“Eigen folk eerst”, zo luidde de titel van een stuk van Douglas de
Coninck en Jeroen de Preter in de Morgen (22-2-2003) over zangeres Soetkin
Collier en het Vlaamse folkmilieu. Het is een ouderwets stuk “antifascistische”
fichenbakjournalistiek. Ondanks de mythomane reputatie van dat hele genre, en
van Douglas de Coninck als man van de X-dossiers, bevat het artikel wel wat
juiste observaties.
Terecht stellen zij dat België en Soetkin zelf heel wat blamage
bespaard gebleven is door de waarschuwing van de Staatsveiligheid aan de
regering, waarin Soetkin een “militante van extreemrechts” heette. Daardoor
werd zij voor het Eurosong-optreden van haar groep Urban Trad gewraakt. Als dat
niet gebeurd was, zou de internationale pers er in de dagen vóór het songfestival
zeker op uitgekomen zijn en dan was het schandaal niet te overzien geweest.
Hier weet iedereen dat “extreemrechts” een holle codeterm is voor
flamingantisme (de in het artikel genoemde NSV-acties waarvoor Soetkin in de
Rijkswachtcombi terecht gekomen was, betroffen geen “racistische”, maar
klassiek Vlaamse thema’s), maar in het buitenland zouden er onverbiddelijk
krantenkoppen gevolgd zijn van het type: “Soetkin de SS-wolvin”.
Het artikel illustreert ook de sovjetisering van België. Om
aanvaardbaar te worden moeten mensen van “foute” komaf openbaar hun ouders
aanvallen. De interviewers hadden Soetkin zover gekregen: ”Ik heb twee
fantastische ouders, maar ze hebben een foute ideologie. Ik verafschuw alles
wat racistisch en fascistisch is. Ik heb in 1996 gebroken met dat duistere
verleden.” Waarmee ze terloops haar ouders van racisme en fascisme
beschuldigde, als een roodgardiste tijdens de Culturele Revolutie.
Met die knieval voor haar vervolgers trad zij, zo leren we nog, in
de voetsporen van Jorunn Bauweraerts en Annelies Brosens, die haar kort na de
doorbraak van hun folkensemble Laïs op
Dranouter 1996 uit de groep gezet hadden. Eens een carrière buiten het kleine
Vlaamse milieu wenkte, was een aangebrand groepslid niet langer gewenst. Vooral
omdat die anderen, volgens de auteurs, precies hetzelfde soort verleden
torsten: ”Gouden stemmen met zwart timbre.”
De Laïs-zangeressen hebben in een uitvoerig recht van antwoord de
reeks feitelijke onjuistheden en lage insinuaties in het artikel aan de kaak
gesteld, inbegrepen een getuigenis dat valselijk in de mond van pater Luc
Versteylen gelegd zou zijn. Hun wederwoord besloot met de hartenkreet: “En wat
met geen woorden, ook niet met dit recht van antwoord, recht te zetten valt: er
werden met dit artikel mensen op de meest schandelijke manier persoonlijk
aangevallen, gekwetst en voor de rest van hun leven gebrandmerkt.
Onvergeeflijk.”
Toch hebben de auteurs het gedrag van Laïs tegenover Soetkin
terecht gesitueerd binnen een welbekende wetmatigheid: je kunt je als gedoodverfd
“fascist” alleen dedouaneren door weer anderen van “fascisme” te beschuldigen.
Dat tragikomische doorspelen van de extreemrechtse zwartepiet
teistert nog steeds dat milieu --, zie bv. hoe in de Wallonië als
“extreemrechts” gebrandmerkte N-VA (in La Dernière Heure, 4-11, noemt Richard
Ruben, amuseur, Bart de Wever een “néo-fasciste” en “revisionniste”) zich des
te feller tegen het VB afzet. Daar hebben de auteurs de vinger op een reële
wonde gelegd, en zelfs zonder hun leedvermaak te laten blijken.
