31 mei 2013

De afgeremde democratie

 

De Koninklijke Academie van België  organiseert tot zaterdag 1 juni 2013 een driedaags colloquium over “La démocratie, enrayée?”, d.w.z. “De democratie, afgeremd?” Bevoorrechte waarnemers van het politieke bedrijf zullen zijn verschillende aspecten op hun democratisch gehalte toetsen. Zaterdagnamiddag wordt besloten met een rede door Nobelprijswinnaar Amartya Sen.

Het eerste welkomstwoord werd uitgesproken door Hervé Hasquin, oud-premier van de Franse Gemeenschap (MR). Hij zette een geestdriftige toon van eensgezindheid tussen wetenschap en democratie. Beide zijn gebaseerd op legitimiteit en authenticiteit, beide zijn anti-autoritair en bevrijdend, beide zijn ooit ergens ontstaan en voortdurend in ontwikkeling.

De tweede inleider was Jean-Claude Marcourt, onderwijsminister van dezelfde instantie, inmiddels herdoopt tot Federatie Brullonië (PS). Van hem heb ik onthouden dat “il n’y a que l’état qui tempère le marché”, “alleen de staat tempert de markt”. Het was maar een haastige welkomsrede, het werd niet helemaal uitgelegd, maar hij raakte wel een belangrijke discussie aan. Libertariërs stellen de markt als grote scheppende kracht voorop, socialisten wijzen erop dat de markt de wet van het oerwoud belichaamt, terwijl de staat daartegen de democratie en de wettelijkheid belichaamt.

 

Debat

De openingszitting bestond uit een debat tussen Jaques Attali (oud-voorzitter van de Europese Wederopbouw- en Ontwikkelingsbank/BERD), Vaia Vike-Freiberga (oud-president Letland), Paul Magnette (voorzitter Parti Socialiste) en Philippe Maystadt (UDH, oud-voorzitter Europese Investeringsbank). Moderator was Eddy Coeckelberghs (RTBF), voorzitter van de zitting was Philippe Van Parijs (UCL).

Vaia Vike-Freiberga vergeleek vanuit haar Oost-Europese ervaring de democratie met een huwelijk: zij die erbuiten staan, willen erin, terwijl zij die het allemaal hebben, daar niet onverdeeld blij mee zijn. Winston Churchill had gelijk: de democratie is geen volmaakt stelsel, maar we moeten het ermee doen.

Jacques Attali noemde de vrijheid een begoocheling, want wij zijn een product van allerlei factoren die buiten ons bestaan en die wij niet hebben kunnen kiezen. Markt en democratie zijn verschillende zaken, zie Chili waar dictatuur samenging met een libertarische economie. De democratie is plaatselijk en begrensd, de markt is globaal. Deze in onze tijd alleen maar toenemende discrepantie kan maar verholpen worden door de democratie op grotere schaal te brengen. Concreet: maat de Europese Unie democratisch.

Philippe Maystadt erkende dat de Europese Commissie nu machtiger is dan ooit. De burger verstaat zijn zeer bureaucratische richtlijnen niet, dit moet beter uitgelegd worden.

Paul Magnette beval de voortdurende herlezing van Alexis de Tocqueville aan. Anders dan het door revoluties geteisterde Frankrijk was Amerika in diens tijd een eenzaam toonbeeld van een stabiele democratie. Wat hem daarin toch verontrustte, was dat de burger onder die omstandigheden de neiging kreeg om zich minder in de politiek te engageren. Vandaag zien we hetzelfde probleem in Europa. Democratie is nu eenmaal moeilijk, vergt een voortdurend engagement, stabiliteit is uitzonderlijk. Waar bestaande staten op een verleden gebouwd zijn en dat met rituelen herdenken, is de EU een niet-rituele democratie, alleen gebouwd op de toekomst, op een project.

 

Euro

Vaia Vike-Freiberga erkende dat de talloze werkloze jongeren in Zuid-Europa momenteel andere zorgen hebben dan het politiek bestel. In de behoeftepiramide komt politiek nu eenmaal niet op de eerste plaats.

Attali pleitte hij ook voor een versterking van de Francophonie als politieke gemeenschap. Op Europees vlak stelde hij vast dat de Commissie geen beleid meer voert buiten de eurozone, die toch niet even groot is als de EU. Hij sprak memorabele woorden toen hij zei: “De ergste vijand van de EU is de Commissie.” Hij stelde een democratische vereenvoudiging voor, met een rechtstreeks verkozen president en een echt parlement. Hij noemde die formule “zo eenvoudig dat het niet zal gebeuren”.  Tegenover de steeds totalitairder Europese eenheid,  moet een echte democratie geïnstalleerd worden, “maar wees er zeker van: dat zal niet”.

Maystadt was het ermee eens dat een nieuw verdrag nodig is. Hij noemde zich, in het algemeen maar specifiek daarover, optimist. Maak een soort Senaat die de taak van commissie overneemt, een vergadering die de lidstaten vertegenwoordigt (kennelijk met een soort Kamer die beter dan het huidig Parlement de kiezers vertegenwoordigt). En kies eerst al de voorzitter van de Commissie.

Zowel bij Attali als bij Maystadt viel het op dat zij bij democratie alleen aan de huidige vertegenwoordigende structuren denken. Zij zijn veteranen van het Bestel en kunnen zich blijkbaar niets anders voorstellen. De maatregelen die zij voorstellen, zijn natuurlijk een verbetering, want het huidige stelsel met de almacht van een niet-verkozen Commissie is zelfs vanuit vertegenwoordigend standpunt zeer ondemocratisch. Maar het democratisch deficit van de EU kan alleen weggewerkt worden door radicaal-democratische wijzigingen.

Aangaande de euro waren beiden het eens dat dit in oorsprong en in finaliteit een politiek project was. De beoogde controle van Frankrijk over Duitsland noemde Attali met een eufemisme “het besef dat Duitsland werkelijk tot Europa behoort”. In ieder geval noopt de muntunie tot een hechtere politieke eenheid, en met name tot een overkoepelend beslissingsmechanisme over het begrotings- en economisch beleid.

