De grootste verkiezingen ter wereld
Op dit
ogenblik vinden in India verkiezingen plaats. Zij zijn uitgespreid over de
bijna volledige maanden april en mei om de verkiezingsadministratie en ook het
leger de kans te geven zich beurtelings in alle districten te installeren.
Dit zijn
verkiezingen voor het nationaal parlement (Lok
Sabhā, spreek uit look sabháá,
“volksraad”). Het gaat om een parlementair stelsel naar Brits model, dus per
kiesdistrict “first past the post”.
De deelstaatparlementen worden per staat op een ander tijdstip gekozen,
ondermeer afhankelijk van vroegtijdige parlementsontbindingen. Het idee van
“samenvallende verkiezingen” is er nooit bij iemand opgekomen; dat is typisch
Belgisch. De leden van de senaat of Rājya
Sabhā (“statenraad”) wordt door de deelstaatparlementen verkozen, deels ook
door de partijen uit eminente burgers geselecteerd.
Economie
Tien jaar
lang is een alliantie rond de Congrespartij aan de macht geweest: de United Progressive Alliance (UPA). Haar eerste minister, de economist
Manmohan Singh, begon als minister van financiën in 1991 met een voorzichtige
liberalisering, nadat de eerste en derde premier, Jawaharlal Nehru en zin
dochter Indira Gandhi, met hun socialistische bureaucratie een zeer
ondernemingsvijandig klilaat geschapen hadden. India was tot een
spreekwoordelijk synoniem voor armoede geworden. Singh kan zich dus, samen met
toenmalig premier Narasimha Rao, op de borst kloppen omdat India toen uit dat
dal is beginnen kruipen. De hoogbejaarde man komt nu niet meer op, de
feitelijke kroonprins is Rahul Gandhi, zoon van premier Rajiv Gandhi zaliger.
Officieel is hij echter geen kandidaat-premier om hem niet met de verwachte
nederlaag te bezwaren.
Helaas is
het met de economie de jongste jaren weer achteruit gegaan, of althans minder
vooruit. De groeicijfers zijn naar Europese normen nog benijdenswaardig, maar
toch minder dan de helft van tien jaar geleden, toen de UPA-regering aantrad.
Voor een deel ligt dat aan de internationale conjunctuur, voor een deel aan het
toch weer socialistische beleid, vooral uitgestippeld door Nobelprijswinnaar
Amartya Sen en onze tot Indiër genaturaliseerde landgenoot Jean Drèze. Hun
démarche was in zoverre begrijpelijk dat de neersijpeling van de rijkdom van de
nieuwe middenklasse naar de armen te wensen overlaat. Een golf van zelfmoorden
onder boeren die hun schulden niet meer konden betalen, vormt een kritisch
tegengeluid tegen het beeld van India als forse groeier. Maar hun oplossing
bleek niet dé oplossing.
Het
hoogtepunt van economische groei bereikte India onder het bewind van de
National Democratic Alliance (NDA) rond de hindoe-nationalistische BJP (Bhāratīya Janatā Pārṭi, “Indiase
Volkspartij”) in 1998-2004, juist de tijd van de voor India zeer gunstige
dotcom-revolutie. Verantwoordelijk was vooral de minister voor Privatisering
van Overheidsbedrijven, Arun Shourie. De BJP dreef op een golf van economische
voorspoed en begunstigde het binnenlandse en internationale bedrijfsleven.
Ze besefte
echter blijkbaar niet dat ze haar kiezersbasis sterk teleurstelde. In 1999
versloeg ze de Pakistaanse invasietroepen in Kargil (Kasjmir), schreef daarna
onmiddellijk verkiezingen uit, en won die glansrijk. Daarna ging zij teren op
de plotse steun van allerlei beroemdheden en van de diaspora (drie miljoen
Indiërs in de VS, veruit de rijkste inwijkelingengemeenschap). Bij het bredere
electoraat steunde ze ten eerste op de middenklasse, maar ze voerde de door die
groep gevraagde belastinghervormingen niet door. Ten tweede op de voorstanders
van economische autarkie (svadeśī),
maar zij liet, tegen het volledige politieke spectrum (ook haar eigen
achterban) in, voor het eerst buitenlands mediabezit toe, een factor van de om
zich heen grijpende veramerikaansing. Ten derde op de ijveraars van het
politieke hindoeïsme (hindutva), maar
zij voerde van haar specifieke hindoe-agendapunten niets uit.
