30 juni 2013

Wanneer wordt prins Filip koning? (Hoegin)

Het is een beetje een klassieker in het voorjaar: de speculaties over een mogelijk troonsafstand van koning Albert II. Maar bij al die speculaties zou men bijna vergeten dat een abdicatie niet de enige manier is waarop een kroonprins eindelijk zijn echte job kan aanvatten…

Hoe normaal is een troonsafstand in België? Het antwoord is snel gevonden: niet. De enige Belgische koning die tot nu toe troonsafstand deed, deed dat niet eens vrijwillig. Al de anderen zijn op hun troon blijven zitten, tot ze erbij neervielen. Eén van hen ging dat zelfs heel letterlijk doen in Marche-les-Dames. Er is dus geen precedent voor een troonsafstand, en mocht koning Albert II toch besluiten vrijwillig af te treden, dan hebben we meteen ook te maken met een primeur in de Belgische geschiedenis.

Lakenologen

Het is misschien ook dit gebrek aan een precedent dat ertoe heeft bijgedragen dat er de laatste jaren een halve industrie is ontstaan aan royalty watchers en zelfverklaarde intimi van de koning. Die komen dan met de regelmaat van de klok op de proppen met nog maar eens een nieuw scenario voor hoe koning Albert II zal aftreden. Liefst van al doen ze dat dan voor de camera's, met pretlichtjes in de ogen die verraden hoe ze daar zitten te genieten van zoveel aandacht. Maar ook fijngeknepen oogjes, om te benadrukken dat het hier over een zeer delicate materie gaat waar niet zomaar Jan en alleman zijn platte mening over dient te ventileren. Neen, zoiets past alleen voor gedistingeerde personen, zoals bijvoorbeeld een Kathy Pauwels, die graag voordoet dat ze zo diep in de ziel van koning Albert II kan kijken dat ze bijna zelf op de troon had kunnen zitten. Of wetstraatclown Herman de Croo, die zelfs zo vrank is zichzelf voor te stellen als intimus van de koning, ook al kan niemand dat controleren. Of misschien ook juist daarom.

Als er iets is waar al die lakenologen in uitblinken, dan wel in het verzinnen van een datum voor die troonsafstand die bol staat van de symboliek. Er is altijd wel een verjaardag of een andere feestdag te verzinnen die nóg symbolischer is dan de andere. Waarmee de lakenoloog meteen ook probeert te bewijzen dat hij de zielenroerselen van de koning nog een beetje beter –en dieper– weet in te schatten dan zijn collega. Twee data zijn bij mijn weten nog niet de revue gepasseerd: de verjaardag van de verwekking van Delphine Boël, en mijn persoonlijke favoriet: 28 december, het feest van de Onnozele Kinderen. Of zou die laatste datum beter passen voor de eedaflegging van koning Filip?

Sterfelijkheid

Laten we het allemaal eens wat nuchterder bekijken, en er eens wat wiskunde tegenaansmijten. Gevoelige lezers, en in het bijzonder 79-jarigen, willen we alvast waarschuwen voor wat volgt, want erg prettig is het natuurlijk niet iemands levensverwachting na te rekenen. En we willen vooral ook onderstrepen dat we koning Albert II als mens gerust nog enkele tientallen jaren met een goede gezondheid gunnen. Maar er bestaat ook zoiets als de harde realiteit, en wie jaarlijks door de belastingbetaler een ferme duit in het zakje toegestopt krijgt, enkel en alleen omdat hij uit de juiste moeder geboren werd¹ en zijn broer overleefd heeft, die moet kunnen verdragen dat zijn sterfelijkheid al eens openlijk besproken wordt. Zeker als hij zich dan nog vastklampt aan zijn troon, en zijn macht gebruikt om de democratische wil van een belangrijk deel van zijn (nou ja) volk te dwarsbomen.

Wiskunde

We halen er daarom de sterftetabellen van 2011 bij, en rekenen eens uit wat de kansen van koning Albert II zijn om de volgende verkiezingen te halen. Wat levert dan een beetje statistiek op niveau van de middelbare school op? Dat koning Albert II dik 94 procent kans heeft er op 25 mei 2014 nog steeds bij te zijn, de datum van de volgende verkiezingen.

Voor 2019 ziet het er echter al een pak slechter uit: tegen 1 juni 2019 loopt de kans op een «natuurlijke troonswisseling» al op tot ongeveer 38%. Tegen 1 juni 2024 is dat al 71%. Als koning Albert II ervoor kiest te doen zoals zijn voorgangers, dan mogen we statistisch gezien verwachten dat prins Filip ergens in januari 2021 de eed zal afleggen, en vervolgens een dikke twintig jaar op de troon blijft zitten.

Praktisch betekent dit dat men er vanuit kan gaan dat koning Albert II ook de regeringsvorming van 2014 nog in «goede» –lees: Franstalige– banen zal kunnen leiden. Maar voor 2019 heeft men toch maar beter een plan B klaar, ook al omdat koning Albert II tegen dan 84 jaar zal zijn. De kans dat men tegen dan op «natuurlijke wijze» van het probleem–Filip verlost geraakt bedraagt trouwens slechts 4%. En dat laatste is dan waarschijnlijk nog een grove overschatting, omdat prins Filip vermoedelijk minder dan gemiddeld last heeft van bijvoorbeeld criminaliteit en andere factoren die op zijn leeftijd de hoofdrol spelen bij overlijdens.

Hartpatiënt

Er is echter een «maar» die bovenstaande statische gegevens moet bijsturen. Omdat koning Albert II vandaag (ogenschijnlijk) in redelijk goede gezondheid verkeert, staat hij er zeker op korte termijn waarschijnlijk veel beter voor dan de gemiddelde 78-jarige die deze donderdag 79 kaarsjes mag uitblazen. Bovendien zal hij wel van een betere medische verzorging kunnen genieten dan de gemiddelde senior die het zonder dotatie moet doen. Maar anderzijds weten we toch ook dat koning Albert II net als zijn broer een hartpatiënt is. Het is dus best mogelijk dat nog voor de lezer dit artikel onder ogen krijgt –eigenlijk niet meer dan grofweg anderhalve dag– er zich reeds een feit zal voorgedaan hebben waardoor dit stukje hopeloos verouderd nieuws is. Wie had durven vermoeden, toen hij op zaterdag 31 juli 1993 's avonds in zijn bed kroop, dat we de volgende ochtend getuigen zouden zijn van een tricolor mediacircus buiten categorie?

Geen ontkomen

Er is voor de Belgen en de Franstaligen dus eigenlijk geen ontkomen aan: prins Filip zal de regeringsonderhandelingen van 2019 leiden, als hij dat in 2014 al niet zal doen. Een troonsafstand door koning Albert II kan de zaken vervroegen, maar verandert fundamenteel niet veel meer aan zaken. En zelfs als men op één of andere manier prins Filip van de troon zou kunnen houden, dan nog ziet het er eigenlijk niet zo goed uit. Enkele weken geleden overtuigde prinses Astrid con brio heel TV-kijkend Vlaanderen er immers van dat zij wel degelijk een volle zus is van haar broer. Haar imago van (relatieve) intelligentie bleek daarmee dus meer op haar afwezigheid uit de media gebaseerd dan iets anders.

¹ In tegenstelling tot wat velen denken is verwekt worden door de koning noch een voldoende, noch een noodzakelijke voorwaarde om het tot prins(es) te schoppen. Het enige wat echt telt is op het juiste ogenblik geboren te worden uit de juiste moeder. Vergelijk maar eens het lot van Delphine Boël en prins Laurent: Bart de Wever en Laurette Onkelinx hebben vrijwel zeker nauwere familiebanden met mekaar dan die twee, en toch is het diegene die geen familie van koning Albert II is die elk jaar een dikke dotatie opstrijkt.

Dit artikel verscheen op 5 juni 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

27 juni 2013

De leerling-tovenaars van de federale kieskring (Hoegin)

De Standaard publiceerde deze ochtend een open brief van de voorzitters van de jongerenafdelingen van CD&V, sp.a, Open Vld, Groen, MR, cdH en Ecolo. In die brief pleiten ze voor de invoering van een federale kieskring, als het even kan in 2014 al. De vraag is echter of deze zeven leerling-tovenaars wel nagedacht hebben over de mogelijke onbedoelde gevolgen van zo'n federale kieskring.

Een kieswetgeving aanpassen om een bepaald politiek doel te bereiken, het is altijd een heikele zaak. Zo is Bram van Braeckevelt, voorzitter van Jong Groen, er waarschijnlijk wat te jong voor om zich te kunnen herinneren hoe dat ook al weer zat met de invoering van de kiesdrempel. En vooral, welke partij daar bij de eerstvolgende verkiezingen meteen ook het eerste slachtoffer van werd.

Samenvallende verkiezingen

Ook de samenvallende verkiezingen dreigen als een boemerang in het gezicht van de B-partijen terecht te komen. Bij de laatste federale regeringsonderhandeling werden immers de vele verkiezingen in België en vooral de asymmetrische samenstellingen van de regionale en de federale regeringen uitgeroepen als hét obstakel tot het vormen van een federale regering. Nochtans kent België vergeleken met andere landen relatief weinig verkiezingen, zelfs als de regionale en de federale verkiezingen gescheiden gehouden worden. Bovendien vormen de asymmetrische samenstellingen van de regionale en de federale regeringen in het algemeen geen probleem, behalve dan de asymmetrische samenstelling van de Vlaamse regering tegenover de federale. Dat de Franstalige, Waalse of Brusselse regeringen een andere samenstelling hadden dan de federale regering is immers nooit een probleem geweest.

Samenvallende verkiezingen hebben dan ook als uitdrukkelijk doel te komen tot samenvallende regeringsonderhandelingen, zodat de Vlaamse regering een afspiegeling kan zijn van de federale regering. Lees: één waarin de traditionele partijen goed vertegenwoordigd zijn, en een eventuele Vlaamse dynamiek kortgehouden kan worden. In Wallonië, Brussel en de Franstalige regering doen de Franstaligen vervolgens maar wat ze willen. Waar men echter geen rekening mee hield is dat de V-partijen samen ooit zo groot zouden worden, dat die samenvallende verkiezingen tot een omgekeerde hefboom zouden leiden. Het is het scenario waarover we in oktober 2011 reeds schreven onder de passende titel «Samenvallende verkiezingen, de ultieme doodsteek voor België?», en dat in 2014 nu ook daadwerkelijk dreigt te gebeuren: dat men federaal niet meer rond de N-VA zal kunnen omdat die partij in Vlaanderen incontournable wordt om een Vlaamse regering te worden. En dat was natuurlijk nooit de bedoeling. Het verklaart meteen ook waarom men vandaag de dag niet meer zo heel zeker van zijn stuk is wat betreft die samenvallende verkiezingen.

