Interview gegeven aan Nationalistische Agenda (2002)
Het nationalistische Werkerskollektief
slaagde erin Koenraad Elst te strikken voor een vraaggesprek over het ter ziel
gegane weekblad Punt. Een (na-)bespreking van Punt lijkt ons zinloos, vanwege
de redactie van dit tijdschrift willen we enkel stellen dat, wat ons betreft,
Punt een gemiste kans is voor al wie graag een tegenstem wenst te horen in de
huidige berichtgeving.
Doctor Elst kan u even kort schetsen wie
Koenraad Elst is en waar hij voor staat?
Ik ben in
1959 in Leuven geboren en ben in die toen nog tweetalige stad opgegroeid. Ik
kom uit een katholiek gezin zonder banden met de Vlaamse beweging, laat staan
het repressiemilieu. Het universele ware geloof stond centraal, niet de
identitaire bekommernissen van uw beweging, die mij trouwens nog steeds vreemd
zijn. In mijn puberteit kwam ik onder invloed van de linkse tijdsgeest en heb
ik in heel wat betogingen meegelopen, de laatste was de anti-rakettenbetoging
van 1983. Rond mijn twintigste zat ik vooral in het hippiemilieu, met alles wat
erbij hoorde: cannabis, astrologie, Oosterse religies. Ik liet mijn studies
vallen en deed klusjes allerhande, net genoeg om te leven en om cursussen te
volgen van taijiquan, aikido en dergelijke. Om die dingen dan op wat serieuzere
grondslag te zetten ben ik dan op mijn 26ste oriëntalistiek gaan
studeren, Chinees, Sanskrit, Perzisch. En dan ben ik over dat soort onderwerpen
beginnen schrijven, zeventien gepubliceerde boeken inmiddels, en enkele
honderden artikels. In India geniet ik een zekere bekendheid als zijnde de
enige oriëntalist die met enige sympathie over het politieke hindoeïsme
schrijft.
Sommigen
puren uit kennismaking met exotische culturen het wow-gevoel van hoe vreselijk anders die wel zijn. Zelf ben ik meer
dan ooit overtuigd van de eenheid van het mensenras en van de menselijke
ontwikkeling, waarin nu het ene en dan het andere volk het voortouw neemt. Ik
bedoel daarmee geen oppervlakkig New-Age-gedweep over hoe “alle religie
eigenlijk hetzelfde zeggen”, want ze verschillen wel degelijk, maar het is
juist in hun afwijking van de universele ontwikkelingslijn dat ze verschillen.
Vandaag zie ik overal de geleidelijke
eenwording van de wereldcultuur, en ik vind dat uitstekend. In plaats van
energie te verspillen aan het bestrijden van het onafwendbare moeten we ons
concentreren op de inhoud van de opkomende wereldbeschaving. Mijn bezwaar tegen
de islam is dus allerminst van identitaire aard, het gaat er niet om dat de
islam hier een Fremdkörper is, wel dat hij een verstikkende en vooral onware
dwaalleer is.
In nummer 1 van het weekblad Punt stelde
hoofdredacteur Peter De Roover dat het begrip weekblad bij ons in 2001 een heel
eigen betekenis kreeg. Het aantal nieuwe bladen dat verscheen en ook weer
verdween, is haast niet op twee handen te tellen.
Ja,
“weekblad” betekent stilaan: een blad dat een week lang bestaat.
Het jaar 2002 was nog maar pas begonnen en
opnieuw bood er zich een nieuw weekblad aan. Blijkbaar was er dan toch een
markt voor nieuwe initiatieven. Wat liep er fout? Of anders gezegd, waarom
slaagde Punt er niet in zich te onderscheiden van wat de potentiële lezer reeds
in de krantenkiosken vonden? Was Punt dan geen meerwaarde voor de abonnee van
Trends, Knack, Journaal, ’t Pallieterke of Doorbraak, om maar die te noemen? De
algemene teneur over Punt was achteraf dat, enkele artikels niet te na
gesproken, het saaie en opgewarmde kost was.
De kwaliteit
en het nieuwsgehalte gingen in stijgende lijn, maar tegen dat het op iets trok,
was het al te laat. Het eerste nummer heeft het project de das omgedaan. Dat
was, in de woorden van Mark Grammens, “van een wezenloze banaliteit”. Toevallig
het nummer met het laagste Elst-gehalte, haha, twee bladzijden ocharme. Wij
hebben ons achteraf met enig afgrijzen afgevraagd waarom wij het futloze van
dat eerste nummer niet tijdig ingezien hebben. En het antwoord is, vrees ik,
dit: wij waren zo gefixeerd op de zorg om er vooral geen Blokblad van te maken
dat we opgelucht waren toen we vaststelden dat dat ons alvast gelukt was. De
bekommernis om niet meteen als extremistisch afgeschoten te worden, deed ons de
zorg om nieuwswaarde uit het oog verliezen. De politieke correctheid had weer
een veldslag gewonnen.
