21 april 2014

Een verslag uit het Waterman-tijdperk


 

Welkomveld: herinnering en inzicht. Verslag van een spirituele ontdekkingsreis (Welkomveld, Den Haag 2014) is een soort autobiografie van de schrijver, Geert-Jan Balvert (°1958-). Deze oud-hippie is nu  cultuurwetenschapper, leraar Duits, en spiritueel coach. Na veel omzwervingen is hij in Den Haag gaan wonen,  gelukkig getrouwd met een oer-Hollandse schone. Hun kennismaking en toenadering vormt de gelukkige afloop van dit boek. Maar voor het zo ver is, moet de held van het verhaal van alles doormaken. Als je ooit wil weten hoe de denkwereld van een spirituele zoeker eruit ziet, dan mag je dit boek niet ongelezen laten.

 

Bhagwan

Op het eerste gezicht is de as waarrond deze ontdekkingsreis draait, zijn zeer actieve betrokkenheid bij de beweging van Bhagwan Shree Rajneesh (1931-90), alias Osho, precies samenvallend met de jaren ‘80. Daarin werd de Indiase overlevering van verzaking aan de wereld gekoppeld aan de westerse humanistische psychologie met haar ideeën van zichzelf worden, taboes doorbreken en zich laten gaan. De Indiase buren van Bhagwans hermitage in Pune dachten er het hunne van, maar het soort westerlingen dat daar samentroepte was enerzijds vrank en anderzijds erg onwetend van de beschaving waaruit hun goeroe voortkwam. Levenslustige jongelui die zich daar van hun remmingen kwamen bevrijden (anders gezegd: rondneuken), noemden zich sannyasin, “verzaker”, “alles-weggooier”, hoewel hun levensstijl het tegendeel was van wat Indiërs zich bij die term voorstellen.

Dit boek geeft dan ook een beknopte inside-geschiedenis van de opkomst en ondergang van de Bhagwan. Begonnen als een kruising van allerlei Oosterse spirituele technieken met een modern-Westerse levensstijl van vrijheid-blijheid, kwam zijn beweging in handen van zijn privé-secretaresse Ma Anand Sheela (een echt Indiase naam, °Sheela Patel, Baroda 1950-, door huwelijk Silverman, later Birnstiel), die er een dictatuur van maakte. Vooral de verhuis van de Indiase stad Pune naar de Amerikaanse staat Oregon, waar op een uitgestrekt ranchterrein de stad Rajneeshpuram gebouwd werd, 1981-85, was onzalig en liep op een ramp uit. Geert-Jan Balvert had er naar eigen zeggen van het begin geen goed oog in. Hij noemde het zelfbewierokende weekblad Rajneesh Times “de Pravda” en beschrijft hier hoe de stad gaandeweg een totalitaire samenleving werd, met stelselmatige telefoontap, een paranoïde politiemacht en zelfs moordaanslagen. Het is vooral vreemd dat juist een beweging die haar succes aan haar zeer anarchistische benadering van de spiritualiteit te danken had, toen zo dictatoriaal uit de hoek kwam. Anderzijds is het zeer snel tot stand komen van een heuse stad wel een voorbeeld van hoe religieus enthousiasme mensen tot grootse daden kan motiveren. Zeg gewoon: “Work is worship”, en ze voelen zich extatisch terwijl ze zich gratis uitsloven.

Terloops vernemen we dat een Bhagwancentrum in Portland, de hoofdstad van Oregon, in 1983 doelwit werd van een moslimbomaanslag. De moslims haten hindoes, ook westerse quasi-hindoes, veel feller dan christenen. Maar ook de christenen waren verontrust door de kennelijke geloofsafval van zoveel westerse jongeren. Toch was, achteraf gezien, het experiment met de als utopisch bedoelde Bhagwanstad een godsgeschenk voor de Kerken: het besmeurde de Indiase religie waar vele ex-christenen mee dweepten, als een letterlijk gevaarlijke sekte.

