Abou Jahjah, die in de 7de eeuw
de zwarten als natuurlijke slaven brandmerkten, en dat werd uitdrukkelijk zo
gescheven door Ibn Chaldoen, de Arabische “vader van de sociologie”. Niet dat
Abou Jahjah voor zijn stamboom verantwoordelijk is, maar het is zijn soort
andersracisten die Europeanen voor de echte en vermeende daden van hun
voorouders verantwoordelijk houden. Ook in Arabië was er weliswaar al eens een
zwarte vrijgelatene, net als in de prille VS op het hoogtepunt van de
slavenhandel. En vooral werden er daar naast zwarten ook miljoenen donkerblanke
rasgenoten en Europese blanken tot slaaf gemaakt, bv. de Poolse Roxelena die de
favoriete van Ottomaans kalief Suleiman de Prachtlievende werd, of in de
literatuur de Vlaamse Blancefloer.
Zwarte
slavenhandel
Omgekeerd
werden de zwarte slaven eerst diep in Afrika door hun rasgenoten aan bezoekende
Arabische handelspartners en, na ruim 8 eeuwen, ook aan nieuwgekomen Europese slavenhandelaren
doorverkocht. Een handvol Arabische of Europese slavendrijvers was in verre
Afrikaanse streken niet in een positie om slaven te vangen en in rendabele aantallen
veilig naar de havens te brengen, althans niet indien de inheemsen daar vijandig
tegenover zouden gestaan hebben. Er waren dus inheemse elites die goed
verdienden aan het verkopen van rasgenoten, vaak lastpakken en politieke tegenstanders
uit de eigen stam, maar vooral gevangen leden van rivaliserende stammen. Voor
ons zijn alle zwarten zwart, maar een Ashanti zag meteen het verschil met een
Yoruba, dus in die zin kan je de inter-zwarte slaafneming ook “racistisch”
noemen. Alleszins, de stammen aan het winstnemende eind stuurden na de Britse
afschaffing van de slavernij delegaties naar Londen (en te onderzoeken: ook
naar Amsterdam?) om die winstgevende handel in ere te herstellen.
Het waren
blanken die de slavernij afschaften (en er soms hun leven voor overhadden, zoals
in de VS-Burgeroorlog) en zwarten die ze verdedigden. De schuldvraag is dus
heel wat complexer dan de andersracistische zeurpieten en hun “witte” meelopers
willen doen geloven.
Omdat
machtsverhoudingen wel eens wisselen, waren de slachtoffers van de slavenhandel
met de Nederlanders in West-Afrika vaak zelf weer afstammelingen van slavenhalers
die zichzelf op de rug van minder fortuinlijke rasgenoten verrijkt hadden. De
zwarte andersracisten die nu via positieve discriminatie van het lijden van hun
tot slaaf gemaakte voorouders trachten te profiteren, zijn, als je enkele
generaties verder graaft, vaak ook weer slavenhalersgebroed. President Barack
Obama deelde niet in de collectieve ervaring van zijn kiezers als
afstammelingen van zwarte slaven; hij behoorde langs vaderskant tot de
Luo-stam, handlangers van de Arabieren (alleen in de Ierse tak van de stamboom
van zijn blanke moeder komen slaven voor). Hij kreeg de stemmen van de zwarten
niet vanuit een gemeenschappelijke achtergrond inzake de slavernij, maar alleen
omwille van de raciale overeenkomst.
Degenen die
Zwarte Piet tot symbool van het slavernijverleden willen herleiden, kennen de
geschiedenis van de slavernij niet, of willen ze niet kennen. Heel narcistisch
focussen zij in die duizendjarige universele geschiedenis alleen op het deeltje
dat hen van pas komt. Wanneer bv. de Kongolese Batetela massa’s even Kongolese
Baluba gevangen namen om hen dan aan de Arabieren te verkopen, dan kan je
daarop moeilijk eisen jegens de Belgische samenleving baseren. Uiteraard
bestond Sinterklaas al lang voor de Belgen Kongo koloniseerden, en zelfs lang
voor de Nederlanders aan slavenhandel begonnen te verdienen.