Het hindoe-nationalisme
Dit laatste
vergt wat uitleg. Van het hindoe-nationalisme begrijpen onze
perscorrespondenten ongeveer niets, zij projecteren er hun half-weetjes over
het iets bekendere moslimfundamentalisme op.
Doorgaans doen twee tegenstrijdige verhalen over deze stroming de ronde.
De ene is de vogelschrikversie dat het om een goed georganiseerde, doelbewuste
en fanatieke groep gaat. Er zijn in hun rangen wat fanatieke (veelal in de zin
van: schril muisklikkende maar ongevaarlijke, soms in de zin van: vechtlustige)
dommekrachten, maar de beweging is bij monde van haar leiders stuurloos,
ideologisch ongeschoold en gretig om haar vijanden te behagen. Ze is zo
fanatiek als wijlen de Volksunie. Iedereen die haar innerlijke werking van
nabij meegemaakt of haar leiders persoonlijk gesproken heeft (maar voor
buitenlanders zijn die op enkele vingers te tellen), had kunnen voorspellen dat
de NDA-regering van 1998-2004 niets “hindoe” zou doen, bv. de
uitzonderingsstatus van de deelstaat Kasjmir normaliseren, of de
overheidscontrole annex financiële plundering van tempels (maar niet van kerken
of moskeeën) terugdraaien. De “experts” echter voorspelden allerlei
doemscenario’s, bijvoorbeeld dat de NDA tegen de vrouwen en de achtergestelde
groepen zou optreden en “alle moslims in de Indische Oceaan zou gooien”. Niets
van dat alles gebeurde, en zelden heeft een hele klasse deskundologen er zo ver
naast gezeten. Vandaag horen we, weliswaar een toontje lager, een zelfde soort
voorspellingen.
De tweede
versie is dat de beweging alleen wat
slagzinnen in het rond gooit maar er eigenlijk niets van meent. Dat ze bijna
even corrupt is als de Congrespartij, dat ze alleen uit is op postjes en niet
op de macht om dingen te veranderen. Deze tweede versie is misschien niet juist
voor de verwante middenveldorganisaties, de RSS (“Nationaal Vrijwilligerskorps”)
en de ideologisch gedreven VHP (“Hindoe Wereldraad”), maar ze is grotendeels
van toepassing op de BJP. De sterkhouders van haar regering, premier Atal
Behari Vajpayee en vice-premier Lal Krishna Advani, waren uitgesproken
anti-ideologisch. Hun verkiezingscampagne van 2004 focuste uitsluitend op de
economische vooruitgang en vermeed de levensbeschouwelijke twistpunten; mede
daarom resulteerde ze in een onverwachte nederlaag. Minister van Buitenlandse
Zaken Jaswant Singh schreef na zijn ministerschap zelfs een boek ten gunste van
Mohammed Ali Jinnah, de bewerker van de afscheiding van Pakistan, pal tegen de
hele hindoe-nationalistische ideologie in, zo’n beetje wat Bert Anciaux de
Vlaamse beweging aandoet. Vele politici in de partij bestrijden elke
opflakkering van levensbeschouwelijke bewogenheid uit angst om de linkerzijde
te mishagen en vooral uit vrees om hun eigen politieke toekomst in gevaar te
brengen.