Balvert woonde een tijdje in Rajneeshpuram, maar ging ervan walgen en trok er weg. Wel bleef hij nog enkele jaren binnen de beweging. Hij woonde opeenvolgend in een aantal Bhagwancommunes in Nederland en Zuid-Afrika. In 1985 ging Rajneeshpuram in schande ten onder, de Bhagwan keerde zich tegen zijn luitenants, en enkele kopstukken gingen drie jaar de gevangenis is. Bhagwan zelf kreeg ook zijn beurt: hij werd samen met talloze volgelingen wegens immigratiefraude de VS uitgezet. Na wat omzwervingen dook hij opnieuw in Pune op. Daar kwam Balvert opnieuw in de sfeer, maar na een tijdje had hij er ook daar genoeg van, en dit keer definitief.    

 

Intuïtie

In feite blijkt de Bhagwan-fase slechts een trigger voor iets diepers en in de kiem veel ouder binnenin onze schrijver, die al vroeg een merkwaardige (om niet te zeggen paranormale) intuïtie had. Zo “voelde” de nog piepjonge Balvert, toen hij en zijn Amerikaanse gelegenheidsvriendin in Marokko door hun gastheer een drankje voorgezet kregen, dat er iets niet pluis was. Zijn plotse en schijnbaar irrationele actie redde haar van een weinig benijdenswaardig lot. Op reis in Peru stapte hij door een voorgevoel op het nippertje niet op de trein die even later door een aanslag van het Lichtend Pad zou ten onder gaan.   

Met name kon hij heel wat informatie zichtbaar maken over de vorige levens van zijn naasten en hemzelf. Ik neem het voor wat het waar is, want hoewel ik zowel hier als in Azië voortdurend tussen reïncarnatiegelovigen vertoef, heb ik nooit iets meegemaakt dat op reïncarnatie wijst. “Als we dood zijn, is het gedaan”, zeggen vrijzinnigen, en wat mij betreft is dat evengoed mogelijk. Bij Balvert ligt dat heel anders.

Nog voor hij zich van de reïncarnatiedoctrine bewust was, merkte hij bij zichzelf al aandachtspunten en denkgewoonten die, naar hij later ging beseffen, eigenlijk naar zijn vorig leven verwezen. Ook eerdere levens daagden, ondermeer als Inca-krijger die door de Spaanse conquistadores gedood werd. Hij herkent een vriendin als zijn eigen bevelhebber in de Inca-militie. Als klein kind in de Achterhoek vlakbij Duitsland kreeg hij het gevoel, aan de verkeerde kant van de grens geboren te zijn. Als volwassene gaat hij zich dan gaandeweg herinneren dat hij een welbepaalde officier in de Wehrmacht in WO2 was.

Het Duitse leger, dat was nu niet de SS of de nazi-partij, maar toch behoorlijk gewaagd om daar in het New-Age-milieu mee uit te pakken. Er zijn er tientallen die hun graantje van het Holocaustkrediet willen meepikken door te verklaren dat ze in een vorig leven een kampslachtoffer waren; maar aan de foute kant gestaan hebben, dat was nog niet eerder vertoond. Het heeft wellicht met de evoluerende mentaliteit te maken: dertig jaar geleden zag men de oorlogsjaren nog zeer zwart/wit, vandaag is er meer oog voor de vele grijstinten, bv. een gedenkteken voor de Duitse soldaat die met zijn eigen leven enkele Nederlandse kinderen redde.

Balverts huidige leven wijst er ook helemaal niet op: beide ouders waren los van elkaar weerstanders in de oorlog, hijzelf was on the road sedert hij op zijn zestiende met school stopte, hij heeft bij Joden verbleven en behandelt hen nog steeds als vrienden, en hij heeft in Zuid-Afrika een tijd met een kleurlinge gevreeën toen dat onder de Apartheid nog verboden was. En dan de vrijheid-blijheid waarin hij veel consequenter was dan de meeste Bhagwan-adepten, die rechtvaardigingen bedachten voor zijn autoritaire marsrichting: politiek zou je hem op zicht ergens tussen  D’66 en Groen Links situeren. Niet echt hoe je je een Pruisische sabelsleper voorstelt.