Sint-Nicolaas
De
historische Sint-Nicolaas, de bisschop van Mira in Anatolië, was burger van het
Byzantijnse rijk, eeuwen eerder dan de koloniale slavernij. De Byzantijnen
kenden die instelling ook wel, hoewel niet raciaal opgevat. Zij spanden zich in
om de slaafneming tot niet-christenen te beperken, dus gingen zij op
slavenjacht bij hun heidense buren, met name bij de Slaven. Deze volksnaam betekent eigenlijk
“roemrijk”, maar werd daar en dan door associatie het gewone woord voor
“slaaf”. Daarover gaat de legende van Sint-Nicolaas echter niet. Dat is nog
zo’n probleem met onze zeurpieten: heel ééndimensionaal herleiden zij het hele
verleden tot hun geliefde slavernij, terwijl zelfs de premoderne
niet-egalitaire mens ook nog wel andere dingen aan zijn hoofd had, zoals in het
geval van de Sint en zijn volgelingen: vroomheid en menslievendheid.
Die
Sint-Nicolaas werd geïntegreerd in een familie van heidense mythen en de bijhorende
gebruiken en feesten. Critici van het christendom wijzen vooral op de gevallen
van geweld in de kerstening en ontheidensing, van het lynchen van de
Neoplatoonse filosofe en wiskundige Hypatia; via het “kop af of kop onder [voor
het doopsel]” van Clovis tot zijn soldaten; tot de afslachting van de heidense
Saksische adel door Karel de Grote. Maar doorgaans hadden de kerstenaars
dergelijke militaire middelen niet, te beginnen bij hun ontstaan als marginale
sekte binnen het machtige Romeinse rijk. In de plaats daarvan deden zij het met
slechts een klein beetje geweld of de dreiging ermee (de IJslanders bv.
bekeerden zich onder dreiging van verovering door de gekerstende koning van
Noorwegen), maar vooral met een geslepen strategie van inculturatie.
Zo werden
heilige plaatsen niet vernield maar overgenomen, zodat de heidenen naar
dezelfde plaats konden blijven komen voor hun devoties, al werden die nu tot
Jezus gericht. Oude mythen en legenden werden gekerstend. “Toen de dieren nog
spraken” werd “toen Onze Lieve Heer nog op aarde liep”; de Drakendoder (de Griekse
Zeus, de Perzische Verethragna, de Germaanse Siegfried of Beowulf) werd
Sint-Michiel of Sint-Georges; en Sint-Nicolaas werd in onze streken
gepopulariseerd als een variant op Wodan. Het is overmatig simplistisch om te
zeggen: “Sinterklaas is eigenlijk Wodan”, zoals je wel eens hoort, maar het is
een onhandige samenvatting van een ingewikkelder werkelijkheid.
Roedra
en de Maroets
We laten de
weetjes over deze heidens-christelijke overgangsperiode verder terzijde om ons
te richten op de echte oorsprong van Sinterklaas en zijn Zwarte Pieten,
voorzover in dat nog verdere verleden iets ooit echt als “oorsprong” kan gelden.
In de
Indiase Veda’s vinden we de figuur van de stormgod Roedra (“de bruller”) en
zijn leger van Maroets. Zij werden vaak afgebeeld als stralende viriele
jongemannen, met gouden versierselen. Hollandse Zwarte Pieten werden vaak met
gouden oorringen afgebeeld, wat vreemd genoeg als een recent
slavernij-attribuut gebrandmerkt wordt en gebeurlijk door de
slavernij-omstandigheden zou kunnen beïnvloed zijn, maar die glitter hoort al
duizenden jaren bij het personage. Zij rijden op een gespikkeld paard door hun
natuurlijke habitat, de atmosfeer.
Uit het
hooggebergte brengen zij geneeskrachtige planten mee, om je uit uitzichtloze
probleemsituaties op te tillen. Tegelijk inspireren zij vrees, want zij behoren
tot de andere wereld. Zij doen je verschieten als je hen te zien krijgt, maar
vaak omdat je op het goede zelfs niet meer had durven hopen.
