De moed erin houden
De klassieke partijen herpositioneren zich met het oog op de
gunst van de weglopende kiezers. De socialisten willen de moslimkiezer
terugwinnen door hun eerdere principiële verzet tegen de hoofddoek in te
slikken. Het historische charter van Quaregnon is door een nieuw programma
vervangen. Hoewel de politologen de partij een zwenking naar links aanbevelen,
is dat nieuwe programma overeenkomstig de tijdsgeest juist veel wolliger. Een
hippere vormgeving voor een flauwere inhoud.
Noteer dat de beginnende Werkliedenpartij bij directe
democratie (beslissend referendum op volksinitiatief) zwoer. Punt 4 van haar
politiek programma hield in: “Recht van volksinitiatief en referendum, in
wetgevende, provinciale en gemeentelijke zaken.” Dit programmapunt verdween
echter spoedig achter de horizon en de partij zelf kreeg een spreekwoordelijk
autoritaire structuur. Die bevelsstructuur was typisch voor een strijdpartij,
en stemde overeen met de vertrouwde discipline van de fabriek. Ook het nieuwe
programma van 2013 zegt niets over directe democratie.
De liberalen slikken hun pro-Vlaamse lijn uit Guy
Verhofstadts Burgermanifesten in en proberen zo de oude kiezersbasis van de
Partij voor Vrijheid en Vooruitgang terug te winnen, nu het Vlaamsgezinde deel
van de kiezersbasis resoluut voor de Nieuw-Vlaamse Alliantie gekozen heeft. Ook
Verhofstadts strijdpunt van de directe democratie is uit het zicht verdwenen.
Beide engagementen waren spielereien, de oude PVV gaat na een intermezzo van
twee decennia terug over tot de Belgische orde van de dag.
Christendemocratie
En de christendemocraten? Op één punt is er alvast niets
veranderd: de partij van de bisschoppen blijft bevoogdend en wantrouwt de
zeggenschap van het volk. Bij monde van ondermeer Jean-Luc Dehaene en Servais
Verherstraetenheeft zij zich tegen de directe democratie uitgesproken, en in
dit boek wordt het onderwerp zelfs niet aangeraakt.
Ander onderwerp dan maar: de staatsstructuur. Nu de blauwen,
de roden en ook de groenen duidelijk tegen Vlaanderen, tegen verdere
hervormingen van de staat en vóór België gekozen hebben, rest een
confederaalgezinde CD&V (Christen-Democratisch en Vlaams) niets anders dan
een verbond te sluiten met de echt flamingantische partijen. Of stoot ook deze
partij haar Vlaams programma en haar Vlaamsgezinde flank af? De vorige
voorzitster, Marianne Thyssen, gaf al uiting aan haar ergernis over te veel Vlaanderen,
wat haar een historische verkiezingsnederlaag opleverde. Parlementslid Eric Van
Rompuy, ooit heibelflamingant van dienst, is nu een gezworen vijand van de
Vlaamse zaak. De huidige
voorzitter, Wouter Beke, heeft al wel wat hatelijkheden gespuid tegen de N-VA,
maar wij zouden hem het voordeel van de twijfel willen gunnen totdat hij zijn
zienswijze duidelijk uiteengezet heeft.
En dat heeft hij nu gedaan. Er is een heus boek verschenen
van Wouter Beke: Het moedige midden. Voor het versterken van
mensen (Pelckmans, Kapellen 2013). Dat zijn partij daar niet eerder aan
gedacht heeft: er is moed voor nodig om je tot het midden te bekennen.
Eigenlijk is het een variant op “evenwicht”, de slagzin waarmee oud-voorzitter
Herman Van Rompuy ooit de baan optrok. In een TV-debat met Frank Vandenbroucke vatte
deze de aloude minachting van zijn strijdpartij voor die tsjevenpraat samen
met de opmerking: “Platliggen is wel de grootste vorm van evenwicht.”
Overigens hield de Europese voorzitter de laudatio op Bekes boekvoorstelling. Hij
noemt zich conservatief, zeker in de ethische thema’s. In een TV-debat met Bart
De Wever sprak hij zich bv. uit tegen het homohuwelijk. Hij was wel voor een
wettelijk erkend partnerschap maar wou daar niet de term “huwelijk” voor
gebruiken. Hij was destijds ook één van de aanvankelijke tegenstanders van
zwangerschapsafbreking, maar slikte bij wijze van “compromis” zijn bezwaren in.