Federale kieskring als doorgestoken kaart

Op dezelfde manier wil men nu een federale kieskring in het leven roepen, met als doel de parlementaire vertegenwoordiging van de V-partijen te kunnen reduceren. De concrete voorstellen voor zo'n federale kieskring kunnen dan ook zonder uitzondering geklasseerd worden als doorgestoken kaart, en in het bijzonder oplichterij van de Vlaamse kiezer. Vast element in die voorstellen is het op voorhand vastleggen van het aantal Vlaamse en Franstalige zetels, steevast in het voordeel van de Franstaligen. Bovendien probeert men gewoonlijk ook mechanismen in te bouwen die kartellijsten over de taalgrenzen heen bevoordelen. Op die manier hoopt men Vlaamse nationalistische partijen te treffen, die geen Franstalige tegenhanger hebben, of het niet in hun hoofd zouden halen met een Franstalige tegenhanger een kartel aan te gaan.

Probleem is echter dat die maatregelen nogal gemakkelijk te omzeilen vallen, en paradoxaal genoeg de Vlaams-nationalistische partijen in het federale parlement wel eens zouden kunnen versterken. Op dit ogenblik heeft de N-VA er eigenlijk weinig belang bij een afdeling in Waals-Brabant, Luik of Henegouwen op te richten en aan de verkiezingen te laten deelnemen. De winst die de partij daarmee zou kunnen boeken –héél misschien een zeteltje– zou immers niet bepaald opwegen tegen de kosten die dat met zich mee zou brengen. Merk op dat verkiezingsreclame aan de andere kant van de taalgrens op zich niet zo heel veel hoeft te kosten, want de partij kan natuurlijk gewoon dezelfde affiches gebruiken als in het noorden van het land. De grote kost zou er echter uit bestaan ofwel in die kieskringen naar valabele kandidaten te moeten zoeken, en hen dus ook goed te moeten screenen, ofwel valabele kandidaten uit andere kieskringen te moeten weghalen. Daarom ook dat de paar Vlaamse lijsten die tot nu toe aan de andere kant van de taalgrens werden ingediend eerder naar het ludieke neigden dan dat ze een ernstige poging waren om er ook effectief een zetel binnen te halen.

Alliance néo-flamande

Dat wordt natuurlijk helemaal anders als men door het oprichten van een op papier Franstalige «AN-F» (Alliance néo-flamande) in die federale kieskring gemakkelijk een zetel extra kan binnenrijven. En waarom zelfs niet een tweede, want naast de vele Vlaamse inwijkelingen in Wallonië, en dat niet alleen in de grensgebieden, zou de partij zeker ook Waalse kiezers kunnen aantrekken die een échte anti-PS-stem willen uitbrengen. Veel alternatieven heeft de Waalse kiezer immers niet: stemt men niet PS, dan stemt men PS-light (cdH) of PS-extra (Ecolo), eventueel PS-partner (MR) of PS-super (PTB). En verder nog in minieme mate op het zootje ongeregeld dat voor extreem-rechts moet doorgaan, en dat vooral gespecialiseerd lijkt te zijn in het opsplitsen van de eigen partijtjes en het maken van ruzie.

Het zal dus wel de bedoeling niet zijn, maar zo'n federale kieskring zou in 2014 wel eens dé manier kunnen zijn om de Waalse kiezer een alternatief aan te bieden voor de PS. Waarom zou immers een Vlaamse CD&V-kiezer zo graag ook eens op de PS willen stemmen? Of een Ecolo-kiezer op Vlaams Belang? Hoogstens stemmen enkele sp.a-kiezers in zo'n federale kieskring eens op de PS, als bedankje om de sp.a in de federale en dus ook de Vlaamse regering te kunnen houden. Maar dat zal het dan ook zowat zijn wat de belgicistische dagdromerij rond de federale kieskring betreft.

Wie echter in Wallonië de PS eens een ferme neus wil zetten, die zal in zo'n federale kieskring met plezier voor die «AN-F» stemmen. Dat zouden wel eens niet alleen zogenaamde foert-stemmers kunnen zijn, maar ook, ik zeg maar wat, Waalse ondernemers die eindelijk eens een beetje vooruit willen komen. En voor je het weet is de enige partij die dan echt met winst uit zo'n federale kieskring komt… de N-VA.

Labels: ,

Read more...

23 juni 2013

De moed erin houden


 

De klassieke partijen herpositioneren zich met het oog op de gunst van de weglopende kiezers. De socialisten willen de moslimkiezer terugwinnen door hun eerdere principiële verzet tegen de hoofddoek in te slikken. Het historische charter van Quaregnon is door een nieuw programma vervangen. Hoewel de politologen de partij een zwenking naar links aanbevelen, is dat nieuwe programma overeenkomstig de tijdsgeest juist veel wolliger. Een hippere vormgeving voor een flauwere inhoud.

Noteer dat de beginnende Werkliedenpartij bij directe democratie (beslissend referendum op volksinitiatief) zwoer. Punt 4 van haar politiek programma hield in: “Recht van volksinitiatief en referendum, in wetgevende, provinciale en gemeentelijke zaken.” Dit programmapunt verdween echter spoedig achter de horizon en de partij zelf kreeg een spreekwoordelijk autoritaire structuur. Die bevelsstructuur was typisch voor een strijdpartij, en stemde overeen met de vertrouwde discipline van de fabriek. Ook het nieuwe programma van 2013 zegt niets over directe democratie.

De liberalen slikken hun pro-Vlaamse lijn uit Guy Verhofstadts Burgermanifesten in en proberen zo de oude kiezersbasis van de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang terug te winnen, nu het Vlaamsgezinde deel van de kiezersbasis resoluut voor de Nieuw-Vlaamse Alliantie gekozen heeft. Ook Verhofstadts strijdpunt van de directe democratie is uit het zicht verdwenen. Beide engagementen waren spielereien, de oude PVV gaat na een intermezzo van twee decennia terug over tot de Belgische orde van de dag.

 

Christendemocratie

En de christendemocraten? Op één punt is er alvast niets veranderd: de partij van de bisschoppen blijft bevoogdend en wantrouwt de zeggenschap van het volk. Bij monde van ondermeer Jean-Luc Dehaene en Servais Verherstraetenheeft zij zich tegen de directe democratie uitgesproken, en in dit boek wordt het onderwerp zelfs niet aangeraakt.

Ander onderwerp dan maar: de staatsstructuur. Nu de blauwen, de roden en ook de groenen duidelijk tegen Vlaanderen, tegen verdere hervormingen van de staat en vóór België gekozen hebben, rest een confederaalgezinde CD&V (Christen-Democratisch en Vlaams) niets anders dan een verbond te sluiten met de echt flamingantische partijen. Of stoot ook deze partij haar Vlaams programma en haar Vlaamsgezinde flank af? De vorige voorzitster, Marianne Thyssen, gaf al uiting aan haar ergernis over te veel Vlaanderen, wat haar een historische verkiezingsnederlaag opleverde. Parlementslid Eric Van Rompuy, ooit heibelflamingant van dienst, is nu een gezworen vijand van de Vlaamse zaak.et zou kunnen De huidige voorzitter, Wouter Beke, heeft al wel wat hatelijkheden gespuid tegen de N-VA, maar wij zouden hem het voordeel van de twijfel willen gunnen totdat hij zijn zienswijze duidelijk uiteengezet heeft.

En dat heeft hij nu gedaan. Er is een heus boek verschenen van et zou kunnenWouter Beke: Het moedige midden. Voor het versterken van mensen (Pelckmans, Kapellen 2013). Dat zijn partij daar niet eerder aan gedacht heeft: er is moed voor nodig om je tot het midden te bekennen. Eigenlijk is het een variant op “evenwicht”, de slagzin waarmee oud-voorzitter Herman Van Rompuy ooit de baan optrok. In een TV-debat met Frank Vandenbroucke vatte deze de aloude minachting van zijn strijdpartij voor die tsjevenpraat samen met de opmerking: “Platliggen is wel de grootste vorm van evenwicht.”

Overigens hield de Europese voorzitter de laudatio op Bekes boekvoorstelling. Hij noemt zich conservatief, zeker in de ethische thema’s. In een TV-debat met Bart De Wever sprak hij zich bv. uit tegen het homohuwelijk. Hij was wel voor een wettelijk erkend partnerschap maar wou daar niet de term “huwelijk” voor gebruiken. Hij was destijds ook één van de aanvankelijke tegenstanders van zwangerschapsafbreking, maar slikte bij wijze van “compromis” zijn bezwaren in.

Wouter Beke behoort tot de volgende generatie, voor wie het katholieke Vlaanderen nauwelijks nog een herinnering is. Hij zegt dus niet dat echtscheiding zonde is, maar haalt eigentijdse bezwaren aan: “De keuze voor duurzame relaties is voor de relaties zelf, maar ook voor de kinderen en voor een samenleving, aantoonbaar beter.” (p.72) Met dat soort benadering houdt hij inderdaad gelijke tred met de Vlaamse mentaliteitsontwikkeling.

De historische wortels van de christendemocratie krijgen niet zo veel aandacht, geen Jacques Maritain (“humanisme intégral”: een humanisme zonder eerbied voor de religieuze dimensie van de mens is geen echt humanisme) of Emmanuel Mounier hier, maar aan de christelijke traditie wordt wel beknopt lippendienst bewezen: “Onze christelijke traditie en cultuur is een bron van onze waarden.” (p.21) Waarden die, zoals de vaders van de christendemocratie zeiden, ook door anderen in onze samenleving gedeeld worden. Zelf zou ik er in Duitsland weinig moeite mee hebben, mij tot de christendemocratie te bekennen. In België echter is de partij, en het denken van haar huidige voorzitter, aangetast door de ellende van de veel te lang durende communautaire problematiek. Ik verontschuldig mij dus bij voorbaat voor de harde kritiek op iemand die als leider van een christendemocratische partij mijn sympathie zou moeten wegdragen.

