29 april 2013

Een rookgordijn rond het middenveld



Een van de belangrijke ingrepen in de eerste jaren na de Franse revolutie was de afschaffing van de 'corps intermédiaires', de vele instellingen van de samenleving die tussen de staat en het individu stonden en waarin het leven van de mensen was georganiseerd. De grotendeels corporatieve samenleving van het Ancien Régime werd vervangen door het primaat van de markt en van de politiek. Toch werd in de 19e eeuw een nieuw evenwicht gevonden tussen staat, markt en burgerlijke maatschappij (1). Dat berustte vooral op een scheiding van sferen: het domein van de markt (productie van goederen en diensten), dat van de overheid (inrichting van openbare diensten zoals rechtsbedeling, vrede en veiligheid) en dat van de burgerlijke samenleving (waarin burgers zich op vrijwillige basis konden verenigen en zo aan cultuur en zorg konden doen, aan zingeving en identiteit konden werken). Dit hield onder meer een scheiding in van kerk en staat, maar ook van markt en samenleving en van overheid en samenleving. De bekendste beschrijving van dit model is De Tocqueville's ‘democratie en Amérique’. Een levenskrachtige samenleving en democratische cultuur kunnen niet zonder een veelheid aan dergelijke verbanden van de burgerlijke samenleving. Wezenlijk daarbij is dat dergelijke organisaties juist niét levensbeschouwelijk neutraal moeten zijn en eigen niet-economische waarden kunnen uitdragen. Dat burgerverenigingen met een gelijkaardige levensbeschouwelijke grondslag zich met elkaar verbinden tot zuilen en er daarmee verzuiling ontstaat, leidt misschien tot ongewenste effecten, maar het verbieden ervan is enkel maar een grotere kwaal.

Hoe luid men vandaag ook roept over de scheiding van kerk en staat, van het ruimere plaatje waar die scheiding maar een onderdeel van is, blijft in België niet veel meer over. Ondanks periodieke oprispingen over het primaat van de politiek is de invloed van vele niet door algemeen stemrecht gelegitimeerde organisaties op de uitoefening van overheidstaken enorm gegroeid. De scheiding van staat en civil society heeft plaats gemaakt voor een vervlechting; een belangrijk deel van de taken en bevoegdheden die de overheid terecht of ten onrechte tot zich heeft getrokken, wordt mede uitgeoefend door private organisaties. Die waken er dan vooral over dat er geen nieuwe spelers (concurrenten) op hun markt komen. Alle kritische vragen over dit systeem worden onmiddellijk afgedaan als een aanval op ‘het middenveld’ en op de vele mensen die zich als ‘vrijwilligers’ inzetten voor sociale oogmerken. Daarmee wordt een rookgordijn opgetrokken om onder het mom van sociale waarden die vervlechting te beschermen te beschermen en tegelijk de echte bedreigingen voor de civil society aan het zicht te onttrekken.  Het échte ‘middenveld’ wordt gekortwiekt door het financieel afhankelijk te maken van de overheid en de financiering ervan te koppelen aan allerlei criteria die niet ideologisch neutraal zijn, en door het onderwerpen van private verenigingen aan verregaande antidiscriminatieregels.

(1) Zie mijn bijdrage "De juridisering van sociale verhoudingen van de negentiende eeuw tot vandaag",  in D. Heirbaut,  G. Martyn & R. Opsommer,  De rechtsgeschiedenis van de twintigste eeuw,  reeks Iuris Scripta Historica nr. XIX,  Brussel: Koninklijke Academie Wetenschappen Letteren en Schone Kunsten van België 2006 (ISBN 9065690271),  p. 27-75,  ook op http://www.storme.be/juridisering.html.
Read more...

22 april 2013

Een goede Belg mag slechte verzen maken (vpmc)


Al zijn ze alomtegenwoordig, er zullen ook popmuziekjes bestaan die mij tot dusverre bespaard zijn gebleven. Misschien is dat inbeelding en hebben zij mijn trommelvliezen allemaal al getroffen, maar dan zal ik die ervaringen meteen verdrongen hebben want slagwerk, gitaren en een simplistische, repetitieve tekst maken een mens selectief doof. Laat staan dat die mens nieuwsgierig zou worden naar een titel, een zanger of een componist.