Het is nog wachten op de zelfverklaarde herboren Adolf Hitler of Heinrich Himmler (die op zijn beurt naar eigen zeggen de wedergeboren keizer Heinrich II was), maar nu hebben we toch al een Mof die nog bij Arnhem gestreden heeft. Zijn vereenzelviging met een Duits officier is, wars van de tijdsgeest, eigenlijk wat te verwachten was: er moeten tenslotte miljoenen mensen gestorven en wederbelichaamd zijn die destijds aan het nazibewind of aan de Duitse oorlogsinspanning meegewerkt hebben. Het opent wel perspectieven. Nu de vraag op het VS-immigratieformulier “Hebt u deelgenomen aan de oorlogsinspanning van nazi-Duitsland of zijn bondgenoten?” stilaan zonder voorwerp wordt, kan daar een vraag aan toegevoegd worden: “Ook niet in een vorig leven?”

Eigenlijk heeft Balvert ook aan die mogelijkheid gedacht, al meteen toen hij pas zijn vorige identiteit was gaan beseffen. Maar de prille sannyasin werd door een gezel gerustgesteld: de rechters zouden zich geremd voelen door de vraag wat zijzelf allemaal in een vorig leven hadden uitgespookt. Bij het lezen gaat men zich gaandeweg afvragen: en ik, wat zou ik geweest zijn en gedaan hebben?

 

De grote vragen

De schrijver is wel een geluksvogel. Dit in de gewone zin: hij komt uit een welgestelde en liefhebbende familie, weet van aanpakken, komt altijd goed terecht, en heeft in minder monogame tijden nogal wat vrouwen in zijn bed gekregen, soms op hun eigen initiatief. Maar ook in occulte zin: zelfs de meeste reïncarnatiegelovigen in het Bhagwanmilieu hadden geen weet van hun eigen of andermans vorige levens, maar hijzelf begrijpt beter dan anderen waarom welke persoon wat doet, want hij kent (soms) hun voorgeschiedenis. Tja, het komt voor: de Boeddha beweerde zich al zijn vorige levens te herinneren, en bij elk verhaal uit het verre verleden vertelde hij erbij in welke incarnatie bij zich toen bevond. Zo ver gaat Balvert zeker niet, het is eerder een langzaam ontdekken; maar uiteindelijk komt alles aan het licht.

Hij heeft ook een positievere opvatting van wedergeboorte. De Boeddha beschouwde de wereld als een tranendal, en het doel van zijn meditatie is, het wiel van wedergeboorte te doorbreken en aan deze tredmolen te ontsnappen. Verder is de wet van karma een soort natuurwet: er is geen baardige Sinterklaas daarboven die beloningen of straffen uitdeelt, alleen een wetmatig gevolg van je eigen gedrag. Balvert daarentegen ervaart een lichtwereld, waar oude liefhebbende zielen de gestorvene voorbereiden op zijn nieuwe incarnatie, en waarin zielen een “levensplan” maken om “lessen te leren”. Van karma in de gebruikelijke zin is weinig spoor: vorige levens bepalen grotendeels de aandachtspunten van het huidige leven, maar van een compensatie voor goede of kwade daden is kennelijk geen sprake. Zijn versie loopt sterk gelijk met wat westerse regressietherapeuten en reïncarnatieonderzoekers rapporteren.

In de Bevrijding gelooft hij niet. Als je deze mengeling van westerse psychologenjargon met oosterse meditatie volgt, kan je Bevrijd definiëren als “zonder ego”; en zo gezien vallen de zogenaamd Bevrijde meesters, of althans degene die hij gekend heeft, door de mand. In India, waar de notie “Bevrijding” (of “Ontwaking”) ontstaan is, praat echter niemand over “ego”, een Freudiaans begrip dat tot het gewone spraakgebruik doorgedrongen is en weinig met de geestelijke weg te maken heeft. De westerse therapieën waarop vele Bhagwanpraktijken gebaseerd waren (“encountergroepen”, “dynamic meditation” met veel gespring  en geschreeuw) waren erop gericht, overspannen mensen weer normaal te maken, terwijl oosterse meditatietechnieken erop gericht zijn, normale mensen tot de Bevrijding te brengen. Ik denk niet dat je die twee dooreen moet mengen. Laat hij eens denken aan Swami Premananda zaliger, bij wie hij verbleven heeft, of anderen die ginds als Bevrijd gelden: hun status kan ik niet beoordelen, maar hun sterke positieve uitstraling is onmiskenbaar. Balvert zal er vermoedelijk veel gevoeliger voor zijn dan ondergetekende steenrots, maar zelfs ik kan ervan getuigen.

