Mark Grammens, doctor in de
rechten en zelfstandig journalist, is 80 geworden. Zoals al lang beloofd, stopt
hij met zijn eenmanstijdschrift Journaal.
Het laatste nummer bevat een bijlage met slotbedenkingen van oud-bedrijfsleider
en historicus Luc Pauwels (abonnee nr.1), oud-Trends-hoofdredacteur Frans Crols, politoloog prof. em. Yvan Van
den Berghe en oud-Standaard-hoofdredacteur Manu Ruys. De hoofdtitel in het laatste,
zoals 25 jaar geleden in het eerste nummer, is: Trouw moet blijken.
Tijdens Mark Grammens’ werkende
leven heerste hoofdzakelijk (1947-95) een dubbele regeling voor de Nederlandse
spelling. Enerzijds koos de overheid voor de zogenaamde voorkeursspelling (contact), anderzijds kozen vele
geletterden in het Noorden en vele media en instituten in het Zuiden voor de
“toegelaten” of “progressieve” spelling (kontakt).
Deze dubbelspelling werd in 1995, na de ontmoeting van de ministers van Cultuur
en van Onderwijs in Breda (zie mijn boek De
Vier van Breda, Delta-stichting, Wijnegem 1996), opgeheven. De toegelaten
spelling werd de verboden spelling, een variant op de voorkeursspelling werd de
enige officiële spelling. De meeste Nederlandse media hadden altijd de
voorkeursspelling gevolgd, dus voor hen was de aanpassing aan de
eenheidsspelling bijna onmerkbaar. Vlaamse media zoals De Standaard, Knack en De Morgen, die progressief geschreven
hadden, schakelden over op de nieuwe eenheidsspelling. Alleen Mark Grammens
hield stand.
Spelling en ideologie
De progressieve spelling ontstond
in 1891 bij Kollewijn en werd in Vlaanderen gemeengoed in het begin van de
volgende eeuw, zeker na de Eerste Wereldoorlog. Hij dateert dus uit de tijd
toen Vlaamsgezind en links nog samengingen, en werd door beide stromingen in
Vlaanderen gebruikt. Zo heette de nationale afdeling van de communistische
internationale de Kommunistische Partij
van België, dit in tegenstelling met de Communistische
Partij van Nederland. Extreemlinks
gebruikte een extreme variant van deze progressieve spelling: Boerzwa buiten (op een muur in het
Leuvense stadspark gekalkt), Krieties
Tejater. Het Leuvense studentenblad Veto
, met zijn extreemlinkse geschiedenis, zwoer bij verschillende varianten van de
progressieve spelling, tot een eind na de officiële spellinghervorming van 1995,
toen het in het progressieve kamp erg eenzaam werd.
Maar ook de Vlaamse beweging
omarmde haar, en schreef op de IJzertoren: Alles
voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus. Ideologisch vertegenwoordigde de
spelling een mozaïek. Een hoofdrol werd gespeeld door Vlaamsgezinde jezuïeten,
zoals de woordenboekmaker Jozef Verschueren, en andere priester-intellectuelen.
Vandaar bv. het Kristus-Koninginstituut
te Sint-Job-in-‘t-Goor. Bisschoppelijke colleges daarentegen heetten meestal college en legden het conformisme op,
dus de voorkeursspelling. De voorkeur van het onderwijs voor de officiële
spelling maakte dat de minder leesgrage jongeren, dus de grote meerderheid, van
de progressieve variant vervreemdden en zich nauwelijks van de spellingskwestie
bewust waren.
In Nederland, waar de
progressieve spelling ontstaan was en in het Fries (zoals ook in het Afrikaans)
de norm geworden was, werd zij meer gebruikt dan men in Vlaanderen weleens
denkt. Als ik in Soesterberg bij uitgeverij Aspekt
kom, zie ik aan de overkant van de straat het congrescentrum Kontakt der Kontinenten. Daar speelde echter
een andere vorm van conformisme: de “toegelaten” spelling had een alternatief
imago, was dus in bij de provo’s en dergelijke, maar de officiële wereld vond
deze beslist te min. In Den Haag kiest men voor wat een officieel statuut heeft,
wat dus als “deftig” geldt, ongeacht de gebeurlijke politieke of
wetenschappelijke argumenten voor het alternatief.
Gaandeweg, en anders dan in
Nederland, kreeg de progressieve spelling in Vlaanderen een “rechts” stempel.
