De nieuwe Oostfronters?
Het boek ‘De lokroep van IS. Syriëstrijders en (de)radicalisering’, met een mooie lijst co-auteurs, bevat veel informatie, maar waarom zwegen zoveel auteurs over de heetste aardappel in deze meervoudige tragedie?
Uitgeverij Pelckmans speelt bekwaam in op de onrust rond het vertrek en de terugkeer van zovele Syriëstrijders, met twee boeken die alleen al om hun feitenrijkdom de aanschaf waard zijn: het dunnere werkje 'Van Kruistochten tot Kalifaat' door Pieter Van Ostaeyen, en het onderhavige lijvige groepswerk 'De Lokroep van IS', geredigeerd door Patrick Loobuyck.
Volgens de cijfers van medewerker Tarik Fraihi waren er in februari 2015 al 438 'Syriëstrijders', van wie er 46 niet in Syrië geraakt zijn want aan een grenspost teruggestuurd, 114 teruggekeerden en 278 in Syrië. Van hen waren er intussen vermoedelijk 51 gesneuveld; 17% zijn vrouwen. Voor heel Europa zouden het er een 5000 zijn.Terzijde, 'Syriëstrijders' is misschien de meest gangbare term. Hij ligt ook gemakkelijk in de mond. Maar sommigen die naar ginds trekken, gaan niet 'ten strijde', of ze beweren dat niet te doen. Dat geldt waarschijnlijk wel voor de meeste vrouwen. Nauwkeuriger is daarom misschien 'Syriëgangers', of zelfs gewoon 'terroristen' voor diegenen die effectief de wapens opnemen. Het is hiermee wel duidelijk over wie we het hebben.
De meeste auteurs hebben het hier over de omstandigheden of bijkomende motieven van deze nieuwe generatie moslims die naar geweld radicaliseerden (en waarbij sommigen dan aan ‘Oostfronters’ denken). Veel aandacht, onder meer van Marion Van San, is er voor de gezinsomstandigheden van de vertrekkers, vooral de verhouding met hun moeder.
Qua motieven betwijfelen de auteurs de islamitische overtuiging van de “hardcore djihadist” niet, wel die van de “romanticus”, die met een djihaad-subcultuur dweept; de “opportunist”, die een gevangenisstraf ontloopt; de “loser” die een maatschappelijke mislukking ontvlucht; het “kuddedier” dat niet aan groepsdruk kan weerstaan; en de “rebel”, die oprecht verontwaardigd is over de westerse steun aan dictators of over de Sykes-Picot-grenzen (p.123-124). Men heeft het, hier net als in de bredere maatschappelijke polemiek, over het mislukt welzijns-, migratie- en integratiebeleid (maar waardoor is het mislukt?), en het falende of ronduit fout buitenlandbeleid.
Alsof in die factoren de bulk van de oorzaken van die evolutie naar geweld zou liggen. Over de redenen van die mislukking blijft het ook bij wat eenzijdige oppervlakkigheden. Tekenend ook voor een bepaalde simplistische analyse. Alsof slechts één genre motieven zou kunnen bestaan. Zou er dan niemand naar Syrië trekken als mediaspecialist, of als huurling (ongeacht of ze moslim zijn of niet)? Of mensen die verstand hebben van oudheden, olie en andere zaken en deze weten te verkopen?
Ludo De Brabander bespreekt de geopolitieke context. Hij beschrijft hoe moslims zich vooral sedert de invasie van Irak in 2003 slachtoffers voelen. Deze factor is aantoonbaar bij vele moslims een trigger, die hen van een vage islamovertuiging tot een daadwerkelijk engagement in de djihaad gebracht heeft. Maar reëel als hij is, is hij niet de oorzaak: Iraaks-Assyrische jongeren in Vlaanderen wier eigen stamland eveneens onder de voet gelopen is, radicaliseerden helemaal niet naar geweld, laat staan terrorisme.