Je hoort bijvoorbeeld ergens een flard: Putain, putain c'est vachement bien, nous sommes quand même tous des Européens. Wie nog een beetje mens is en mededogen kent, gaat dan toch niet op zoek naar de naam van de schuldige?

Charles Aznavour schreef vorig jaar een boekje –Dune porte l’autre, Seuilmet daarin enkele beschouwingen over goede en slechte teksten:

À cette catégorie d’artistes, qui brille par le crétinisme de ses paroles, je ne saurais trop conseiller de revoir son répertoire: des phrases à la limite du non-sens (ou simplement du néant), une versification à faire tourner dans leur tombe les plus grands de nos poètes, tout y passe.
Adieu Ronsard, Baudelaire, Apollinaire, Hugo, Verlaine. Au revoir Brassens, Ferré, Trenet, Gainsbourg. Et tant d’autres…

Nu vraag ik mij af wat Aznavour zou vinden van het volgende versje van zekere Daan: ...la vraie décadence, c’est de ne pas dire ce qu’on pense.

Deze Daan, lezen we bij deredactie.be zingt «…in de taal van Molière, Louis de Funès, Claude François en Michel Houellebecq. De herinnering aan Serge Gainsbourg is soms heel dichtbij.»
Ik begrijp: goed of slecht, zijn plaat zal vaak gedraaid worden.

Volgens De Standaard heeft Daan hier «…zijn grenzen overschreden, zowel van zijn stembereik als van zijn gevoel voor kitsch en humor. […] Tekstueel is het een verwrongen, diepgravende en vaak gepijnigde exegese van de eigen gevoelens.» 

Nog diplomatischer kun je verveling niet uitdrukken.

Labels: , , , ,

Read more...

14 april 2013

Wie richt een V-bank op? (Hoegin)

«Nieuwe bank “New B” al over helft beoogde coöperanten» schrijft De Standaard op 25 maart. Een dag later: «Nieuwe bank New B haalt 10 000 coöperanten», met bij de collega's van De Morgen een iets sensationelere «New B bereikt doelstelling van 10.000 coöperanten op 48 uur» . Op 28 maart luidt het bij De Standaard «“We gaan de teller [99.999] kraken”», terwijl men in De Morgen «Bescheidenheid is niet het enige wat New B siert» kan lezen. Op zaterdagochtend kreeg coördinator Marc Bontemps vervolgens een reclamevak van een klein uur als partner bij het Radio 1-programma Peeters & Partners. Twee dagen later blijkt dan dat er «Al 26 000 coöperanten voor New B» zijn. Conclusie: als ze over iets alvast niet te klagen hebben bij New B, dan wel de aandacht/steun van de media. Zou een V-bank ook op zoveel steun kunnen rekenen?

Wie is die Marc Bontemps eigenlijk? De professionele website LinkedIn leert ons dat de huidige «Executive» bij New B zijn diploma aan de VUB haalde, en dat hij eerder al bij Vigeo Group, Global Action Plan en Ecolife aan het werk was. Vermoedelijk kan de lezer alleen al uit de namen «Global Action Plan» en «Ecolife» afleiden wat voor vlees we met die twee organisaties in de kuip hebben. Voor Vigeo Group hebben we het eens moeten opzoeken, en het blijkt een in 2002 opgericht bedrijf te zijn dat zichzelf omschrijft als de «toonaangevende Europese expert in de beoordeling van bedrijven en organisaties met betrekking tot hun praktijken en prestaties op gebied van milieu-, sociale en governancevraagstukken». Daar hoeft dus verder ook geen tekeningetje meer bij. Voegen we er tot slot nog aan toe dat de man ooit enkele artikeltjes pleegde bij DeWereldMorgen.be, en het is duidelijk dat het met zijn achtergrond compleet snor zit om het in onze «kwaliteitsmedia» even te maken als de held van de dag, en dat zonder al te veel lastige vragen.