 

Moslimterrorisme

Wouter Beke trekt even van leer tegen de antichristelijke drijverijen, bv. dat Sinterklaas verplicht wordt een mijter zonder kruis te dragen. De meeste ex-christenen in onze geseculariseerde samenleving hebben geen moeite met tekenen van die christelijke erfenis. Voor hen mag de mevrouw achter het loket gerust een kruisje om de hals dragen. Oorzaak van de campagne tegen christelijke symbolen zijn niet meer de verdwijnende minderheid van papenvreters, wel degenen die de islam willen ontzien en dan maar de hoofddoek willen verwijderen door álle tekenen van godsdienst te verbieden; en de opkomende groep van onverdraagzame moslims. Aan hen wijdt Beke enkele bladzijden die in het blad van het Vlaams Belang niet zouden misstaan. Hij besluit voorspelbaar genoeg met een vrijblijvend pleidooi voor integratie, een beschaafde variant van de VB-slagzin: “Aanpassen of opkrassen.” Wel aandoenlijk hoe de pamperconsensus van twintig jaar geleden is omgeslagen, al is het nog taboe om die omslag en al zijn implicaties duidelijk toe te geven.

Elf september heeft Beke duidelijk aangegrepen, en hij haalt herhaaldelijk uit tegen de “moslimterroristen”. Helaas is dat steekvlampolitiek: moslimterrorisme is maar een symptoom van een dieperliggende ideologie, die intrinsiek vijandig staat tegenover de “waarden” die Beke bepleit. Hij trekt dan ook, samen met de EU en andere overheden, het verkeerde besluit: “Deze gebeurtenissen leidden tot een sterkere Europese aanpak van het veiligheidsbeleid.” (p.26) Zij hadden moeten leiden tot een betere ontleding van het islamprobleem, niet tot zijn vervangsel, namelijk meer ondemocratische veiligheidsmaatregelen. Over dit probleem, zoals over vele andere, raakt hij de pijnpunten wel even aan, maar ontwijkt hij de essentie, en in dit geval de schuldvraag.

 

Moedig middenveld?

Beke houdt verder een aardig pleidooi voor het “middenveld”. Mensen krijgen er eerstehandse ervaring met verantwoordelijkheid nemen. Ze moeten er rekening houden met anderen, wat een goede oefening heet in de onvolprezen kunst van het compromis. Zij voelen zich er verbonden met anderen die voor hetzelfde doel ijveren. Het middenveld is ook het terrein van het experiment, waar men wars van stroeve wettelijke beperkingen nieuwe ideeën en organisatievormen kan uitproberen. Want een probleem met democratische staten is dat de meerderheid er beslist, en de meerderheid is zelden te vinden voor experimenten en nieuwigheden; maar op de kleinere schaal van het middenveld is er meer mogelijk.

Als dat christendemocratie is, dan wil iedereen wel christendemocraat zijn. Reeds het kerstprogramma (1945) stelde dat de Christelijke Volkspartij open stond voor niet-christenen die haar waarden deelden; hoeveel te meer zou dit niet gelden in onze geseculariseerde tijd. Tal van N-VA-kiezers, zelfs niet alleen diegenen die van CD&V overgekomen zijn, zouden zich hierin kunnen vinden. Zo zijn “verbondenheid” en “verantwoordelijkheid” (als alternatief voor “rechten maar geen plichten”) klassiekers in een gemiddeld artikel van Bart De Wever. Welbeschouwd was het CD&V-N-VA-kartel een heel natuurlijk verbond.

Wat ontbreekt is de concrete invulling van deze mooie beginselen, de confrontatie met een aantal pijnpunten. Beke blijft heel vaag over het financieel Arco-schandaal, zijn middenveld in de praktijk, dat toch zeer veel van zijn kernkiezers getroffen heeft. Hij ziet er alleen een aanleiding in om nogmaals tegen klokkenluidster N-VA uit te vallen. Hij neemt ook uitdrukkelijk de verdediging op zich (voor één keer is hij dus wél duidelijk) van de typisch Belgische regeling dat de vakbonden de werkloosheidsuitkering betalen. Critici daarvan stellen zich op het principiële standpunt dat men deze middenveldorganisaties geen overheidstaak moet toevertrouwen. Beke daarentegen uit zich als anti-principieel en militant pragmatisch: via de vakbonden zou de uitbetaling veel goedkoper verlopen.

En dat is nu typisch voor de hele opstelling van Beke binnen het politieke landschap. Als eerste voorzitter van een partij die niet meer de natuurlijke nummer één in Vlaanderen is, valt hij qua electorale strategie terug op het argument van “dóen”, eender wat, eender welk resultaat van een compromis met de vijand, tegen de beginselen en beloften aan de kiezer. De vroegere christendemocraten sloten in de praktijk wel compromissen, maar deden hun kiezers ook zekere inhoudelijke beloften. Op communautair gebied bv. voerden ze hoofdzakelijk de wil van hun franstalige gesprekspartners uit, maar ze hielden hun Vlaamsgezinde kiespubliek te vriend met symbolische gebaren, bijvoorbeeld door zich, tegen de anti-Vlaamse tijdsgeest in, om te dopen tot “Christen-Democratisch en Vlaams”; of door zich te bekennen tot het “confederalisme”. Nu is zelfs dat Vlaamsgezind geluidje er te veel aan: CD&V is de partij zonder beginselen, die alleen nog op haar “doen” (van andermans wil) teert. Zij is de vleesgeworden antipolitiek: geen keuzes maken, alleen andermans keuzes uitvoeren.

 

Beginselloosheid

De laatste vijftig jaar heeft de christendemocratie het politieke debat alleen maar ondergaan. Met uitzondering van de plaatsing van kernraketten in de jaren ’80 (waar de CVP heel wat dissidenten in eigen rangen tot de orde riep) was de agenda die van links, de CVP pruttelde wat tegen, sloot dan een compromis om het gezicht een beetje te redden, maar gaf uiteindelijk toe. De historische bocht over abortus illustreerde de mechanismen van dit proces het scherpst. Vanuit het katholicisme was de partij historisch tegen zwangerschapsafbreking , maar door de secularisering was dit verzet afgekalfd en onzeker geworden. Het opkomende feminisme maakte daarentegen dat de meeste (of alleszins de toonaangevende) CVP-vrouwen eigenlijk vóór de legalisering van abortus waren. Zij konden dit nog niet openlijk tot partijstandpunt maken, maar saboteerden wel elke geloofwaardige tegenstand van de partij tegen de aanzwellende legaliseringsgolf. Het resultaat was de wettelijke toelating van de zwangerschapsafbreking.

Bedoeling was dat de Wouter Bekes van toen de verschillende segmenten van het kiespubliek wel een passende uitleg zouden geven om deze bocht goed te praten danwel om hen te verzekeren dat er welbeschouwd nooit een bocht was geweest. Koning Boudewijn vergalde echter het feestje: door de wet niet te tekenen, dwong hij de CVP-ministers om zelf hun handtekening onder de wet te zetten, hoewel ze de façade van verzet nog even hadden willen volhouden.

Misschien was de abortusbocht wel gerechtvaardigd, misschien was een historische herziening van deze hoeksteen van het christendemocratisch programma wel aan de orde; maar dan is het nooit met zoveel woorden gezegd. Men keek zo snel en zo hard mogelijk weg van deze weinig glorieuze episode. Er hangt iets van slecht geweten over deze toegeving, zoals in mindere mate over vele andere tsjevenstreken. Deze traditie van eeuwig toegeven op de beginselen heeft Wouter Beke geërfd, maar in plaats van zich ervoor te generen, heeft hij ze nu nog fier geradicaliseerd. Naar een aloud beeld van de stereotiepe CVP’er had zijn boek moeten heten: Mossel in het midden.

 

N-VA

De voornaamste publicitaire reden waarom de traditionele partijen nu per se aan herbronning op hun eigen programma doen, is omdat zij, op aanraden van hun reclamejongens, weg willen van de aandachtsfocus op de N-VA. Zij eisen de aandacht op voor hun eigen programma. Tot nu toe is dat beleid niet geslaagd.

De OVLD-zwenking naar een moratorium op communautaire thema’s (weliswaar in de war gestuurd door de bij uitstek communautaire eis om de bij uitstek Belgische grendels af te schaffen) vestigt door contrast juist de aandacht op de partij die hiermee geviseerd wordt. De SP.a heeft met zijn nieuwe programma geen potten gebroken. Alleen de hoofddoekenbocht heeft wat moslimkiezers met de partij verzoend maar heeft ook traditionele kiezers van de partij vervreemd.

Bij CD&V vallen de venijnige aanvallen op de ex-kartelpartner N-VA op, iets omfloerster ook nog in dit boek. De N-VA wordt zo min mogelijk genoemd, maar voor wie de debatten volgt is onmiskenbaar dat de auteur zich tegen N-VA-thema’s afzet. De lof aan het compromis van zowel de laudator als de auteur is duidelijk tegen de N-VA en haar vermeend scherpslijperij gericht. Bekes verwijt dat de grootste partij “verantwoordelijkheid” moet nemen, en dus naar CD&V-voorbeeld oneerbare “compromissen” met de Franstalige partijen moet slikken, verdonkeremaant de beslissende bezwaren van de N-VA tegen zulke regeringsvorming: het is kiezersbedrog, en het geeft geen rekenschap van de fundamenteel ondemocratische constructie van het huidige België. De N-VA heeft wel degelijk haar verantwoordelijkheid opgenomen, ze is regeringsonderhandelingen begonnen, maar de voorwaarden die de Franstalige partijen stelden, waren gewoon onaanvaardbaar. Voor de beginselloze maar regeringsgeile Wouter Beke waren ze wel aanvaardbaar. “Verantwoordelijkheid” is onder zijn handen een codeterm geworden voor beginselloosheid.

Steeds weer dezelfde zwakte is dat Beke wel goede voornemens maakt maar dat de Belgische staatsstructuur hem de uitvoering daarvan belet. Beke zegt bv. dat de loonhandicap moet verminderen; maar hij zegt er niet bij dat dit een “compromis” met de PS vergt en dus onmogelijk is zolang deze partij niet zelf van standpunt verandert. De Vlaamse wil om de economie te saneren botst met de Belgische staatsstructuur. Zich op de economie toeleggen, ongehinderd door communautaire “obsessies”, is gewoon onmogelijk. Wie het communautaire dossier niet wil saneren, zal nooit de economische problemen oplossen.