Zonder islam geen djihaad
We kunnen inderdaad nog moeilijk rond de vaststelling dat er zonder islam geen zulke radicalisering tot zo’n grootschalig en extreem islamistisch geweld kon ontstaan. Maar blijkbaar valt dat veel auteurs te zwaar.Er zijn overigens nog andere cruciale omstandigheden die niet vermeld worden. Zo is dit, net als Mei ’68, een “revolutie van de verveling”. Het zijn niet de werkers voor vrouw en kind die alles plots achterlaten om aan het verre front het martelaarschap te gaan zoeken. In dat opzicht is het een verschijnsel van alle tijden: jongemannen die geen zinvolle draai aan hun leven konden geven, hebben altijd hun heil gezocht in het leger of in een irregulier strijdersbestaan. Maar ook hier weer: er zijn volop minder riskante manieren om de leegte in je bestaan te vullen, de djihaad daarentegen vooronderstelt de islam.
Al deze verklaringen door omstandigheden en bijkomende factoren, hoe nuttig ook vanuit westers oogpunt, en hoezeer westerse beleidmakers ze best ter harte zouden nemen, draaien in grote mate rond de pot. Het probleem van menselijke kwetsbaarheid voor de lokroep van radicale Grote Verhalen heeft weliswaar interessante aspecten, en die worden hier uitvoerig uit de doeken gedaan, maar hij zou niet zo acuut zijn als die Grote Verhalen niet bestonden, of minstens niet de zegen hadden van gezagsinstanties.
De islam
De grote afwezige in dit boek, of alleszins in zijn analyse (etiologie) van het engagement aan het verre front, is de islam. Let wel, verschillende auteurs wijden er hun tekst aan, maar dan met dien verstande (ofwel van meet af aan, ofwel in de conclusie) dat alleen “een bepaalde literalistische interpretatie van de islam” verantwoordelijk is. In een boek over moslimjongeren die gaan sneuvelen in naam van de islam, onder een vlag met daarop de voor alle moslims geldige geloofsbelijdenis, had men een vrankere, minder preutse ontleding van de islam mogen verwachten. De discussie gehoorzaamt hier vrij strikt aan de heersende dogma: “Dit heeft niets met de ware islam te maken!”.En net deze slogan heeft het moeilijk met de realiteit. Maar die verificatie, zich afvragen of dat echt wel klopt, dat ontbreekt in heel het boek. Nochtans stellen bepaalde moslims die het geweld hard bestrijden dat strijden tegen de vijand van de islam net wel deel uitmaakt van de islam, dat al wie zich niet wil bekeren een vijand is en dat de 'klassieke islam' zich vooral met geweld verspreidde.
Verschillende auteurs bouwen op de islamvriendelijke en djihaad-minimaliserende academici als John Esposito of Olivier Roy, de Amerikaanse en Franse tegenhangers van de eveneens aangehaalde Rik Coolsaet, die allen al jaren beweren dat de militante islam over zijn hoogtepunt heen is. Herhaaldelijk door de werkelijkheid in het ongelijk gesteld zijn is blijkbaar geen bezwaar voor wie zijn reputatie onder gelijkgezinden wil behouden.
Niet geciteerd worden natuurlijk ex-moslims zoals Ibn Warraq, Ayaan Hirsi Ali of Taslima Nasreen, die pas nog vanuit haar schuilplaats in Delhi tot een sympathiserende “gematigde” en “hervormingsgezinde” moslim zei: “Hou jezelf niet voor de gek! Het probleem is niet het islamisme, wel de islam.”
Johan Leman schrijft hier een erg geslaagde passus over de rol van de jeugdcultuur en de sociale media in radicaliserende kringen, maar die geldt evenzeer voor andere jongeren die niét naar het front trekken. Het verschil is de islam, die al lang bestond vooraleer recent een nieuwe internetgedaante te krijgen, en die een voortdurende geschiedenis van gelijkaardige wapenfeiten heeft als nu het Kalifaat, bv. iconoclasme (de Boeddha’s van Bamian zijn al het voorwerp van verschillende middeleeuwse pogingen tot vernieling geweest, maar pas in 2001 kon de technologie hun grootte en moeilijke ligging aan) of verkoop van ‘heidenvrouwen’ als seksslavinnen. Maar die geschiedenis, die de band tussen moderne djihaad en islamtraditie overduidelijk maakt, ontbreekt hier.
