De N-VA en het referendum
Als enige van de
ernstige partijen kiest de N-VA resoluut tegen de directe democratie (“Vlaamse
partijen staan niet te springen voor gewestelijk referendum”, DS 07-3-2014).
Zelfs een gewestelijk referendum onder de beperkende voorwaarden die de
Belgische wet en de Vlaamse regering eraan zouden opleggen, is haar te veel.
Dit is een voorlopig hoogtepunt van een evolutie van de partij in ongunstige
zin.
De wet laat Vlaanderen
toe om gewestelijke volksraadplegingen over gewestmateries uit te schrijven. De
partijen van de vroegere paarsgroene coalitie zijn voorstander, hoewel niet
laaiend. Bij OVLD en Groen ligt dat in de lijn van hun maatschappijvisie, bij
de SP.a is het eerder opmerkelijk. Bij haar oprichting was de Belgische Werkliedenpartij
vóór referenda op alle beleidsniveaus, maar spoedig verliet zij dit standpunt,
en een eeuw lang was zij een bij uitstek autoritaire partij. Zoals de
verrassende cannabisstemming op het jongste partijcongres onder de aandacht
bracht, is er inmiddels een heuse inwendige partijdemocratie gevestigd, en ook
uitwendig is de partij minder dogmatisch dan vroeger.
Ook de CD&V is in
goede zin geëvolueerd. Waren christendemocraten vanuit hun oude verknochtheid
aan het kerkelijk leergezag altijd de felste tegenstanders van directe
democratie, nu huldigen zij een genuanceerder standpunt: “Nee, maar...” Het VB
is traditioneel voorstander, zoals wel meer oppositiepartijen, maar staat
buitenspel. De beslissende stem komt van de N-VA, en niet voor het eerst.
Toen de Fransen en
Nederlanders in 2005 de EU-grondwet wegstemden (en dat tegen hun parlement in,
hetgeen weerlegt dat volksvertegenwoordigers het volk vertegenwoordigen), was
er ook in België sprake van een volksraadpleging. Normaal staat België afkerig
van het communautair polariserende effect dat referenda kunnen hebben, maar in
dit geval viel het wel te riskeren: de Walen zouden zoals de Fransen gestemd
hebben en de Vlamingen zoals de Nederlanders, namelijk allebei tegen. Een nipte
meerderheid was vóór het referendum, maar de kleinste regeringspartij deed de
stemming kantelen: SP.a-alliantiepartner Spirit. Vervolgens dacht men op Vlaams
niveau aan een volksraadpleging (op initiatief van het uitgesproken linkse Comité voor een Andere Politiek), maar
eens te meer saboteerde de kleinste regeringspartij het plan:
CD&V-alliantiepartner N-VA. Twee splinters van de oude Volksunie die de
enige recente kansen op een volksstemming dwarsboomden: de Vlaamse beweging
moet er niet fier op zijn.
Toen de N-VA haar
grote doorbraak beleefde, waren vele Vlaamsgezinden verheugd. Het
bijna-monopolie van het VB op het flamingantisme was ongezond, en vele kiezers
zouden toch nooit op “de partij van Filip Dewinter” stemmen. Zelfs Johan Leman
moet blij geweest zijn met de vervulling van zijn hartewens: een “fatsoenlijk
rechtse” partij die het gapende gat tussen het VB en de centrumlinkse partijen
(de ACW-partij alias CD&V en de “sociaal-liberalen” van de OVLD) kwam
opvullen.
De Achilleshiel van de
N-VA was echter de ideologische ongeschooldheid van haar talloze
nieuwverkozenen. Wie gedacht had dat scherpe geesten als voorzitter Bart
Dewever, prof. Matthias Storme of de recente aanwinst Peter De Roover daar
verandering in zou brengen, bleef teleurgesteld achter. Wellicht was de partij
te zegedronken om tot deze redelijke inspanning te besluiten. Meer dan ooit
biedt zij de aanblik van een meute zwalpende leerling-zeilers die aan de luimen
van de ideologische wind overgeleverd zijn. Vandaar bv. in
het debat tussen onafhankelijkheid en confederalisme haar keuze voor een
“draagvlak”, d.w.z. het meedraaien met de vermoede opiniewind. Een partij die
in haar eigen bestaansreden gelooft, probeert de massa te beïnvloeden in plaats
van haar achterna te lopen.