Dat is dan ook mijn enige kritiek, oriëntalist zijnde, op Balverts verhaal. Op het einde waagt hij zich aan een ontleding van het einddoel van de spiritualiteit, en daar zie je de beperking van de school die hem het meest getekend heeft. Het Bhagwan-denken trok postchristelijke westerlingen aan omdat het zich, net als zijzelf, ergens halfweg bevond. Complexloze westerlingen vonden het maar vreemd; zelfs zonder de misdadige uitwassen noemden ze het een “sekte”. Oosterlingen vonden deze erg lichamelijke sannyasins gewoon te weinig spiritueel. Ze mikten te laag, waren te veel met hun eigen opwellingen bezig, aanvaardden de leefregels niet die met het geestelijke streven nu eenmaal samenhangen. Zowel in het Oosten als in het Westen kon men zich alleszins niet voorstellen dat een spirituele meester met een vloot Rolls Royces uitpakt, zoals de Bhagwan deed.

Niemand hoeft louter op gezag Balverts getuigenis voor waar aan te nemen; dat is wel het laatste dat hijzelf zou willen. Maar als kennismaking met een zoektocht in de geestelijke wereld, met ontdekkingen in een dimensie die voor de meesten van ons gesloten blijft, is dit boek beslist een aanrader.  

Labels: , , , , ,

Read more...

14 april 2014

De grootste verkiezingen ter wereld


 

Op dit ogenblik vinden in India verkiezingen plaats. Zij zijn uitgespreid over de bijna volledige maanden april en mei om de verkiezingsadministratie en ook het leger de kans te geven zich beurtelings in alle districten te installeren.

Dit zijn verkiezingen voor het nationaal parlement (Lok Sabhā, spreek uit look sabháá, “volksraad”). Het gaat om een parlementair stelsel naar Brits model, dus per kiesdistrict “first past the post”. De deelstaatparlementen worden per staat op een ander tijdstip gekozen, ondermeer afhankelijk van vroegtijdige parlementsontbindingen. Het idee van “samenvallende verkiezingen” is er nooit bij iemand opgekomen; dat is typisch Belgisch. De leden van de senaat of Rājya Sabhā (“statenraad”) wordt door de deelstaatparlementen verkozen, deels ook door de partijen uit eminente burgers geselecteerd.

 

Economie

Tien jaar lang is een alliantie rond de Congrespartij aan de macht geweest: de United Progressive Alliance (UPA). Haar eerste minister, de economist Manmohan Singh, begon als minister van financiën in 1991 met een voorzichtige liberalisering, nadat de eerste en derde premier, Jawaharlal Nehru en zin dochter Indira Gandhi, met hun socialistische bureaucratie een zeer ondernemingsvijandig klilaat geschapen hadden. India was tot een spreekwoordelijk synoniem voor armoede geworden. Singh kan zich dus, samen met toenmalig premier Narasimha Rao, op de borst kloppen omdat India toen uit dat dal is beginnen kruipen. De hoogbejaarde man komt nu niet meer op, de feitelijke kroonprins is Rahul Gandhi, zoon van premier Rajiv Gandhi zaliger. Officieel is hij echter geen kandidaat-premier om hem niet met de verwachte nederlaag te bezwaren.

Helaas is het met de economie de jongste jaren weer achteruit gegaan, of althans minder vooruit. De groeicijfers zijn naar Europese normen nog benijdenswaardig, maar toch minder dan de helft van tien jaar geleden, toen de UPA-regering aantrad. Voor een deel ligt dat aan de internationale conjunctuur, voor een deel aan het toch weer socialistische beleid, vooral uitgestippeld door Nobelprijswinnaar Amartya Sen en onze tot Indiër genaturaliseerde landgenoot Jean Drèze. Hun démarche was in zoverre begrijpelijk dat de neersijpeling van de rijkdom van de nieuwe middenklasse naar de armen te wensen overlaat. Een golf van zelfmoorden onder boeren die hun schulden niet meer konden betalen, vormt een kritisch tegengeluid tegen het beeld van India als forse groeier. Maar hun oplossing bleek niet dé oplossing.