De SP.a heeft niet zo veel kiezers aan de N-VA verloren, CD&V des te meer. Dat zijn doorsnee-Vlamingen die van kleinsaf met de christelijke zuil vertrouwd zijn, maar die het centrumrechts beleid willen waarmee links de partij CD&V graag vereenzelvigt, maar dat die partij hen uiteindelijk niet geeft. Mijn vader zaliger bekritiseerde de CVP om haar regelmatige uitverkoop aan (of zogeheten “compromis met”) de Parti Socialiste, maar stemde op verkiezingsdag toch weer trouw op diezelfde CVP; zulke trouwe kiezers maken ze echter niet meer. De burger van vandaag haalt elders wat hij van CD&V niet krijgt.

 

Het begrip “moed”

Met dit boek zal Wouter Beke geen kiezers terugwinnen. Maar waarom zou hij ook? Dz gemeenteraadsverkiezingen van 2012 kostten CD&V verschillende grote steden (meest spectaculair Kortrijk)en bezorgde de N-VA een grote overwinning; toch verklaarde Beke dat zijn partij de morele winnaar was. Nog zo’n nederlaag en Beke bereikt de hemel. De moed erin houden, daar is hij goed in.

In de titel van dit boek is het woord “moed” echter volkomen misplaatst. Beke verdedigt hier de standpunten van het paleis en de media. Het hele bestel staat aan zijn kant. De vijanden van België zijn zijn eigen vijanden. Er is volstrekt geen moed voor nodig om zijn standpunt in te nemen, gewoon met de stroom meezwemmen.

Het woord “moed” wordt tegenwoordig veel misbruikt. Het woord “braaf” betekende oorspronkelijk “moedig” maar door misbruik bij kinderen die gehoorzaamheid moest aangepraat worden, kreeg het zijn huidige betekenis (overigens een zeer toepasselijke voor de gemiddelde CD&V-stemmer). Omdat dit woord nu zo braafjes is gaan klinken, gebruikte mijn broer ter aanmaning van zijn kinderen het woord “flink”: gehoorzaam zijn was “flink” zijn. Als dat gebruik aanslaat, zal ook het woord “flink” spoedig zijn moedige lading verliezen.

De belgicistische actiegroep B-plus reikt jaarlijks een “prijs voor de politieke moed” uit, namelijk aan mensen die lekker in de kaas van het systeem zitten en de oppositie “durven” aanvallen. Dit jaar waren de laureaten Charles Michel en Daniël Termont. In het eerste geval was er wel sprake van “moed”, hoewel anders dan bedoeld: Michel trotseert de etnische meerderheid in dit land en behartigt trouw de belangen van zijn eigen etnische minderheid. Daarbij hanteert hij de Belgische federale staat cynisch als een louter instrument voor Waalse belangenbehartiging, een zaak die hij zal blijven dienen ook wanneer de Belgische constructie wegvalt (het fameuze plan-B). Termont daarentegen is alleen “braaf” in de zin van: gehoorzaam. Met de Belgische goedkeuring als vervangsel voor de eeuwige zaligheid van weleer dient hij trouw de belangen van België tegen de in de minderheid gestelde Vlamingen.

Nu, de kiezers laten zich weinig gelegen aan de peppraatjes van belgicisten zoals B-plus en Beke. Voor hen hoeft het midden niet “moedig” te zijn. Velen van hen zouden met overtuiging een partij kiezen die het midden belichaamt. Alleen, de Belgische CD&V kan niet die partij zijn. Dat heeft Wouter Beke met dit boek nogmaals bewezen.

Labels: , , , , ,

Read more...

Propagandasteunpunt Media (Hoegin)

Opmerkelijk bericht in de pers verleden week: in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van verleden jaar kwamen Bart de Wever en Filip Dewinter het meest aan het woord bij de VRT. In totaal zou de N-VA zelfs sterk oververtegenwoordigd geweest zijn vergeleken met de vorige verkiezingsuitslag. Ik kan me voorstellen dat menig lezer nu de wenkbrauwen zal fronsen, maar toch is dit de conclusie van een lang rapport, afgescheiden door de geleerde bollen van Steunpunt Media.

Plukken we even enkele zinnen van de webstek van dat Steunpunt Media: «Het Steunpunt Media is het aanspreekpunt en expertisecentrum voor alles wat met nieuws en media te maken heeft. In opdracht van de Vlaamse Overheid doet het steunpunt wetenschappelijk onderzoek naar nieuwsberichtgeving en mediawijsheid in Vlaanderen. De focus van het onderzoek ligt op de volledige nieuwscyclus: van de nieuwsselectie door de journalist tot de mediakeuze van de mediagebruiker.» Je vraagt je af, wat kan daar nu verkeerd aan zijn? Zo ongeveer alles, zoals blijkt uit Nieuwsmonitor 13.

Schetsen we even de context voor het onderzoek besproken in die Nieuwsmonitor 13. Zo was het de Vlaamse Mediaminister Ingrid Lieten die het onderzoek aanvroeg. Rinkelt er al een belletje? Werkten aan het onderzoek mee: onder andere Stefaan Walgrave en Marc Hooghe. Wie nu nog denkt dat het hele onderzoek geen doorgestoken kaart is om vervolgens alleen enkele «juiste» halve waarheden rond te toeteren, die moet echt al van een heel goed jaar zijn.

Conclusie ≠ inhoud

Wie het rapport opvraagt en vlug doorleest, merkt al snel op dat één en ander niet helemaal in verhouding staat tot wat het korte persbericht de lezer probeert wijs te maken. N-VA oververtegenwoordigd? De partij kreeg slechts 17,2% van de spreektijd op de openbare buis, beduidend minder dan CD&V (20,5%), sp.a (19,8%) en Open Vld (19,6%). Toch concluderen de onderzoekers een beetje zuurtjes dat «de aanwezigheid van N-VA in de media ver boven het electorale gewicht van de partij bij de vorige lokale verkiezingen» lag. Let op: niet een beetje erboven, maar zelfs ver! Hun verklaring hiervoor, en hier komt de aap uit de mouw: «Het is duidelijk dat de verdeling van de aandacht ook was gebaseerd op de peilingen en op de uitslagen van tussenliggende verkiezingen». Ja, stel je voor zeg.

Op hun eigen manier hebben de onderzoekers dus wel gelijk: in 2006 lag het electorale gewicht van de N-VA volgens peilingen ergens rond de 8%, een pak minder dan die 17,2% spreektijd. Maar is het werkelijk ernstig om in 2012 nog terug te grijpen naar de verkiezingen 2006 om de spreektijd «eerlijk» te verdelen, als diezelfde partij in 2010 al rond de 30% zat?

Twee maten

Bovendien, waar is hun klacht over de schromelijke ondervertegenwoordiging van het Vlaams Belang? Die partij kreeg slechts 8,5% van de spreektijd toebedeeld, maar zat in 2006 nog aan 21,5%. In het rapport blijft het daarover oorverdovend stil. Zou het kunnen dat de auteurs –en vooral ook: de opdrachtgeefster– die ondervertegenwoordiging prima vinden? In de plaats daarvan zoomt men in op de spreektijd die Filip Dewinter kreeg. Met zijn 45,1 minuten eindigde hij weliswaar op de tweede plaats na Bart de Wever, maar naar een andere Vlaams Belanger in de top 30 is het vergeefs zoeken. Ter vergelijking: in die top 30 figureren wel twee PVDA'ers: Dirk Tuypens en Peter Mertens, samen trouwens goed voor 36,2 minuten spreektijd en dus wel ruim oververtegenwoordigd.

Mijn conclusie na het doornemen van het rapport is daarom dat de conclusie die de onderzoekers de wereld instuurden op zijn minst tendentieus is, om niet te zeggen totaal misleidend. N-VA was helemaal niet oververtegenwoordigd in de aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen. En als ze al oververtegenwoordigd was, dan was Vlaams Belang zo mogelijk nog sterker ondervertegenwoordigd. Die laatste partij is trouwens ondervertegenwoordigd hoe men de zaken ook keert of draait. De focus op de spreektijd van Filip Dewinter, zowat de enige Vlaams Belanger die aan bod mocht komen, getuigt daarbij niet bepaald van veel goede trouw. Steunpunt Media gedraagt zich dan ook als een ordinair propagandainstrument in handen van Mediaminister Ingrid Lieten. Of kunnen we gewoon stellen dat Steunpunt Media en de Mediaminister twee rode handen op een socialistische buik zijn?

Rood troef

Over socialisme gesproken: het rapport vermeldt wel zijdelings dat PVDA oververtegenwoordigd was, maar gaat er niet verder op in. Vergeleken met Vlaams Belang en N-VA was de partij vijf tot zes keer oververtegenwoordigd. Maar zelfs vergeleken met sp.a en Groen was PVDA twee en een half tot drie keer oververtegenwoordigd. Misschien is dit ook de verklaring waarom Groen voor één keer niet sterk oververtegenwoordigd was?

Mijn lezing van de getallen die Steunpunt Media verzamelde ziet er dan ook een beetje anders uit. Met de verkiezingen van 2010 als ijkpunt was PVDA zeer sterk oververtegenwoordigd op de openbare omroep. Daarna volgen Open Vld, sp.a, CD&V en Groen, die onderling min of meer in verhouding op de buis mochten komen. Tegenover die groep van vier was Vlaams Belang duidelijk ondervertegenwoordigd, N-VA nog meer, en LDD nóg meer. Vergelijken we met de uiteindelijke uitslag voor de provincieraadsverkiezingen verandert het beeld nauwelijks, maar mildert het wel voor Vlaams Belang en PVDA. Sp.a en Open Vld blijven duidelijk in de bovenste schuif liggen bij de VRT.

De Zevende Dag

Het valt trouwens op dat Steunpunt Media inzoomt op de zes weken voor de gemeenteraadsverkiezingen. Had Ingrid Lieten nog een eitje te pellen met de N-VA? Waarom onderzoekt dat Steunpunt Media nooit eens hoe het zit met de spreektijd van de politici buiten de verkiezingsperiode? Het antwoord geven ze (ongewild) zelf: «in de verkiezingsperiode wordt er […] meer gebalanceerd bericht dan in normale tijden». En meer bepaald: «buiten de campagneperiode komen regeringspartijen veel en oppositiepartijen weinig aan bod», aldus eerder onderzoek van henzelf en anderen. Zou het kloppen?