Wouter Beke behoort tot de volgende generatie, voor wie het
katholieke Vlaanderen nauwelijks nog een herinnering is. Hij zegt dus niet dat
echtscheiding zonde is, maar haalt eigentijdse bezwaren aan: “De keuze voor
duurzame relaties is voor de relaties zelf, maar ook voor de kinderen en voor
een samenleving, aantoonbaar beter.” (p.72) Met dat soort benadering houdt hij
inderdaad gelijke tred met de Vlaamse mentaliteitsontwikkeling.
De historische wortels van de christendemocratie krijgen
niet zo veel aandacht, geen Jacques Maritain (“humanisme intégral”: een humanisme zonder eerbied voor de
religieuze dimensie van de mens is geen echt humanisme) of Emmanuel Mounier
hier, maar aan de christelijke traditie wordt wel beknopt lippendienst bewezen:
“Onze christelijke traditie en cultuur is een bron van onze waarden.” (p.21) Waarden
die, zoals de vaders van de christendemocratie zeiden, ook door anderen in onze
samenleving gedeeld worden. Zelf zou ik er in Duitsland weinig moeite mee
hebben, mij tot de christendemocratie te bekennen. In België echter is de
partij, en het denken van haar huidige voorzitter, aangetast door de ellende
van de veel te lang durende communautaire problematiek. Ik verontschuldig mij
dus bij voorbaat voor de harde kritiek op iemand die als leider van een
christendemocratische partij mijn sympathie zou moeten wegdragen.
Moslimterrorisme
Wouter Beke trekt even van leer tegen de antichristelijke
drijverijen, bv. dat Sinterklaas verplicht wordt een mijter zonder kruis te
dragen. De meeste ex-christenen in onze geseculariseerde samenleving hebben
geen moeite met tekenen van die christelijke erfenis. Voor hen mag de mevrouw
achter het loket gerust een kruisje om de hals dragen. Oorzaak van de campagne
tegen christelijke symbolen zijn niet meer de verdwijnende minderheid van
papenvreters, wel degenen die de islam willen ontzien en dan maar de hoofddoek
willen verwijderen door álle tekenen van godsdienst te verbieden; en de
opkomende groep van onverdraagzame moslims. Aan hen wijdt Beke enkele
bladzijden die in het blad van het Vlaams Belang niet zouden misstaan. Hij
besluit voorspelbaar genoeg met een vrijblijvend pleidooi voor integratie, een
beschaafde variant van de VB-slagzin: “Aanpassen of opkrassen.” Wel aandoenlijk
hoe de pamperconsensus van twintig jaar geleden is omgeslagen, al is het nog
taboe om die omslag en al zijn implicaties duidelijk toe te geven.
Elf september heeft Beke duidelijk aangegrepen, en hij haalt
herhaaldelijk uit tegen de “moslimterroristen”. Helaas is dat
steekvlampolitiek: moslimterrorisme is maar een symptoom van een dieperliggende
ideologie, die intrinsiek vijandig staat tegenover de “waarden” die Beke
bepleit. Hij trekt dan ook, samen met de EU en andere overheden, het verkeerde
besluit: “Deze gebeurtenissen leidden tot een sterkere Europese aanpak van het
veiligheidsbeleid.” (p.26) Zij hadden moeten leiden tot een betere ontleding
van het islamprobleem, niet tot zijn vervangsel, namelijk meer ondemocratische
veiligheidsmaatregelen. Over dit probleem, zoals over vele andere, raakt hij de
pijnpunten wel even aan, maar ontwijkt hij de essentie, en in dit geval de schuldvraag.
Moedig middenveld?
Beke houdt verder een aardig pleidooi voor het “middenveld”.
Mensen krijgen er eerstehandse ervaring met verantwoordelijkheid nemen. Ze
moeten er rekening houden met anderen, wat een goede oefening heet in de
onvolprezen kunst van het compromis. Zij voelen zich er verbonden met anderen
die voor hetzelfde doel ijveren. Het middenveld is ook het terrein van het
experiment, waar men wars van stroeve wettelijke beperkingen nieuwe ideeën en
organisatievormen kan uitproberen. Want een probleem met democratische staten
is dat de meerderheid er beslist, en de meerderheid is zelden te vinden voor
experimenten en nieuwigheden; maar op de kleinere schaal van het middenveld is
er meer mogelijk.