Waarom de keuze voor een weekblad en niet
voor een krat? Vanuit de invalshoek die geschetst werd, was dit project
eveneens perfect toepasselijk op de krantenwereld. Ook wat kranten betreft
blijven heel wat mensen op hun honger. Zou een krant geen grotere
overlevingskans gekend hebben aangezien er sneller op nieuws ingespeeld zou
kunnen worden?
Beste vriend,
u ziet het groot. Een krant, daar is veel personeel bij nodig, en ook de
materiële eisen van dat medium vergen een enorme investering. Het grootkapitaal
wil dat geld wel bovenhalen voor een linkse ochtendkrant, zeker niet voor een
rechts blad. Zelf zou ik het tempo van dagbladjournalistiek trouwens niet aankunnen,
daarvoor is mijn gezondheid te slecht. Ja, in India heeft een of andere microbe
mijn hartspier aangevreten. I lost my
heart in Indraprastha… hoe dan ook, voor een dagblad was het geld er niet.
Zelfs een vierkleurenmagazine was blijkbaar al te hoog gegrepen. Maar er is
sprake van een vervolg, in een Tertio-achtige
formule op krantenpapier, tweewekelijks, we zullen zien.
Punt eindigde in zeer verwarrende
omstandigheden. Kan u over de precieze reden van de stopzetting meer
duidelijkheid scheppen?
De
verkoopscijfers vielen tegen, vooral door de slechte indruk die dat eerste
nummer gegeven had. Ik ken tal van sympathisanten die geen tweede nummer meer
gekocht hebben. En ik ken er nog meer die gewoon nooit van Punt gehoord hebben, want de publiciteit was ook ondermaats. Er was
dus vers kapitaal nodig, meer dan de initiatiefnemers konden ophoesten. Nieuwe
kandidaat)geldschieters vonden het project wel goed maar meenden dat Punt als zodanig reed onherroepelijk
verbrand was. En wanneer het slecht gaat, komt er ruzie, in dit geval tussen de
hoofdredacteur en de uitgever. Dat hoeft op zich niet erg te zijn, maar het
schrok mogelijke kapitaalverschaffers definitief af.
Knack
titelde: “Vlaanderen moet opnieuw denken en strijden.” Was dat werkelijk het
uitgangspunt van Punt, want is die strijd niet eerder iets waar de zogenaamde
strijdorganisaties in de Vlaamse Beweging moeten voor zorgen?
Het moest
geen strijdblad zijn. De belangrijkste fout van de gevestigde bladen is niet
dat zij geen strijdbladen zijn (ze zijn dat overigens wel), maar dat zij hun
lezers essentiële informatie over feiten en relevante standpunten onthouden.
Wanneer je tegenwoordig jonge en minder jonge Vlamingen hoort zeggen dat België
als federatie toch goed en billijk functioneert, dan is dat niet uit kwade
trouw maar uit pure onwetendheid. Gewoon door de lezer feiten onder de neus te
duwen, geen partijdige propaganda maar de nuchtere feiten, motiveer je hem tot
een kritische bevraging van het Belgische model.
Overigens
hoefde Punt voor mij geen nationalistisch blad te zijn, wel een dat zowel
nationalistische als andere rechtse standpunten aan bod zou laten komen. Ik
hoef u wel niet uit te leggen dat er een rechterzijde bestaat die door
nationalisten als de vijand beschouwd wordt, de nostalgici van het Habsburgse
rijk en andere Multi-etnische constructies? Zo had ik eens een flink dossier
willen wijden aan Kang Youwei, een cconservatieve confuciaan die begin 20ste
eeuw het strikt genomen vreemde bewind van de Qing-dynastie over China wou
behouden, weliswaar omgevormd tot constitutionele monarchie, en die de
revolutie wou vermijden zoiets als de Glorious
Bloodless Revolution die zeer gunstig afstak tegen de Franse Revolutie.
Maar de republikeinse nationalisten wonnen het pleit en stortten China boot
decennia in de burgeroorlog, gevolgd door het communisme. Op een eeuw afstand
zal ook de Chinese nationalist moeten toegeven dat zijn land beter gevaren zou
zijn met de niet-nationalistische conservatieve benadering van Kang.