Zelf hou ik al enkele seizoenen bij welke partijen hoe vaak bij De Zevende Dag uitgenodigd worden. Voor het huidige seizoen, van 6 januari tot 5 mei, kwamen 118 politici aan bod. Sp.a staat aan kop, en mocht al 24 keer op zondag naar de studio komen. Ook CD&V (23), Open Vld (21), N-VA (20) en Groen (17) zijn goed vertegenwoordigd. Maar opnieuw zal de lezer opmerken dat er iets niet klopt. Waarom staat de grootste partij van Vlaanderen slechts op de vierde plaats, terwijl het vier keer kleinere Groen bijna op gelijke hoogte op vijf staat? Vlaams Belang werd slechts 8 keer uitgenodigd, LDD mocht 3 keer komen, PVDA 2 keer.

Zondag is bij de VRT daarmee niet alleen de zevende dag, maar vooral toch ook een groene dag. De traditionele partijen komen min of meer naar verhouding aan bod, maar LDD, N-VA en Vlaams Belang worden duidelijk stiefmoederlijk behandeld. Vergeleken met Groen is N-VA ruim drie keer ondervertegenwoordigd, Vlaams Belang zelfs bijna vier keer. We houden dan nog geen rekening met de spreektijd, om over de manier waarop de politici behandeld worden nog maar te zwijgen.

Belgisch volk vaakst

De stelling van Steunpunt Media dat «buiten de campagneperiode regeringspartijen veel en oppositiepartijen weinig aan bod» komen klopt dus niet. N-VA zit alleen maar in de Vlaamse regering, en Open Vld alleen maar in de federale. Toch wordt Open Vld relatief gezien veel vaker uitgenodigd naar De Zevende Dag dan N-VA. Het verschil in behandeling is nog groter wanneer we Groen en Vlaams Belang vergelijken, toch allebei oppositiepartijen. Wie alleen maar naar De Zevende Dag kijkt zou al snel kunnen denken dat Groen dubbel zo groot is als Vlaams Belang. Met de actualiteit heeft dit trouwens niets vandoen, want de scheeftrekking is een constante van seizoen tot seizoen.

Het is dan ook vooral links en Belgisch dat ruim aan bod mag komen op de openbare omroep, campagneperiode of niet. Rechts en Vlaams wordt hoogstens af en toe een beetje getolereerd, als het niet anders kan. Bijvoorbeeld tijdens een campagneperiode, maar alleen maar omdat grote scheeftrekkingen dan net ietsje meer zouden opvallen.

Dit artikel verscheen op 8 mei 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

18 juni 2013

PVDA en PTB in het parlement? (Hoegin)

Zondagavond werden de resultaten vrijgegeven van de driemaandelijkse barometer van Le Soir. De media schonken daarbij vooral aandacht aan de achteruitgang van de PS in Wallonië, en het blijvende hoge peil van de N-VA in Vlaanderen. Bovendien ziet het er meer en meer naar uit dat men volgend jaar voor het eerst iemand van de PVDA in het Vlaams Parlement zal mogen verwelkomen.

We wezen er in mei, bij de bespreking van de peilingen van De StandaardVRT en La Libre Belgique, reeds op dat de N-VA duidelijk over een piek in de peilingen heen is. De partij staat nog steeds ruim op winst vergeleken met de laatste verkiezingen, maar scores van rond de veertig procent liggen toch alweer een tijdje achter ons. Voorlopig stabiliseert de partij rond de 33 à 34%, en ze is daarmee nog altijd zo'n twee keer groter dan eerste achtervolger CD&V.

De Vlaamse christen-democraten blijven inderdaad voortkabbelen rond de 16%. Vergeleken met de provincieraadsverkiezingen van verleden jaar –het ijkpunt waar ze zelf zo graag naar verwijzen– is dat een stevige achteruitgang van meer dan vijf procent. Daarmee blijft het dus wel zoeken naar de eerste positieve effecten van Operatie Innesto op de scores van de partij in de peilingen. De stelling van Eric van Rompuy dat de CD&V volgend jaar «duidelijk boven de 20% in Vlaanderen» zal scoren kan bovendien op z'n minst gewaagd genoemd worden. Als statement om te verduidelijken dat hij niet in peilingen gelooft kan het in ieder geval tellen.

Ook bij de sp.a valt er weinig beweging te noteren: de partij blijft stabiel rond de 14% scoren. Ook daar slaat de vernieuwingsoperatie met een nieuwe beginselverklaring voorlopig dus nog niet aan. De Open Vld lijkt dan weer uit een dal te klimmen, en behaalt deze keer een uitslag dicht in de buurt van de provincieraadsverkiezingen. Begint het partijvoorzitterschap van Gwendolyn Rutten dan toch de eerste vruchten af te werpen?

Vlaams Belang stabiliseert rond de psychologische grens van de 10%, met deze keer een score er net onder. Groen blijft nog steeds hangen rond de 8%, terwijl LDD ver onder de kiesdrempel peilt. Als die laatste partij volgend jaar toch nog lijsten wil indienen, dan moet het zijn dat ze over peilingen dezelfde mening toegedaan is als Eric van Rompuy.

Voor de PVDA is deze peiling ongetwijfeld een morele opsteker. Met een score van 3,3% begint de partij in de buurt van de kiesdrempel te komen, en is een verkozene in één of andere kieskring helemaal geen dagdromerij meer. Dat blijkt trouwens ook uit een simulatie voor de zetelverdeling in het Vlaams Parlement, want die geeft de partij van Peter Mertens in de kieskring Antwerpen één zetel, ook al is het nog steeds boordje kantje. Het resultaat is echter wel consistent met de zetelverdeling die Le Soir zelf opstelde voor de federale Kamer.

De zetelverdeling voor het Vlaams Parlement toont overigens ook aan dat de N-VA na de verkiezingen in theorie maar hoeft te kiezen tussen de verschillende partners waarmee ze in zee wil gaan in de Vlaamse regering. In principe kan ze immers zowel met CD&V, Open Vld als sp.a een meerderheid vormen, zonder dat er een derde partner bij hoeft. In de praktijk is enkel een meerderheid met de CD&V groot genoeg om comfortabel te zijn. Waarschijnlijk is het politiek ook de enige haalbare coalitie met twee, want zowel sp.a als Open Vld distantiëren zich met de regelmaat van de klok van de N-VA.

Een coalitie van de drie traditionele kleurpartijen CD&V, sp.a en Open Vld maakt voorlopig geen schijn van kans om in het Vlaams Parlement een meerderheid te halen, en zelfs met Groen erbij is die meerderheid eerder aan de krappe kant. Ook een zogenaamde olijfboomcoalitie van CD&V, sp.a en Groen is dus geen realistische optie, en het is me dan ook een raadsel waarom ze voorgelegd werd als mogelijke coalitie aan de respondenten van deze peiling. Maar ook een V-meerderheid van N-VA en Vlaams Belang lijkt weer bijzonder veraf.

Aan Waalse zijde zakte de PS nu ook bij deze peiler onder de 30%. Het valt daarbij op dat de MR niet kan profiteren van het verlies van de PS, en dat ook cdH in een negatieve trend zit. Ecolo zit in een positieve trend, en wordt nu ook bij deze peiler –zeer nipt– groter dan cdH.

Het FDF blijft ver onder de kiesdrempel in Wallonië, net zoals de PP. Die laatste kent wel een kleine opstoot, door Le Soir toegewezen aan de polemiek rond weerman Luc Trullemans. Maar ook in het zuiden van het land valt de relatief goede score van de PTB op. Net zoals in Vlaanderen moet er ernstig rekening gehouden worden met één (of misschien zelfs meerdere?) zetels voor de extreem-linkse partij, een beetje afhankelijk van hoe haar aanhang verspreid woont over de kieskringen.

Het is duidelijk dat deze peiling opnieuw druk zal zetten op de regering–Di Rupo. Niet onmiddellijk aan Vlaamse zijde echter, want daar zitten zowel CD&V, sp.a als Open Vld in een merkwaardige ontkenningsfase. Alledrie doen alsof het hen tegenwoordig voor de wind gaat, terwijl ze alledrie op een historisch laag niveau zitten. Of fluiten ze alleen maar in het donker, goed beseffend dat het na de volgende verkiezingen krabben zal worden om zelfs met Groen erbij nog een meerderheid in Vlaanderen te halen?

Er valt echter deze herfst meer vuurwerk te verwachten uit Waalse socialistische hoek. Daar voelt men de hete adem van extreem-links, dat ondertussen al een flinke hap uit het eigen electoraat weggehaald heeft. Maar bovendien, zelfs al is extreem-links in Wallonië hopeloos versnipperd, dan nog lijkt het erop dat ze één of twee zetels zal kunnen binnenrijven, en dus haar intrede in de parlementen zal kunnen doen.

Een vroegtijdige val van de regering–Di Rupo lijkt me overigens weinig waarschijnlijk, maar dat de Vlaamse partijen onder druk zullen komen, staat nu al vast. De tijd dat de PS haar Vlaamse handlangers wou helpen in de strijd tegen de N-VA is daarmee voltooid verleden tijd. Op minder dan een jaar van de verkiezingen is het Waalse rode hemd nauwer dan de Vlaamse oranje-blauwe rok, en CD&V en Open Vld maken zich best nu al klaar om in het najaar enkele bittere pillen door te slikken. Of zouden Wouter Beke of Gwendolyn Rutten het toch aandurven een Alexander de Croo te doen?

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en Wallonië sedert 2006 (SlideShare).

Labels: , , , , , , ,

Read more...

16 juni 2013

De ongeleide projectieten van Femen (Hoegin)

Verleden week ontstond er enige beroering rond Femen. Leden van de organisatie belaagden aartsbisschop Léonard toen hij een lezing wou geven aan de ULB. Acties met blote borsten waarop slogans geschilderd zijn in combinatie met veel geschreeuw is zowat het handelsmerk van Femen, maar deze keer besprenkelden de actievoerders de aartsbisschop «wijwater».

Eerste akte. Op 4 april voerden leden van de Belgische tak van Femen voor het eerst actie. Zij protesteerden aan de Grote Moskee in Brussel naar aanleiding van de «Dag van de Internationale Topless Jihad», uitgeroepen om de Tunesische Amina te steunen. Omdat ze enkele naaktfoto's van zichzelf op Facebook had geplaatst werd ze bedreigd, en meenden sommigen zelfs dat ze gestenigd diende te worden.