Magnette stelde zich op een typisch politologenstandpunt wanneer hij opmerkte dat de “stem van het volk” niet altijd dat betekent wat zij uitdrukkelijk schijnt te zeggen. Dit soort “winnen door de intentie van de kiezer achter zijn stem te duiden” is niet zonder gevaar, maar laat ons toch luisteren. Onderzoek toont bv. aan dat de onthouding niet altijd betekent dat de betrokken kiezer onverschillig is; het kan juist een zeer geëngageerd stemgedrag zijn, dat een mening over de bestuursklasse ventileert. Zo ook zijn het protest of de ontevredenheid van de huidige kiezer misschien iets heel anders dan het lijkt. Zo anti-Europees hoeft de huidige stemming niet te zijn. Het beeld wordt ook vertekend door de projectie van de eigen nationale instellingen op Europa.

Vaia Vike-Freiberga sprak namens de meeste kleine landen toen zij vroeg: wat heeft Frankrijk méér dan Letland (dat zijn financiën op orde houdt), dat het wél zijn begroting mag laten ontsporen? Zij voelde dat sommigen binnen de EU zich superieur wanen en zich zo gedragen. Als hieraan niet verholpen wordt, is de Europese eenheid een fata morgana.

 

Zingeving

De moderator vroeg ww. Vike-Freiberga wat zij vond van de Arabische lente en zijn betekenis voor Europa. Zij heeft recent als professor in Montréal ervaring opgedaan met de Québecse situatie, waar de katholieke kerk tot rond 1970 de hele maatschappij doordesemde en als verzamelpunt voor het zelfstandigheidsstreven diende; maar toen kwam een verregaande secularisering. Volgens haar zoeken de Arabische jongeren naar een zin in de samenleving, een betekenis. Religie is bevoorrecht als zingever. En als vereniger, want jongeren willen ergens bijhoren, en de islam verschaft dat. Europese jongeren bekeren zich juist wegens de djihaad tot de islam.

Magnette, die zichzelf uitdrukkelijk ongelovig en laïque noemde, vond dat de jongeren gedesoriënteerd zijn. Voor de eerste naoorlogse generatie was de oorlog een referentiepunt, het verzet en de honger, daarna werd dat wat minder scherp, maar toch: de koude oorlog en mei ‘68, de val van de Muur; nu is dat minder duidelijk. Hij dacht echter dat de secularisering stevig wortel geschoten had Europa niet bedreigd wordt door een terugkeer van het religieuze.

Attali vond dat Europa wel een beetje gevaar loopt, namelijk door een “dubbele groene dreiging”: de islam en het ecologische fundamentalisme. De democratie kan wel een alternatief zijn. Ook Maystadt dacht dat  jongeren te mobiliseren zijn met duurzaamheid en visie. Minder regels meer visie. Welke dan wel dat motiverende idee, die bevrijdende visie, zou kunnen zijn, daarover bleven de sprekers in het vage.

 

Is de democratie het antwoord?

In zijn slotwoord vatte Philippe Van Parijs niet zozeer de standpunten van de panelleden samen, maar gaf hij zelf enkele gerijpte opmerkingen over de democratie ten beste. Volgens hem functioneert de democratie niet zo slechts als het een gelaagde (étagée) en verwortelde democratie is, maar is ze niet zo onschuldig als ze verloren of gedesoriënteerd (déboussolé) is.

Athene had een omslachtige democratische besluitvorming, Sparta een autocratische maar gezwinde. Dat Athene toch superieur was, kwam door de factor kennis. Een alleenheerser kan zich dingen wijsmaken, of de vleiers rond hem zorgen daarvoor. Maar een democratisch politicus die aan zijn herverkiezing moet denken, heeft er alle belang bij, zijn voelsprieten uit te steken en zo goed mogelijk op de hoogte te zijn. Hij moet efficiënt zijn want hij kan zich geen onwetendheid veroorloven. Daarom is democratie in beginsel superieur en moeten wij democraten zijn.

Hoe die nu te organiseren? Sommigen in België pleiten voor één kiesomschrijving, tegen het bestaande federalisme in, maar meestal kiest men andere methoden. Zo heeft men democratische besluitvorming op meerdere niveau’s: de gemeente, het gewest, de staat, de EU. Er valt wat te zeggen voor een apart parlement voor de eurozone als deel van het EU-parlement. Verder zijn er allerlei verbeteringen mogelijk, bv. EU-bezoeken aan nationale parlementen; evenwichtig luisteren naar lobbies en protestbewegingen; en volksraadplegingen met vragen van de staat of de burger. Elke methode heeft haar beperkingen maar samen kunnen ze nuttig zijn.

De democratie moet echter ingesnoerd zijn door een besef van wat buiten de eigen samenleving ligt, teen de ongebreidelde eigengerechtigheid. Ze mag geen dictatuuur van de huidige generatie zijn, ook de ongeboren generaties hebben een soort van stemrecht. Hier hebben we een bekend conservatief beginsel, dat de beslissingsmacht van de huidige generatie wil beperken door de inspraak van zowel de vorige als de volgende generaties.

 Gevaarlijk is vermarkte democratie, de democratie die verdrinkt in de markt en zich gedraagt als een bedrijf. Een eigentijds probleem is ook de  gedesoriënteerde democratie, met kiezers die nukkig zijn en zich tegen de politiek keren. Ja, het volk is beweeglijker van mening en mobieler qua standplaats, dat is ongemakkelijk voor de bestuursklasse, en er is nood aan een visie. Maar eigenlijk is dat een normaal probleem. Stabiliteit is typisch voor een dictatuur, crisis is de natuurlijke staat van de democratie.
Kortom, veel lofzang op de democratie, veel geaai over ongetwijfeld interessante aspecten van dit politiek stelsel. Wat echter ontbrak is het besef dat zelfs met een degelijk vertegenwoordigend stelsel, België en de EU nog altijd veel minder zijn dan volwaardige democratieën. Wat helemaal achter de horizon verdween, is het inzicht dat er wel degelijk een alternatief bestaat, en dat dit alternatief ook perfect haalbaar is. Die oplossing is de directe democratie: het beslissend referendum op volksinitiatief.

Labels: , , , , , ,

Read more...

