(Doorbraak, 22 aug. 2018)
Uitsterven
Er zijn
minder en minder Vlaamse bewegers. Een hele reeks verenigingen die ooit tot de
Vlaamse Beweging behoorden, zoals de Vlaamse Toeristenbond, het Davidsfonds en
het Verbond voor Vlaamse Katholieke Scouts en Meisjesgidsen, hebben zich daar
uit lauwheid en conformisme uit teruggetrokken. En net nu een Vlaams-nationale
partij groot zonder voorgaande en mee aan de macht is, wijst zij elke
Vlaamsgezinde politiek af: daar waar het communautaire moratorium op Belgisch
niveau nog als een onvermijdelijk compromis kan gerechtvaardigd worden, is een
gelijklopend niet-beleid op andere niveau’s alleen haar eigen keuze. Lauwheid
alom.
Nu, sedert
mijn cardioloog me gezegd heeft dat ik extremen van temperatuur moet vermijden,
heb ik het wel voor lauwheid. De Vlaamse zaak heeft uiteindelijk weinig
gewonnen bij een eeuw geestdriftig Vlaams bewegen.
Eén reden voor
die lauwheid is het door media en overheid gecultiveerde gebrek aan bewustzijn
van de communautaire dimensie van talloze nationale vraagstukken. Ze doen dat
enerzijds door belgicistisch onnozel vertier genre het wereldkampioenschap
voetbal te promoten, anderzijds door bij voorkeur andere onderwerpen te
verkiezen: niet de duizenden van het Zangfeest komen op tv, wel het handvol
woelmakers in de zoveelste opgeklopte racismerel. We moeten daar wel aan
toevoegen: en het Vlaamse gebrek aan weerwerk daartegen. De Vlaamse zemelaars
zijn sterk in klagen bij de toog, minder in het eigentijds bekend maken van hun
boodschap, laat staan van haar hoogdringendheid.
Anderzijds is
die ontwikkeling een logisch gevolg van het groter worden van onze wereld. Daardoor
ziet men verder dan de grenzen van het eigen land, tot recent nog afgezoomd
door grenskantoren, nu slechts stippellijnen op een wereldkaart. Lang voor het
flamingantisme het voorwerp van een boycot werd wegens associatie met
extreemrechts (vóór de jaren 1990 beperkt tot socialistische kringen), had het
al veel van zijn aanhang verloren wegens niet meer als relevant aangevoeld.
Zelf ben in
de stad van Leuven Vlaams opgegroeid, waar de leider van een zomerkamp ons, als
7-jarigen in 1966, in plaats van “platte rust” te geven, De Vlaamse Leeuw
leerde zingen, “zodat wij later ook kunnen betogen”. Maar zodra ik politiek
bewust werd, kon ik geen enkele belangstelling voor de Vlaamse zaak opbrengen.
Mocht ik er toen ooit een gedachte aan gewijd hebben, dan zeker dat ze
ouderwets was, niet meer van deze tijd. Wat nog het mindere kwaad was, want het
Belgische nationalisme, dát was pas komisch, iets voor sabelslepers en
Brusselse bontjasmadammen met schoothondje.
Nog een
reden is de veel grotere trouw aan het gegeven woord in die tijd. De oorlog
geeft wel de sterkste voorbeelden. Zo verklaarden een aantal Oostfrontstrijders
achteraf dat ze zich al gauw na hun inlijving in de Waffen-SS teleurgesteld voelden
en het sinistere ervan inzagen, maar dat ze nu eenmaal bij hun rekrutering een
eed van trouw gezworen hadden. Volgens de belgicistische historici die het nu
voor het zeggen hebben, was dat slechts een smoes, maar hun uitleg is een onhistorische
projectie achteraf van de huidige achteloosheid tegen zoiets verouderds als een
eed. De historische vaststelling is dat men vroeger gemiddeld veel gehechter was
aan een eenmaal gemaakte keuze. Vergelijk het met een huwelijksgelofte: als je
partner niet degene (meer) is met wie je dacht getrouwd te zijn, zal je
tegenwoordig de scheiding inzetten, maar destijds was je veroordeeld tot leven
binnen de door je gelofte aanvaarde krijtlijnen.
