Vlaamse bewustmaking
(Doorbraak, 5 oktober 2013)
Ooit hoorde ik een oude man op de Vlaams-Nationale Debatclub met zichtbare pijn in het hart afgeven op de onverschilligheid en het arrivisme van de hedendaagse jeugd; hij had het blijkbaar anders meegemaakt. Het stemt oude flaminganten bitter dat de jongere generaties steeds minder blijk geven van Vlaams militantisme. Dat is een kwestie van bewustzijn: men gaat in de hangmat van de Vlaamse verworvenheden liggen (bv. onderwijs in de eigen taal) en minacht de moeite die vorige generaties gedaan hebben om deze toegevingen van België los te peuteren, omdat men zelf die moeite nooit gekend heeft. Vlaamsgezinde organisaties willen de jeugd dus opnieuw de grotere verbanden doen zien, al het Belgische onrecht dat minder in het oog springend is. Zoals de socialisten ooit de arbeiders “politiek bewust” wilden maken en hen grotere verbanden en de uiteindelijke oorzaken van hun armoede wilden doen beseffen, zo willen de flaminganten hun volk het belang van het Vlaming-zijn bijbrengen.
Hoe dikwijls bloklettert een
Franstalige krant of weekblad niet dat “les
Flamands” dit willen of dat weigeren, terwijl het onderstaande artikel
alleen het VB of de N-VA betreft. Vele Franstaligen haten ons als Vlamingen,
ongeacht onze gebeurlijke mening pro België. Nogal wat Franstaligen zijn er
zelfs niet van op de hoogte dat de meeste Vlaamse media en kunstenaars
anti-Vlaams en belgicistisch geworden zijn.
De achteloze en geblaseerde
hangmathouding tegenover de Vlaamse strijd bij de jongere generatie wordt door
de media arglistig bevorderd door die problematiek enerzijds te negeren en
anderzijds degenen die hem ernstig nemen, zwart te maken. Het is bijvoorbeeld
aandoenlijk om zien hoe antipolitiek zij campagne voor de Rode Duivels voeren
om de volkse sympathie toch maar van de Vlaamse naar de Belgische identiteit te
verleggen. De zanger of acteur die in een vraaggesprek stoer hooghoudt dat hij
“Belg” is omdat zijn identiteitskaart dat zegt, doet aan bestudeerde
oppervlakkigheid. Die eenzelvigheidskaart is niet zelf een grondslag waarop je
een identiteit kan baseren, maar is de resultante van politieke
machtsverhoudingen. Vlaamse bewegers zullen de aandacht op die
machtsverhoudingen leggen, terwijl belgicisten doen alsof deze niet bestaan en
de identiteitskaart als een goddelijke wilsbeschikking uit de hemel gevallen
is.
Terwijl belgicisme niet meer is
dan antipolitiek en oppervlakkigheid, heeft het wel succes, en niet alleen bij
de subsidie-afhankelijke cultuursector. In mijn jonge tijd werd het Belgische
nationalisme wat lachwekkend gevonden, maar nu is het heel modieus; net zoals
de identiteit “Brusselaar” (vrouwelijk: Brusseles) toen iets was voor
Franssprekende madammekes in bontmantel met schoothondje, terwijl
Noord-Belgische hoofdstedelingen het nu gretig als etiket opspelden. De meeste
mensen vormen hun mening niet op basis van een zoektocht naar wat waar is, maar
door een overweging in welk gezelschap je erdoor terecht komt. In het geval van
de Vlaamse beweging begrijpt de oppervlakkige Vlaamse mediaverbruiker dat elke
Vlaamse verzuchting hem in het kamp van de slechten doet terechtkomen, daar
hebben de media zelf voor gezorgd. Conformisten herken je dus hieraan, dat zij
nadrukkelijk Belg zijn.
Idealisme
Deze houding wordt nog versterkt
doordat de huidige jongeren ook op andere gebieden zeer verwend zijn. De
vroegere ethiek van werk en opoffering, dé sterkhouder van de Vlaamse beweging,
is nagenoeg verdwenen. Het idealisme is hun vreemd, of wordt zelfs
vereenzelvigd met de offerbereidheid die katholieke Vlaamse jongens naar het Oostfront
dreef. Oorlog is voor idealisten inderdaad een gevaarlijke tijd. Maar voor een
dagelijkse politieke strijd is idealisme de juiste houding. Wat er dan toch als
Vlaamse overwinning te vieren valt, is op die belangeloze inzet gebouwd. Jammer
genoeg is die inzet van het voetvolk veelal door haar leiders met hun gauw
gevulde kinderhand aan de onderhandelingstafel verkwanseld. Dit is, naar het
woord van Joost Ballegeer, een “volk zonder bovenlaag”.
Daar staat dan de retoriek over
de “transfers” tegenover. Dat is nu eens een heel materialistisch argument pro
splitsing. Het is pas zeer recent een ernstig discussiewapen geworden, vooral
sinds prof. Juul Hannes aangetoond heeft dat de transfers geen kwestie van
conjunctuur zijn (met vandaag een verarmd Wallonië waarvan je zou kunnen
begrijpen dat het Vlaamse giften opsoupeert), maar een constante in de
Belgische staat sinds de afscheuring van 1830. Maar weer is het niet goed: dit
keer verwijt men de flaminganten “materialistisch” en “egoïstisch” te zijn. Het
blijkt ook niet echt een wervend thema te zijn: Vlamingen willen zich juist
beter voelen door de gevende partij te zijn. De recente dood van prof. Hannes
zou voor Vlaamsgezinde media een aanleiding gevormd hebben om zijn bevindingen
nog eens onder de aandacht te brengen, maar het bleef muisstil.