26 mei 2013

«Peilingen hebben nooit voorspellende waarde» (Hoegin)

«Peilingen hebben nooit voorspellende waarde», zo verkondigde VRT-journalist Ivan de Vadder nog eens voor alle zekerheid verleden week op Twitter. Het is waarschijnlijk daarom dat niet alleen De StandaardVRT maar ook La Libre Belgique 24 mei uitkozen om nog eens de resultaten van een peiling te publiceren, precies één jaar en één dag voor de volgende Europese verkiezingen.

Het begint stilaan een gewoonte te worden dat aan Vlaamse zijde vooral ingezoomd wordt op het resultaat van de N-VA. Dat heeft natuurlijk zijn verklaring: de partij domineert op dit ogenblik het politieke landschap. Naargelang de eigen politieke voorkeur hoopt/vreest men dan ook in 2014 een verderzetting van de gele vloedgolf van 2010 in Vlaanderen.

Wat die vloedgolf betreft lijkt het erop dat de N-VA-motor op dit ogenblik een beetje sputtert, of toch in de peilingen. De partij blijft afgetekend de grootste –ongeveer tweemaal zo groot als eerste achtervolger CD&V– maar de neergang tegenover eerdere peilingen valt niet meer te ontkennen. Partijvoorzitter Bart de Wever heeft dan ook gelijk dat de resultaten van deze peilingen de partij eindelijk terug met de voeten op de grond zet, want we herinneren ons nog de beruchte veertig procent van Geert Bourgeois. Maar we kunnen anderzijds een vergelijking met LDD moeilijk van ons afslaan. Die partij piekte ook in de peilingen tussen twee verkiezingen door, om vervolgens in mekaar te zakken en vandaag op sterven na dood verklaard te zijn. De komende maanden is het voor de partij dan ook van cruciaal belang te stabiliseren op een voldoende hoog niveau. Anders dreigt het gevaar de stempel van verliezer opgedrukt te krijgen, en dat is zelden een goed uitgangspunt om de verkiezingen tegemoet te gaan.

Doen de concurrenten het dan zoveel beter? Bij CD&V vindt men van zichzelf dat men goed bezig is dankzij Operatie Innesto. Het is echter twijfelachtig of die operatie ook echt aanslaat bij het bredere publiek. Neem nu het beruchte voorstel over de inkorting van de zomervakantie: die ging eerst gereduceerd worden van negen naar zes weken, maar anderzijds gecompenseerd door meer vakantiedagen tijdens het schooljaar, om uiteindelijk misschien alleen maar te gelden voor de lagere school. We willen niet zeggen dat men hier vliegen probeert te vangen met azijn, maar met wat flauw suikerwater dat dan nog eens homeopathisch verdund werd zal men er niet geraken. De partij blijft dan ook hangen op haar resultaat van 2010, rond de 16%. Dat is een pak onder het resultaat van de provincieraadsverkiezingen van verleden jaar, een resultaat waar ze zelf zo graag naar verwijst om haar «heropstanding» te bewijzen.

Ook bij de sp.a loopt het niet lekker. De partij blijft op een historisch laag resultaat, wat dus een verdere verzwakking ten opzichte van 2010 inhoudt. De nieuwe beginselverklaring, nochtans in de media druk besproken (en bewierookt), helpt daar ook al niet veel. Of is het misschien net dat: druk besproken in de media, maar voor de modale Vlaming eigenlijk niet eens half relevant? En het is maar de vraag of bijvoorbeeld de hardnekkige verdediging van de garantie van spaarboekjes boven de 100.000 euro door partijvoorzitter Bruno Tobback al veel relevanter is voor diezelfde modale Vlaming…

Nog een partij op de sukkel: de Open Vld, al veert de partij deze keer gemiddeld gezien een beetje op tegenover de desastreuze resultaten van pakweg een jaar geleden. Maar de partij blijft flirten met de psychologische drempel van de tien procent, en vooral: de partij eindigde ex æquo met Vlaams Belang bij La Libre Belgique en virtueel ex æquo bij De StandaardVRT. Je vraagt je af hoe partijvoorzitster Gwendolyn Rutten vervolgens zo zelfzeker kan komen verklaren dat de Vlaming duidelijk nog niet met de verkiezingen bezig is, terwijl haar resultaat aantoont dat zij eigenlijk geen flauw vermoeden heeft van wat er zich werkelijk in het hoofd van diezelfde Vlaming afspeelt. Ik voorzie hoe dan ook niet veel verbetering voor de Open Vld zolang Gwendolyn Rutten daar de dienst blijft uitmaken.

Ook Vlaams Belang blijft zwalpen rond of nu net boven de tien procent. Net zoals Open Vld is de partij bezig aan een voorzichtige remonte. De partij kan zich vooral optrekken aan de 12,9% bij La Libre Belgique, het beste resultaat in meer dan twee jaar en zelfs een lichte verbetering tegenover 2010. Maar ook bij het Vlaams Belang maakt één goede peiling de heropstanding nog niet, net zoals één zwaluw de lente niet maakt.

Bij Groen werd enthousiast gereageerd op het resultaat in de peiling van De StandaardVRT: 9,5% en dus virtueel op dezelfde hoogte als Open Vld en Vlaams Belang. Dat was echter vóór La Libre Belgique haar resultaten publiceerde en de partij met 6,5% opnieuw richting kiesdrempel duwde. Of zou men eigenlijk wel Franstalige kranten lezen bij het belgicistische Groen? Op zondag had men het op de ledendag in Kessel-Lo immers nog steeds over «schitterende peilingen». Ik vraag me trouwens af hoeveel mensen het verhaaltje van partijvoorzitter Wouter van Besien geloven dat de gure lente een gevolg zou zijn van de globale opwarming. Amper vijf jaar geleden klonk het nog dat diezelfde globale opwarming de oorzaak was van terrasjesweer in februari.