Het hoogtepunt van economische groei bereikte India onder het bewind van de National Democratic Alliance (NDA) rond de hindoe-nationalistische BJP (Bhāratīya Janatā Pārṭi, “Indiase Volkspartij”) in 1998-2004, juist de tijd van de voor India zeer gunstige dotcom-revolutie. Verantwoordelijk was vooral de minister voor Privatisering van Overheidsbedrijven, Arun Shourie. De BJP dreef op een golf van economische voorspoed en begunstigde het binnenlandse en internationale bedrijfsleven.

Ze besefte echter blijkbaar niet dat ze haar kiezersbasis sterk teleurstelde. In 1999 versloeg ze de Pakistaanse invasietroepen in Kargil (Kasjmir), schreef daarna onmiddellijk verkiezingen uit, en won die glansrijk. Daarna ging zij teren op de plotse steun van allerlei beroemdheden en van de diaspora (drie miljoen Indiërs in de VS, veruit de rijkste inwijkelingengemeenschap). Bij het bredere electoraat steunde ze ten eerste op de middenklasse, maar ze voerde de door die groep gevraagde belastinghervormingen niet door. Ten tweede op de voorstanders van economische autarkie (svadeśī), maar zij liet, tegen het volledige politieke spectrum (ook haar eigen achterban) in, voor het eerst buitenlands mediabezit toe, een factor van de om zich heen grijpende veramerikaansing. Ten derde op de ijveraars van het politieke hindoeïsme (hindutva), maar zij voerde van haar specifieke hindoe-agendapunten niets uit.

 

Het hindoe-nationalisme

Dit laatste vergt wat uitleg. Van het hindoe-nationalisme begrijpen onze perscorrespondenten ongeveer niets, zij projecteren er hun half-weetjes over het iets bekendere moslimfundamentalisme op.  Doorgaans doen twee tegenstrijdige verhalen over deze stroming de ronde. De ene is de vogelschrikversie dat het om een goed georganiseerde, doelbewuste en fanatieke groep gaat. Er zijn in hun rangen wat fanatieke (veelal in de zin van: schril muisklikkende maar ongevaarlijke, soms in de zin van: vechtlustige) dommekrachten, maar de beweging is bij monde van haar leiders stuurloos, ideologisch ongeschoold en gretig om haar vijanden te behagen. Ze is zo fanatiek als wijlen de Volksunie. Iedereen die haar innerlijke werking van nabij meegemaakt of haar leiders persoonlijk gesproken heeft (maar voor buitenlanders zijn die op enkele vingers te tellen), had kunnen voorspellen dat de NDA-regering van 1998-2004 niets “hindoe” zou doen, bv. de uitzonderingsstatus van de deelstaat Kasjmir normaliseren, of de overheidscontrole annex financiële plundering van tempels (maar niet van kerken of moskeeën) terugdraaien. De “experts” echter voorspelden allerlei doemscenario’s, bijvoorbeeld dat de NDA tegen de vrouwen en de achtergestelde groepen zou optreden en “alle moslims in de Indische Oceaan zou gooien”. Niets van dat alles gebeurde, en zelden heeft een hele klasse deskundologen er zo ver naast gezeten. Vandaag horen we, weliswaar een toontje lager, een zelfde soort voorspellingen.

De tweede versie is dat  de beweging alleen wat slagzinnen in het rond gooit maar er eigenlijk niets van meent. Dat ze bijna even corrupt is als de Congrespartij, dat ze alleen uit is op postjes en niet op de macht om dingen te veranderen. Deze tweede versie is misschien niet juist voor de verwante middenveldorganisaties, de RSS (“Nationaal Vrijwilligerskorps”) en de ideologisch gedreven VHP (“Hindoe Wereldraad”), maar ze is grotendeels van toepassing op de BJP. De sterkhouders van haar regering, premier Atal Behari Vajpayee en vice-premier Lal Krishna Advani, waren uitgesproken anti-ideologisch. Hun verkiezingscampagne van 2004 focuste uitsluitend op de economische vooruitgang en vermeed de levensbeschouwelijke twistpunten; mede daarom resulteerde ze in een onverwachte nederlaag. Minister van Buitenlandse Zaken Jaswant Singh schreef na zijn ministerschap zelfs een boek ten gunste van Mohammed Ali Jinnah, de bewerker van de afscheiding van Pakistan, pal tegen de hele hindoe-nationalistische ideologie in, zo’n beetje wat Bert Anciaux de Vlaamse beweging aandoet. Vele politici in de partij bestrijden elke opflakkering van levensbeschouwelijke bewogenheid uit angst om de linkerzijde te mishagen en vooral uit vrees om hun eigen politieke toekomst in gevaar te brengen.