Als dat christendemocratie is, dan wil iedereen wel
christendemocraat zijn. Reeds het kerstprogramma (1945) stelde dat de
Christelijke Volkspartij open stond voor niet-christenen die haar waarden
deelden; hoeveel te meer zou dit niet gelden in onze geseculariseerde tijd. Tal
van N-VA-kiezers, zelfs niet alleen diegenen die van CD&V overgekomen zijn,
zouden zich hierin kunnen vinden. Zo zijn “verbondenheid” en
“verantwoordelijkheid” (als alternatief voor “rechten maar geen plichten”)
klassiekers in een gemiddeld artikel van Bart De Wever. Welbeschouwd was het
CD&V-N-VA-kartel een heel natuurlijk verbond.
Wat ontbreekt is de concrete invulling van deze mooie
beginselen, de confrontatie met een aantal pijnpunten. Beke blijft heel vaag
over het financieel Arco-schandaal, zijn middenveld in de praktijk, dat toch
zeer veel van zijn kernkiezers getroffen heeft. Hij ziet er alleen een
aanleiding in om nogmaals tegen klokkenluidster N-VA uit te vallen. Hij neemt
ook uitdrukkelijk de verdediging op zich (voor één keer is hij dus wél
duidelijk) van de typisch Belgische regeling dat de vakbonden de
werkloosheidsuitkering betalen. Critici daarvan stellen zich op het principiële
standpunt dat men deze middenveldorganisaties geen overheidstaak moet
toevertrouwen. Beke daarentegen uit zich als anti-principieel en militant
pragmatisch: via de vakbonden zou de uitbetaling veel goedkoper verlopen.
En dat is nu typisch voor de hele opstelling van Beke binnen
het politieke landschap. Als eerste voorzitter van een partij die niet meer de
natuurlijke nummer één in Vlaanderen is, valt hij qua electorale strategie terug
op het argument van “dóen”, eender wat, eender welk resultaat van een compromis
met de vijand, tegen de beginselen en beloften aan de kiezer. De vroegere
christendemocraten sloten in de praktijk wel compromissen, maar deden hun
kiezers ook zekere inhoudelijke beloften. Op communautair gebied bv. voerden ze
hoofdzakelijk de wil van hun franstalige gesprekspartners uit, maar ze hielden
hun Vlaamsgezinde kiespubliek te vriend met symbolische gebaren, bijvoorbeeld
door zich, tegen de anti-Vlaamse tijdsgeest in, om te dopen tot “Christen-Democratisch
en Vlaams”; of door zich te bekennen tot het “confederalisme”. Nu is zelfs dat
Vlaamsgezind geluidje er te veel aan: CD&V is de partij zonder beginselen,
die alleen nog op haar “doen” (van andermans wil) teert. Zij is de
vleesgeworden antipolitiek: geen keuzes maken, alleen andermans keuzes
uitvoeren.
Beginselloosheid
De laatste vijftig jaar heeft de christendemocratie het
politieke debat alleen maar ondergaan. Met uitzondering van de plaatsing van
kernraketten in de jaren ’80 (waar de CVP heel wat dissidenten in eigen rangen
tot de orde riep) was de agenda die van links, de CVP pruttelde wat tegen,
sloot dan een compromis om het gezicht een beetje te redden, maar gaf uiteindelijk
toe. De historische bocht over abortus illustreerde de mechanismen van dit
proces het scherpst. Vanuit het katholicisme was de partij historisch tegen
zwangerschapsafbreking , maar door de secularisering was dit verzet afgekalfd
en onzeker geworden. Het opkomende feminisme maakte daarentegen dat de meeste (of
alleszins de toonaangevende) CVP-vrouwen eigenlijk vóór de legalisering van
abortus waren. Zij konden dit nog niet openlijk tot partijstandpunt maken, maar
saboteerden wel elke geloofwaardige tegenstand van de partij tegen de
aanzwellende legaliseringsgolf. Het resultaat was de wettelijke toelating van
de zwangerschapsafbreking.