De Syriëgangers zien dat anders, net als de 9/11-daders en djihaadstrijders van Nigeria over Palestina en Afghanistan tot Mindanao. Tot in de naam “Kalifaat” en in zijn gebruik van de geloofsbelijdenis als vlag, maken zij hun verknochtheid aan en inspiratie door de islam volkomen duidelijk. In honderden afscheidsvideo’s en andere documenten hebben zij getuigd dat zij het voor de islam deden. Islampleitbezorgers trachten hun stem te smoren om er hun eigen smoesjes voor in de plaats te stellen. Ik echter verkies om hen te eerbiedigen en hen op hun woord te nemen. Als we mét in plaats van alleen over de djihaadstrijders willen praten, dan is het noodzakelijk om (tegen 99% van de publicaties daarover in) de islam en het voorbeeld van de Profeet ernstig te nemen.
De islam en de allochtonen
De islam is een veel sterkere factor bij de huidige generaties allochtonen dan bij de eerste immigranten, enerzijds door de globale ontwikkelingen waarin de islam een veel gewichtiger factor geworden is, anderzijds door twee trends: jongeren zijn meer geletterd dan hun grootouders en meer onderlegd in de islam doordat (onder meer) hun gemeenschap het islamonderricht extra bevordert én doordat het gastland zelf islamonderricht organiseert en subsidieert. Honderd jaar geleden keken de weinige moslims in het Westen op naar onze cultuur en vooruitgang, die door de elites in hun thuisland nagebootst werd, terwijl de islam als achterlijke folklore gold; maar vandaag zien zij dat het decadente Westen de islam minstens als gelijke behandelt, en geregeld niet dezelfde eisen durft stellen aan moslims als aan alle andere burgers (zoals Rudi Dierick beschreef, hier).Wat bij Berberjongeren zeker ook meespeelt, is de vervanging van hun eigen cultuur, naar hier gebracht door hun grootouders, door de islam. Inderdaad, hun eigen Berbercultuur floreerde vijftig jaar geleden in buitengebieden als het Rif gebergte nog, en was slechts oppervlakkig geïslamiseerd. Bij familiebezoeken in Marokko ondervinden deze jongeren echter de inlandse evolutie: ook in de buitendorpen is er nu tv, men raakt beïnvloed door de grootstedelijke cultuur, die orthodox-islamitisch is, en ontdoet zich van de als achterlijk geldende Berber-elementen. In onze eigen maatschappij is er een analoge evolutie: terwijl islamonderricht bevorderd wordt, is er geen enkele kracht die specifiek de Berberelementen in stand houdt. Het gevolg is dat die als identiteitsvormende factor verdwijnen en door de Schriftuurlijke islam vervangen worden.
Ook Turkse jongeren ondergaan de evolutie uit hun thuisland. Velen waren volgelingen van Atatürk, die de islam als een voorbijgestreefde relikwie behandelden, terwijl nu de islam helemaal terug is. Wie het wat volgt kan dat zien aan de terugkeer van Arabische voornamen bij pasgeborenen eerder dan de echt-Turkse voornamen die hun ouders en de secularisten geven.
Verder zijn de aantallen moslims fors toegenomen, zodat zij eigen gemeenschappen kunnen vormen, afgeschermd tegen de integrerende invloed van de Europese omgeving. Ongeacht de geopolitieke ontwikkelingen is de islam bij ons dus veel sterker dan een generatie geleden. Van de omstandigheden die de opkomst van dat islamitisch gemotiveerd geweld verklaren, is dat zonder meer de belangrijkste, al wordt zij in dit boek niet behandeld.
Ontleding van de islam
Wat leren we over de islam in de vier (van de elf) hoofdstukken die hem behandelen? Loobuyck schrijft over het hoofdstuk van Brahim Laytouss en hemzelf dat “we ons positioneren tegen de islampessimisten die verkondigen dat de islam niet kan veranderen en in essentie incompatibel is met de ideeën van vrijheid en gelijkheid” (p.11).Ha, islampessimisten, bestaan die dan? Waarom heeft hij er dan geen enkele in de keur van medeauteurs (of zelfs maar in de diverse bibliografieën) opgenomen? Hij heeft zo weet van een recente lezing van Maarten Boudry die uitvoerig aantoonde dat alle wreedheden waarmee het Kalifaat het nieuws haalt, zijn voorgedaan door Mohammed, de Profeet en modelmens voor álle moslims; maar hier geen Boudry. Dit boek is een waaier van standpunten waarin er één groep opvallend ontbreekt. Nou ja, waaier: eigenlijk trekken ze allen aan hetzelfde zeel.