Wat zou een hindoe-gezinde regering zoal kunnen doen? Vlamingen weten, maar krijgen aan buitenlanders moeilijk uitgelegd, dat een numerieke meerderheid politiek een achtergestelde minderheid kan zijn. Dat geldt zeker ook voor het hindoeïsme in India. Zo kunnen niet-hindoes krachtens artikel 30 van de grondwet eigen doch gesubsidieerde scholen oprichten, terwijl hindoes alleen recht hebben op zelfbedruipende scholen of op strikt seculier staatsonderwijs. Verschillende hindoe-organisaties hebben zich reeds tot de rechtbank gewend om een status als niet-hindoe minderheid aan te vragen om hun scholen te vrijwaren. Een dergelijke discriminatie geldt ook de gebedshuizen: vandaag gebeurt het op grote schaal dat inkomsten van tempels door de staat aangeslagen worden en vervolgens voor instellingen van niet-hindoe gemeenschappen gebruikt. Dat soort discriminaties zou kunnen afgeschaft worden – al heeft de regering-Vajpayee er geen vinger naar uitgestoken. De bijzondere status van Kasjmir, Nagaland en Mizoram kan afgeschaft worden: die staten hebben hem alleen gekregen omdat zij islamitisch resp. christelijk zijn, bevoorrechte groepen dus.

Een heikele kwestie is de gemeenschappelijke familiewetgeving (huwelijk, erfenis). Seculiere staten als België en modelstaat Frankrijk hebben als vanzelfsprekend een rechtsgelijkheid van alle burgers ongeacht religie. Volgens dit definiërende criterium is India géén seculiere staat, want er geldt een verregaande rechtsongelijkheid, een verschillende familiewetgeving naargelang je hindoe, moslim, christen of parsi bent. Een moslimman mag vier vrouwen trouwen en zijn echtgenote verstoten (hier geldt bovendien rechtsongelijkheid tussen de geslachten), anderen zijn tot monogamie verplicht en moeten desgevallend een omslachtige echtscheidingsprocedure doorlopen. Je zal bij deze verkiezingen weer talloze India-waarnemers horen zeggen dat “de BJP de seculiere staat bedreigt”. Weet dat dit ondeskundige dwaallichten zijn, want ten eerste is India geen seculiere staat, en ten tweede is juist de BJP de enige partij die een eenvormige familiewetgeving wil invoeren, dus van India een seculiere staat wil maken. Nochtans aarzelt de BJP om hier werk van te maken, want dat zou grote geweldgolven veroorzaken: orthodoxe moslims zijn zeer gehecht aan hun sjari’a en zullen niet werkeloos toezien als deze afgeschaft wordt. De andere partijen doen uit vrees daarvoor aan appeasement-politiek en verkopen deze aan de buitenwereld als “seculier”. De goede kant hiervan is dat je degenen die dat geloven en napraten meteen als kerstekinderen kan herkennen.

 

Narendra Modi

De favoriet in deze wedstrijd om de volksgunst is de deelstaatpremier van Gujarat sinds 2001, Narendra Modi. Hij maakte van zijn deelstaat een economisch succesverhaal en drong er de corruptie terug. Daarmee zou hij onomstreden als dé geknipte nieuwe premier moeten gelden, maar dat is allerminst het geval. Op 27 februari 2002 belegerde een moslimmassa in het station van de stad Godhra een trein met hindoe-pelgrims terugkerend uit de stad Ayodhya. Iemand stak een wagon in brand en 58 hindoes kwamen om, meest vrouwen en kinderen. De volgende drie dagen namen hindoes wraak, zodat ruim 700 moslims omkwamen, samen met ruim 200 hindoes. Naar Indiase verhoudingen was dit niet zo bijzonder: de slachtpartij op de sikhs door Congres-”secularisten” in 1984 had 3000 levens geëist, de Pakistaanse op de hindoe-minderheid in Oost-Bengalen in 1971 misschien wel een miljoen  Meestal beheersen hindoes zich na moslimgeweld, maar de voorafgaande maanden (dus sedert 11 september 2001) waren er bijzonder veel aanslagen geweest, ondermeer op het deelstaatparlement van Kasjmir en op het federale parlement in Delhi. De treinbrand was de druppel die de emmer deed overlopen.