Leven en
Dood
Roedra is
een god van Leven en Dood, iets wat je terugvindt in een populaire
Nicolaaslegende, waar de goedheiligman drie gedode kinderen weer tot leven
wekt. Omdat verrijzenis ook een christelijk thema bij uitstek is, werd het
motief vlot in de christelijke cultuur geïntegreerd, maar het is ouder. Roedra
geldt als wit, zeker onder zijn bekendere benaming Sjiva (“de goedgunstige”,
een vleinaampje voor een gevreesde heerser), zoals de maan. Onder de Germaanse
goden komt hij het meest overeen met Wodan, “de woeder”. Net als Sjiva heeft
Wodan een bijzonder oog, het “derde oog”, alleen is dat beeld bij hem verruwd
tot een enig oog. Hij wordt met het runenschrift geassocieerd van zodra dat
uitgevonden werd. Ook Sinterklaas ziet alles, om het dan op te schrijven in
zijn grote boek.
Ook Roedra’s
wilde heir van Maroets wordt soms als rood afgebeeld, wegens hun vurigheid; als
donker, als donderwolken; maar in India soms evengoed als wit, want evengoed
als zwart is dat een symbool van de dood (en dus van de doden die naar de
wereld van de levenden terugkeren). Bij een donkere kleur ligt dat voor de
hand; bij wit kan je denken aan “lijkbleek”, de kleur van het geraamte, de
teint van ziekelijke mensen, de haarkleur van bejaarden die de dood naderen. In
India dragen weduwen wit, in Japan is het de begrafeniskleur. Maar we hoeven
achter die kleuren geen te diepe theologische betekenis te zoeken, het geheel
is vooral een feest om te dóen.
De Veda’s
zijn daarover de oudste bron, daarom citeer ik ze hier, maar we vinden de
traditie in de hele Indo-Europese wereld. In Iran bijvoorbeeld hebben ze een
roodgeklede zwarte figuur, die sinds de Middeleeuwen Hadji Firooz genoemd
wordt. Om hem te verbeelden verft men zijn gezicht zwart (blackface),
net zoals om bij ons Zwarte Piet te worden, echter zonder enig
racismegeschreeuw. Net als Nederland heeft Iran een periode van negerslavernij
doorgemaakt (maar anders dan de Europeanen in de Nieuwe Wereld heeft het zijn
zwarte bevolking wel doen uitsterven), dus de uitbeelding van de figuur kan
daardoor beïnvloed zijn; maar de figuur zelf is veel ouder. Hadji Firooz
behoort tot het UNESCO-werelderfgoed.
Elders in
Europa is het naast het guitige vooral het opschrikkende en vreeswekkende van
dit wilde heir rond Roedra/Wodan dat tot ontwikkeling komt: de Perchten of
Krampussen, die dierlijke attributen hebben, zoals hoorns en dierenvellen, of
met dieren als gezelschap. Zij kunnen qua uitzicht echt niet met de gemiddelde
zwarte verward worden, daarom zoeken sommigen in dat soort boemannen de uitweg
voor de Nederlandse commotie rond Zwarte Piet.
Besluit
Wie van de
onschuldige tradities rond Sint en Piet een projectiescherm voor zijn eigen
obsessies met ras en het slavernijverleden maakt, bewijst alleen zijn
onwetendheid. Deze figuren zijn veel ouder dan de koloniale slavernij en hebben
niets met ras te maken. “Jamaar”, zeggen gekleurde woelgeesten en hun witte
heir, “ik voél me gekwetst door dit vieren van negerslavernij!” Tja, dat gevoel
is dan een gevolg van een begoocheling die een afgrond aan onwetendheid is
komen opvullen. Het duizendjarige Sinterklaasfeest (en alle varianten) gáát nu
eenmaal niet over de koloniale slavernij, en zoiets blijven herhalen zal het
nog niet tot waarheid maken. Wie onwetend is, moet geen toegevingen aangeboden
krijgen, maar moet naar de schoolbanken teruggewezen worden. Hij heeft
blijkbaar iets gemist in zijn onderwijs, en kan dat goedmaken door te leren:
“Saint-Nicolas, patron des écoliers...”