Het P-blad ter ziele
(Doorbraak, 26 okt. 2015)
Het P-blad ter ziele
Het P-blad ter ziele
Dezer dagen ligt in de kiosk het overzichtsnummer van P-Magazine, zolang de voorraad nog
strekt. Het is verschenen een week na het laatste nummer, zelfs een laatste
kreet van leven na de mislukte reddingsvergadering. Weer een blad dat het leven
laat, voor eeuwig.
Mij deed het natuurlijk terugdenken aan de teloorgang van
een ander weekblad, waar in zelf redacteur was: Punt, waarvan begin 2002 negen nummers verschenen. Kort na zijn
verdwijnen kreeg ik bezoek van een marginaal (en inmiddels eveneens verdwenen)
tijdschrift Nationalistische Agenda
voor een vraaggesprek, onder meer over dat blad en de lessen die we uit zijn
verdwijning kunnen trekken. Om archiefredenen heb ik dat vraaggesprek begin dit
jaar als blog gepost op de blogsite In
Flanders’ Fields, dus zie desgewenst aldaar (http://www.inflandersfields.eu/2015/01/interview-gegeven-aan-nationalistische.html).
Lezers kunnen beneden het artikel een antwoord posten. Daar
schreef, op 10 januari 2015,
zijn ontleding van de lotgevallen van Punt
neer: “De fout van Punt was dat ze een leraar hoofdredacteur van het blad hadden
gemaakt omdat de journalist die voor die functie in aanmerking kwam te
omstreden bevonden werd. Ze wilden een professioneel product maken zonder
professional. Dat moest wel mislukken, en het is ook mislukt.”
Hoofdredactie
Nu Peter De Roover, destijds hoofdredacteur van Punt, het tot kamerlid gebracht heeft, zal
hij het wel aankunnen dat ik hem vernoem in mijn eigen commentaar daarop. Ja,
Peter heeft zich uitvoerig bewezen als organisator, debater, columnist en
vertolker van het Vlaamse separatisme, en naar verluidt ook als leraar, maar
dat ene moet toch toegegeven worden: hij heeft gefaald als hoofdredacteur. Hij
zal bij Punt niet de enige geweest
zijn die gefaald heeft (ook ik was daar redacteur), maar we hebben het hier nu
eenmaal over het door Paul Beliën aangekaarte hoofdredacteurschap. Hij zal zelf
“hoofdredacteur van Punt” wel niet
toevoegen aan het lijstje gloriemomenten waarvoor hij herinnerd wil worden.
Destijds zag ik er ook niet zo klaar in, maar vandaag is
het duidelijk dat Punt mislukt is om
twee redenen. De eerste was de slappe belangstelling, zowel vanwege het publiek
als vanwege gebeurlijke investeerders: er is gewoon weinig draagvlak voor dit
soort media (behalve als ze reeds een tijd zouden bestaan, want dan speelt de
traagheidsfactor). Op het einde, toen Peter manmoedig geld zocht om Punt drijvende te houden, bleek dat er
in Vlaanderen en zelfs in vlaamsgezinde
kringen verdomd veel geld circuleert, alleen wou niemand het in de Goede
Zaak investeren; er is voor Vlamingen altijd iets dringenders dan Vlaanderen.
En het publiek bestond uit Vlamingen, een soort die zo lang de wankelmoedige Tsjeven
aan de macht gehouden heeft omdat ze zelfs de tsjevenaard in zich heeft en dus
weigert, zich echt te engageren.
De tweede reden was wat had kunnen dienen om
belangstelling op de wekken, namelijk een flitsend journalistiek product, of
het ontbreken daarvan. En hier komen we bij Beliëns kritiek. Een schoolmeester
kleurt binnen de lijntjes en zorgt voor “reinheid, rust en regelmaat”. Een
leidinggevend journalist daarentegen moet primeurs of berichten die de
basisfilosofie van het blad mooi illustreren, tot ver buiten de lijntjes uitvergroten.