Nieuws maken

De actie haalde de media, maar om één of andere reden kon de berichtgeving niet bepaald overdreven genoemd worden. De meeste kranten hielden het bij één miniem berichtje. De lezer mag zelf verzinnen hoe dat zou komen. Wie wel enthousiast reageerde was Filip Dewinter. Hij had echter het ongeluk dat hij bij een tweet over de actie in Brussel een foto van de actie uit… Parijs plaatste. Zoiets kan natuurlijk de besten overkomen, maar «onderzoeksjournalist» Ivan de Vadder sprong er meteen op. Hij maakte van de fout van Filip Dewinter bijna groter nieuws dan de actie zelf. Toeval of niet, het was het eerste onderwerp van de nieuwe Fact Checker-rubriek in De Zevende Dag. We sluiten niet uit dat die rubriek al maanden op voorhand gepland was om van start te gaan op 7 april, maar er zijn zo van die toevallige toevalligheden die we maar niet van ons af kunnen slaan.

Tweede akte. Op 23 april denken aartsbisschop Léonard en Guy Haarscher 's avonds in alle rust aan de ULB een lezing te kunnen geven over godslastering. Niet dus, en de foto's van aartsbisschop Léonard die bidt terwijl vier razende hem met water besprenkelen gaat heel de wereld rond.

Over de schreef

Opvallend: de berichtgeving over deze actie verloopt al een pak vlotter in de vaderlandse media. In sommige kranten was de actie zelfs een verwijzing vanop de voorpagina waard. De achtergrond van Femen wordt zelfs uitgebreid uit de doeken gedaan, en één van haar leden mag haar zeg komen doen in bijvoorbeeld De Standaard. Aangezien Léonard betrokken partij is zijn de ietwat puberale grapjes niet van de lucht, en in de week-end-edities moet de hele actie nog eens nadrukkelijk met een knipoog herkauwd worden.

Let wel dat er een levensgroot verschil bestaat tussen de eerste en de tweede actie. In de media kwam dat echter niet echt uit de verf. Door hem te besprenkelen met water, schonden de activistes van Femen immers de persoonlijke integriteit van aartsbisschop Léonard. Wijwater (of gewoon water) is op zich uiteraard totaal ongevaarlijk, maar hoe kon de aartsbisschop op het ogenblik dat hij besprenkeld werd weten dat het inderdaad niet meer dan dat was? Het had net zo goed één of ander zuur kunnen zijn. Men kan van het doel van de actie dus vinden wat men wil, maar de tweede actie was wel duidelijk óver de schreef.

Dolle dellen

De reactie van Vlaams Belang was deze keer iets minder enthousiast. Bart Laeremans stelde zelfs een parlementaire vraag over de actie aan minister van Justitie Annemie Turtelboom. Hij vond dat als de Staatsveiligheid Vlaams Belang in het oog hield, ze ook de «dolle dellen» van Femen wat beter in de gaten mochten houden. (Iets zegt me dat sommige agenten dat zelfs met veel plezier zouden doen.) Annemie Turtelboom vond dat echter niet nodig, aangezien Femen volgens haar helemaal niet extremistisch zou zijn. Helemaal ongelijk kunnen we haar niet geven. Anderzijds heeft Bart Laeremans toch ook een punt waar hij stelt dat Femen wel eens voor problemen zou kunnen zorgen bij een bezoek van een buitenlands staatshoofd. De parallel met Sharia4Belgium lijkt me echter wat overdreven. Persoonlijk vind ik dat als de Staatsveiligheid denkt nog wat tijd over te hebben, ze beter nog een paar haatbaarden extra in de gaten zouden houden.

Morele lessen. Eén: beoordeel een organisatie niet op haar eerste actie alleen, zeker als je haar achtergrond niet helemaal kent. Bij Vlaams Belang hebben ze hopelijk nu hun lesje wel geleerd.

Socialism Kills

Twee: de dames –nou, ja– van Femen hebben wel lef. De obligate vraag of ze hetzelfde zouden willen doen tegenover een imam hoefde deze keer niet gesteld te worden. Maar wat met een actie bij een logetempel, vaak nog altijd een stricte no go-zone voor vrouwen? Of eens een volkshuis binnenvallen met als slogan «Socialism Kills»? Het hoeft immers niet altijd «Religion Kills» te zijn. De organisatie stamt bovendien uit de Oekraïne, en zou dus wel één en ander moeten afweten van socialisme in de praktijk. Ik vermoed echter dat Brussel en Parijs Kiëv nog niet is.

Femen Belgique

Drie: een kleine voorspelling. Met een communautaire verdeling van vijf Franstaligen tegenover één Vlaamse mag je er gif op innemen dat Femen vroeg of laat op een Vlaamse manifestatie zal opduiken. De IJzerwake bijvoorbeeld. Of een congres van N-VA of Vlaams Belang. Filip Dewinter kan de komende maanden maar beter zijn smart phone goed bij de hand houden.

Dit artikel verscheen op 24 april 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , ,

Read more...

5 juni 2013

Winnaars en verliezers na het Onderweelakkoord (Hoegin)

Na enkele spannende dagen, waarbij volgens de «kenners» de regering–Peeters II even aan een zijden draadje hing, werd er dan toch een akkoord bereikt over de onderwijshervorming. Kort samengevat zegt het akkoord dat er in 2016 een definitieve beslissing zal genomen worden over de invoering van de befaamde matrixstructuur, tenzij dat een achteruitgang zou betekenen vergeleken met de huidige situatie. Dat laatste zou er eigenlijk nog maar aan ontbreken.

Het is niet gemakkelijk een zeker déjà vu-gevoel te onderdrukken bij de berichtgeving over het bereikte akkoord. Er wordt immers niet bepaald veel beslist, behalve dat de definitieve beslissing uitgesteld wordt tot 2016. Minister-president Kris Peeters is er met andere woorden opnieuw in geslaagd een dubbelbesluit uit zijn hoed te toveren, en de vraag is nu vooral: moeten we dit nu een Onderweel- of een Oosterwijsakkoord noemen? Het is bovendien opvallend hoe er vandaag, net zoals toen, in de regering alleen maar winnaars te bespeuren vallen. Het valt af te wachten of dat in 2016 ook zo zal zijn.

CD&V-partijvoorzitter Wouter Beke was er in ieder geval als de kippen bij om de regering te feliciteren met het bereikte akkoord. Zijn nadrukkelijke proficiat-communicatie lijkt echter verdacht veel op de hoera-communicatie die hij eerder al ten beste gaf over de zesde staatshervorming, en dan in het bijzonder de «splitsing» van Brussel-Halle-Vilvoorde. Een mens begint zich op den duur af te vragen of die man zichzelf nog zou geloven.

De N-VA wint bij dit akkoord, maar wel op voorwaarde dat ze in de volgende Vlaamse regering zit. Haar gok: er zal wel één of andere studie geproduceerd kunnen worden die bewijst dat de matrixstructuur een verslechtering betekent tegenover de huidige situatie, en daarmee is de onderwijshervorming in 2016 alsnog volledig van de baan. En anders kan er altijd nog wel politieke druk gezet worden om de plannen hoe dan ook af te voeren, want tegen dan hoopt de N-VA zowel in het Vlaams Parlement als in de Vlaamse regering dé dominante partij te zijn.

Ook de sp.a wint, maar eveneens op voorwaarde dat ze in de volgende Vlaamse regering zit. Haar gok: er zal niet aangetoond kunnen worden dat de matrixstructuur een verslechtering inhoudt tegenover de huidige situatie. Zowat alle specialisten steunen immers de hervormingsplannen van minister van Onderwijs Pascal Smet, en dus zou dat haalbaar moeten zijn. En anders kan er, inderdaad, altijd nog politieke druk gezet worden, zeker als de N-VA na de verkiezingen van 2014 in de Vlaamse oppositie belandt, en de volgende Vlaamse regering vooral een anti-V-regering (en dus ook anti-N-VA-regering) zal zijn.

Zowel voor de N-VA als voor de sp.a is dit dus uiteindelijk een nuloperatie: een volgende regering had altijd nog een hervorming kunnen terugdraaien, of net wel in gang zetten met hoogstens een jaartje of wat vertraging. Vraag is alleen welke perceptie er zal blijven hangen bij de kiezer. Vermoedelijk wordt dit de N-VA-versie bij de N-VA- en Groen-kiezer, en de sp.a-versie bij de sp.a- en Vlaams Belang-kiezer. De CD&V-kiezer zal alleen onthouden dat er een akkoord was, en de Open Vld-kiezer dat dat er niet was.

Groen en Vlaams Belang zijn niet echt verliezers, maar ook geen winnaars. Zij kunnen zich profileren tegenover respectievelijk sp.a en N-VA, maar dat is het dan ook. Er is echter wel één absolute verliezer: de Open Vld. Het wispelturig gedrag van die partij, door eerst een wisselmeerderheid te willen leveren voor de matrixstructuur om daarna met een ultra-traditioneel voorstel op de proppen te komen maakte van die partij quantité négligeable, om niet te zeggen de risée van het Vlaams Parlement. Partijvoorzitter Gwendolyn Rutten, die er blijkbaar meer belang aan hecht toch maar in de kijker te kunnen lopen dan eens iets zinnigs te zeggen, draagt hierbij een zware verantwoordelijkheid. Ongetwijfeld zal zij vroeg of laat hiervoor de rekening gepresenteerd krijgen.

Labels: , , ,

Read more...

4 juni 2013

Rede tegen het opheffen van het zogenaamde hoofddoekenverbod

Rede tegen het opheffen van het zogenaamde hoofddoekenverbod door de Stad Gent, gehouden in de gemeenteraad van 27 mei 2013.

Matthias Storme

Voorzitter, dames en heren, collegae, geacht publiek, ik kan me voorstellen dat sommigen onder u zullen denken “alles is al gezegd”, maar nog niet door iedereen[1]. Toch vind ik het debat belangrijk genoeg om hierin ook nog tussen te komen, want diegenen die beweren dat dit een zeer eenvoudig debat is, lijden aan simplisme.

Het is geen eenvoudig debat, het vergt een aantal nuances, maar het vergt ook dat we misschien op de eerste plaats een einde maken aan een aantal foute voorstellingen en aan zaken die er eigenlijk niet veel mee te maken hebben.

Voor mij gaat het hier essentieel ook om een visie op de samenleving, die uitgaat van het feit dat er voor verschillende soorten regels verschillende plaatsen en verschillende ruimtes zijn. Er zijn zaken, er zijn vrijheden die thuishoren in de privésfeer, er is de openbare ruimte, maar er is ook op een bepaald ogenblik de openbare dienst. Regels die op de ene plaats correcte regels zijn, perfect verdedigbaar - en ik wil ze ook verdedigen -, zijn dat niet noodzakelijk op de andere plaats, en daarover gaat het debat of zou het debat moeten gaan vandaag.