Ik kom nogmaals terug op het Beginpunt,
het redactioneel artikel van Peter De Roover in het nummer 1 van Punt. Het was
verheugend te lezen dat Punt een “kwaliteitsproduct” wenste te maken. Het
afwijzen van persvoyeurisme, kwetsende spot, goedkoop amusement en het
marginale was/is in het huidige medialandschap quasi een unicum. Dat
onderscheidde Punt zeker van Menzo of Ché. Een complexloos Vlaams
identiteitsbesef was/is zelfs gedurfd in Politiek Correct België. Maar dat
complexloos identiteitsbesef vertaalde zich slecht in de inhoud van Punt.
Op communautair vlak valt Punt mijns inziens niets te verwijten. Dat was niet mijn domein,
maar ik had toch de indruk dat over dat onderwerp veel en vrank en origineel
bericht werd. Punt was complexloos
Vlaams, zij het niet complexloos conservatief. Ook de genoemde kwalen,
persvoyeurisme en zo, hebben Punt
niet aangetast.
Het debat over
vreemdelingenstemrecht, over het cordon sanitaire of over de anti-Palestijnse
agressie door Israël, betekenden deze onderwerpen niet dansen op een slappe
koord om toch maar niet teveel lezers zich tegen Punt te laten keren, waardoor
de boodschap van Punt eerder zwak, onduidelijk en zonder meerwaarde overkwam?
Een cover met Leman lijkt me trouwens ook niet een aantrekpool voor de eerder
conservatieve lezers.
De Leman-cover was om een heel andere reden fout: die had
moeten samengaan met een echt uitgediept dossier over het officiëel antiracisme
als gevaar voor de vrijheden, liefst ook
met een vrank interview. Wat Leman niet geweigerd zou hebben, dit in
tegenstelling met verschillende ministers en renegaten van de Vlaamse Beweging,
zoals Bert Anciaux en Jozef Deleu. Kijk, ik hoop dat u niet bedoelt dat de
conservatieve lezer alleen conservatieve gezichten op de cover wil. Dat soort
inteelt is juist de ziekte ter linkerzijde. Ooit kocht ik in de kiosk De Morgen en ’t Pallieterke, en de krantenjongen zei me dat hij nog nooit iemand
die twee bladen tesamen had weten kopen. Vandaar trouwens dat de duiding van
allerlei experten over “extreem-rechts” er altijd zo ver naast zit: die mensen
lezen alleen elkaar, niet de rechtse monsters. Zij zijn vies van oog- of zelfs
leescontact met al wat naar rechts ruikt, maar toch willen ze er boeken over
volschrijven, en dan eindigen ze met louter projectie van clichés uit een
vroeger tijdperk.
U noemt ook het Palestina-dossier. Ik heb er nooit een
geheim van gemaakt dat mijn sympathie daar veeleer bij de joden ligt. Dat is
minder een kwestie van gemeenschappelijke strijd tegen de islam, alswel van
persoonlijke levensgeschiedenis. Ik heb goede vrienden in joodse kringen, ik
voel me trouwens redelijk verwant met die bleke boekenwurmen. Al ooit een jood
ladderzat voor een onnozele voetbalwedstrijd zien roepen en lallen? Die zijn
daar gewoon te serieus voor, en zo mag ik het graag zien. Als jullie
flaminganten daar nou eens een voorbeeld aan zouden nemen, dan was Vlaanderen
allang vrij. Nog zo’n vormende ervaring was de Zesdaagse Oorlog. Het nieuws was
bij ons thuis het enige radioprogramma dat wij beluisterden, dus ook als
zevenjarige volgde ik dat. Wel, wij
hadden heel sterk het gevoel dat “onze” kant gewonnen had, en hoe! In onze
school was er een onderwijzer die zijn klas binnenkwam en naar de wereldkaart
stapte, met zijn armen wijd open van Mauritanië tot Indonesië:”Kijk eens
jongens, zooooveel landen samen kunnen het niet winnen” – en dan kwamen duim en
wijsvinger bijeen tot de breedte van Israël – “van zooo’n klein landje.” Dat
ben ik nooit helemaal ontgroeid.
Maar het heeft me niet belet om in Punt recht te doen aan
het Palestijnse standpunt. Dat was juist het fijne aan journalistiek: zonder
zelf een standpunt in te nemen, kan je beide zijden aan het woord laten, gewoon
om de lezer te informeren en het debat te voeden. Ik heb trouwens eerst
rondgebeld om zeker een Palestijn te vinden die zijn zaak overtuigend zou
verdedigen. Want anders zat je natuurlijk helemaal in het scenario van de
gevestigde media: je voorkeurstandpunt door een goedgebekte woordvoerder laten
brengen, en het andere door een kluns. Dat nooit in Punt, dus.