Dat “de islam niet kan veranderen en in essentie incompatibel is met de ideeën van vrijheid en gelijkheid” is trouwens geen uitvinding van islampessimisten, maar een standpunt van de islam zelf. Die heeft zich van zover wij – en dat geldt evenzeer voor de auteurs – kunnen achterhalen, dus zeker tot in de 8ste eeuw, altijd verzet tegen “vernieuwing”. Dat is namelijk een daad van hoogmoed: het beter willen weten dan God, die zich in de Koran volmaakt geopenbaard heeft zoals Hij wil. Gelijkheid wordt in de Koran verketterd als een vorm van ondankbaarheid voor de overvloed die je van God gekregen hebt, en die nu eenmaal niet gelijk verdeeld is. Vrijheid die het recht betekent om anders te handelen dan Gods wet voorschrijft, is uiteraard uit den boze.
Islamologen Stijn Aerts en John Nawas betogen dat alleen een bepaalde, literalistische lezing van de tekstbronnen het gedrag van het Kalifaat kan rechtvaardigen. Zij beschuldigen de radicalen van selectief citeren en “knip- en plak-islam”, maar die aantijging kan zeer wel omgedraaid worden. Zo bevat het “vers van het zwaard” (Koran 9:5) bevat geen verdraagzaam en “vredevol” (p.119) staartje tegenover ongelovigen waar het zegt dat de wapens moeten neergelegd worden als de vijand het gebed opzegt – dus als hij moslim wordt. Het vers, de Schriftuurlijke onderbouwing van de dwangbekering, zegt niets minder dan: bestrijd de ongelovigen, maar sluit vrede met de nieuwe moslims.
Mohammed Achaibi heeft het niet zozeer over de islamleer, wel over de mosliminstellingen in België, onder meer over de Executieve waarvan hij ondervoorzitter is. Hij erkent terloops de ruimhartige hulp die de moslims in de beginjaren vanwege de Vlamingen gekregen hebben, ook in hun zelforganisatie.
Heel voorspelbaar dedouaneert hij de georganiseerde islam door te stellen dat die en de radicale islam twee verschillende werelden zijn – al beroepen ze zich op precies dezelfde islam. Zij hebben inderdaad een verschillende strategie tegen de ongelovigen. Ten eerste ziet de geïnstitutionaliseerde islam maar weinig moslims daadwerkelijk als ketters, feitelijke afvalligen tegen wie geweld mag gebruikt worden – zoals het Kalifaat doet met de sjiieten. Als al het geweld tussen moslims onderling tegen de niet-moslims zou gericht worden, zou de islam sneller vooruitgang boeken.
Ten tweede is hij minder dramatisch en effectiever: laat de islam groeien door geboorte- en migratie, dan zal hij via het bestaande meerderheidsstelsel vanzelf de macht veroveren; al die aanslagen maken de slapende honden maar wakker. Het doel van de Profeet was tenslotte de macht, en slaafneming of djihaad waren maar middelen daartoe, die vandaag door andere middelen mogen vervangen worden, mits de beoogde verovering maar verwezenlijkt wordt. In die zin geldt wat de Franse auteur Guillaume Faye geschreven heeft: “De islam is gevaarlijker dan het islamisme.”
Overigens moet hier aangestipt worden dat – in een cynische lezing – de recente geweldgolf voor de islam in het Westen een zeer goede zaak is. Publicitair is hij weliswaar slecht, want al te veel ongelovigen hebben nu een hartgrondig negatief beeld van de islam, maar die weerstand is onbelangrijk en wordt door de westerse overheden zelf verzwakt en bestreden, zie bijvoorbeeld de redes van Angela Merkel naar aanleiding van de betogingen tegen de islamisering van Pegida, en de tegenbetogers daarbij.