Hij moet flexibel zijn en de gelegenheid grijpen wanneer ze zich voordoet. Aan
die reflex ontbrak het Punt wel eens.
Kleine wereld
Een voorbeeld uit mijn eigen ervaring. Ik had het boek van de
pro-islamitische auteur Lucas Cathérine over de Marokkaanse wereldreiziger Ibn
Battuta besproken, dat had een antwoord van de auteur uitgelokt, en vervolgens
had ik in mijn wederwoord de onjuistheden in zijn versie van de feiten
aangewezen. Daarop kreeg ik op de redactie echter te horen dat mijn antwoord te
veel plaats zou innemen. Men vindt woord en wederwoord terug in mijn boek Het boek bij het Boek, hf. 13, p.97-100,
of op mijn webstek: http://www.koenraadelst.info/index.php?option=com_content&view=article&id=269:bedevaart-naar-mammon-de-zaak-lucas-catherine&catid=41:islam&Itemid=59
. Men kan daar zelf vaststellen dat mijn tekst niet bovenmatig veel ruimte
innam: hij is niet langer dan één alinea.
Nu, de bladzijde voor lezersreacties dient juist voor
onenigheden, en het publiek leest graag een polemiek. Daar gebeurt tenminste
nog eens wat. In dit geval ging het dan nog precies om de confrontatie met de
dominante ideologie, toch zowat de bestaansreden van het blad. Bovendien, als
een redacteur van een blad dat zichzelf ideologisch ernstig neemt, aangevallen
wordt, zou het hem niet dwingen om terug te vechten met een hand op de rug
gebonden. Kortom, een journalist zou er eer uit geput hebben, deze polemiek
ruim baan te geven. Maar een leraar ziet dat blijkbaar anders. Regeltjes gingen
voor op de te grijpen gelegenheid.
Ik heb eens van dichtbij het failliet van een bloeiend
bedrijf meegemaakt. Na een private interne ruzie werd de bedrijfsleider de laan
uitgestuurd en vervangen door de boekhouder van het bedrijf. Dat was een
typische toepassing van het Peter
Principle: iemand die goed is in zijn job, wordt gepromoveerd naar zijn
niveau van onbekwaamheid. Zijn cijfers klopten ongetwijfeld, maar hij miste de
visie en de durf die de vorige bedrijfsleider gekenmerkt hadden. Nu Peter het
tot penningmeester van de N-VA, de grootste partij van het land, gebracht
heeft, zal hij wel met die boekhouder sympathiseren. Mooi, maar op onberispelijk
correcte wijze leidde die het bedrijf naar de ondergang.
En zo kwam het dat Punt
aan zijn voorspelbaarheid en braafheid ten onder gegaan is. Let wel: veel
bladen zijn braaf en bedienen een pantoffeldiertjespubliek. Maar zij hebben hun
marktaandeel al, en zij hebben doorgaans een financiële buffer. Punt is gestart op het scherp van de
snede, met heel weinig middelen, en zijn enige kans was, zichzelf met wat
opvallende primeurs meteen op de kaart te zetten. Helaas, na wat proefnummers
die wij zelf heel pittig vonden, beoordeelde Mark Grammens in zijn Journaal het eerste verschenen nummer
als “van een wezenloze banaliteit”. Op de voorpagina prijkte een standaardfoto
van toenmalig premier Guy Verhofstadt, net als op alle andere voorpagina’s.
De eigenaar van het blad, Dirk Melkebeek zaliger, had al
spoedig spijt van zijn keuze voor het hoofdredacteurschap. Nochtans erkende hij
Peters kwaliteiten: “Hij zou zeer goed zijn als sterreporter.” En wat
journalistieke flexibiliteit betreft: Peters columns blinken nog altijd uit
door originele standpunten en rake invalshoeken, door een frisse kijk op
actuele onderwerpen. Helaas, om een weekblad een gezicht te geven, ontbrak er
iets. Of Paul Beliën het beter had gekund, is nooit geprobeerd (al was hij in
zijn journalistieke levensfase wel bij uitstek een “sterreporter”). Voor ons
die het van dichtbij meegemaakt hebben, was vooral de stijgende onmin tussen
eigenaar en hoofdredacteur een voorbode van de ondergang.