Schuld door associatie
Maar in hun Sippenhaftung-oefening tegen de familie Collier hebben
zij wel een fout gemaakt. Soetkins vader Ivo Collier was een tijd uitbater van
herberg De Leeuw van Vlaanderen, en daar, zo jagen zij de lezer de daver op het
lijf, was “een postorderbedrijfje gevestigd voor wie zich wilde verdiepen in de
werken van Grote Denkers die het bestaan van de nazi-concentratiekampen
betwistten, zoals Alain de Benoist”. Maar die man, meesterdenker van de Franse
Nouvelle Droite, behoort helemaal niet tot het ontkennersmilieu. De echte
ontkenners verschaffen daarover graag duidelijkheid, bv. Robert Faurisson op
zijn webstek, april 2004: ”Tussen de honderden publicatietitels merkt men één
ding op: de Nouvelle Droite negeert het revisionisme volledig, en zegt nooit
iets dat de joden zou kunnen ergeren.”
Ik zeg niet dat De Coninck en De Preter liegen, het is immers best
mogelijk dat zij hun bewering in blind vertrouwen overgenomen hebben uit
“antifa”-bronnen die het net van hun fascismebeschuldigingen zo breed mogelijk
uitwerpen. Die zadelen hun gedesinformeerde lezer dan wel op met het risico van
schuld aan laster en eerroof bij overname van de beschuldigingen. Een gevolg
van de strafbaarstelling van revisionisme is immers dat de valse aantijging van
revisionisme op haar beurt óók strafbaar is. In ieder geval, hun bewering was
niet de waarheid en dat heeft hun rechtsvervolging vanwege Alain de Benoist
opgeleverd. Tijdens hun proces konden zij geen beter “bewijs” aanvoeren dan het
feit dat hij in media gepubliceerd heeft waarin ook holocaustontkenners aan het
woord kwamen: het bekende lasterprocédé
van ”schuld door associatie”. Het Hof van Beroep te Brussel vonniste op
4 mei 2010 ten voordele van klager de Benoist: ”De journalist begaat een fout wanneer
hij zonder over een objectief controleerbare bron te beschikken, iemand
beschuldigt van het aankleven van een ideeëngoed dat door de wet als een misdrijf wordt
beschouwd.” Het Hof veroordeelde de lasteraars tot de symbolische één euro
schadevergoeding.
Zwijgen als vermoord
De rechters putten zich echter uit om de pil voor De Morgen te
vergulden. De geëiste publicatie van het arrest in DM werd niet toegekend,
omdat de feiten al te lang geleden zouden zijn en het lezerspubliek zich de
zaak niet herinnert. Alsof zeven jaar in de Belgische rechtspraak zo’n
abnormaal lange duur tussen feiten en vonnis zou zijn. Zij kenden ook geen
financiële compensatie toe, omdat de toegebrachte morele schade niet te
becijferen zou zijn. Laat die welgedane rechters eens om een job gaan
solliciteren met op hun voorhoofd het brandmerk ”negationist”, ze zullen gauw
inzien dat de concrete financiële schade die laster toebrengt, alleen
onbecijferbaar is in de zin van: onoverzienbaar groot. Alain de Benoist,
inmiddels 66, heeft zich een leven lang door laster en uitsluiting
heengeslagen, zodat een leugen in De Morgen voor hem nu niet veel verschil meer
zal maken, maar dat moet hem het recht op een tastbare schadevergoeding niet
ontnemen. Bovendien verhoogt een
voelbare straf voor misdadigers de kans dat ze hun misdaad niet zullen
herhalen.
In ieder geval, De Morgen heeft een veroordeling opgelopen voor
dat waarin die krant sedert de zaak Notaris X altijd al uitgeblonken heeft. Het
vonnis is een half jaar oud, maar bij mijn weten heeft dit belangrijke
nieuwsfeit, behalve het vakblad Nieuw Juridisch Weekblad, nergens de media
gehaald. Zijn zij te passief geworden om het gerechtelijk nieuws op te volgen,
of is dit een geval van solidariteit met collega’s die door de gevolgen van hun
beroepsfouten ingehaald worden? Van De Morgen zelf kan die discretie ons niet
natuurlijk verbazen. Hoewel, nu de BBC aan Bob Geldof haar verontschuldigingen
aangeboden heeft wegens onjuiste berichtgeving over de bestemming van zijn
“Live Aid”-fondsen, is het ook voor onze ochtendkrant tijd om openlijk haar
spijt te betuigen aan de Benoist en aan de talloze anderen die zij door laster
schade toegebracht heeft.
('t Pallieterke, 10 november 2010)