Vlaamse onmacht in België
De Vives-economen hebben weer
eens een monografie klaar met communautaire relevantie: Het genoom van de geldstroom. Vijf KUL- en Vives-economen
behandelen de intra-Belgische en intra-Europese geldstromen tussen de gewesten,
ook minder voor de hand liggende, zoals veroorzaakt door de nieuwe
Financieringswet en door de fiscaliteit. De linkse pers heeft hierop als
antwoord alleen de beproefde methode van de persoonlijke verdachtmakingen en
noemt Vives een “N-VA-denktank” of erger; maar de harde cijfers blijven
ongemoeid overeind.
Behalve het verder documenteren
van de onrechtvaardige transfers van Vlaanderen naar Franstalig België, die nog
veel groter blijken dan gedacht, toont dit boek het Vlaams-nationaal engagement
van uitgever Pelckmans. Dat is nu veruit het belangrijkste publicatiekanaal van
flamingantische boodschappen. Ook een andere nieuwe uitgave getuigt daarvan.
Jean-Pierre Rondas is sedert zijn
pensionering bij de VRT uitgegroeid tot één van de scherpste pleitbezorgers van
het Vlaamse zelfstandigheidsstreven. Dat betekent vooral: doorprikker van de
belgicistische leugens waarmee de meeste media en de politici van de
traditionele partijen vele Vlamingen en alleszins zichzelf in slaap wiegen. Hij
is stichtend lid van de Gravensteengroep, die vanuit progressief standpunt
argumenten aandraagt voor de Vlaamse zaak. Zijn nieuwste boek, De hulpelozen aan de macht, bestaat uit een
aantal essays, gebaseerd op gelegenheidstoespraken en columns van de jongste
twee jaar, over de collaboratie van de gevestigde partijen met het
belgicistische plan.
CD&V
De foto op de kaft zegt het al:
drie onervaren Vlaamse partijvoorzitters die bedremmeld op de achtergrond staan
terwijl hun Franstalige collega’s triomfantelijk de onderhandelingen over de
vorming van de regering van Elio di Rupo afsluiten. De “Vlaamse B-partijen”
hebben door gebrek aan historische dossierkennis en zwak engagement voor hun
gemeenschap de Vlaamse belangen uitverkocht. Aangezien de liberalen,
socialisten en ook groenen sowieso voor de Vlaamse zaak verloren zijn, richt
Rondas zijn pijlen vooral op CD&V. Dat was tot voor héél kort de Vlaamse
volkspartij, niet al te recht in de flamingantische leer maar toch
Vlaamsvoelend, geen rots in de branding maar wel een machtsfactor waar de
Franstaligen rekening moesten mee houden.
In het verleden gaf CD&V al van
weinig ruggengraat blijk, vandaag is ze “weggezakt in de Belgische
staatsraison” (p.9). Terwijl Franstalige onderhandelaars aan hun eigen belangen
denken, en überhaupt élke onderhandelaar met zekere doelstellingen naar de
tafel gaat, hebben de christendemocratische en andere Vlaamse onderhandelaars
eerst al weggegeven wat de tegenpartij hun vroeg bij wijze van voorafgaand
“vertrouwenwekkend gebaar”. Vervolgens hebben zij in eigen kring bij wijze van
“compromisbereidheid” het midden genomen van de vermoede desiderata van de
overzijde en wat het doel van de onderhandelingen zou moeten zijn. Deze
ruggengraatloosheid werd door de Noord-Belgische media aangemoedigd: sinds 2007
was “het aantal raadgevingen aangaande compromissen niet te tellen” (p.135), zij het dat “dit compromis zich alleen aan Vlaamse kant
hoort af te spelen en, in de Vlaamse commentaren dan toch, zelden aan
Franstalige kant” (p.137). Tenslotte namen onze akkoordenmakers aan de
onderhandelingstafel nog eens het midden tussen dat intern compromis en het
onverkorte standpunt van de tegenpartij. Met deze Vlaamse rekenkunde haal je
zelfs in het beste geval maar ½³ ofte 1/8 van je wensen binnen, en met een
Wouter Beke als onderhandelaar is zelfs dat nog geflatteerd. “Beke wil niet
weten wat voor lot Dante hem in het Inferno van zijn Divina Commedia heeft
toebedeeld.” (p.42)
In het onderhandelingsjaar 2007
stelde Jo Vandeurzen (CD&V) een agentschap voor dat de gelijke toepassing
van de wetten in het hele land zou controleren en waarborgen. Dat is er
natuurlijk nooit gekomen, zoals ook Hendrik Bogaerts voorstel om werk te maken
van het confederalistisch grondwetsartikel 35 (dat de restbevoegdheden bij de
deelregeringen legt) niets opgeleverd heeft. Maar zelfs de journalist in het
geciteerde interview stelde hierover geen vragen aan Vandeurzen, en bleek zich
niet bewust van het probleem dat de allermeeste belastingen en boetes in dit
land door Vlamingen betaald worden. De Vlaamse politici en journalisten zijn zo
onnozel dat ze bij hoog en bij laag ontkennen van bestolen te worden. De
felheid die volledig afwezig is aan de onderhandelingstafel, is wel dubbel en
dik voorhanden wanneer het erop aankomt, de Vlaamse critici te beliegen.