Maar institutioneel is die islamitische geweldgolf zeer voordelig – in dezelfde lezing - zoals dit boek goed illustreert: hoe meer geweld en andere problemen vanwege de radicale islam, hoe meer steunbezoeken aan moskeeën, hoe meer gesubsidieerde islamopleidingen, hoe meer erkenning van de officiële islam, want dat heet de beste remedie te zijn tegen de radicale islam te zijn.
Bart De Wever bestrijdt de hard drugs in zijn stad. Daartoe heeft hij het verbod op softdrugs strakker aangehaald want “elke harddruggebruikers is met softdrugs begonnen”. Wel, elke djihaadstrijder zonder uitzondering is met de islam begonnen. En dan zouden wij nu softdrugs als de gouden remedie tegen hard drugs moeten beschouwen?
De tribale islam
Tenslotte, de enige bijdrage die vertaald moest worden, van de veelbesproken Franse islamoloog Rachid Benzine.Hij toont terloops aan dat het hedendaagse verhaal (van Christoph Luxenberg) dat in het paradijs geen maagden de strijder opwachten maar alleen “witte druiven”, strijdig is met een aantal Koranverzen. De meelezende djihaadstrijder kan dus gerust zijn: hij krijgt wel degelijk 72 maagden. Ook toont hij aan dat de door zijn medeauteurs achteloos gebruikte term “grote djihaad” (overdrachtelijke “strijd” tegen je eigen zondigheid) niets met de grondslagen van de islam te maken heeft, maar pas later ingevoerd is. Voor de Profeet beduidde djihaad (fi sabil Allah), “inspanning (op Gods weg)” zijn eigen heel concrete en materialistische overvallen op karavanen, compleet met buit, gijzelaars (die met zijn goedkeuring verkracht werden) en losgeld. Niks “innerlijke strijd”, de authentiek islamitische opvatting van djihaad betreft wel degelijk de (later zo genoemde) “kleine djihaad”, de fysieke strijd.
Benzine is al met de dood bedreigd als vermeende vijand van de islam, en dat respecteer ik, maar sommige van zijn fans trekken uit zijn Koranlezing toch weer een pro-islamitisch interpretatie die ik er helemaal niet in kan vinden. Hij wijst er zo op dat de Profeet luidens de Koran een aantal malen ernstig beledigd werd (merk dus op dat de eerste islamcritici zijn eigen stamgenoten waren; islamkritiek heeft niets met “racisme” te maken), maar dat daar geen wraak op volgde. Aha, zie ik de islampleitbezorgers al denken, de “échte” islam is dus niet fanatiek.
In Mekka, en nog deels in het begin van zijn verblijf in Medina, was de Profeet op dat moment echter nog niet in een positie om gramschap met daden hard te maken, en mogelijk is ook zijn bereidheid tot moorden maar geleidelijk gegroeid. Tot dusver is Benzines “contextualisering” heel nuttig. Maar eens Mohammed aan de macht was, liet hij de bekende critici buiten zijn machtsgebied vermoorden, en die erbinnen (zeker na de verovering van Mekka) terechtstellen. Daarvan staan heel wat voorbeelden in de Sira (biografie van de Profeet) en Ahadith (overleveringen). Het is vooral op de Ahadith dat de islamwet gebaseerd is, ongeacht dat zij pas lang na de dood van de Profeet op schrift gesteld zijn. Alle rechtsscholen van de islam hebben als continue jurisprudentie dat de straf voor de belediging van de Profeet de doodstraf is. Dat is niet “radicaal”, de moord op de Charlie-cartoonisten was gewoon de toepassing van de islamwet.
Dat wordt door Benzine trouwens niet met zoveel woorden ontkend. Maar voor vele andere moslims is dit duidelijk een heel lange brug te ver. Nochtans raakt dat gewelddadige voorbeeld van Mohammed meer en meer bekend. Eddy Daniels bespreekt dat uitvoeriger in ‘Imams draaien zich vast in taqiyya’.
Maar Benzine heeft wel de verdienste dat hij die primitieve en uiterst gewelddadige regels expliciet aanmerk als dusdanig en volstrekt onaanvaardbaar anno 2015.