Bedoeling was dat de Wouter Bekes van toen de verschillende
segmenten van het kiespubliek wel een passende uitleg zouden geven om deze
bocht goed te praten danwel om hen te verzekeren dat er welbeschouwd nooit een
bocht was geweest. Koning Boudewijn vergalde echter het feestje: door de wet
niet te tekenen, dwong hij de CVP-ministers om zelf hun handtekening onder de
wet te zetten, hoewel ze de façade van verzet nog even hadden willen volhouden.
Misschien was de abortusbocht wel gerechtvaardigd, misschien
was een historische herziening van deze hoeksteen van het christendemocratisch
programma wel aan de orde; maar dan is het nooit met zoveel woorden gezegd. Men
keek zo snel en zo hard mogelijk weg van deze weinig glorieuze episode. Er
hangt iets van slecht geweten over deze toegeving, zoals in mindere mate over
vele andere tsjevenstreken. Deze traditie van eeuwig toegeven op de beginselen
heeft Wouter Beke geërfd, maar in plaats van zich ervoor te generen, heeft hij
ze nu nog fier geradicaliseerd. Naar een aloud beeld van de stereotiepe CVP’er
had zijn boek moeten heten: Mossel in het
midden.
N-VA
De voornaamste publicitaire reden waarom de traditionele
partijen nu per se aan herbronning op hun eigen programma doen, is omdat zij,
op aanraden van hun reclamejongens, weg willen van de aandachtsfocus op de
N-VA. Zij eisen de aandacht op voor hun eigen programma. Tot nu toe is dat
beleid niet geslaagd.
De OVLD-zwenking naar een moratorium op communautaire thema’s
(weliswaar in de war gestuurd door de bij uitstek communautaire eis om de bij
uitstek Belgische grendels af te schaffen) vestigt door contrast juist de
aandacht op de partij die hiermee geviseerd wordt. De SP.a heeft met zijn
nieuwe programma geen potten gebroken. Alleen de hoofddoekenbocht heeft wat
moslimkiezers met de partij verzoend maar heeft ook traditionele kiezers van de
partij vervreemd.
Bij CD&V vallen de venijnige aanvallen op de
ex-kartelpartner N-VA op, iets omfloerster ook nog in dit boek. De N-VA wordt
zo min mogelijk genoemd, maar voor wie de debatten volgt is onmiskenbaar dat de
auteur zich tegen N-VA-thema’s afzet. De lof aan het compromis van zowel de
laudator als de auteur is duidelijk tegen de N-VA en haar vermeend
scherpslijperij gericht. Bekes verwijt dat de grootste partij
“verantwoordelijkheid” moet nemen, en dus naar CD&V-voorbeeld oneerbare
“compromissen” met de Franstalige partijen moet slikken, verdonkeremaant de
beslissende bezwaren van de N-VA tegen zulke regeringsvorming: het is
kiezersbedrog, en het geeft geen rekenschap van de fundamenteel ondemocratische
constructie van het huidige België. De N-VA heeft wel degelijk haar
verantwoordelijkheid opgenomen, ze is regeringsonderhandelingen begonnen, maar
de voorwaarden die de Franstalige partijen stelden, waren gewoon
onaanvaardbaar. Voor de beginselloze maar regeringsgeile Wouter Beke waren ze
wel aanvaardbaar. “Verantwoordelijkheid” is onder zijn handen een codeterm
geworden voor beginselloosheid.
Steeds weer dezelfde zwakte is dat Beke wel goede voornemens
maakt maar dat de Belgische staatsstructuur hem de uitvoering daarvan belet.
Beke zegt bv. dat de loonhandicap moet verminderen; maar hij zegt er niet bij
dat dit een “compromis” met de PS vergt en dus onmogelijk is zolang deze partij
niet zelf van standpunt verandert. De Vlaamse wil om de
economie te saneren botst met de Belgische staatsstructuur. Zich op de economie
toeleggen, ongehinderd door communautaire “obsessies”, is gewoon onmogelijk.
Wie het communautaire dossier niet wil saneren, zal nooit de economische
problemen oplossen.