Slaapkoppen
Waarom vertel ik dit? Er is de archiefwaarde van deze
getuigenis, voor mocht er ooit eens iemand aan de geschiedenis van Punt een thesis wijden. Maar er is
vooral het symptomatisch karakter van deze episode voor de hele Vlaamse
geestesgesteldheid.
Waarom heeft de Vlaamse beweging zo weinig bereikt?
Vergeleken met de levendige Catalaanse nationale beweging, die het hele
ideologische spectrum bestrijkt, is zij om historische redenen wat eenzijdig, hoezeer
de Meervoud-linksen ook aan de kar
trekken. Maar vooral: zij is ingeslapen en saai. Het Catalaanse nationalisme
heeft meer slagkracht omdat het alle geledingen mee heeft, en het heeft meer
kleur omdat de culturo’s ook deelnemen en omdat er in het volk zelf meer muziek
zit. Er is bijvoorbeeld geen
vergelijking tussen een Vlaamse en een Catalaanse betoging.
Op elke gouden gelegenheid die zij in de schoot geworpen
krijgen, reageren de Vlamingen met flauwe uitvluchten om ze niét te grijpen. De
vijftigste verjaardag van Kongo’s onafhankelijkheid was bv. een uitgelezen
mobilisatiemoment voor het Vlaamse “los van België”; de dag ging onopgemerkt
voorbij. Ik heb vooraanstaande flaminganten van te voren op deze vervaldatum
geattendeerd, maar ik had evengoed tegen de muur kunnen praten.
Omgekeerd, toen een bedenkelijke spellinghervorming in 1995 de
spelling “Kristus” op de Yzertoren van “toegelaten” in “fout” veranderde, vond
geen enkele Vlaamse beweger dat relevant genoeg om zijn mond voor open te doen.
Dat zou in Catalonië wel anders geweest zijn. En het is echt niet dat de
flaminganten het niet gemerkt hadden: de dominante media deden regelmatig
schamper over de fout geworden spelling van AVV-VVK, want voor hen deed het er wél
toe. Zeker voor een in taalstrijd gewortelde beweging was de belangstelling
voor de Nederlandse taalnormering opvallend afwezig. “Jamaar, we gaan ons kruit
niet aan zulke kleinigheid verschieten; we bewaren onze energie voor de grote
confrontaties”, kreeg ik te horen. Ah, en welke grote confrontaties is de
Beweging in de voorbije twintig jaar aangegaan? Waar is die opgespaarde energie
naartoe?
Wanneer is er in een nieuw Vlaams lied nog eens zelfs maar
een toespeling gemaakt op de Vlaamse strijd? Ik herinner me dergelijke
passussen uit Wat heb jij vandaag op
school geleerd? van de Elegasten, Pieter
Breughel van Wannes Vandevelde, en misschien Brussel van de Vaganten, alle bijna een halve eeuw oud. Vlaanderen mijn land van Will Tura telt
niet, het gaat niet over strijd, en ook dat lied is trouwens decennia oud. Die
letterlijke radiostilte is zowel oorzaak als gevolg van het ontbreken van enig
Vlaams bewustzijn bij het Vlaamse publiek.
Bij een afdeling van de Vereniging voor Vlaamse Academici
(de facto een gezelligheidsclub, even ontvlaamst als het Davidsfonds of de VAB)
heb ik het meegemaakt dat men een prijs wilde uitreiken aan Lode Wils, want
“die heeft veel over de Vlaamse Beweging geschreven”; en dat men de jaarlijkse
nieuwjaarslezing wou laten geven door Bruno De Wever, om dezelfde reden. “Over”
de Vlaamse Beweging hebben beiden inderdaad geschreven, welzeker; maar vooral
ertegen. Een beweging wier knapste koppen niet eens vriend van vijand kunnen
onderscheiden: ga met zulke slaapkoppen naar de oorlog.