Het gaat hier niet over het bedrijfsleven, het gaat hier niet over de private sfeer, het gaat hier zelfs niet over de school, al zijn er enkele gelijkenissen met de situatie in de school. Het gaat hier niet over de openbare ruimte, de straat, de voor het publiek toegankelijke overheidsgebouwen, het gaat hier zelfs niet over het overheidspersoneel in het algemeen, niet over de back office.

Het gaat hier uitsluitend over de loketneutraliteit, over die ambtenaren van het overheidspersoneel die in een openbare dienstfunctie, een monopoliefunctie, de overheid representeren en vertegenwoordigen tegenover de burger.

De plaats van het actief pluralisme in onze samenleving is voor mij zeer groot. Die ruimte voor actief pluralisme moet hoort er zijn in de hele publieke sfeer, behalve precies daar. In de private sfeer geldt de private vrijheid, en moeten we ons daar niet over uitspreken. Het actief pluralisme heeft inderdaad een rol te spelen, ook op het niveau van wat een Stad of een overheid doet, in de mate waarin men een bepaald cultuurbeleid voert, in de mate waarin men activiteiten faciliteert, eventueel zelfs subsidieert, maar dat is iets heel anders dan het gezicht van de openbare dienst. Over dat laatste gaat het hier nu wel.

Het gaat ook niet over - als ik toch even mag, want ik vond dit een beetje naast de kwestie, om het zacht te zeggen - de vraag hoe iemand eruit ziet, alsof het zou gaan om, ik zeg maar, huidskleur of andere zaken, waar men niks aan kan doen, die aangeboren zijn of zo.

Het gaat wel degelijk over de keuzes die men maakt, over de rituelen waaraan men zich onderwerpt, over de obediënties die men etaleert. Daarover gaat het debat.

Het gaat eigenlijk ook niet over de godsdienstvrijheid. Het gaat er wel een beetje over, maar in essentie gaat het niet over de godsdienstvrijheid, omdat dat zou impliceren dat de godsdienstvrijheid zou betekenen dat iedereen overal en op elk ogenblik de vrijheid heeft om zijn godsdienst op alle mogelijke manieren te uiten, en dat is iets wat ik als gelovige ook nooit zou durven stellen.

Om te stellen dat het hier een niet toegelaten beperking is aan die vrijheid hebben we zelfs mooie citaten van John Stuart Mill mogen horen, die mij zeer ter harte gaan: dat de vrijheid van de ene slechts begrensd wordt door de vrijheid van de ander[2]. Maar daar gaat het hier precies over, het gaat ook over de vrijheid van de burger aan wie men een dienst verleent, die niet de vrijheid heeft om te kiezen voor deze overheid, die een monopoliepositie uitoefent.

Het is ook uitsluitend in die functie dat dit debat moet plaatsvinden en gerechtvaardigd is. Dat dit minstens daar geen beperking of toch geen ongerechtvaardigde beperking is van de vrijheid van religie, is iets dat toch door - ik zou zeggen - een uitvoerige rechtspraak, zowel nationaal als internationaal, is bevestigd.

We moeten het natuurlijk niet met elk arrest van elk rechtscollege eens zijn, maar er is toch een heel duidelijke tendens - ik verwijs naar de rechtspraak van het Europees Hof voor de Mensenrechten. Men heeft het daar over mensenrechten gehad: in de zaak Dahlab tegen Zwitserland[3] over een kinderverzorgster met een hoofddoek, Leyla Şahin tegen Turkije[4] over het hoofddoekenverbod - weliswaar op de universiteit, ik geef toe, dat is niet hetzelfde als voor een ambtenaar, maar ik zou zeggen a fortiori aan het loket, als men het zelfs op de universiteit mag verbieden -, de zaak Singh tegen Frankrijk[5] over de tulband in de openbare dienst, en dergelijke meer. Dat is vrij duidelijk.

Er is ook Belgische rechtspraak. Ik zal er dadelijk even uit citeren, want ik vind ze belangrijk genoeg.

Ten derde, eveneens naast de kwestie, als ik het mij toch even mag permitteren, is het discriminatieargument, alsof het hier om een discriminatie zou gaan van een bepaalde categorie van personen. Als wij beweren dat dit een discriminatie is op basis van godsdienst, dan zeggen wij eigenlijk dat het een discriminatie is om niet aan iedereen toe te laten om in openbare dienst alle religieuze rituelen en obediënties te beleven.

Als dat evenwel de stelling is die wij gaan verdedigen, dat dit een discriminatie is, dan mogen we ons aan een lawine van revindicaties verwachten, dan zal de doos van Pandora inderdaad pas geopend zijn. Ik vind dit een foute redenering. We moeten ook niet te veel die doos van Pandora gebruiken, maar als men met dit argument begint, dan moet men zich verwachten aan revindicaties over gebedsmomenten, weigeringen om handen te geven, of weigeringen à la limite om personen van het andere geslacht of een andere geaardheid te bedienen. Dat is de consequentie van het argument gegrond op een zo verregaand begrepen godsdienstvrijheid.

Niet iedereen heeft dat argument gebruikt, ik ben mij daarvan bewust, maar sommigen hebben dat vandaag wel gedaan, en dan moet men daar ook de consequenties bijnemen.

Voorzitter, dames en heren, collegae, ik steek mijn religieuze overtuiging niet weg, maar etaleer die niet in openbare dienst.

Ik geloof niet in het progressieve karakter van een bepaalde vorm van secularisering, waarop andere collegae zich hier beroepen, maar daar gaat het hier niet om, of ik daarin geloof of niet. Ik kan het in dit dossier perfect eens zijn met mensen die daar wel in geloven. Ik geloof omgekeerd wel degelijk, collega Holemans, in de post-seculiere samenleving van Habermas in zijn dialoog met kardinaal Ratzinger[6]. Ik heb er zelfs een boekje over geschreven[7]. Maar dat gaat over de symbolen in de openbare ruimte, niet in de openbare dienst, niet de plaats waar de overheid over een monopoliepositie beschikt en de burger geen vrijheid heeft om te kiezen.

Ik ben er mij natuurlijk wel van bewust dat waar er een redelijk duidelijke afbakening mogelijk is van wat die openbare dienst is, en wat de personen zijn die het overheidsgezag representeren, het misschien iets minder absoluut mogelijk is om af te bakenen wat er dan wel onder of buiten het huidige reglement valt. Maar zo moeilijk is het ook weer niet.

Wat ik wel weet, is dat ongeveer elke andere regel tot een veel moeilijker afbakening leidt dan de regel die we nu hebben.

Ik wil even citeren, omdat ik het toch wel een vrij mooie en zinnige tekst vind, uit het opiniestuk van de heer Jurgen Slembrouck, die vrijzinnig consulent is aan de Universiteit Antwerpen, in De Wereld Morgen van 26 mei[8], waar hij schrijft:

De interpretatie van symbolen of kledingstukken wordt cultureel en historisch bepaald. Het is dus zaak om daar rekening mee te houden. Een baard zonder ander kenteken (bv. witte pots) is neutraal, een kaal hoofd zonder ander ‘skinhead’ teken is dat eveneens; maar met die tekens zijn ze niet meer neutraal. Dus voor baarden, kale hoofden, trouwringen of een stropdas, toevallig in de kleur van een politieke partij, is er geen probleem en kan de tolerantie volop spelen. Deze uiterlijkheden kennen seculiere alternatieven en ontlenen niet exclusief hun betekenis aan een levensbeschouwelijke of ideologisch referentiekader. In zekere zin laat deze visie dus wel ruimte voor dynamiek”, voor enige soepelheid in de interpretatie.

Maar voor soepelheid naargelang de manier waarop de samenleving evolueert - en dat is door sommige andere collegae hier ook reeds gezegd - is de context niet totaal onbelangrijk.

Het valt niet uit te sluiten” - gaat Slembrouck verder – “dat sommige uiterlijkheden die vandaag een aanhorigheid verraden, dermate ingeburgerd en verspreid raken, dat ze hun levensbeschouwelijke en ideologische betekenis verliezen. Het punt is: dan zullen ze door diegene die hun overtuiging willen etaleren, niet meer worden gekozen”.

Kortom: Op het ogenblik dat de hoofddoek enkel maar een stukje stof is, zal men er niet meer voor kiezen om dit te dragen als een uiting van religieuze of andere identiteit.

Ik vond dat een vrij scherpzinnige opmerking van onze vrijzinnig consulent, wiens overtuiging ik voor het overige niet deel, maar waarmee ik mij politiek op één lijn kan bevinden in een democratie zoals wij die kennen vandaag.

Bovendien is er een tweede belangrijk gevaar, en ik zou om die reden durven zeggen dat het eigenlijk zelfs bijna omwille van mijn religieuze overtuiging is, dat ik voorstander ben van dit verbod. Dit zou u kunnen verbazen. Maar: ik wens niet dat de overheid zich moeit met de betekenis van bepaalde symbolen, en daarover een mening moet uiten en een moreel oordeel moet vellen.

Ook hier vond ik een mooie zin in de tekst van de heer Slembrouck. Hij zegt: “Wanneer de overheid inhoudelijk positie kiest, dan stipuleert zij uitdrukkelijk welke visie haar goedkeuring wegdraagt” - wat toegelaten is en wat niet, wat propaganda is en wat geen propaganda is – dat voeg ik eraan toe, want dat stond niet in de tekst, maar ik ga verder met de tekst – “en de overheid zet zo de morele bakens uit waarbinnen de godsdienst mag worden beleefd en het vrij onderzoek mag worden gevoerd”. Terwijl de scheiding van Kerk en Staat precies ook tot doel heeft om dat te voorkomen, namelijk de inmenging van de overheid in wat een religieuze of vrijzinnige waarheid is of mag zijn.