LDD zou op sterven na dood zijn. Of misschien toch niet. De ene peiling geeft de partij nog slechts een halve procent, de andere 3,3%. PVDA zou dan weer springlevend zijn, hoewel ze toch ook niet meer dan 2,5% haalt. Het is me dan ook niet helemaal duidelijk wat precies de journalistieke criteria zijn om een partij steendood of springlevend te verklaren. Vlaams Belang wordt trouwens ook al jarenlang zo goed als dood verklaard, ook al haalt de partij nog steeds een hogere score dan het «frisse» Groen. Ik zou onze kwaliteitsjournalisten er echter niet van willen verdenken dat ze hun persoonlijk partijpolitieke voorkeuren en afkeren hierbij een rol laten spelen.

Kijken we eens naar de zetelverdelingen op basis van deze twee peilingen, en dan misschien in het bijzonder naar de vraag of er in 2014 een regering zónder de N-VA gevormd zal kunnen worden. Uit beide peilingen blijkt dan dat er van een V-meerderheid voorlopig geen sprake meer is, maar een Vlaamse regering zonder de N-VA blijft toch erg krap. Het is dan ook helemaal niet zeker of de discussie of men eerst een federale dan wel een regionale regering dient te vormen eigenlijk wel zo relevant is. Relevanter is de vraag hoe ver de anti-V-partijen het willen drijven met hun collaboratie aan een Franstalige regering, en of ze daarbij desnoods zelfs bereid zijn op cruciale ogenblikken te rekenen op gedoogsteun van de UF in het Vlaamse Parlement. Eén ding is wel zeker: noch de federale noch de regionale regeringsvorming kondigt zich op dit ogenblik aan als een lachertje. Was ik koning Albert II, ik gaf er voor alle zekerheid nog liever vandaag dan morgen de brui aan, met als motto après nous, le déluge.

Aan Franstalige kant was er nogal wat te doen rond het slechte resultaat van de PS. Met «amper» 28,6% van de kiesintenties –zou de sp.a niet tekenen voor zo'n resultaat?– zakt de partij onder de psychologische drempel van de dertig procent. We moeten al terug naar 2009 voor zo'n slecht resultaat in de peilingen, en de partij zit daarmee terug aan het niveau van de verkiezingen van 2007. Grote concurrent MR doet het ondertussen met 24,0% niet zo heel goed, maar komt door de achteruitgang van de PS natuurlijk wel stilaan in de buurt.

Zoals reeds hier en daar opgemerkt kan de achteruitgang van de PS slecht nieuws betekenen voor de Vlaamse partijen in de federale regering. Terwijl de pijlen voor de PS in negatieve richting gaan, staan ze voor Ecolo, en verderop ook een aantal klein-linkse partijen, in positieve richting. PTB blijft globaal dan wel onder de kiesdrempel zitten, dat ze in één of andere kieskring toch boven die kiesdrempel zou raken en daardoor in het parlement zou geraken is geen onwaarschijnlijk scenario. Ik wens in dat geval Open Vld en CD&V veel goede moed toe in een rood-oranje-blauw-groene regering–Di Rupo II met amper een paar zetels op overschot in het Vlaams Parlement. Maar zoals Ivan de Vadder terecht opmerkte, «peilingen hebben nooit voorspellende waarde»…

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en Wallonië sedert 2006 (PDF).

Labels: , , , , , , , , , ,

Read more...

24 mei 2013

Mark Grammens en de progressieve spelling


 

 
Mark Grammens, doctor in de rechten en zelfstandig journalist, is 80 geworden. Zoals al lang beloofd, stopt hij met zijn eenmanstijdschrift Journaal. Het laatste nummer bevat een bijlage met slotbedenkingen van oud-bedrijfsleider en historicus Luc Pauwels (abonnee nr.1), oud-Trends-hoofdredacteur Frans Crols, politoloog prof. em. Yvan Van den Berghe en  oud-Standaard-hoofdredacteur Manu Ruys. De hoofdtitel in het laatste, zoals 25 jaar geleden in het eerste nummer, is: Trouw moet blijken.

Tijdens Mark Grammens’ werkende leven heerste hoofdzakelijk (1947-95) een dubbele regeling voor de Nederlandse spelling. Enerzijds koos de overheid voor de zogenaamde voorkeursspelling (contact), anderzijds kozen vele geletterden in het Noorden en vele media en instituten in het Zuiden voor de “toegelaten” of “progressieve” spelling (kontakt). Deze dubbelspelling werd in 1995, na de ontmoeting van de ministers van Cultuur en van Onderwijs in Breda (zie mijn boek De Vier van Breda, Delta-stichting, Wijnegem 1996), opgeheven. De toegelaten spelling werd de verboden spelling, een variant op de voorkeursspelling werd de enige officiële spelling. De meeste Nederlandse media hadden altijd de voorkeursspelling gevolgd, dus voor hen was de aanpassing aan de eenheidsspelling bijna onmerkbaar. Vlaamse media zoals De Standaard, Knack en De Morgen, die progressief geschreven hadden, schakelden over op de nieuwe eenheidsspelling. Alleen Mark Grammens hield stand.

 

Spelling en ideologie

De progressieve spelling ontstond in 1891 bij Kollewijn en werd in Vlaanderen gemeengoed in het begin van de volgende eeuw, zeker na de Eerste Wereldoorlog. Hij dateert dus uit de tijd toen Vlaamsgezind en links nog samengingen, en werd door beide stromingen in Vlaanderen gebruikt. Zo heette de nationale afdeling van de communistische internationale de Kommunistische Partij van België, dit in tegenstelling met de Communistische Partij van Nederland.  Extreemlinks gebruikte een extreme variant van deze progressieve spelling: Boerzwa buiten (op een muur in het Leuvense stadspark gekalkt), Krieties Tejater. Het Leuvense studentenblad Veto , met zijn extreemlinkse geschiedenis, zwoer bij verschillende varianten van de progressieve spelling, tot een eind na de officiële spellinghervorming van 1995, toen het in het progressieve kamp erg eenzaam werd.

Maar ook de Vlaamse beweging omarmde haar, en schreef op de IJzertoren: Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus. Ideologisch vertegenwoordigde de spelling een mozaïek. Een hoofdrol werd gespeeld door Vlaamsgezinde jezuïeten, zoals de woordenboekmaker Jozef Verschueren, en andere priester-intellectuelen. Vandaar bv. het Kristus-Koninginstituut te Sint-Job-in-‘t-Goor. Bisschoppelijke colleges daarentegen heetten meestal college en legden het conformisme op, dus de voorkeursspelling. De voorkeur van het onderwijs voor de officiële spelling maakte dat de minder leesgrage jongeren, dus de grote meerderheid, van de progressieve variant vervreemdden en zich nauwelijks van de spellingskwestie bewust waren.  