Wat zou een
hindoe-gezinde regering zoal kunnen doen? Vlamingen weten, maar krijgen aan
buitenlanders moeilijk uitgelegd, dat een numerieke meerderheid politiek een
achtergestelde minderheid kan zijn. Dat geldt zeker ook voor het hindoeïsme in
India. Zo kunnen niet-hindoes krachtens artikel 30 van de grondwet eigen doch
gesubsidieerde scholen oprichten, terwijl hindoes alleen recht hebben op
zelfbedruipende scholen of op strikt seculier staatsonderwijs. Verschillende
hindoe-organisaties hebben zich reeds tot de rechtbank gewend om een status als
niet-hindoe minderheid aan te vragen om hun scholen te vrijwaren. Een
dergelijke discriminatie geldt ook de gebedshuizen: vandaag gebeurt het op
grote schaal dat inkomsten van tempels door de staat aangeslagen worden en
vervolgens voor instellingen van niet-hindoe gemeenschappen gebruikt. Dat soort
discriminaties zou kunnen afgeschaft worden – al heeft de regering-Vajpayee er
geen vinger naar uitgestoken. De bijzondere status van Kasjmir, Nagaland en
Mizoram kan afgeschaft worden: die staten hebben hem alleen gekregen omdat zij
islamitisch resp. christelijk zijn, bevoorrechte groepen dus.
Een heikele
kwestie is de gemeenschappelijke familiewetgeving (huwelijk, erfenis).
Seculiere staten als België en modelstaat Frankrijk hebben als vanzelfsprekend
een rechtsgelijkheid van alle burgers ongeacht religie. Volgens dit
definiërende criterium is India géén seculiere staat, want er geldt een
verregaande rechtsongelijkheid, een verschillende familiewetgeving naargelang
je hindoe, moslim, christen of parsi bent. Een moslimman mag vier vrouwen
trouwen en zijn echtgenote verstoten (hier geldt bovendien rechtsongelijkheid
tussen de geslachten), anderen zijn tot monogamie verplicht en moeten
desgevallend een omslachtige echtscheidingsprocedure doorlopen. Je zal bij deze
verkiezingen weer talloze India-waarnemers horen zeggen dat “de BJP de
seculiere staat bedreigt”. Weet dat dit ondeskundige dwaallichten zijn, want
ten eerste is India geen seculiere staat, en ten tweede is juist de BJP de
enige partij die een eenvormige familiewetgeving wil invoeren, dus van India
een seculiere staat wil maken. Nochtans aarzelt de BJP om hier werk van te
maken, want dat zou grote geweldgolven veroorzaken: orthodoxe moslims zijn zeer
gehecht aan hun sjari’a en zullen
niet werkeloos toezien als deze afgeschaft wordt. De andere partijen doen uit
vrees daarvoor aan appeasement-politiek
en verkopen deze aan de buitenwereld als “seculier”. De goede kant hiervan is
dat je degenen die dat geloven en napraten meteen als kerstekinderen kan
herkennen.
Narendra Modi
De favoriet
in deze wedstrijd om de volksgunst is de deelstaatpremier van Gujarat sinds
2001, Narendra Modi. Hij maakte van zijn deelstaat een economisch succesverhaal
en drong er de corruptie terug. Daarmee zou hij onomstreden als dé geknipte
nieuwe premier moeten gelden, maar dat is allerminst het geval. Op 27 februari
2002 belegerde een moslimmassa in het station van de stad Godhra een trein met
hindoe-pelgrims terugkerend uit de stad Ayodhya. Iemand stak een wagon in brand
en 58 hindoes kwamen om, meest vrouwen en kinderen. De volgende drie dagen
namen hindoes wraak, zodat ruim 700 moslims omkwamen, samen met ruim 200
hindoes. Naar Indiase verhoudingen was dit niet zo bijzonder: de slachtpartij
op de sikhs door Congres-”secularisten” in 1984 had 3000 levens geëist, de
Pakistaanse op de hindoe-minderheid in Oost-Bengalen in 1971 misschien wel een
miljoen Meestal beheersen hindoes zich
na moslimgeweld, maar de voorafgaande maanden (dus sedert 11 september 2001)
waren er bijzonder veel aanslagen geweest, ondermeer op het deelstaatparlement
van Kasjmir en op het federale parlement in Delhi. De treinbrand was de druppel
die de emmer deed overlopen.