Maar dat neemt niet weg dat de Mekkaanse verzen, die getuigen van de zeden van de tribaal-heidense eerder dan van de islamitische samenleving, wel degelijk satire en kritiek toelieten – de arme Arabieren hadden weinig anders, en Mohammed kon nog niet anders dan hen te incasseren. Zelfs al zijn ze “opgeheven”, Koranverzen zijn voor hedendaagse djihaadstrijders toch wel gezaghebbend, dus als ze hen ervan kunnen weerhouden, schrijvers of karikaturisten te vermoorden, dan moet dat in de praktijk wel geprobeerd worden.
Je zou dus kunnen vaststellen dat sommige delen van de Koran in strijd zijn met de klassieke islam, waarin latere verzen de eerdere “opheffen”; en dat de djihaad en het sterven voor Allah niet in de eerste, tribaal-heidense maar alleen in de tweede, echt-islamitische (dus: door de islamleer gaandeweg geïnformeerde) context thuishoren. Fijn, maar wie daarop het vrijpleiten van de islam van de djihaad-misdaden wil bouwen, zal daar een hoge prijs voor betalen: de ontbinding van de islam zelf.
Naar eigen zeggen is de islam “een zoomloos kleed”: trek er één draadje uit en het hele kostbare weefsel komt los. Dus pas de modern-kritische historisch-filologische methode toe op de grondteksten van de islam, bijvoorbeeld om een onwelgevallig vers weg te verklaren (zoals islamvrienden plegen te doen), en ook andere verzen komen op losse schroeven te staan. Eens je het leven van Mohammed gaat “contextualiseren”, dus ontdoen van zijn absoluutheid (die voor moslims logisch uit zijn goddelijke oorsprong volgt), dan is er geen reden meer om die toevallige zakenman uit 7de-eeuws Arabië na te volgen.
Een aantal feiten uit Mohammeds leven worden op tribale conventies teruggevoerd. In de tribale samenleving was oorlogsvoering soms een plicht, onder meer om een stamlid te wreken: “Oog om oog, tand om tand.” Dat principe heeft een slechte naam in christelijke middens, maar het heeft vele levens gered. Het maakt namelijk dat je heel zuinig bent met geweld, want je weet dat het een reactie zal provoceren. Als Mohammed oproept tot oorlog, dan moest hij gezien zijn publiek rekening houden met deze beperkingen, en er dus geen bloedbad van maken. Zie je wel, zullen onze schaapjes daaruit afleiden, de islam is zuinig met geweld! Nee, de tribale cultuur, die heidens was, had deze oorlogsbeperkende conventies over eeuwen ontwikkeld. De beperking van het geweld was de verdienste van de heidenen (die vaak belasterd worden om de islam gunstig met hen te contrasteren), en de islam heeft daar juist geleidelijk een einde gemaakt.
Maar goed, als je één djihaadstrijder kan overtuigen om op zijn stappen terug te keren omdat Mohammed gezien de tribale conventie niet wenste dat een jongeman zijn stam verlies deed lijden door onnodig te sneuvelen, dan is dat mooi meegenomen. Het idee om je stam te laten verrekken en alleen God te dienen, is zeer islamitisch maar is strijdig met de tribale traditie. Wat je de Syriëganger moet voorhouden is dus: volg niet de islam maar wel de heidense conventies.
Benzine is er wellicht te intelligent voor, maar zijn islamofiele fans zullen in zijn tekst met gretigheid de redeneervorm “djihaad is niet de islam” herkennen en overnemen. Tja, dat type argument heeft weer implicaties die minder islamwelgevallig zijn. Behalve Mohammeds aanspraak op het Profeetschap is er weinig origineel aan de islam. Is, zoals altijd beweerd wordt, de vrouwenbesnijdenis on-islamitisch want al eerder betuigd? Wel, het vasten en de bedevaart naar Mekka werden overgenomen van het heidendom, de jongensbesnijdenis en het taboe op varkensvlees van de joden, het groepsgebed van de joden of christenen, en zo voort. Wil men de islam losmaken van de vrouwenbesnijdenis (die door Mohammed goedgekeurd hoewel niet verplicht werd), dan op dezelfde grond ook van het groepsgebed in de moskee, dan moeten ook alle sympathieke en neutrale elementen van de islam als “niet-islamitische” ontleningen aangemerkt worden. Dan moet de overheid ophouden, moskeebouw te faciliteren, want “die heeft niets met de islam te maken”.
