(
Doorbraak, 24 juni 2016)
Nadat ik in 1992 onverwacht uitgenodigd was om de redactie
van het Nieuw-Rechtse tijdschrift TeKoS te vervoegen, vroeg ik me af waar ik nu
in terecht gekomen was. Het was allemaal
erg retro, met nieuwheidenen wier Indo-Europese theorievorming in het
interbellum was blijven steken, traditionalisten die met de Franse
islambekeerling René Guénon uit het interbellum dweepten, historici met
hyperfocus op oorlog en repressie, en vooral een algemene fascinatie met de mij
tot dan onbekende Conservatieve Revolutie, een gedachtenstroming uit de
Weimar-republiek. En die situeerde zich, wat dacht u, in het interbellum. Artikels
over dat onderwerp kreeg ik met veel moeite doorgeploegd, of ze bleven
ongelezen. (Uit die stal heb ik uiteindelijk alleen het Reisetagebuch eines Philosophen van graaf Hermann Keyserling
gelezen, dat hoofdzakelijk over Aziatische beschavingen handelt.)
Wat mij dan toch met dat milieu kon verzoenen, was, behalve
de onmiskenbare toewijding van de redactieleden aan de conservatieve zaak, de
originele invalshoek op ecologie door de zopas van ons heengegane Guy De
Maertelaere, en de lucide commentaren op hedendaagse politieke kwesties vanuit Nieuw-Rechtse
hoek. Zo signaleer ik de duidelijke pro-Europese opstelling van de redactie,
destijds vanzelfsprekend maar vandaag een strijdpunt.
Nieuw Rechts
De Nouvelle Droite
is een in Frankrijk ontstane stroming (°1968) rond Alain de Benoist, die
ideologisch dieper wou gaan dan de in de politiek actieve rechtse stromingen. Ze
werd beschreven als een “gramscisme van rechts”: zoals de Italiaanse communist
Antonio Gramsci rond 1930 het standpunt ontwikkelde dat een politieke revolutie
maar kan mits de verwerving van de culturele hegemonie (door naoorlogs links
met succes in de praktijk gebracht, zonder in een politieke revolutie uit te
monden maar wel in “bizarre en schadelijke sociale experimenten”, p.13), zo
stond de Nouvelle Droite een
herovering van de cultuursfeer voor. Ze heeft echter politiek nooit enige
potten gebroken en is in eigen land ook op het intellectuele forum marginaal
gebleven; de beoogde herinname van het culturele domein werd een totale
mislukking. Vandaag is de bejaarde duizendpoot de Benoist, door zijn vroegere
medestanders verlaten, denkmeester van enkele interessante tijdschriften, maar
verder dan lezenswaardige duiding reikt zijn invloed niet.
De eerste generatie van de Nouvelle Droite deed baanbrekend denkwerk, haar tweede ging van
debat over in ruzies en splitsingen en loste op in irrelevantie, maar haar
kleinkinderen blijken nu een verrassende opmars te doen. In het voormalige
Sovjet-blok heeft zij reeds enkele triomfen geoogst. In de heel verschillende
omstandigheden van West-Europa, met zijn agressief opdringend multiculturalisme,
blijkt zij nu toch door te breken.
Een jaar of wat geleden deed het boek Avondland en Identiteit van Sid Lukkassen (Aspekt, Soesterberg 2015)
veel stof opwaaien. Het maakt de diagnose van de overheersende ideologie, het
cultuurmarxisme, of wat zichzelf de “kritische theorie” noemt, ontsproten aan
de Frankfurter Schule. Verder trok het de aandacht met zijn uitgebreide
ontleding van de effecten van deze culturele revolutie op de geslachtsrollen en
de relaatsiemarkt. Dat leidde ertoe dat TeKoS
twee heel verschillende besprekingen publiceerde, waarbij de vrouwelijke
recensente heel wat mannelijke subjectiviteit in Lukkassens verhaal ontwaarde.
Maar allen waren het eens over zijn uitstekende diagnose van, en weerstand
tegen, het cultuurmarxisme. Hij dacht parallel met de Nouvelle Droite hoewel hij er zich niet uitdrukkelijk op beriep.