Deze
geweldgolf, die 0,0005% van de toenmalige Indiase moslims doodde, werd door de
media “genocide” gedoopt, de hindoe-slachtoffers werden buiten beeld geduwd, en
als grote schuldige werd Narendra Modi aangewezen. Hij zou de politie opdracht
gegeven hebben om te laten betijen en minstens passief medeschuldig zijn. In
een retorisch crescendo werd bovendien een samenzweringstheorie gelanceerd als
zou deze “genocide” al vóór 27 februari gepland zijn, aldus invloedrijke
roddelmedia zoals Wikipedia. De volledige “secularistische” intelligentsia, inbegrepen
moslims en christenen (want die gelden volgens Indiase definitie als “secularist”),
heeft twaalf jaar lang, dus tot op heden, met alle middelen campagne gevoerd
tegen Modi. Hoe meer hij ging uitblinken door behoorlijk en succesvol bestuur,
des te buitenproportioneler de hyperfocus op de rellen. Terwijl
campagneleidster Teesta Setalvad in processen wegens fraude bij fondsenwerving
en het tot meineed dwingen van getuigen betrokken geraakte, heeft Modi al zijn
processen gewonnen. Zopas is hij door een onderzoekscommissie van het
Hooggerechtshof vrijgepleit, en na beroep en een nieuw onderzoek nogmaals
vrijgesproken.
De Standaard (7 april 2014) poogt dit onwelkom resultaat te
overrulen door zich op een Engels
journalist te beroepen die het op basis van “documenten” beter meent te weten
dan de rechtbank. Maar honderden mensen hebben twaalf jaar lang hetzelfde
beweerd, en zijn er ondanks een voor hen gunstig opinieklimaat en enorme
inspanningen niet in geslaagd Modi schuldig te doen bevinden. De grote jan
uithangen in krantenkolommen is gemakkelijk, maar op de rechtbank schrompelden
al die “bewijzen” in elkaar. Zoals M.J. Akbar, ooit functionaris van de Congrespartij
maar nu tot Modi’s campagneteam toegetreden, het stelt: nooit is iemand zo
grondig onder de scanner geplaatst als Modi, en hij is alleen maar herhaaldelijk
vrijgesproken. Het is zoals met Jurgen Ceder, die als student twee keer
vrijgesproken werd van een kleine gewelddaad, maar in 2012 toch door Knack en De Morgen in minachting voor de rechtsstaat weer aangevallen werd.
Met succes, want zijn partij, de N-VA, verdedigde hem slechts halfslachtig en hield
hem sindsdien de facto op afstand. Lasteraars beschikken altijd over de laffe
bourgeoisie als medeplichtig en machtsinstrument. In het geval van Modi geldt
dat ook en vooral voor de buitenlandse perscorrespondenten.
Modi heeft
zeker nog niet gewonnen. Behalve zijn openlijke tegenstanders zijn er ook onder
zijn politieke “vrienden” veel vijanden. Onder zijn partijgenoten zijn talloze time-servers die geen
levensbeschouwelijke escalatie of programmatische ernst wensen, alleen postjes
binnenrijven om familieleden aan voordeeltjes te kunnen helpen. Het is niet
zeker dat Modi ideologischer uit de hoek zal komen dan zijn in dat opzicht
grijze voorganger Vajpayee. Toen hij zich meteen na de rellen niet liet doen,
werd hij Hindū Hṛdaya Samrāṭ, “keizer
van het hindoe-hart”, genoemd, en bij won op die grond prompt de verkiezingen.
Maar sindsdien heeft hij zich louter met de propere handen en de economische
vooruitgang geprofileerd. Vermoed wordt echter dat de nooit geziene twaalf jaar
durende campagne tegen hem, hem de absolute gemeenheid van de “secularisten”
tot in zijn beenderen heeft doen voelen, zodat hij als premier wel eens een
beleid zou kunnen voeren dat hen moedwillig onwelgevallig is. Veel hangt af van
de mensen met wie hij zich omringt. Reeds heeft zich een wachtrij gevormd van
mensen die willen meeprofiteren van zijn verwachte succes, opportunisten maar
ook mensen die hopen dat hun ideologisch uur eindelijk gekomen is.