Uit de artikels in
Punt begreep ik dat Punt het blijkbaar niet op bruin begrepen heeft, bruin
(blauw+rood+groen) in politieke zin dan:”VLD loopt blauwe plekken op”, “Groene
politici onder zwaar geschut”, “Paarse coalitie torpedeert taalwetgeving” enz.
Schaarde Punt zich welbewust achter de oppositie of was dit eerder een toeval
en zouden de oppositiepartijen in latere nummers ook een veeg uit de pan
krijgen?
Het is natuurlijk omgekeerd: de schrijvende klasse schaart
zich niet achter politici, zij zet zelf de krijtlijnen uit die morgen het
beleid van de politici zullen bepalen. De rol van intellectuelen tegenover de
politiek is als die van het magnetisch veld tegenover ijzervijlsel. Wie het opinieklimaat kan bespelen, kan de
politieke leiders de gewenste bril opzetten waardoorheen zij de wereld
bekijken, wat dan weer hun beleid bepaalt. Kijk maar hoe links zijn ordewoorden
en vooroordelen algemeen ingang heeft doen vinden. In mijn bespreking van pater
Versteylens jongste boek heb ik erop gewezen dat het afdrijven van Agalev naar
links het gevolg is, niet zozeer van de linkse infiltratie in de partij, als
wel van juist het apolitieke uitgangspunt van de meeste basisgroenen. Juist
omdat die brave groenen geen ideologische ruggengraat hebben, zijn zij het
vatbaarst voor de opiniewind, voor het linkse magnetisch veld dat hen vanzelf
in de gewenste links veldlijnen kon leggen. In deze tijd van oppermachtige
media kan je de massa veel diepgaander beïnvloeden dan ooit tevoren. De vijand doet dat volop, het was tijd om
enig weerwerk te bieden. Linkse intellectuelen scharen zich niet achter de
linkse politici, zij creëren een klimaat waarin zelfs rechtse politici het
linkse programma uitvoeren. Wat Punt te doen stond was niet, laat ons zeggen,
de vervanging van Dewael door Vandenbrande te bewerkstelligen, wel Dewael ertoe
te brengen een beleid à la Vandenbrande te voeren.
Uit eigen ervaring
weten we dat er een zekere sympathie bestond voor Punt, omdat er door velen een
intellectuele leegte wordt ervaren in het medialandschap. Nochtans lieten
sommigen zich eerder smalend uit over Punt in de termen van “de nieuwe Wij”,
“het N-VA partijblad”, enz. Deze mening werd dan gestoffeerd met een opsomming
van ex-VU-ers die verbonden waren aan Punt: Peter de Roover, David Vits (die
een Blok-persprimeur naar de N-VA doorgespeeld zou hebben), initiatiefnemer
Paul Doevenspeck en de talrijke (oud-) VU-gastauteurs. Met andere woorden: in
hoever was de vrees van deze kwade tongen bewaarheid?
Als buitenlandredacteur had ik met die dingen weinig te
maken maar ik zal u niet tegenspreken. Wel moet ik ontkennen dat het lekken van
die primeur over het rapport Nabholz-Haidegger naar de N-VA het werk van David
Vits was. Het lag aan iemand die u niet genoemd hebt, en die ook ik niet zal
noemen.
Wat is, na 9 nummers,
uw algemene indruk over het weekblad Punt? Zou u zich, met de kennis en de
ervaring die u nu rijker bent, opnieuw laten meeslepen in een gelijkaardig
avontuur of is het na negen weken Punt welletjes geweest?
We waren goed bezig het aanvankelijke amateurisme te
ontgroeien. Er was meer interne en externe feedback nodig, of liever de
bereidheid om daarnaar te luisteren. Maar het lijdt geen twijfel dat het blad
met goede publiciteit en financiële ademruimte na enkele maanden zeker zijn
plaats veroverd zou hebben. In mijn geval is van “meeslepen” geen sprake, ik
had niets te verliezen en heb eigenlijk nooit zoveel financiële zekerheid
gekend als in die vijf maanden bij Punt.
Anderen hebben er een baan elders voor laten staan omdat ze in het project
geloofden, en voor hen is de mislukking een stuk pijnlijker. Want wie zich aan
een zogenaamd rechts blad verbrand heeft, krijgt het natuurlijk moeilijk om
elders weer aan de slag te kunnen. Dat is althans wat de journalisten zeiden
die bij voorbaat voor de eer bedankt hebben. De broodroof door het
linksliberale establishment is een reëel probleem, maar we zullen zien of het
eigenlijk erg softe blad Punt al als
een ideologische diskwalificatie geldt.
Labels: Elst | Koenraad, Punt, Vlaamse Jongeren Mechelen
Read more...