Zopas kreeg ik ter bespreking de Nederlandse vertaling
aangeboden van het boekje van de Zweedse oppositieleider Daniel Friberg: De Terugkeer van Echt Rechts. Een Handboek
voor de Echte Oppositie (Arktos, London 2016). In zijn geval is het
Nieuw-Rechtse gedachtengoed ontdekt en relevant geworden vanuit de praktijk,
een heel andere setting dan de Parijse salons. Zweden was schijnbaar de
slechtste plaats ter wereld voor een tegenbeweging tegen de opdringende
multiculturele staatsideologie. Voor de beginnende Zweedse Democraten was het
jarenlang een harde strijd. Hun enige kracht was de zekerheid dat zij gelijk
hadden, dat zij een terugkeer naar de normaliteit nastreefden tegen de
tegennatuurlijke utopieën van de almachtige cultuurmarxisten in.
In 2005 kwam een kleine groep hoogstudenten in Göteborg
bijeen om Nieuw-Rechtse denkers te lezen: “Deze artikels openden onze ogen voor
dit nieuwe intellectuele arsenaal van rechts”, in het bijzonder voor de
“metapolitiek van rechts”. (p.10) Dat leidde tot de oprichting van de
Nieuw-Rechtse denktank Motpol op 10
juli 2006. Eerst skeptisch bejegend door links en door “oud, impotent rechts”,
groeide het uit tot een gerespecteerd netwerk dat in heel Zweden seminaries
organiseert en een degelijk online magazine uitgeeft. Friburg geeft blijk van
groot vertrouwen in de toekomst en hij beschrijft de “dalende relevantie”
(p.43) van links, waarvan hij de nakende ondergang voorspelt.
Programma
Enkele concrete blikvangers uit Fribergs ideologische
zelfprofilering. Tegen de grootmachten “is een verenigd, onafhankelijk Europa
noodzakelijk” met “een gemeenschappelijk buitenlands beleid, een verenigd leger
en een gemeenschappelijke wil om Europa’s belangen globaal te verdedigen”.
(p.14) In beperkte zin, enkel op deze terreinen, wil hij “Imperium Europa, of
een Europese federatie”. (p.25) Nationaal-populistische partijen als de PVV of
het Front National zijn nogal eens tegen de Europese eenmaking in een
overreactie tegen de antidemocratische en totalitaire uitspattingen van de EU.
In de buitenlandse politiek beveelt hij zelfbeheersing en
omzichtigheid aan. Europa heeft een militaire poot nodig om geloofwaardig in
het machtspolitieke spel te kunnen meespelen, maar niet om zich naar Amerikaans
voorbeeld met andermans conflicten te moeien. Hij verzet zich tegen “de
fanatieke oorlogsstokers die, terwijl ze clichés uitgalmen over mensenrechten
en democratie, miljoenen mensen doden over heel de wereld en tegelijkertijd
dezelfde retoriek gebruiken om massa-immigratie vanuit de Derde Wereld naar
Europa aan te moedigen.” (p.28)
Gehard door de praktijk, geeft Friberg raad voor de omgang
met extreemlinkse haatgroepen zoals Searchlight
en het Southern Poverty Law Center, op
kleinere schaal vertaalbaar als ons Anti-Fascistisch Front. Die komt erop neer
dat je hen niet méér belang moet geven dan ze verdienen, namelijk hoe langer
hoe minder. Weiger elke medewerking wanneer ze je belasteren (“geen
commentaar”), en maai de grond onder hun voeten weg door alternatieve netwerken
en media uit te bouwen. Vóór het internet een democratisch circuit schiep,
konden zij beschikken over de officiële media met hun monopolie, wier
partijdigheid en leugens je machteloos moest ondergaan. Vandaag leven we in een
nieuwe wereld waarin de greep van het cultuurmarxisme op het eerste gezicht
machtiger is dan ooit, maar in feite steeds meer terrein moet prijsgeven.