En men hád doorgaans
ook weinig keuze. Men was bv. vooral katholiek omdat dat levensbeschouwelijk de
enige ernstige optie was, alomtegenwoordig in het eigen kleine wereldje. Velen
kénden niets anders en de gedachte kwam niet bij hen op om een alternatieve
optie uit te oefenen.
Ontkerkelijking
Voor
sommigen van mijn generatie, en van daarna, ging het verlies van het geloof
samen met het verlies van Vlaams engagement. De oorsprong van het
flamingantisme was veeleer liberaal, met een Jan-Frans Willems naar wie het
Willemsfonds genoemd is. Maar spoedig gingen kleine dorpspastoors als een Guido
Gezelle het een hoofdzakelijk katholiek aanschijn geven.
Historisch
is de toegenomen skepsis tegenover het flamingantisme dan ook evenwijdig
gelopen aan de skepsis tegenover het geloof. De gelijkenis tussen de leegloop
van de Kerk en die van de Vlaamse beweging was voor vele ’68- en post-’68
jongeren, genre Piet Piryns (zoon van de katholieke flamingant Remi Piryns,
dichter van het Gebed voor het Vaderland), heel concreet. Tijdens Mao’s
Culturele Revolutie rebelleerde de Chinese jeugd, weliswaar op commando, tegen
de “Vier Ouden” (cultuur, conventies, gebruiken en ideeën). Welnu, in
Vlaanderen waren dit twee van die gehate Ouden: Oude Levensbeschouwing en Oude
Identiteit.
Met wat
vertraging is die evolutie bij de voorhoede gevolgd door een geleidelijker
versie van hetzelfde in het brede verenigingsleven. Bij een aantal verenigingen
sneuvelden tegelijk het katholieke en het Vlaamse engagement: het woord
“katholiek” werd uit de naam van de Vlaamse scoutsvereniging geschrapt, terwijl
de term “Vlaams” alleen behouden werd “als plaatsaanduiding”. In “Chiro” werd
de verwijzing naar de beginletters van Ch-r-istos (chi en rho)
wel behouden, maar alleen omdat nauwelijks iemand zich nog bewust is van die
oorsprong van de naam. Naar de mis of naar de Yzerbedevaart gaan, daar zijn de
eertijds Vlaams-katholieke jeugdbewegingen al lang mee gestopt.
Met of
zonder explicitering in een veranderde naamgeving is hetzelfde proces
doorgemaakt door het Davidsfonds, het Algemeen Christelijk Werknemersverbond
(nu: de Beweging), het Nationaal Christelijk Middenstandsverbond (nu: Zenito),
deels ook de CVP/CD&V. “Christendemocratisch” is niet hetzelfde als
“christelijk”: een politieke ideologie tegenover een religie. Daar werd tijdens
een confederale opflakkering wel het woord “Vlaams” in de nieuwe naam
onverwacht nog beklemtoond, maar dat hield in de politieke praktijk de
ontvlaamsing niet tegen.
Een goede
verpersoonlijking van deze trend is de metamorfose van de conservatieve
flamingant (daarom in Humo gesmaad als “CVP-puber”) Eric Van Rompuy tot
een verzuurde linksliberale belgicist. Analoog, maar veel radicaler, is De
Standaard haar AVV-VVK-wortels “ontgroeid” om spreekbuis van het
anti-Vlaamse linksliberalisme en tenslotte van het als extreemlinks geldende
identitaire neoracisme te worden.
Volgens
Jean-Luc Dehaene had zelfs in “christendemocratisch” het C-woord mogen
verdwijnen, kwestie van gelijke tred te houden met de tijdsgeest. Ooit stond de
Kerk als een onveranderlijke rots in de branding van de tijdsgeest: Stat
crux dum volvitur terra (“Het kruis staat rechtop terwijl de wereld ronddraait”).