In Nederland, waar de progressieve spelling ontstaan was en in het Fries (zoals ook in het Afrikaans) de norm geworden was, werd zij meer gebruikt dan men in Vlaanderen weleens denkt. Als ik in Soesterberg bij uitgeverij Aspekt kom, zie ik aan de overkant van de straat het congrescentrum Kontakt der Kontinenten. Daar speelde echter een andere vorm van conformisme: de “toegelaten” spelling had een alternatief imago, was dus in bij de provo’s en dergelijke, maar de officiële wereld vond deze beslist te min. In Den Haag kiest men voor wat een officieel statuut heeft, wat dus als “deftig” geldt, ongeacht de gebeurlijke politieke of wetenschappelijke argumenten voor het alternatief.

Gaandeweg, en anders dan in Nederland, kreeg de progressieve spelling in Vlaanderen een “rechts” stempel. Het socialisme was na de oorlog overtuigd belgicistisch en dus tegen de progressieve spelling; de vakbondsbladen deden in deze niet mee met de Vlaamse elitemedia. Toen het flamingantisme door de groei van het Vlaams Blok (dat zelf nochtans tégen de progressieve spelling pleitte, louter vanuit een afkeer van het woord “progressief”) helemaal in een kwade reuk kwam te staan, bekeerden trendgevoelige intellectuelen zoals Guy Mortier zich tot de voorkeursspelling. Humo ging nog vóór de officiële spellingwijziging op de voorkeursspelling over. De Morgen was dan weer één van de laatste media was die dit zouden doen, kennelijk uit een andere maar verwante overweging, nl. onverschilligheid tegenover de hele kwestie, die maar bestond voor wie aan de Nederlandse taal belang hechtte.

Het Journaal echter gebruikte tot het einde de progressieve spelling, ruim vijftien jaar nadat de andere Vlaamse media hiermee gestopt waren. Mark Grammens vond het de moeite niet meer om zijn spelling te wijzigen. Of hij nam de redenen om progressief te schrijven, vooral de flamingantische reden, ernstig. Hij liet zijn trouw blijken.

 

Redenen voor de progressieve spelling

De zowel proletarische als flamingantische hoofdreden voor deze keuze was dat zij eenvoudiger en volkser was. Schrijf kommunist net zoals kapitein (Frans capitaine), kaas (Latijn caseus) en kunnen (stam-Nederlands).

Er waren ook wetenschappelijke redenen.   De officiële spelling bevat redeloze draken die in andere talen niet voorkomen, zoals microkosmos of elektronica, of klimaat naast acclimatiseren, in alle talen behalve het Nederlands twee keer met c of twee keer met k; of tekst/context, in alle talen twee keer ks of twee keer x. Spellingconformisten beweren wel eens dat een taal niet de uitspraak hoeft te volgen, en beroepen zich daarbij op “bijvoorbeeld het Frans of het Engels” – implicerend dat ze alle talen bestudeerd hebben en die twee eruit gekozen zijn. In werkelijkheid zijn dat meestal de enige vreemde talen die zij kennen; en zelfs die twee hebben zulke draken niet.

Er zijn talen die hun eigen woordenschat etymologisch schrijven, soms ver afwijkend van de huidige uitspraak (zoals het Chinees, het Tibetaans en grotendeels het Frans en het Engels, of zoals grotendeels het Nederlands van Matthias De Vries en Lammert Allard Te Winkel, 100 jaar geleden in voege), maar dat is op wereldschaal een kleine minderheid. Het Nederlands is niet helemaal fonetisch, getuige de bekende dt-regel, en zelfs niet helemaal fonologisch (waarbij men niet klanken maar spraakkundig relevante onderliggende klanken weergeeft), getuige het feit dat de dt-regel niet tot –tt-uitgangen uitgebreid wordt: als men hij leidt schrijft, zou het eigenlijk ook hij zett* moeten zijn. Toch is de Nederlandse spelling veel trouwer aan de uitspraak dan het Frans of het Engels, en maar goed ook: uit onderzoek blijkt dat Italiaanse of Finse kinderen, die een nagenoeg feilloze klankweergave gewoon zijn, jaren eerder hun taal kunnen schrijven dan Engelse leeftijdgenoten, en levenslang veel minder problemen hebben met spellen.

Nog minder talrijk zijn de talen die leenwoorden etymologisch spellen. Immigranten hebben integratieplicht en worden volledig geassimileerd. Het goed bekende Spaans of Italiaans (om over het minder bekende Indonesisch, Japans of Hindi te zwijgen) bv. proberen ook in hun “geleerde” woordenschat niet om de Latijnse of Griekse vorm te bewaren maar schrijven overeenkomstig de eigen uitspraak. In het Nederlands gaat het soms dan nog om pseudo-etymologie, bv. organiseren komt van het Griekse organizein, waarvan de z terecht in het Latijn behouden wordt maar in het Frans naar de daarin geldende uitspraakconventies met s weergegeven; “dus” wordt er in het Nederlands ook s geschreven, tegen de etymologie in. Er is bij ons voor deze leenwoorden maar één richting om een einde te maken aan de verwarring, en dat is de vele al vernederlandste leenwoorden volgen en naar de stam-Nederlandse norm toe homogeniseren.

Daarnaast was er de specifiek Vlaamse reden dat men zich, door het Brusselse ambtenarenstation als Kongres te schrijven, kon afzetten tegen het Franse Congrès. De progressieve spelling was volkseigener. In recente jaren is dat echter zijn grote zwakte geworden. Uit het multiculturele eenheidsdenken volgde een ophemeling van het niet-homogene en veelvoudige (behalve juist op gebied van denken), van de vermenging, verwarring en Überfremdung. Leenwoorden heetten voeger “bastaardwoorden”, en juist de bastaardisering wordt nu als ideaal voorgehouden. In die sfeer in pleiten voor een vereenvoudiging van de spelling is tegendraads.