Maar is er dan geen waakzaamheid (de zich protsering
antifa’s noemende fichenbaktijgers heten ook “watchdogs”) nodig tegen het
geweldpotentieel van rechts? Niet bij deze stroming: “Politiek geweld, hetzij
georganiseerd of door individuen, kan geen enkele positieve rol spelen in de
wedergeboorte van Europa. (…) Revolutionaire praatjes brengen enkel de mentaal
onstabielen in beroering om gewelddaden te plegen die immoreel zijn en geen
enkel tactisch nut hebben. We moeten deze daden overlaten aan extreemlinks en
radicale islamisten, voor wie ze een tweede natuur zijn. (…) Onze methode is,
nogmaals, de metapolitieke methode – de maatschappij geleidelijk veranderen in
een richting die gunstig is voor onszelf, en belangrijker, voor de maatschappij
in het algemeen.” (p.30-31)
Metapolitiek is diametraal tegengesteld aan de
spontaneïstisch-gewelddadige methode van Anders Breivik, die we met een
variatie op Lenin de “de extreemrechtse stroming, de kinderziekte van het
antimulticulturalisme” kunnen noemen. In zijn Manifest zegt Breivik zelf dat hij vroeger lid was van de Noorse
immigratiekritische Vooruitgangspartij, maar dat hij niet meer in de
binnenparlementaire werking gelooft en nu hoopt dat zijn misdaden zoveel
mogelijk schade zullen toebrengen aan zijn vroegere vrienden. En inderdaad, de
media hebben de Vooruitgangspartij volop in “schuld door associatie”
ondergedompeld, wat haar tijdelijk heeft doen achteruitgaan, zoals beoogd.
Breivik-Antifa, zelfde strijd!
Een praktische raad betreft het domein dat Lukkassen al ruim
verkend had: de uitdagingen van de betrekking tussen de geslachten en de
paarvorming. “Mannen en vrouwen hebben in het moderne Westen niets om trots op
te zijn.” (p.45) Wanneer de Nouvelle
Droite destijds het gelijkheidsdenken als probleem bij uitstek aanwees,
verdacht ik haar ervan een bedekt pleidooi voor uitbuiting en dergelijke
ongelijkheid te houden; maar het problematische van het gelijkheidsideaal wordt
veel duidelijker wanneer je de schade ziet die het aan de geslachtsrelaties
toegebracht heeft. Van quota om vrouwen in mannenberoepen binnen te loodsen
beleefden we een crescendo naar “‘genderstudies’, een belachelijke wetenschap
met als enige doel, de genderrollen af [te] breken”. Hij raadt de jongeren aan,
niet te veel in het zoeken naar en beleven van relaatsies te investeren, tenzij
dan om iets duurzaams uit te bouwen en uiteindelijk een gezin te stichten. Dat
is minder stoer en opzichtig dan stereotiepe rechtse rakkers wensen, maar des
te opbouwender voor het Europa van de toekomst.
Identiteit
Vertaler van het werk is Jens De Rycke. Uitgever John Morgan
wijst in zijn voorwoord op het revolutionaire karakter van Echt Rechts, vooral
ook in zijn oorspronkelijke betekenis: terugdraaien naar de begintoestand. Hij
definieert die stroming als “niet conservatief in de normale betekenis van het
woord, aangezien [ze] niet de hedendaagse Europese beschaving tracht te
behouden (…) maar de waarden en idealen te hernieuwen die voor de komst van het
liberalisme als natuurlijk beschouwd werden.” (p.ix) In een tweede voorwoord
prijst Joakim Andersen, redacteur van Motpol,
nog eens de verdiensten van de auteur. Het boekje besluit met een verklaring
van de relevante politieke termen en een nawoord.
Voor de goede orde herhaal ik even dat voor mijzelf de
“identiteit” geen voorwerp van politieke actie kan zijn: identiteit is er
gewoon en zorgt wel voor zichzelf. Zij is de toevallige resultante van het
samenspel van die krachten waar het werkelijk om gaat. Wanneer de Kerk haar
traditionele waarden verdedigde, was dat vanuit een geloof in haar eigen
boodschap en in de humani generis unitas
(eenheid van de menselijke soort), niet vanuit enige zorg om identiteit. Toen
de Action Française de Kerk voor de
kar van haar Franse identiteitsproject wilde spannen, deed de Kerk haar in de
ban. Op dat ene punt ben ik geneigd, de erfenis van de godsdienst van mijn
jeugd trouw te blijven.
Zodus, ik identificeer (c’est
le cas de le dire) mij niet met de “identitaire” stroming die in dit boek
aan het woord is. Ik neem het de multiculturalisten echter kwalijk dat zij het
belang van identiteit enorm opgeblazen hebben juist door hun kruistocht
ertegen. En ik herken een bondgenoot wanneer ik er een zie: Friberg is een
strijder tegen het cultuurmarxistische kwaad, die in die strijd volop zijn morele
en intellectuele kwaliteiten heeft kunnen scherpen en bewijzen.