De SP.a heeft niet zo veel kiezers aan de N-VA verloren,
CD&V des te meer. Dat zijn doorsnee-Vlamingen die van kleinsaf met de
christelijke zuil vertrouwd zijn, maar die het centrumrechts beleid willen
waarmee links de partij CD&V graag vereenzelvigt, maar dat die partij hen
uiteindelijk niet geeft. Mijn vader zaliger bekritiseerde de CVP om haar
regelmatige uitverkoop aan (of zogeheten “compromis met”) de Parti Socialiste,
maar stemde op verkiezingsdag toch weer trouw op diezelfde CVP; zulke trouwe kiezers
maken ze echter niet meer. De burger van vandaag haalt elders wat hij van
CD&V niet krijgt.
Het begrip “moed”
Met dit boek zal Wouter Beke geen kiezers terugwinnen. Maar
waarom zou hij ook? Dz gemeenteraadsverkiezingen van 2012 kostten CD&V
verschillende grote steden (meest spectaculair Kortrijk)en bezorgde de N-VA een
grote overwinning; toch verklaarde Beke dat zijn partij de morele winnaar was.
Nog zo’n nederlaag en Beke bereikt de hemel. De moed erin houden, daar is hij
goed in.
In de titel van dit boek is het woord “moed” echter volkomen
misplaatst. Beke verdedigt hier de standpunten van het paleis en de media. Het
hele bestel staat aan zijn kant. De vijanden van België zijn zijn eigen vijanden.
Er is volstrekt geen moed voor nodig om zijn standpunt in te nemen, gewoon met
de stroom meezwemmen.
Het woord “moed” wordt tegenwoordig veel misbruikt. Het
woord “braaf” betekende oorspronkelijk “moedig” maar door misbruik bij kinderen
die gehoorzaamheid moest aangepraat worden, kreeg het zijn huidige betekenis
(overigens een zeer toepasselijke voor de gemiddelde CD&V-stemmer). Omdat
dit woord nu zo braafjes is gaan klinken, gebruikte mijn broer ter aanmaning
van zijn kinderen het woord “flink”: gehoorzaam zijn was “flink” zijn. Als dat
gebruik aanslaat, zal ook het woord “flink” spoedig zijn moedige lading
verliezen.
De belgicistische actiegroep B-plus reikt jaarlijks een
“prijs voor de politieke moed” uit, namelijk aan mensen die lekker in de kaas
van het systeem zitten en de oppositie “durven” aanvallen. Dit jaar waren de
laureaten Charles Michel en Daniël Termont. In het eerste geval was er wel
sprake van “moed”, hoewel anders dan bedoeld: Michel trotseert de etnische
meerderheid in dit land en behartigt trouw de belangen van zijn eigen etnische
minderheid. Daarbij hanteert hij de Belgische federale staat cynisch als een
louter instrument voor Waalse belangenbehartiging, een zaak die hij zal blijven
dienen ook wanneer de Belgische constructie wegvalt (het fameuze plan-B).
Termont daarentegen is alleen “braaf” in de zin van: gehoorzaam. Met de
Belgische goedkeuring als vervangsel voor de eeuwige zaligheid van weleer dient
hij trouw de belangen van België tegen de in de minderheid gestelde Vlamingen.
Nu, de kiezers laten zich weinig gelegen aan de peppraatjes
van belgicisten zoals B-plus en Beke. Voor hen hoeft het midden niet “moedig”
te zijn. Velen van hen zouden met overtuiging een partij kiezen die het midden
belichaamt. Alleen, de Belgische CD&V kan niet die partij zijn. Dat heeft
Wouter Beke met dit boek nogmaals bewezen.
Labels: Beke | Wouter, christendemocratie, De Wever | Bart, moed, uitgeverij Pelckmans, Van Rompuy | Herman
2 Comments:
Deze reactie is verwijderd door de auteur.
There are two sides to every issue: one side is right and the other is wrong, but the middle is always evil. The man who is wrong still retains some respect for truth, if only by accepting the responsibility of choice.
But the man in the middle is the knave who blanks out the truth in order to pretend that no choice or values exist, who is willing to sit out the course of any battle, willing to cash in on the blood of the innocent or to crawl on his belly to the guilty, who dispenses justice by condemning both the robber and the robbed to jail, who solves conflicts by ordering the thinker and the fool to meet each other halfway.
In any compromise between food and poison, it is only death that can win. in any compromise between good and evil, it is only evil that can profit.
In that transfusion of blood which drains the good to feed the evil, the compromiser is the transmitting rubber tube.
Ayn Rand, Atlas Shrugged (Pt. iii, Ch. Vii)
Een reactie posten
<< Home