CD&V is de eerste van de
“sloren”, de Vlaamse klassieke partijen die door hun Franstalige zusterpartijen
in de steek gelaten zijn maar toch hun partner trouw blijven. Het wordt in
Vlaanderen onvoldoende beseft (uit eergevoel moet men het verlaten-zijn wel
verdringen), maar het separatisme is in België een Franstalig verschijnsel: de
taalgrens, de splitsing van de partijen en van sommige vakbonden, de splitsing
van de Belgische bevolking in taalrollen, de grendels en alarmbellen, en
natuurlijk de separatistische erfzonde van 1830, zijn allemaal Franstalige
initiatieven geweest.
Overigens heeft CD&V ook haar
ziel verkocht in het financieel schandaal van ACW-Arco, zuilbelangen die zij
heeft afgeschermd door een parlementair onderzoek te blokkeren. Rondas beveelt
aan om je lidmaatschap van het ACV of de CM meteen op te zeggen en de
christelijke zuil maar helemaal op te doeken.
Helpen
Na uniek lange
regeringsonderhandelingen hadden de Vlaamse B-partijen zich door hun
“redelijke” opstelling dermate verbrand, dermate hun eer verloren, dat Elio di
Rupo tijdens zijn eerste ministerraad opriep om hen te “helpen” (p.16). Maar de
schorpioen was dermate gewoon om gifbeten te geven, dat hij het niet kon laten,
de kikker die hem over de stroom bracht, te doden. De Franstaligen waren
dermate gewend om Vlamingen te minachten, dat zij voortgingen met de Vlaamse
politici in hun hemd te zetten. De maatregelen tegen de Gordel 2012 in
Sint-Genesius-Rode en Linkebeek waren volmaakt overbodig, Franstalige
burgemeesters die hun Vlaamse vrienden wilden helpen, hadden ze zeker
achterwege gelaten; maar nee, zij geneerden zich er niet voor, eens te meer te
bewijzen dat de akkoorden in de rand geen pacificatie teweeg gebracht hadden.
Daar stonden ze dan, Wouter Beke en Eric Van Rompuy die de Vlamingen in de rand
verzekerd hadden dat, nu BHV “gesplitst” was, dit de Franstaligen tot
aanvaarding van de Vlaamse gewestgrenzen gebracht had.
Rondas somt een hele reeks
gebeurtenissen op waarmee Franstaligen hun spot en hoon te kennen gaven voor de
Vlamingen, Vlaamse onderhandelaars inbegrepen. Francis Delpérée (CDH) bazuinde
de waarheid rond, namelijk dat BHV niét gesplitst maar Brussel wel uitgebreid
was, dus dat er in plaats van een compromis een Vlaamse nederlaag ter tafel
lag. Kamervoorzitter André Flahaut belasterde de Vlamingen als geheel in een
Frans onderzoek en kloeg er over hun “oververtegenwoordiging” in het Belgische
staatsapparaat. Béatrice Delvaux van Le
Soir kloeg dat de Vlamingen van de o zo redelijke Franstaligen de splitsing
van BHV cadeau kregen maar dat er hunnerzijds zelfs geen “mer… mer… merci”
afkon. (p.57) Enzovoort: niet bepaald schouderklopjes voor de “redelijke”
Vlamingen.