Omwille van die Nederlandse taalfierheid schreef men destijds bv. Kongo en niet het Franse Congo. Overigens komt deze naam uit het Kikongo, waar hij met K geschreven wordt (“bergen” > “uit de bergen afkomstige stroom”), en beveelt de UNESCO aan om de spelling van de brontaal te gebruiken. Dus zelfs in het Frans zou men Kongo moeten schrijven. Nu, de Franssprekenden doen wat zij willen, maar de Vlamingen hebben terecht besloten om Kongo te schrijven, en de Nederlanders volgden hen hierin. Echter, bij de spellinghervorming van 1995 grepen de modieuze intellectuelen hun kans om de flaminganten in het gezicht te spuwen, en dus werd het Congo. De Nederlanders beschouwden dit woord als eigendom van België, en zouden ondanks al hun spellingconservatisme een “Belgische” keuze voor Kongo zonder meer aanvaard hebben. Maar die kwam er niet: de nominaal  Vlaamse ministers Hugo Weckx (CVP) en Luc Van den Bossche (SP) wilden hun belgicisme tonen en kozen resoluut voor Congo zoals Leopold II het schreef.

 

De Vlaamse mentaliteit

Voorzover hun taalkundige keuze niet tot politiek-belgicistische beweegredenen kan teruggebracht worden, speelden bij hen, zoals bij de meeste Vlamingen, twee factoren die nog erger mogen genoemd worden: onwetendheid en onverschilligheid. De meeste landgenoten zijn gewoon te dom om de wetenschappelijke principes of de politieke motieven achter de spellingskwestie te begrijpen. Het kan hen ook niet schelen, ondermeer omdat ze door gebrek aan leescultuur met het geschreven woord weinig te maken hebben. Bij de jongere generaties is deze ontlezing nog uitgesprokener geworden. En ik vrees dat vandaag ook een N-VA-minister er niet voor uit zijn zetel zou gekomen zijn.

                De spellingshervorming van 1995 werd eigenlijk in Den Haag beslist. De Nederlandse regenten wilden eenvormigheid met zo min mogelijk verandering. Aan de wetenschappelijke en aan de typisch Vlaamse aspecten van deze kwestie dachten zij gewoon niet. Dat is historisch enigszins te begrijpen. Minder verschoonbaar is de totale passiviteit van de Vlamingen. Er is niet eens een poging geweest om aan de Nederlanders de typisch Vlaamse gevoeligheden uit te leggen. De spelling op de Yzertoren werd ineens een ouderwetse rariteit maar de flaminganten zagen daarin geen probleem. Er is vanuit de Vlaamse beweging geen enkele druk uitgeoefend om deze beslissing te beïnvloeden. Voor wat grotendeels toch een taalbeweging was, is dit buitengewoon zwak te noemen.

                Het Vlaamse forfait in het spellingbeleid is een afspiegeling van de onverschilligheid van de huidige Vlaamse bevolking tegenover de hele Vlaamse strijd. De Vlamingen die ik hierover aangesproken heb en die de moeite deden om dit passieve gedrag te verdedigen, zeiden dat zij hun energie voor belangrijker zaken bewaarden. Welke zouden dat wel zijn? Op welke glorieuze overwinningen kunnen zij zich beroepen? Voorzover mij bekend was de laatste Vlaamse overwinning het afschieten van het Egmontpact 35 jaar geleden, uitgerekend op initiatief van Mark Grammens. Zij die sindsdien hun energie bewaard hebben, bereiden kennelijk een wel zeer grote confrontatie voor.

                De onnozelheid van de Vlamingen, inbegrepen de flaminganten, tegenover de politieke betekenis van de spellingskwestie voorspelt weinig goeds voor die “belangrijker zaken”. Wanneer ik in Doorbraak, of tot voor kort in Journaal, de argumentaties tegen het belgicisme lees, dan kan ik daar geen speld tussenkrijgen. En vooral: dan kan de tegenstander daar geen speld tussenkrijgen. Laat een Peter De Roover in een TV-debat los op de woordvoerders van het belgicisme, en zij verliezen hopeloos hun gezicht. De transfers, de internationale erkenning van een onafhankelijk Vlaanderen, enz.: overal staan zij met de mond vol tanden tegenover een flamingant die zijn dossiers kent. Waarom blijft de gemiddelde Vlaming dan afzijdig?

                Een jaar of twintig geleden, in de vragenronde na een lezing, vroeg ik aan Mark Grammens wat de Vlamingen tegenhield om aan zijn overtuigend betoog enig gevolg te geven. Hij sloeg even de ogen ten hemel en zei alleen: “Ja, dat is natuurlijk dé vraag.”

Labels: , , , , , ,

Read more...

19 mei 2013

Mindfulness in opspraak


 

De Boeddha zou niet geweten hebben waar heel de heisa rond "Mindfulness" over gaat. Ook hij had in zijn tijd al met misbruiken af te rekenen, maar andere dan zich nu voordoen. Er wordt vandaag veel beloofd, vooral beterschap bij psychosomatische ziekte, en er zijn charlatans op pad. Maar als het boeddhisme alleen maar een therapie was geweest, een manier om van ziek naar gezond te evolueren, dan zou het nooit een wereldreligie geworden zijn.

 

Hij vond waarschijnlijk de techniek uit, en was alleszins de eerste die hem propageerde, onder de naam Vipassana, "gewaarzijn" of "aandachtsmeditatie". In tegenstelling met concentratie op een klank, een lichaamsdeel of een visualisatie richt Vipassana zich op de onbevangen waarneming van wat zich spontaan aandient. Men kan deze meditatievorm leren in tiendaagse retraites, waar een kadaverdiscipline heerst: om half vijf opstaan, volstrekt zwijgen, heel de dag (met korte onderbrekingen) onbeweeglijk zitten. Het is een eerste kennismaking met het kloosterleven. En dat was voor de Boeddha nog een "middenweg" tussen de zelfkastijding en de gebruikelijke genotzucht.