Structureel
Behalve de anti-Vlaamse
conjunctuur is er een structurele reden waarom de Vlaamse strijd zulke
miezerige zaak is, niets om fier op te zijn. Vanaf 1830 bieden de Vlamingen een
zeer verdeelde en ongefocuste aanblik. Te druk met overleven of met hun eeuwige
zaligheid, en zelfs degenen die aan politiek doen, geraken gemakkelijk van de
pro-Vlaamse koers af. Jan De Laet,
vooraanstaand volksvertegenwoordiger van de flamingantische Meetingpartij
haalde indrukwekkende persoonlijke en Vlaamse successen, maar liet zich
vervolgens door België omkopen. Vandaag werkt de Koning Boudewijn-Stichting
heel stelselmatig aan het dankbaar stemmen van Vlamingen wegens bewezen
Belgische gunsten.
De handige strategie van België om
Vlamingen te coöpteren is echter niet de voornaamste reden voor het Vlaamse
gebrek aan engagement. Dat is zeer zeker het alom heersende gevoel dat er
belangrijker zaken zijn dan het Vlaamse zelfbestuur. De Vlamingen zelf geloven
maar heel gedeeltelijk in het belang van de Vlaamse strijd. Dat komt onder meer
doordat het, ook na aftrek van de transfers, de taalgrensgemeenten, de
hoofdstad en een deel politieke macht, gewoon niet slecht genoeg gaat om de
Vlaming uit zijn dagelijkse bezigheden te krijgen.
Augias
En dat
is goed zo. Terwijl de Vlamingen vol toewijding en zelfopoffering voor de
Vlaamse zaak streden, toen zij honderdduizenen op de been kregen voor
Yzerbedevaarten en Marsen op Brussel, werd hun Brussel demografisch afhandig
gemaakt, werden de faciliteiten gebetonneerd, werd de grendelgrondwet
ingevoerd. De Fanstaligen moesten de straat niet op, zij hoefden hun stem niet
te verheffen tijdens pathetische toespraken. Stemverheffing staat gelijk met
machteloosheid.
In die zin hoeft de toegenomen
nuchterheid geen probleem te zijn. Was Augias vol idealisme aan het werk
gegaan, dan waren de naar hem genoemde stallen nog steeds niet gereinigd. In de
plaats daarvan was hij lui en leep en liet hij de veel krachtiger stroom het
werk doen. De Vlaamse beweging moet niet ouderwets ijveren, zij moet slim zijn
en internationale ontwikkelingen aftappen.
Zij heeft dat trouwens al twee
keer gedaan: tijdens de Duitse bezettingen. Daaraan was twijfelachtig dat zij
met een militaire bezetter meeheulden, de tweede keer ook de na verloop van
tijd gebleken aard van die bezetter, maar niet dat zij “verraad” pleegden door
een buitenlandse mogendheid boven België te verkiezen. Boerenpummels die zich
door vlaggengezwaai laten oppeppen, zullen vol pathos zeggen dat de Vlaamse collaborateurs
“landverraders” waren, alsof die zeer veranderlijke grenslijnen op de kaart
enige loyauteit afdwingen. Uit nationalisme -- dat volgens de Vlaamse denker
Guy Verhofstadt recht naar Auschwitz moet leiden -- verabsoluteren zij de
grenzen van België, terwijl de separatisten de historisch juiste
betrekkelijkheid van de grenzen en van de daarachter schuilgaande politieke
verhoudingen poneren: “Geen tronen blijven staan.”
Zonder collaboratie met
buitenlandse mogelijken bestonden vele bekende staten vandaag niet. Geen
Verenigde Staten zonder de cruciale ingrepen van Frankrijk tijdens de
onafhankelijkheidsoorlog. Geen Ierse republiek zonder de Paasopstand van 1916
met Duitse steun. Geen Cuba Libre
zonder de Spaans-Amerikaanse oorlog. Vaak is de bezetting van het moederland
door een vreemde mogendheid de gelegenheid waar een vrijheidslievend volk op
wacht, zie de IJslandse onafhankelijkheid van Denemarken in 1944, of die van
een aantal Zuid-Amerikaanse landen toen de Fransen Spanje waren binnegevallen.
En om de Vlamingen met hun sympathie voor underdogs helemaal gerust te stellen:
ook vrijheidsbewegingen die het pleit verloren hebben, deden beroep op
buitenlandse steun, bv. de Boerenrepublieken die wat Duitse steun kregen, of
het Polisario-front dat Algerije als uitvalbasis mag gebruiken.
Vandaag zijn er echter andere
internationale krachten dan de strijd onder de grootmachten waarmee handige
kleine volkjes hun voordeel kunnen doen. Er is een vacature voor een Vlaamse
voorman die die krachten tot nut van Zuid-Nederland kan aanwenden.
Labels: Vlaamse beweging
2 Comments:
Blij te zien dat mijn gewaardeerde meester van het vijfde leerjaar, schrijver van (meestal historische) jeugdromans Johan Ballegeer, niet vergeten is. Dat moge blijken uit de verwarring met Joost Ballegeer ("De Vlamingen, een volk zonder bovenlaag").
Gecorrigeerd.
Een reactie posten
<< Home