Maar door in de jaren 1960 met aggiornamento (“bij de dag komen”, “actualisering”)
te gaan dwepen, deed zij ongevraagd een knieval voor de tijdsgeest, en het was
maar logisch dat haar hoogst onvolmaakte volgelingen nog gretiger met de snel
veranderende tijdsgeest gingen meelopen.
In het
geval van de Kerk was haar wegdeemstering in wezen heilzaam en onvermijdelijk.
De algemene toename in scholingsgraad maakte de mensen skeptisch tegenover de
wijsheden van mijnheer pastoor. Ook de vervanging van het mysterieuze Latijn
door de volkstaal droeg bij aan de onttovering: o, is het dát maar? Later kwam
daar de toenemende bekendheid van exotische religies bij, als zinnige
alternatieven voor het blijkbaar toch niet alleenzaligmakende christendom. Dat
opgroeien een verlies aan geloof in Sinterklaas meebrengt, werd nu
doorgetrokken tot het geloof in Jezus.
Toegegeven,
zowel in de kunsten als in het geestesleven heeft het christendom talloze prachtige
dingen voortgebracht. Maar haar kernleerstellingen (unieke betrekking van de
mens Jezus tot het Opperwezen, zijn verrijzenis, de verlossing uit de erfzonde)
zijn nu eenmaal onwaar. De vaststelling dat menige postchristelijke mens om zingeving
of om een moreel kompas verlegen zit, is geen reden om sprookjes op de troon te
herstellen. Het is een fase waar men doorheen moet, een soort puberteit die men
niet oplost door opnieuw kind te worden.
Aggiornamento van de Vlaamse beweging
Maar is (de
ondergang van) het christendom bij het Vlaamse volk te vergelijken met (het wegdeemsteren
van) de Vlaamse beweging? Zijn van het flamingantisme de “kernleerstellingen nu
eenmaal onwaar”? Is het een kinderlijk bijgeloof dat men moet ontgroeien?
De Vlaamse
zaak heeft alvast minder cultuur geïnspireerd of “prachtige dingen
voortgebracht” dan bijvoorbeeld de contrareformatie via de barok (de twee komen
samen in Peter Benoits Rubenscantate). De ambities van de Vlaamse
beweging zijn dan ook veel beperkter dan die van de Kerk met haar eeuwige
zaligheid. Haar definiërende leerstellingen zijn minder veelomvattend dan
“verlossing van de erfzonde door de verrijzenis”. Eigenlijk spreekt zij zich
alleen uit over een kleinigheid in het grote geheel: dat dit deel van de wereld
in dit tijdsgewricht staatkundig beter wordt door zelfbestuur voor de Vlaamse
natie. Daaraan valt weinig te actualiseren, wel aan de redenen die je daarvoor
kunt geven.
Destijds
maakten sommige ijveraars van hun Vlaamse zaak een soort ersatz-religie.
Hun wereld was klein, en hun menselijke behoefte aan zingeving kan bevredigd
worden met wat flamingantisme. Om in China of zelfs maar in Engeland flamingant
te zijn, dat zou snel wat lachwekkend blijken, maar ooit hadden de meeste
Vlamingen zelfs de Noordzee niet gezien. Zij die iets verder keken, tot bij pakweg
de Witte Paters in Kongo, hadden Onze Moeder de Heilige Kerk voor die
universele (= “katholieke”) dimensie.
Een religie
moet iets zijn dat je kleine wereldje overstijgt, en om aan de kleine Vlaamse
zaak de zin van je leven te ontlenen, moet je wel echt onder de klokkentoren
wonen, op een manier die nu gewoon niet meer bestaat. Naarmate onze horizon
breder wordt, zal een zaak die onze toewijding verdient, navenant groter moeten
zijn. Men heeft meer opties dan vroeger, zowel levensbeschouwelijk als
politiek, dus men hoeft zelfs geen standpunt meer in te nemen tegenover de Kerk
noch tegenover Vlaanderen. Ze hoeven zelfs niet meer op je radar te verschijnen:
de jeugd van nu weet er niets meer over. In dat opzicht is de verdwijning van
het flamingantisme even normaal als dat van de Kerk.