Besluit
Dit boek bevat zeer veel informatie, zodat beleidmakers het beter niet negeren. Maar de wetenschappelijkheid en de overtuigingskracht ervan lijden niet weinig onder een manifeste partijdigheid: met alle geweld aantonen dat het Kalifaat “niets met de islam te maken heeft” en dat de toename van geweld door moslims hoofdzakelijk aan niet-moslims te wijten is.Hier wordt dat niet zo cru gezegd als door John Kerry, David Cameron of andere onwetenden, maar het is wel degelijk deel van het opzet. Zelfs het redelijk islamkritische stuk van Rachid Benzine dient hier uiteindelijk om het islamkritische standpunt van zijn angel te ontdoen en de islam (dat hier eigenlijk tot het Arabische heidendom herleid wordt) van zijn gewelddadige eigenheid te bevrijden.
De meeste auteurs hebben zich duidelijk nog niet afgevraagd, zoals veel moslims zoals Afshin Elian, Benzine, Kurucan, en ook Rudi Dierick al wel deden, namelijk waarom dat religieus gemotiveerde geweld door moslims over heel de wereld voorkomt en overal sterk vergelijkbare kenmerken vertoont - ook in zo goed als alle islamitische landen zelf - en waarom er zoveel slachtoffers van het geweld van moslims te vinden zijn onder (arme) zwarten van animistische of christelijke overtuiging, of net zo goed onder 'andersdenkende moslims'.
Kan je verdraagzame “Mekka-moslims” tegenover fanatieke “Medina-moslims” stellen? De islam is zich bewust van de tegenstrijdigheid van de twee fasen in de “openbaring” van de Koran, en lost deze op door de “opheffing” van Mekka-verzen door daarmee strijdige Medina-verzen, dus deze laatste zijn onversneden islamitisch, de eerste zijn maar een voorlopige zoetwater-islam. Merk op dat de eeuwige Allah zelf in die 22 jaar openbaring (610-632), een voor Hem heel korte periode, toch nog van gedacht wist te veranderen. Voor het Opperwezen een vreemde zaak, maar in 22 jaar van een mensenleven heel gewoon, dus een aanwijzing dat de Koran een product van de menselijke geest is. En dat het basispostulaat van de islam, namelijk de goddelijke oorsprong van de Koran, fout is.
Kan je de islam hervormen? De meningen daarover zijn verdeeld.
Volgens mij niet. Je kan wel moslims laten groeien (bijvoorbeeld met progressieve achterlating van de islam), maar de islam zelf heeft zijn essentie. Postmoderne academici haten “essentialisme”, en daarom zullen zij nooit met islamtheologen kunnen praten, want voor dezen is het evident: verander iets aan de essentie van de islam, en het is de islam niet meer. Contextualisering betekent noodwendig de erkenning dat de “openbaring” van de Koran gewoon een menselijk en historisch verschijnsel was, niet een unieke goddelijke ingreep in de geschiedenis. En dan is het de islam niet meer.
Dat is dwingende logica: de kernleer van de islam is een begoocheling. Burgers hebben de vrijheid om in Ufo’s, in Atlantis of inderdaad in een goddelijke Koran te geloven, dus wij willen niet afdingen op de onverkorte godsdienstvrijheid van moslims. Maar beleidmakers, en a fortiori de intellectuelen die zulk boek schrijven, moeten, ongeacht de diplomatieke gestes jegens de moslimgemeenschap waartoe ze verder kunnen besluiten, uitgaan van een zo waarheidsgetrouw mogelijke kijk op het voorliggende dossier. Hun besluiten en beleidsdaden moeten uitgaan van een zo juist mogelijk inzicht in de om aandacht vragende ideologie, namelijk: de islam is een begoocheling.
Patrick Loobuyck, red.: De lokroep van IS. Syriëstrijders en (de)radicalisering, Pelckmans, Kapellen 2015.
Labels: Benzine | Rachid, djihaad, Syrië, Van Loobuyck | Patrick
Read more...