Deze geweldgolf, die 0,0005% van de toenmalige Indiase moslims doodde, werd door de media “genocide” gedoopt, de hindoe-slachtoffers werden buiten beeld geduwd, en als grote schuldige werd Narendra Modi aangewezen. Hij zou de politie opdracht gegeven hebben om te laten betijen en minstens passief medeschuldig zijn. In een retorisch crescendo werd bovendien een samenzweringstheorie gelanceerd als zou deze “genocide” al vóór 27 februari gepland zijn, aldus invloedrijke roddelmedia zoals Wikipedia. De volledige “secularistische” intelligentsia, inbegrepen moslims en christenen (want die gelden volgens Indiase definitie als “secularist”), heeft twaalf jaar lang, dus tot op heden, met alle middelen campagne gevoerd tegen Modi. Hoe meer hij ging uitblinken door behoorlijk en succesvol bestuur, des te buitenproportioneler de hyperfocus op de rellen. Terwijl campagneleidster Teesta Setalvad in processen wegens fraude bij fondsenwerving en het tot meineed dwingen van getuigen betrokken geraakte, heeft Modi al zijn processen gewonnen. Zopas is hij door een onderzoekscommissie van het Hooggerechtshof vrijgepleit, en na beroep en een nieuw onderzoek nogmaals vrijgesproken.

De Standaard (7 april 2014) poogt dit onwelkom resultaat te overrulen door zich op een Engels journalist te beroepen die het op basis van “documenten” beter meent te weten dan de rechtbank. Maar honderden mensen hebben twaalf jaar lang hetzelfde beweerd, en zijn er ondanks een voor hen gunstig opinieklimaat en enorme inspanningen niet in geslaagd Modi schuldig te doen bevinden. De grote jan uithangen in krantenkolommen is gemakkelijk, maar op de rechtbank schrompelden al die “bewijzen” in elkaar. Zoals M.J. Akbar, ooit functionaris van de Congrespartij maar nu tot Modi’s campagneteam toegetreden, het stelt: nooit is iemand zo grondig onder de scanner geplaatst als Modi, en hij is alleen maar herhaaldelijk vrijgesproken. Het is zoals met Jurgen Ceder, die als student twee keer vrijgesproken werd van een kleine gewelddaad, maar in 2012 toch door Knack en De Morgen in minachting voor de rechtsstaat weer aangevallen werd. Met succes, want zijn partij, de N-VA, verdedigde hem slechts halfslachtig en hield hem sindsdien de facto op afstand. Lasteraars beschikken altijd over de laffe bourgeoisie als medeplichtig en machtsinstrument. In het geval van Modi geldt dat ook en vooral voor de buitenlandse perscorrespondenten.

Modi heeft zeker nog niet gewonnen. Behalve zijn openlijke tegenstanders zijn er ook onder zijn politieke “vrienden” veel vijanden. Onder zijn partijgenoten zijn talloze time-servers die geen levensbeschouwelijke escalatie of programmatische ernst wensen, alleen postjes binnenrijven om familieleden aan voordeeltjes te kunnen helpen. Het is niet zeker dat Modi ideologischer uit de hoek zal komen dan zijn in dat opzicht grijze voorganger Vajpayee. Toen hij zich meteen na de rellen niet liet doen, werd hij Hindū Hṛdaya Samrāṭ, “keizer van het hindoe-hart”, genoemd, en bij won op die grond prompt de verkiezingen. Maar sindsdien heeft hij zich louter met de propere handen en de economische vooruitgang geprofileerd. Vermoed wordt echter dat de nooit geziene twaalf jaar durende campagne tegen hem, hem de absolute gemeenheid van de “secularisten” tot in zijn beenderen heeft doen voelen, zodat hij als premier wel eens een beleid zou kunnen voeren dat hen moedwillig onwelgevallig is. Veel hangt af van de mensen met wie hij zich omringt. Reeds heeft zich een wachtrij gevormd van mensen die willen meeprofiteren van zijn verwachte succes, opportunisten maar ook mensen die hopen dat hun ideologisch uur eindelijk gekomen is.