De partij wordt om
haar ideologische onduidelijkheid geregeld “de nieuwe tsjeven” genoemd, maar
ons doet ze vooral aan Agalev denken. Toen de Groene Fietsers, bioboeren en
andere chiroleiders ook eens aan politiek wilden doen, gingen zij bij monde van
pater Luc Versteylen uit van de juiste analyse dat “de links/rechts-polariteit
door nieuwere tegenstellingen ingehaald is”. Maar omdat zij politiek
ongeschoold waren, richtten zij zich op het overheersende vertoog, dat nu
eenmaal links was, en spoedig werd Agalev/Groen gewoon een socialistische
partij. Voor een partij met een sympathiebonus als Groen, of met een
machtsbonus als CD&V, kan vaagheid een electoraal pluspunt zijn, maar voor
een belegerde partij als N-VA is ze zeer schadelijk.
In dit geval is het
weigeren van het gewestelijk referendum koren op de molen van de belgicisten,
die zich bevestigd weten in hun veelgehoorde aantijging dat “de N-VA bang is
voor een volksraadpleging over de zelfstandigheid van Vlaanderen omdat zij weet
dat ze die zal verliezen”. Maar erger dan dit instrumentele nadeel van het
N-VA-standpunt is zijn principiële onjuistheid.
Elk bezwaar tegen
directe democratie blijkt bij nadere ontleding al gebruikt te zijn als argument
tegen de democratie zelf (zoals N-VA-tenor Storme ooit geschreven heeft); wij
achten de N-VA niet in staat om er een nieuw te bedenken. Onveranderlijk gaan
deze argumenten uit van een mensbeeld dat een tweedeling poneert tussen de
massa die te dom en te slecht is om de macht aan toe te vertrouwen, en een
elite die enkel genuanceerd en op langere termijn denkt, met alleen het
algemeen belang voor ogen. Deze despotische afkeer voor de rechtstreekse stem
van het volk is bv. in TV-vraaggesprekken verwoord door Jean-Luc Dehaene en
Servais Verherstraeten. Als de N-VA hen nu gaat navolgen, is zij echt haar
bijnaam “de nieuwe tsjeven” waard.
Gelukkig kan de partij
haar eer redden door nog vóór de aanstaande verkiezingen duidelijk op haar
stappen terug te komen. Als politiek profiel stelt zij zich ondermeer als
“liberaal” op. Welnu, liberaal is het doen krimpen van de staat en het
versterken van de burger. Het betekent dat de politieke klasse zegt: minder
macht voor onszelf, meer voor de burger. Geef dus de kiezer zelf wetgevende
bevoegdheid via het referendum. De partij waarvan de voorzitter terecht gezegd
heeft dat het federale België geen echte democratie verdraagt, kan nu niet gaan
beweren dat een zelfbesturend Vlaanderen onverenigbaar is met de democratie.
Labels: Dewever | Bart, Directe democratie, N-VA, Referendum, Storme | Matthias
2 Comments:
NVA wil zelfs niet de mening weten van haar achterban. 'Democratie bestaat erin dat je om de vier jaar het beleid kan goed- of afkeuren in het stemhokje', heb ik op diverse niveaus moeten aanhoren. Protest bij NVA nationaal werd niet beantwoord. Qui ne dit mot consent, dus. Wat zouden ze dan akkoord gaan met directe democratie?
Een zwak verhaal dit keer van de erudiete en anders zo rechtlijnige Koenraad Elst. Verwijzen naar de stichting van de Belgische Werklieden Partij (1885) om in deze partij en haar opvolger de BSP directe democratie-principes te ontdekken doet de waarheid geweld aan. Ze zijn in de praktijk de felste tegenstanders geweest van deze democratische methode. En het principe van een sturende elite boven het onmondige plebs uit zich duidelijk in de kadaverdiscipline, die er intern en extern heerst.
Algemeen stelt men vast dat partijen de politieke 'verworvenheden' willen veilig stellen en daardoor een afwijzend gedrag vertonen t.a.v. directe democratie. Dit stelt men eveneens vast bij de overgang van oppositie naar regeringsmeerderheid. Het systeem van evenredige vertegenwoordiging werkt dit in de hand. Dergelijk politiek stelsel hoort immers altijd gepaard te gaan met de voorziening van directe democratie zoals in Zwitserland.
De nadruk in deze leggen op de N-VA en hierbij sterk ideologische gronden als argument gebruiken, lijkt me overdreven. De andere partijen bovendien voorstellen als grote voorstanders van directe democratie is eerder belachelijk.
Anderzijds zou de N-VA inderdaad duidelijker haar politiek streven op de algemene mensenrechten dienen te stoelen en verder de Belgische nep-federatie, waar discriminaties en grendelwetten een democratisch deficiet veroorzaken, helder aan de kaak moeten stellen.
Een reactie posten
<< Home