“Dit is mijn volk, ik heb er geen ander”, zei Hugo Schiltz.
Deze Vlamingen zijn nu eenmaal waar we het mee moeten doen. In die volksaard
liggen de diepere wortels van de mislukking van Punt.
Pessimisme vind ik in het algemeen een scheeftrekking en ik
verwacht geen “ondergang van het Avondland”, maar voor de Vlaamse Beweging zie
ik weinig hoop. Ik zou in dezen ongelijk willen krijgen, maar numeriek is er steeds
minder dat daar op wijst: het flamingantische kamp loopt leeg. (Voorzover de
stembusoverwinningen van de N-VA dan al een communautair karakter hadden, was
het een gemeend basta tegen de PS-dominantie, maar zelden een bewuste keuze
voor institutionele onafhankeliijkheid.) Wat trouwens niet betekent dat haar
eisen noodzakelijk onverwezenlijkt zullen blijven: internationale
ontwikkelingen zouden ons iets in de schoot kunnen werpen waar een eeuw lang
vergeefs voor gestreden is.
Medialandschap
Hoe dan ook, de teloorgang van Punt was niet zo’n punt, want het Vlaamsgezinde medialandschap ziet
er nu beter uit dan twintig jaar geleden. Het papieren weekblad ’t Pallieterke was destijds hopeloos
amateuristisch, vol taal- en schrijffouten en onbetrouwbare informatie, en ook
vol gezwollen kaakslagflamingantisme. Het was
satirisch bedoeld, maar gold bij buitenstaanders vooral als een
karikatuur. Onder hoofdredacteur Leo Custers is er ernstig aan de weg
getimmerd. Onder Karl Van Camp is het een volwaardig blad geworden vol
degelijke artikels met onderwerpen of invalshoeken die je verder in de Vlaamse
media niet vindt. Linkse spotters die ’t
Pallieterke slechts vermelden als spreekwoordelijk rioolkrantje hebben al
jaren niet goed opgelet en zitten nog met het product van destijds in
gedachten.
Het monopolie van de klassieke media is intussen doorbroken
door de internetkranten en sociale media. De nijdige uitvallen van onze kranten
tegen de internetberichtgeving is een teken van hun machteloosheid tegen deze
evolutie. Qua middelen kunnen de meeste internetmedia wel nog niet wedijveren
met de gevestigde papieren media: zij zijn letterlijk amateuristisch. Diegene
die kwaliteit bieden, kunnen dat maar door hun medewerkers niet of louter
symbolisch te betalen.
Doorbraak was toen
nog het orgaan van de VVB en stond kwalitatief waar nu het VVB-orgaan Brandpunt staat. Het neemt, samen met
onder meer De Bron (orgaan van Charta
Vlaanderen) nu deel aan de wedijver tussen de opkomende internetmedia en vult
de leemten in de berichtgeving van de klassieke media. Die hebben het
regelmatig als nieuwsbron moeten citeren. Punt
was een waterkans die het niet gehaald heeft, maar het heeft waardige opvolgers
gevonden.
Labels: Beliën | Paul, De Roover | Peter, P-Magazine, Punt, Van Melkebeek | Dirk
1 Comments:
Interessante tekst, zoals steeds. Slechts één bedenking: de mensen die veel geld hebben, hebben dat doorgaans omdat ze er goed mee weten om te gaan, en dat ze ervoor gekozen hebben om aan het einde geen geld meer in Punt te pompen, lijkt me daarvan eerder een bewijs dan iets wat men hen kan verwijten. Punt was inderdaad te braaf, en koos met de foto van Verhofstadt op de voorpagina (meteen gevolgd door die van pater Leman, horresco referrens) 100% voor de verkeerde koers. Wat geen afbreuk doet aan mijn respect voor wie (mee)geprobeerd heeft het ding van de grond te krijgen: niet proberen is erger dan niet slagen.
Een reactie posten
<< Home