 

Westerse psychologen en therapeuten hebben daar een fluwelen versie van gemaakt, onder de naam Mindfulness. Zij hebben daarmee een verandering in ernst en intensiteit doorgevoerd, die misschien wel aangepast is aan de hedendaagse westerse mens. Maar zij wijzigden ook de oorspronkelijke bedoeling.

 

Het doel van Siddharta Gautama, de asceet van de Sakya-clan, alias de Ontwaakte (Boeddha), was de bevrijding of "uitwaaiing" (Nirvana). Hij vatte deze op als de beëindiging van de kringloop van wedergeboorten. Het geloof in reïncarnatie, waar veel westerlingen problemen mee hebben, staat volstrekt centraal in de zienswijze van de Boeddha. In zijn preken gingen verwijzingen naar figuren uit het verleden vaak samen met de vermelding van wat hijzelf in zijn toenmalige incarnatie was. Hij maakte er aanspraak op, zich al zijn vorige levens te herinneren.

 

In zijn tijd bloeiden verschillende opvattingen over de bevrijding. Zo kennen veel mensen uit het milieu de Yoga-Sutra van Patanjali, een tekst die de bevrijding louter technisch definieert: het is de toestand waarin het bewustzijn in zichzelf rust, en zich dus niet op eender welke waarneming of denkinhoud buiten zichzelf richt. Ontsnappen aan het wiel van wedergeboorten komt er niet in voor. En dit verschil in wijsgerige benadering van de meditatie werd nog groter wanneer het boeddhisme zich buiten India verspreidde.

 

In China vonden de confucianen de boeddhistische wijsbegeerte maar een wereldvreemd gedoe. De wereldse effecten van meditatie konden ze echter wel waarderen. De uitwaaiing uit het wiel van wedergeboorten zei hun niets, maar ze gingen de meditatie overnemen om hun "instrument te stemmen", om des te beter paraat te zijn voor hun maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dat is meestal ook de motivatie van de moderne westerling om te gaan mediteren.

 

De omduiding van de meditatietechniek van de Boeddha voor andere doeleinden dan de "bevrijding" heeft dus al een lange geschiedenis. Het moderne gebruik van meditatietechnieken voor therapeutische doeleinden is wel echt een nieuwigheid. Monniken mochten geen wereldse beroepen uitoefenen, maar maakten een uitzondering voor de geneeskunst. Deze heeft namelijk met het boeddhisme gemeen dat zij een einde wil maken aan het lijden. In zekere zin is het probleem van de menselijke bestaanswijze analoog aan een ziekte, en bevrijding aan gezondheid. De behandelende monniken dachten er echter niet aan, hun eigen meditatiepraktijk aan hun patiënten aan te leren. 

 

De oorspronkelijke bedoeling van meditatie was, gezonde mensen tot bevrijding te brengen. De bedoeling van therapie daarentegen is, zieke mensen weer gezond te maken. Daarvoor meditatietechnieken aanwenden vergt een zeer specifieke invalshoek en de bijbehorende vaardigheden. Niet voor niets zijn de bekendste namen inzake Mindfulness in Vlaanderen een psychiater en een huisarts. In Nederland bestaat een therapiecentrum met alleen maar behandelingen vanuit het boeddhisme. De sterk opkomende wetenschap van het hersenonderzoek heeft een aantal weldadige effecten van deze benadering bewezen, maar brengt ook haar beperkingen in kaart.

 

Het boeddhistisch kloosterleven was onderhevig aan zijn eigen vorm van moreel verval, goed vergelijkbaar met wat we uit katholieke kloosters kennen. De verschuiving naar de therapiesfeer brengt andere vormen van decadentie met zich. Wanneer men een publiek van moderne lijders aan stress en aan de psychosomatische gevolgen daarvan bedient, een doorgaans onwetend en weinig kritisch publiek bovendien, dan maakt men het charlatans gemakkelijk. Om hun misbruiken uit te wieden, kan men sommige regels toepassen die de Boeddha zelf in reactie op misbruiken invoerde. Maar omdat dit een eigentijds probleem is, veroorzaakt door een heel eigentijdse toepassing van meditatietechnieken, kan men ook eigentijdse oplossingen zoeken. Het is in ieder geval een wantoestand die moet geremedieerd worden.     

 

Dr. Koenraad Elst

 

Dr. Koenraad Elst is oriëntalist en auteur van het boek De donkere zijde van het boeddhisme (Mens en Cultuur, Gent 2010).

Labels: , ,

Read more...

5 mei 2013

Journalisten twitteren zoals ze gebekt zijn (Hoegin)

Een tweet die iets te snel en ondoordacht de wereld wordt ingestuurd, het kan de besten overkomen. Zo bijvoorbeeld ook journalist en toneelauteur Luc van Balberghe, die op de avond van de aanslag op de marathon in Boston «Is het misschien geen tijd om een (atoom)bommetje te gooien op Mekka?» schreef. Meteen kreeg hij heel weldenkend Vlaanderen over zich heen. Maar hij was lang de enige niet die deze week nogal kort door de bocht ging.

Fijnzinnig kunnen we de tweet van Luc van Balberghe natuurlijk niet noemen. Bovendien was ze heel kort door de bocht, want pas enkele dagen later zou blijken dat de aanslag gepleegd werd door de gebroeders Tsarnajev. Dat Luc van Balberghe uiteindelijk toch gelijk zou krijgen over de achtergrond van de daders, bewijst nog niet meteen zijn doorzicht of scherpzinnigheid, maar wel dat het bij een spectaculaire aanslag in het Westen nog steeds veiliger is te gokken op een moslim-radicaal motief dan de schuld bij extreem-rechts te leggen.

Luc van Balberghe kreeg echter wel in een mum van tijd heel weldenkend Vlaanderen over zich heen, zowel op Twitter als in de «kwaliteitspers». Zelfs een paar dagen later vond een Joël de Ceulaer het nodig om in De Standaard nogmaals een boompje op te zetten over die naar zijn mening toch wel bijzonder onwelvoeglijke tweet. Hij had wel het geluk dat hij geen dag langer met zijn stukje gewacht had, want toen was het plots gedaan met de zelfgenoegzame pret bij links.