De andere partijen
Naast de
grote partijen, BJP en Congres, zijn er de tientallen andere partijtjes. Vele
daarvan zijn toegetreden tot de alliantie rond de BJP of het Congres, andere
niet. Met name de twee parlementaire Communistische partijen varen een eigen
koers. Zij hadden tot voor enkele jaren een belang dat in Europa niet meer
voorstelbaar is. Aan de eerste regering-Singh (2004-2009) leverden zij
onmisbare gedoogsteun, in ruil waarvoor zij mede het beleid bepaalden, maar na
een zware verkiezingsnederlaag komen zij er sindsdien niet meer aan te pas.
Andere Communistische fracties geloven niet in parlementair werk maar voeren in
de binnenlanden van oostelijk India een guerrillastrijd.
Andere partijen
zijn tot één of enkele deelstaten beperkt. Belangrijk zijn de
lagere-kastepartijen, die in het Westen veel sympathie genieten, want volgens
het kinderlijke zwart/wit-schema van de media zijn de hoge kasten de slechten,
de lage de goeien. Hun links-populistisch programma bevat eigenlijk maar één
punt: voor de eigen groep een zo groot mogelijk deel van de koek bemachtigen.
Bekend zijn ondermeer de Samājvādī Pārṭi
(“Socialistische Partij”) van de talrijke Yādav-middenkaste
in Noord-India en de Bahujan Samāj Pārṭi
(“Partij van de massa”) die de Camārs
(“leerlooiers”) en andere ex-onaanraakbaren groepeert, allebei beperkt tot het
Hindi taalgebied in het noorden met een 40% van de bevolking. In de zuidelijke
deelstaat Tamil Nadu wisselen sinds 1962 twee anti-brahmaanse partijen van de
plaatselijke middenkasten elkaar af aan de macht. Het beleid van positieve
discriminatie ten gunste van de lagere kasten, begonnen in 1935, uitgebreid in
de grondwet van 1950, en weer fors uitgebreid in 1990, heeft kasteherkomst aan
tastbare voordelen verbonden en daardoor het anders wegdeemsterende kastebesef
weer aangezwengeld. In Panjab komen de meeste stemmen van de sikh-sekte bij de Akālī Dal (“Groep van de aanhangers van
de Onsterfelijke”). Deze partijtjes hebben op federaal niveau weinig andere
keuze dan een alliantie rond één van de grote partijen te vervoegen.
Een
nieuwigheid is de Ām Ādmī Pārṭi (“Partij
van de volksmens”, AAP), voortgekomen uit de anti-corruptie-agitatie van de
voorbije jaren. Vanuit het niets nam zij in 2013 deel aan de verkiezingen voor
het grondgebied Delhi en haalde bijna de meerderheid, genoeg om met gedoogsteun
de regering te vormen. Omdat de Congrespartij zeer veel krediet verspeeld had
door haar nieuwe records in de corruptie, gingen degenen die de NDA van de
macht willen houden, de AAP steunen. Haar leider Arvind Kejriwal heeft snel afdelingen
doorheen het land opgericht. Paddenstoelpartijen trekken echter twijfelachtige
lieden aan (zie de Lijst Pim Fortuyn); vele kandidaten van de AAP blijken een
strafblad te hebben, en hopen aan een parlementair mandaat vooral de
gerechtelijke onschendbaarheid te ontlenen. Gelukkig geldt dat ook voor de
andere partijen.
Deze
verkiezingen draaien rond Narendra Modi. Wordt deze oud-theejongen en self-made man premier, ondanks de
tegenkanting van het bestel en van de wereldmedia? Krijgen de terroristen hem
tijdig tegen de grond, zoals ze aangekondigd hebben? En zal zijn eventueel
premierschap het verschil maken waar zijn tegenstanders voor waarschuwen en
zijn aanhangers op hopen? Over de Belgische stembusgang zou ik het betwijfelen,
maar voor de Indiase geldt het zeker wel: dit zijn historische verkiezingen.
Labels: AAP, BJP, Congrespartij, Godhra-rellen, Modi | Narendra, secularisme, verkiezingen
1 Comments:
Wat een verademing een echte India-waarnemer met kennis van zaken te kunnen lezen. De beunhazen in de Belgische maar ook veel Westerse media projecteren hun eigen maatschappijvisie en vooroordelen op een continent met een grotendeels andere cultuur en zijn dan verbaasd als hun dromen niet uitkomen.
Een reactie posten
<< Home