De auteur neemt de verdediging op
van Magda Michielsens, wier analyse van Mise
au Point aantoonde dat dit programma aanzet tot haat. De Noord-Belgische
pers wuifde haar besluiten weg als “onwetenschappelijk”, maar wat zij daar
vond, is gewoon een feit. Neem bv. de botte leugen “dat de N-VA geen akkoord
wil (over de verregaande compromisnota van De Wever wordt zedig gezwegen)” (p.109),
of neem “de niet aflatende onderbrekingen; de uitlachtelevisie en de
onderbuikverwijzingen; de verdachtmakingen en de vooringenomenheid (…) het
venijn en tenslotte misschien wel de haat” (p.107). Hij besluit: “Het meest
vooringenomen programma op de VRT is koorknapenwerk in vergelijking met wat Mise au Point klaarspeelt. Commentator
Dave Sinardet mag zo vaak als hij wil het afgezaagde argument herhalen dat
zulke zaken aan beide kanten van de
taalgrens voorkomen; het is gewoon niet waar.” (p.107 ) Wat hem opviel was trouwens dat “de meest
haatdragende Franstaligen juist de humoristen waren”. (p.111) Aan de toog zijn
de Franstaligen nog veel vijandiger dan in het parlement.
Belgicisme
Politici van SP.a en CD&V worden
geciteerd als zeggend dat de vier kleurpartijen het over de meeste zaken eens
zijn. Zij verschillen nauwelijks nog van elkaar. Figuren van de antipolitiek,
zoals muzikanten Koen en Kris Wouters van Clouseau, cabaretier Bert Kruismans
of kunstenaar Jan Fabre, maar ook de genoemde eenheidspartijen, vinden in het
belgicisme hun “ersatz-ideologie”, hun “troostideologie voor de geknakte
idealen”, maar dan “vermomd als morele houding” (p.10).
De
huidige strategie van het belgicisme is er vooral op gericht, de gemeenschappen
te fnuiken en hun grondwettelijke bevoegdheden te laten usurperen door de
gewesten. Pro-Vlaams zijn de gemeenschappen, de indeling in volkeren,
pro-Belgisch de gewesten, de indeling in grondgebieden: “Daarom zijn mensen als
Guy Vanhengel en Bart Eeckhaut er ook zo verheugd over dat de Vlamingen in
Brussel niet meer over een directe vertegenwoordiging beschikken. ‘Vlaming’
zijn betekent immers tot een ‘gemeenschap’ behoren, en net deze filosofie wordt
verworpen door de grote ideologische gelijkmaker, het belgicisme.” (p.55)
De
belgicisten hebben echter niet aan de implicaties gedacht: “Schakel de
gemeenschapsidee uit (omdat ze zogezegd België verscheurt en subnationaliteit
kweekt etcetera) en stel daarvoor inderdaad de Gewesten in de plaats, dan zal
men ontzettend veel grendels moeten verzinnen om deze entiteiten nog bijeen te
houden, of om een secessie van een Gewest (dat dan geen belang in of bij België
meer zal hebben) te verhinderen.” (p.56) Verban de Vlaamse Gemeenschap uit
Brussel en zij heeft geen Brusselse reden meer om België in stand te houden.
Als de
Vlaamse onafhankelijkheid van de Vlamingen moet komen, zal zij nooit
verwezenlijkt worden. De paranoia van de Franstaligen die van de Vlaamse
beweging alleen hun eigen schrikbeeld kennen, samen met hun inhaligheid, brengt
de splitsing echter dichterbij. Ook internationale ontwikkelingen, vooral die
in Catalonië, Baskenland en Schotland, scheppen een momentum voor separatisme.
Toch bevat dit boek geen bespiegeling over, laat staan een pleidooi voor
Vlaamse onafhankelijkheid. De auteur beperkt er zich toe, met zeldzame
luciditeit de werkelijke verhouding in het koninkrijk te schetsen en de welig
tierende belgicistische leugens te weerleggen. Wat de Vlaamse natie daarmee
aanvangt, moet zij zelf weten.
Jean-Pierre Rondas: De
hulpelozen van de macht. Het federale graf van de Vlaamse regeringspartijen,
Pelckmans, Kapellen 2012, 151 blz.
Vives-monografie: Het
genoom van de geldstroom. Een wetenschappelijke ontrafeling van interregionale transfers
en hun economische impact. Pelckmans, Kapellen 2012, 111 blz.
Labels: Beke | Wouter, belgicisme, Michielsens | Magda, Pelckmans, Rondas | Jean-Pierre, Vives, Vlaamse beweging
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home