Gebroeders Tsarnajevs verpesten links feestje

Luc van Balberghe was immers de enige niet iets vlugger tweette dan goed was voor hem. Zo ook Ivan de Vadder, die op Twitter «Waco en Oklahoma, inderdaad allebei op 19 april. Nu ook #bostonexplosions» observeerde. Op 15 april. Heeft de zelfuitgeroepen «fact checker» van De Zevende Dag het op z'n 48ste nog steeds een beetje moeilijk met het lezen van de kalender, of was de wens de vader van de gedachte? Erg lang duurde die gedachte echter niet, want een minuut later was de tweet weer gewist. Dan toch maar liever Luc van Balberghe, die zijn tweet gewoon liet staan.

Enkele dagen later was Ivan de Vadder al een pak eerlijker, toen hij op Twitter toegaf «die had ik niet zien komen @AP RBEAKING: AP sources: Boston bomb suspects from Russia region near Chechnya, lived in US at least 1 year». Dat zegt natuurlijk veel, maar verbaast anderzijds niet echt. Collega Björn Soenens, op de VRT gewoonlijk voorgesteld als VS-kenner maar in feite vooral VS-hater, analyseerde er immers dagenlang rustig op los hoe het Amerikaanse platteland tjokvol Obama-haters zit die de hele dag gekluisterd naar extreem-rechtse haatradio's zitten te luisteren. Waarbij het er natuurlijk vingerdik op lag dat «extreem-rechtse haatradio» een pleonasme is, want zijn niet alle haatradio's extreem-rechts, en alle extreem-rechtse radio's haatradio's? Toen bleek dat de daders van de aanslag dan toch geen lidkaart van de Tea Party op zak hadden, en geen levensgrote posters van Sarah Palin op hun slaapkamer, viel de media-aandacht voor de aanslag in Boston meteen enkele grootteordes terug. Van Björn Soenens hebben we de laatste dagen trouwens niet veel meer gehoord. (We hebben hem trouwens gemist als kiespijn.)

Cui interest?

De eerlijke bekentenis van Ivan de Vadder toont echter ook aan dat de ideologische verblinding bij onze kwaliteitsjournalisten vrijwel compleet moet zijn. Blijkbaar spuien ze niet alleen massaal rood-groene propaganda, ze lijken er nog zelf in te geloven ook. En dan gebeurt het natuurlijk dat men bij gebeurtenissen zoals de aanslag in Boston geen nuchter antwoord meer kan geven op de eerste vraag die gesteld moet worden op zoek naar een motief voor deze verschrikkelijke daad: cui interest? Want wie heeft er werkelijk belang bij dat mensen niet meer op straat durven te komen, en al zeker niet bij massamanifestaties zoals een marathon?

Op 19 april 1995 liet Timothy McVeigh een vrachtwagen vol met explosieven inrijden op een gebouw van de federale overheid in Oklahoma City. 168 mensen kwamen om, en meer dan 680 mensen raakten gewond. Het bleef de meest dodelijke aanslag op Amerikaans grondgebied tot 11 september 2001. Maar doel en motief lagen wel in mekaars verlengde: Timothy McVeigh haatte de overheid, en dan in het bijzonder alles wat met wapencontrole te maken had en de manier waarop de belegering van Waco uitgevoerd werd. Als reactie op die belegering besloot hij een aanslag te plegen een gebouw van de federale overheid, en dat deed hij ook. Die belegering van Waco, met de bloedige ontknoping op 19 april 1993 toen de FBI de gebouwen waar de Branch Davidians zich verschanst hadden bestormden, was zelfs geen aanslag. Van die twee gebeurtenissen naar twee gesynchroniseerde bommen tegen een massamanifestatie, zowat hét handelsmerk van Al Qaida, is dan ook een grote stap. Zeker als je bedenkt dat als 11 september 2001 al voor iets gezorgd heeft, dan wel voor net een pak meer staat en een hele reeks nieuwe commissies, wetgevingen en contoles. Met andere woorden, niet echt dat waarop mensen van het slag van Timothy McVeigh op zitten te wachten.

Wat met de Obama-haters van Björn Soenens? Ook zij hebben weinig belang bij een aanslag op een massamanifestatie als in Boston. Zulke gebeurtenissen zijn trouwens meestal in het voordeel van de zittende president, omdat ze hem de gelegenheid geven op te treden als een troostende en verzamelende steunpilaar voor de natie. En dat moet toch zowat het laatste zijn waar een Obama-hater op uit is. Een actie die dan ook veel beter past bij het profiel van de typische Obama-hater is dat van de gifbrief. Toevallig werden er deze week enkelen onderschept, maar voorlopig lijkt het erop dat de verzender van de brieven ze gewoon niet helemaal op een rij heeft, en niet meteen als Obama-hater geklasseerd kan worden.

Slachtoffers van de maatschappij

Greet de Keyser, tot voor kort correspondent voor de VRT in de VS en vooral bekend om haar smachtende Obama-reportages, was er ook snel bij om één en ander te relativeren toen meer bekend raakte over de achtergrond van de gebroeders Tsarnajev. Zo wist zij in bovenstebeste Rik Coolsaet-stijl te melden dat «2 broers hadden waarschijnlijk weinig back-up. Gisteren overvielen ze een supermarktje voor geld Lijkt niet op groots gecoördineerd complot». Alleenstaande gevallen dus. En merk ook op hoe de argumenten al in stelling worden gebracht om van de twee daders slachtoffers van de maatschappij te maken, en dus ook de échte slachtoffers van het hele verhaal. Dat de jongere broer Dzjochar bijvoorbeeld twee jaar geleden nog een beurs van 2 500 dollar had gekregen om verder te studeren had ze niet opgemerkt. En dat uit de carrière van Tamerlan en Dzjochar Tsarnajev vooral blijkt dat Amerika vooral gul was met kansen voor de twee broers ook. Greet Dekeyser is dan misschien geen VRT-correspondente meer, het motto horen, zien, en verzwijgen wat niet verdraaid kan worden voert ze nog steeds hoog in haar vaandel. We zijn dan ook niets anders gewoon van ons progressief journalistenclubje.

Dit artikel verscheen op 24 april 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , , , , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>