 

De andere partijen

Naast de grote partijen, BJP en Congres, zijn er de tientallen andere partijtjes. Vele daarvan zijn toegetreden tot de alliantie rond de BJP of het Congres, andere niet. Met name de twee parlementaire Communistische partijen varen een eigen koers. Zij hadden tot voor enkele jaren een belang dat in Europa niet meer voorstelbaar is. Aan de eerste regering-Singh (2004-2009) leverden zij onmisbare gedoogsteun, in ruil waarvoor zij mede het beleid bepaalden, maar na een zware verkiezingsnederlaag komen zij er sindsdien niet meer aan te pas. Andere Communistische fracties geloven niet in parlementair werk maar voeren in de binnenlanden van oostelijk India een guerrillastrijd.

Andere partijen zijn tot één of enkele deelstaten beperkt. Belangrijk zijn de lagere-kastepartijen, die in het Westen veel sympathie genieten, want volgens het kinderlijke zwart/wit-schema van de media zijn de hoge kasten de slechten, de lage de goeien. Hun links-populistisch programma bevat eigenlijk maar één punt: voor de eigen groep een zo groot mogelijk deel van de koek bemachtigen. Bekend zijn ondermeer de Samājvādī Pārṭi (“Socialistische Partij”) van de talrijke Yādav-middenkaste in Noord-India en de Bahujan Samāj Pārṭi (“Partij van de massa”) die de Camārs (“leerlooiers”) en andere ex-onaanraakbaren groepeert, allebei beperkt tot het Hindi taalgebied in het noorden met een 40% van de bevolking. In de zuidelijke deelstaat Tamil Nadu wisselen sinds 1962 twee anti-brahmaanse partijen van de plaatselijke middenkasten elkaar af aan de macht. Het beleid van positieve discriminatie ten gunste van de lagere kasten, begonnen in 1935, uitgebreid in de grondwet van 1950, en weer fors uitgebreid in 1990, heeft kasteherkomst aan tastbare voordelen verbonden en daardoor het anders wegdeemsterende kastebesef weer aangezwengeld. In Panjab komen de meeste stemmen van de sikh-sekte bij de Akālī Dal (“Groep van de aanhangers van de Onsterfelijke”). Deze partijtjes hebben op federaal niveau weinig andere keuze dan een alliantie rond één van de grote partijen te vervoegen.

Een nieuwigheid is de Ām Ādmī Pārṭi (“Partij van de volksmens”, AAP), voortgekomen uit de anti-corruptie-agitatie van de voorbije jaren. Vanuit het niets nam zij in 2013 deel aan de verkiezingen voor het grondgebied Delhi en haalde bijna de meerderheid, genoeg om met gedoogsteun de regering te vormen. Omdat de Congrespartij zeer veel krediet verspeeld had door haar nieuwe records in de corruptie, gingen degenen die de NDA van de macht willen houden, de AAP steunen. Haar leider Arvind Kejriwal heeft snel afdelingen doorheen het land opgericht. Paddenstoelpartijen trekken echter twijfelachtige lieden aan (zie de Lijst Pim Fortuyn); vele kandidaten van de AAP blijken een strafblad te hebben, en hopen aan een parlementair mandaat vooral de gerechtelijke onschendbaarheid te ontlenen. Gelukkig geldt dat ook voor de andere partijen.  

Deze verkiezingen draaien rond Narendra Modi. Wordt deze oud-theejongen en self-made man premier, ondanks de tegenkanting van het bestel en van de wereldmedia? Krijgen de terroristen hem tijdig tegen de grond, zoals ze aangekondigd hebben? En zal zijn eventueel premierschap het verschil maken waar zijn tegenstanders voor waarschuwen en zijn aanhangers op hopen? Over de Belgische stembusgang zou ik het betwijfelen, maar voor de Indiase geldt het zeker wel: dit zijn historische verkiezingen.

 

Labels: , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>