Het socialisme was na de oorlog overtuigd belgicistisch en dus tegen de
progressieve spelling; de vakbondsbladen deden in deze niet mee met de Vlaamse
elitemedia. Toen het flamingantisme door de groei van het Vlaams Blok (dat zelf
nochtans tégen de progressieve spelling pleitte, louter vanuit een afkeer van
het woord “progressief”) helemaal in een kwade reuk kwam te staan, bekeerden trendgevoelige
intellectuelen zoals Guy Mortier zich tot de voorkeursspelling. Humo ging nog vóór de officiële
spellingwijziging op de voorkeursspelling over. De Morgen was dan weer één van de laatste media was die dit zouden
doen, kennelijk uit een andere maar verwante overweging, nl. onverschilligheid
tegenover de hele kwestie, die maar bestond voor wie aan de Nederlandse taal
belang hechtte.
Het Journaal echter gebruikte tot het einde de progressieve spelling,
ruim vijftien jaar nadat de andere Vlaamse media hiermee gestopt waren. Mark
Grammens vond het de moeite niet meer om zijn spelling te wijzigen. Of hij nam
de redenen om progressief te schrijven, vooral de flamingantische reden,
ernstig. Hij liet zijn trouw blijken.
Redenen voor de
progressieve spelling
De zowel proletarische als
flamingantische hoofdreden voor deze keuze was dat zij eenvoudiger en volkser
was. Schrijf kommunist net zoals kapitein (Frans capitaine), kaas (Latijn caseus) en kunnen (stam-Nederlands).
Er waren ook wetenschappelijke
redenen. De officiële spelling bevat redeloze
draken die in andere talen niet voorkomen, zoals microkosmos of elektronica,
of klimaat naast acclimatiseren, in alle talen behalve het Nederlands twee keer met c of twee keer met k; of tekst/context, in
alle talen twee keer ks of twee keer x. Spellingconformisten beweren wel eens
dat een taal niet de uitspraak hoeft te volgen, en beroepen zich daarbij op
“bijvoorbeeld het Frans of het Engels” – implicerend dat ze alle talen
bestudeerd hebben en die twee eruit gekozen zijn. In werkelijkheid zijn dat
meestal de enige vreemde talen die zij kennen; en zelfs die twee hebben zulke
draken niet.
Er zijn talen die hun eigen
woordenschat etymologisch schrijven, soms ver afwijkend van de huidige
uitspraak (zoals het Chinees, het Tibetaans en grotendeels het Frans en het Engels,
of zoals grotendeels het Nederlands van Matthias De Vries en Lammert Allard Te
Winkel, 100 jaar geleden in voege), maar dat is op wereldschaal een kleine minderheid.
Het Nederlands is niet helemaal fonetisch, getuige de bekende dt-regel, en zelfs niet helemaal
fonologisch (waarbij men niet klanken maar spraakkundig relevante onderliggende
klanken weergeeft), getuige het feit dat de dt-regel niet tot –tt-uitgangen uitgebreid wordt: als men hij leidt schrijft, zou het eigenlijk
ook hij zett* moeten zijn. Toch is de
Nederlandse spelling veel trouwer aan de uitspraak dan het Frans of het Engels,
en maar goed ook: uit onderzoek blijkt dat Italiaanse of Finse kinderen, die
een nagenoeg feilloze klankweergave gewoon zijn, jaren eerder hun taal kunnen
schrijven dan Engelse leeftijdgenoten, en levenslang veel minder problemen
hebben met spellen.
Nog minder talrijk zijn de talen
die leenwoorden etymologisch spellen. Immigranten hebben integratieplicht en
worden volledig geassimileerd. Het goed bekende Spaans of Italiaans (om over
het minder bekende Indonesisch, Japans of Hindi te zwijgen) bv. proberen ook in
hun “geleerde” woordenschat niet om de Latijnse of Griekse vorm te bewaren maar
schrijven overeenkomstig de eigen uitspraak. In het Nederlands gaat het soms
dan nog om pseudo-etymologie, bv. organiseren
komt van het Griekse organizein,
waarvan de z terecht in het Latijn
behouden wordt maar in het Frans naar de daarin geldende uitspraakconventies
met s weergegeven; “dus” wordt er in
het Nederlands ook s geschreven,
tegen de etymologie in. Er is bij ons voor deze leenwoorden maar één richting
om een einde te maken aan de verwarring, en dat is de vele al vernederlandste
leenwoorden volgen en naar de stam-Nederlandse norm toe homogeniseren.
Daarnaast was er de specifiek
Vlaamse reden dat men zich, door het Brusselse ambtenarenstation als Kongres te schrijven, kon afzetten tegen
het Franse Congrès. De progressieve
spelling was volkseigener. In recente jaren is dat echter zijn grote zwakte
geworden. Uit het multiculturele eenheidsdenken volgde een ophemeling van het
niet-homogene en veelvoudige (behalve juist op gebied van denken), van de
vermenging, verwarring en Überfremdung.
Leenwoorden heetten voeger “bastaardwoorden”, en juist de bastaardisering wordt
nu als ideaal voorgehouden. In die sfeer in pleiten voor een vereenvoudiging
van de spelling is tegendraads.