Vandaar durf ik inderdaad zeggen dat het mede vanuit een religieuze overtuiging is dat ik pleit voor de neutraliteit. Ik wens niet dat de overheid zich uitspreekt over de waarde van religieuze opvattingen. Ik wil niet dat de overheid een onderscheid maakt tussen correcte en incorrecte uitingen, tussen symbolen die propaganda zouden zijn en die dat niet zouden zijn. Dat vergt omgekeerd dat de ambtenaren die de overheid vertegenwoordigen discreet blijven in het tonen van hun overuiging en van hen die discretie kan worden verlangd.
Natuurlijk is daar altijd een zekere marge, en ik ben mij bewust van de rechtspraak. Er is een arrest van dit jaar nog, van het Europees Hof van de Mensenrechten in de zaak Eweida[9]. Dat ging over het dragen van een minuscuul klein kruisje aan een ketting rond de hals, een zaak waarin het Hof voor de Mensenrechten heeft geoordeeld dat de veroordeling in Engeland, het verbod dus, te ver ging, dat het een kwestie was van proportionaliteit, en dat binnen zekere grenzen van redelijkheid en proportionaliteit discrete symbolen wel moesten kunnen.

Maar of iets gekwalificeerd wordt als levensbeschouwelijk, neutraal, discreet of opzichtig, hangt natuurlijk ook af - sommigen onder u zullen het mij kwalijk nemen, maar goed, dat is het dan - van de waarden die men ermee tot uitdrukking brengt.

Ik wil misschien even in herinnering brengen dat ons Grondwettelijk Hof bij de toetsing van het zogenaamde boerkaverbod[10] - het ging inderdaad niet over het verbod van uiterlijke kentekenen voor ambtenaren, het ging over een striktere maatregel die uitgebreid is tot de openbare ruimte, namelijk het verbod voor gezichtsbedekkende sluiers - toch heeft gezegd (overweging B.23): “Ook al vloeit het dragen van de volledige sluier voort uit een weloverwogen keuze van de vrouw, toch verantwoordt de gendergelijkheid, die de wetgever terecht beschouwt als een fundamentele waarde van de democratische samenleving, dat de Staat zich, in de openbare sfeer” - , dus niet alleen in de openbare dienst, - “kan verzetten tegen het uiten van een religieuze overtuiging door een gedraging die niet te verzoenen is met dat beginsel van gelijkheid tussen man en vrouw” Dit is in onze grondwettelijke orde dus zeer duidelijk mogelijk.

Daar ging het natuurlijk over een verder gaande maatregel, maar het ging dan ook over de openbare ruimte. Hier hebben we het over een regel met een veel beperkter toepassingsgebied waar dat beginsel echter ook mutatis mutandis van toepassing is.

De Raad van State is eigenlijk nog een hele stap verder gegaan. Wanneer ik de recente rechtspraak van de Raad van State lees, dan vraag ik me zelfs af of de opheffing van het verbod, het besluit dat de meerderheid vandaag van plan is te nemen, niet onwettig is.

Ik citeer uit een recent arrest[11], dat weliswaar opnieuw ging over symbolen gedragen door leraren in het onderwijs, maar ik zou zeggen: a fortiori: wat voor leraren niet mag, mag niet voor personen die een monopoliefunctie uitoefenen, want het onderwijs is geen staatsmonopolie, a fortiori moet dat dus gelden voor de functies waarover wij het hier vandaag hebben.

Notabene niet onbelangrijk: het ging over een arrest in voltallige zitting, Algemene Vergadering van de Raad van State, alle Kamers samen, het was dus niet ergens één kleine Kamer van de Raad van State met drie staatsraden, maar de voltallige Raad van State die dat beslist heeft, omdat men het blijkbaar zo fundamenteel vond om daar een uitspraak over te doen, over de taalgrenzen en over de Kamers heen.

Ik citeer (overwegingen VI.2.6):

“Uit tal van grondwettelijke bepalingen, onder meer het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie, de gelijke uitoefening van rechten en vrijheden door vrouwen en mannen, de wederzijdse onafhankelijkheid van de erediensten en van de Staat, blijkt dat de grondwetgever van onze Staat een Staat heeft willen maken waarin de overheid neutraal moet zijn, omdat zij de overheid is van en voor alle burgers en omdat zij hen in beginsel gelijk dient te behandelen zonder te discrimineren op grond van hun religie, hun levensbeschouwing of hun voorkeur voor een gemeenschap of partij.

“Om die reden wordt van de overheidsbeambten verwacht dat zij zich in de uitoefening van hun functie ten aanzien van de burgers strikt houden aan de beginselen van neutraliteit en de benuttingsgelijkheid. Grondrechten strekken er immers op de eerste plaats toe de rechten van de mens te beschermen tegen machtsmisbruik vanwege overheidsinstellingen”.

Die vrijheden zijn er om de burger te beschermen tegen de overheid en niet om de ambtenaren te beschermen tegen de burger, zo zegt de Raad van State. En verder:

De neutraliteit van de overheid is dus een grondbeginsel dat de overtuigingen van eenieder overstijgt en deze waarborgt. (…) De Franse Gemeenschap heeft met de genoemde decreten” – dat zijn de decreten om die symbolen te verbieden  - “aldus een (onderwijs)model willen voorstaan dat het ambt van leerkracht laat primeren op zijn levensbeschouwelijke, culturele en religieuze gezindheden als individu, om zo een scholing te bevorderen waarbij de overtuiging van de leerlingen en van hun ouders gerespecteerd worden”, mutatis mutandis in het debat hier: de overtuiging van burgers wordt gerespecteerd. “De bestreden handeling streeft dat doel na door in de eerste plaats de rechten en vrijheden van andere personen dan de ambtenaren zelf te beschermen. Er wordt dus wel degelijk een rechtmatig doel nagestreefd.” Dixit de Raad van State.

Een laatste citaat van het arrest van de Raad van State, overweging VI.2.7:  

De Raad merkt op dat het dragen van tekens die uiting geven aan een overtuiging een weerslag kan hebben op de rechten en vrijheden van anderen” - daar is John Stuart Mill - “rechten die beschermd zijn bij Artikel 9 van het EVRM en Artikel 19 van de Grondwet. Zo bijvoorbeeld geeft iemand die voortdurend zo een teken draagt, duidelijk te kennen dat hij een bepaalde godsdienst aanhangt. Hij confronteert de leerlingen” - in ons geval de burger – “voortdurend met die godsdienstige overtuiging.” Ik zal u de rest van het arrest besparen.

De Raad van State beschouwt dit als fundamenteel in onze grondwettelijke orde, wat bij mij toch wel de niet totaal irrelevante vraag doet rijzen of de voorgenomen beslissing wel wettig is – ik wil niemand te veel op ideeën brengen -, en niet bij de Raad van State zou kunnen worden aangevochten. Als ik dit arrest lees, toch wel met enige kans op succes, zou ik zeggen.

Voorzitter, collegae, dames en heren, schepen Decruynaere heeft ons gevraagd welk signaal deze raad geeft aan de straat. Ik stel diezelfde vraag: niet “welk signaal hebben wij vijf jaar geleden gegeven?” maar “welk signaal gaan wij vandaag geven?”

Ik ben ervan overtuigd dat dit signaal eigenlijk geen signaal is van tolerantie, de tolerantie die thuishoort in de publieke sfeer, maar niet in het openbaar ambt. Dit is een signaal van accommodatie, van toegeven aan particuliere revindicaties. Wij hebben de motieven duidelijk gehoord vandaag. Dit is een signaal van legitimatie daarvan.

Ik vind het een belangrijk onderscheid, of wij tolerant zijn ten aanzien van religieuze, levensbeschouwelijke en politieke overtuigingen, dan wel of wij de waarden die daarachter steken ook legitimeren door ze publiek te laten etaleren in de overheidsdienst.

Dat is de belangrijkste reden waarom ik inderdaad ook, ondanks mijn religieuze overtuigingen, samen met mijn partij tegen het opheffen van dit verbod zal stemmen.

Ik wil toch even - inderdaad, u zal mij misschien zeggen “daar is er weer een Cassandra” - waarschuwen voor de rechtsonzekerheid die het gevolg zal zijn van deze opheffing. Wij hebben een duidelijk criterium op dit ogenblik, we gaan naar een onduidelijk criterium.

Een onduidelijk criterium, ik heb het gehoord, is dat iets zal toegestaan zijn of verboden naargelang het propaganda is. Is dan religieuze en atheïstische propaganda ook verboden, of alleen politieke propaganda? Dat was mij niet zo duidelijk. Politieke propaganda is verboden, maar staat er ook dat religieuze of levensbeschouwelijke propaganda verboden is?

Wat is religieuze propaganda? Het woord komt van Propaganda fidei: het uitdragen van het geloof. Dat is de definitie. Het komt van het woord “propagare”, “uitdragen”, en met name het uitdragen van het geloof.

Je kan perfect het propagandaverbod interpreteren op dezelfde manier als het vandaag nog geldende reglement. Het grote verschil is, dat we nu rechtszekerheid hebben, en dat deze raad nu wellicht van plan is om die rechtszekerheid op te heffen. Ook dat baart mij als jurist bijzonder veel zorgen. Ik heb gesproken.




[1]  Naar Karl VALENTIN, Es ist schon alles gesagt nur noch nicht von jedem.
[2]  Wellicht doelde men op dit citaat uit J.S. Mill, On Liberty: ““The only freedom which deserves the name is that of pursuing our own good in our own way, so long as we do not attempt to deprive others of theirs, or impede their efforts to obtain it”.
[6] Dialektik der Säkularisierung: Über Vernunft und Religion, Herder 2004. Nederlandse vertaling Lieven de Winter en Guido Vanheeswijck, inleiding door Patrick Loobuyck "De verlichtingsfilosoof ontmoet de katholieke intellectueel". Zie ook P. LOOBUYCK, "De uitdaging van het postseculiere perspectief. Jürgen Habermas over religie en de publieke rede", Tijdschrift voor Filosofie 2009.
[7] Matthias E. Storme, Tussen God en Caesar? Levensbeschouwelijke visies op staat, recht en civil society, Uitg. Pelckmans 2011.
[8] J. SLEMBROUCK, “Meer (godsdienst)vrijheid dankzij strikte neutraliteit”,  http://www.dewereldmorgen.be/artikels/2013/05/26/meer-godsdienstvrijheid-dankzij-strikte-neutraliteit.
[9] EHRM, Arrest van 15 januari 2013, http://hudoc.echr.coe.int/sites/fra/pages/search.aspx?i=001-115881
[10] Grondwettelijk Hof nr. 145/2012 van 6 december 2012, http://www.const-court.be/public/n/2012/2012-145n.pdf
[11]  Raad van State nr. 223.042, Algemene Vergadering van 27 maart 2013, X. T. Charleroi, http://www.raadvst-consetat.be/Arresten/223000/000/223042Ndep.pdf.
Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>