Maar ook
vanuit een breder, moderner perspectief blijft de centrale flamingantische eis
verdedigbaar en logisch, daar waar de christelijke dogma’s onhoudbaar geworden
zijn. Het programma van de Vlaamse beweging blijkt, hoewel veel kleiner, wel
veel beter tegen een kritische evaluatie bestand dan het geloof. Ooit
vertrouwde uitingsvormen zoals massamobilisatie op een IJzerbedevaart spreken wellicht
minder aan, maar de tot haar essentie teruggebrachte diagnose dat voor dit deel
van de wereld een etnisch gebaseerde hertekening van de grenzen logischer,
democratischer en efficiënter is dan de Belgische constructie, blijft juist.
Binnen het
Belgische perspectief ga je met een verstokt belgicisme te maken krijgen: uit
eigenbelang van Franstalige kant, uit oikofobie vanwege de culturo’s, uit
inerte trouw aan wat nu eenmaal bestaat bij de politiek onbewuste dagjesmensen.
Daar heeft de Vlaamse beweging nooit een antwoord op gevonden. In Europees
perspectief wordt het echter gemakkelijk, althans theoretisch: wat ooit een
halskwestie was, bijvoorbeeld tussen Spanje en Catalonië, zou nu een louter
administratieve zaak moeten zijn: een rationele, democratisch gedragen, aan
etnische werkelijkheden beantwoordende hertekening van provinciegrenzen.
Besluit
Het laatste
carré van Vlamingen met nationaal zelfrespect heeft nu de taak om aan de te
lange geschiedenis van de Vlaamse beweging een slothoofdstuk met een
onverwachte plotwending te breien. Maak de stap over de tot nu onoverkomelijke
Belgische blokkering naar de vorming van een EU-deelstaat gemakkelijk. Vang de
wind van internationale ontwikkelingen in je zeilen. Laat ons eens zien welke
truken de slechteriken van het verhaal nog uit hun hoed toveren, in hun
ongegrond gevoel van zekerheid dat de brave Vlamingen weer eens zullen falen.
’t En zal – toch als er een planbureau opstaat dat weet waar het naartoe wil.
De Kerk was
ooit zo’n strategisch centrum. Het stimuleerde de Europese overlevingsstrijd
tegen de Moorse en Ottomaanse agressie, met successen in (om maar de bekendste
te noemen) Poitiers en Lepanto. De loop van de geschiedenis leek
onvermijdelijk, namelijk de voortschrijdende islamisering van Europa, en zonder
zulk strategisch centrum zou die er zeker gekomen zijn. Maar iemand besloot om
in de weg te gaan staan en “stop!” te roepen.
Je hoeft
geen Kerk te hebben noch haar godsdienst te herstellen om van die ervaring het
strategische beginsel te onthouden: een politiek doel waard om van te spreken
wordt maar bereikt via een leidersgroep die enerzijds het hart van de massa
weet te bereiken en anderzijds het einddoel klaar voor ogen houdt en de
voortschrijdende omstandigheden telkens in functie van dat doel weet te duiden.
Zoals voorzitter Mao zei: geen revolutie zonder voorhoedepartij.
Maar
misschien is dat te veel gevraagd, het zou zo maar eens kunnen. Als alternatief
is er het verder inslapen, zachtjes de nacht is. Kerken worden gesloopt of
herbestemd, en ook de flamingantische kroegen (in mijn scholierentijd nog twee
op de Leuvense Oude Markt en één in de belendende Muntstraat) zijn bijna
uitgestorven. Het minder interessante eind van de verhaallijn is dat de Vlaamse
beweging maar een droom was, één die bij het ontwaken vergeten wordt. Ze zal
dan zelfs geen voetnoot in de geschiedenisboeken waard zijn, aangezien ze geen
begunstigde nazaten heeft die willen weten wie of wat hen naar een onbestaande
Vlaamse staat gebracht heeft. Ze zal zelfs geen tot musea herbestemde
kathedralen in ons straatbeeld nalaten.