Omwille van die Nederlandse
taalfierheid schreef men destijds bv. Kongo
en niet het Franse Congo. Overigens
komt deze naam uit het Kikongo, waar hij met K geschreven wordt (“bergen” >
“uit de bergen afkomstige stroom”), en beveelt de UNESCO aan om de spelling van
de brontaal te gebruiken. Dus zelfs in het Frans zou men Kongo moeten schrijven. Nu, de Franssprekenden doen wat zij willen,
maar de Vlamingen hebben terecht besloten om Kongo te schrijven, en de Nederlanders volgden hen hierin. Echter,
bij de spellinghervorming van 1995 grepen de modieuze intellectuelen hun kans
om de flaminganten in het gezicht te spuwen, en dus werd het Congo. De Nederlanders beschouwden dit
woord als eigendom van België, en zouden ondanks al hun spellingconservatisme
een “Belgische” keuze voor Kongo
zonder meer aanvaard hebben. Maar die kwam er niet: de nominaal Vlaamse ministers Hugo Weckx (CVP) en Luc Van
den Bossche (SP) wilden hun belgicisme tonen en kozen resoluut voor Congo zoals Leopold II het schreef.
De Vlaamse
mentaliteit
Voorzover hun taalkundige keuze
niet tot politiek-belgicistische beweegredenen kan teruggebracht worden, speelden
bij hen, zoals bij de meeste Vlamingen, twee factoren die nog erger mogen
genoemd worden: onwetendheid en onverschilligheid. De meeste landgenoten zijn
gewoon te dom om de wetenschappelijke principes of de politieke motieven achter
de spellingskwestie te begrijpen. Het kan hen ook niet schelen, ondermeer omdat
ze door gebrek aan leescultuur met het geschreven woord weinig te maken hebben.
Bij de jongere generaties is deze ontlezing nog uitgesprokener geworden. En ik
vrees dat vandaag ook een N-VA-minister er niet voor uit zijn zetel zou gekomen
zijn.
De
spellingshervorming van 1995 werd eigenlijk in Den Haag beslist. De Nederlandse
regenten wilden eenvormigheid met zo min mogelijk verandering. Aan de
wetenschappelijke en aan de typisch Vlaamse aspecten van deze kwestie dachten
zij gewoon niet. Dat is historisch enigszins te begrijpen. Minder verschoonbaar
is de totale passiviteit van de Vlamingen. Er is niet eens een poging geweest
om aan de Nederlanders de typisch Vlaamse gevoeligheden uit te leggen. De
spelling op de Yzertoren werd ineens een ouderwetse rariteit maar de
flaminganten zagen daarin geen probleem. Er is vanuit de Vlaamse beweging geen
enkele druk uitgeoefend om deze beslissing te beïnvloeden. Voor wat grotendeels
toch een taalbeweging was, is dit buitengewoon zwak te noemen.
Het
Vlaamse forfait in het spellingbeleid is een afspiegeling van de
onverschilligheid van de huidige Vlaamse bevolking tegenover de hele Vlaamse
strijd. De Vlamingen die ik hierover aangesproken heb en die de moeite deden om
dit passieve gedrag te verdedigen, zeiden dat zij hun energie voor belangrijker
zaken bewaarden. Welke zouden dat wel zijn? Op welke glorieuze overwinningen
kunnen zij zich beroepen? Voorzover mij bekend was de laatste Vlaamse
overwinning het afschieten van het Egmontpact 35 jaar geleden, uitgerekend op
initiatief van Mark Grammens. Zij die sindsdien hun energie bewaard hebben,
bereiden kennelijk een wel zeer grote confrontatie voor.
De
onnozelheid van de Vlamingen, inbegrepen de flaminganten, tegenover de
politieke betekenis van de spellingskwestie voorspelt weinig goeds voor die
“belangrijker zaken”. Wanneer ik in Doorbraak,
of tot voor kort in Journaal, de
argumentaties tegen het belgicisme lees, dan kan ik daar geen speld
tussenkrijgen. En vooral: dan kan de tegenstander daar geen speld
tussenkrijgen. Laat een Peter De Roover in een TV-debat los op de woordvoerders
van het belgicisme, en zij verliezen hopeloos hun gezicht. De transfers, de
internationale erkenning van een onafhankelijk Vlaanderen, enz.: overal staan
zij met de mond vol tanden tegenover een flamingant die zijn dossiers kent.
Waarom blijft de gemiddelde Vlaming dan afzijdig?
Een
jaar of twintig geleden, in de vragenronde na een lezing, vroeg ik aan Mark
Grammens wat de Vlamingen tegenhield om aan zijn overtuigend betoog enig gevolg
te geven. Hij sloeg even de ogen ten hemel en zei alleen: “Ja, dat is
natuurlijk dé vraag.”