In hemdsmouwen aan de keukentafel

Het sfeertje dat opgehangen wordt rond deze coöperatieve bank is trouwens navenant. Het is allemaal toch zo eenvoudig, ongecompliceerd en laagdrempelig, met een stevige portie basisdemocratie. Je ziet de bedenkers van het initiatief daar al zitten: geëngageerde jongens in hun hemdsmouwen aan de keukentafel, om dan met de blote vuist een nieuwe bank uit de grond stampen. Zo een beetje zoals op de klassieke foto bij vrijwel elk interview met PVDA-goeroe Peter Mertens. (Ik heb me al afgevraagd of die keuken met een goedkoperig geruit tafelkleed echt zijn eigen keuken is, of een speciaal voor die gelegenheden ingericht lokaaltje op het partijhoofdkwartier. En zouden ze daar dan ook een hele voorraad koekjes van de witte producten hebben liggen die dan in hun plastic bakje opgediend kunnen worden om alles het juiste proletarische cachet te geven?)

Wat voor een onmens moet je trouwens niet zijn om geen 20 euro te willen afstaan voor een ethische en duurzame bank die vooral lief voor de mensen wil zijn, en zich zeker en vast niet zal bezondigen aan stoute grotemensenspeculatie? Nu ja, eigenlijk staat het staat nog niet vast of er ooit wel een bank van zal komen, want «dat moeten de coöperanten zelf maar beslissen» in een algemene vergadering. Alsof men zal toelaten dat die dan beslissen dat het allemaal maar om te lachen was, en dat iedereen zijn geld terugkrijgt.

Duurzaam bankieren

Het is echter maar de vraag of die bank wel een lang leven beschoren zal zijn. Zoals dat dan hoort heeft de nieuwe twaalf hoogdravende waarden. Eén van die twaalf is veiligheid: «de bank zal enkel investeren in financiële middelen van de reële economie; winst is geen doel op zich». Dat laatste wordt zelfs nog een keertje herhaald onder de waarde eerlijkheid: «winst is geen doel op zich, maar het gevolg van goed management». Verlieslatende projecten zijn dus geen probleem, als het allemaal maar proper en eerlijk gebeurt, en goed beheerd wordt. Gelukkig is er nog de onvermijdelijke duurzaamheid: «de bank zal enkel investeren in sociaal verantwoorde projecten». Lees: misschien zijn er wel enkele mogelijkheden in sectoren die via één-tweetjes met groenen of socialisten in de regering platgesubsidieerd worden, zoals windmolenparken.

De nieuwe bank wil trouwens ook transparant zijn, d.w.z. «eerlijk en volledig informeren», en die transparantie ook laten controleren. Alleen, bij die eerlijkheid en volledigheid kunnen nu al vragen gesteld worden. Er zit immers een serieuze adder onder het gras. Eén van de waarden van New B is inclusie («de bank zal een universele financiële dienstverlening aanbieden en toegang tot aangepast krediet voor iedereen»), een andere diversiteit («producten en diensten aanbieden die beantwoorden aan de behoeften van al haar klanten»), en nog een andere innovatie («de bank ontwikkelt samen met haar coöperanten nieuwe producten en creatieve oplossingen»). De lezer mag eventjes nadenken welke richting die creativiteit uiteindelijk zal uitgaan. En voor wie niet helemaal mee is: één van de ondersteunende NGO's is de Association belge des professionnels musulmans. Ik hoop maar dat al die 26 000 coöperanten hiervan op de hoogte zijn.

Hand- en spandiensten

Over ondersteunende NGO's gesproken, TAK, VVB, KVHV en NSV schijnen voorlopig nog te ontbreken. Zijn wel al present: onder meer 11.11.11, ABVV, ABVV-Metaal, ACV Brussel-Halle-Vilvoorde (tiens, hebben die al niet een bank?), Bond Beter Leefmilieu, Greenpeace, Oxfam, Vredeseilanden, en nog een reeks goepen en groupuscules van hetzelfde slag. 75 zijn het er in totaal, al staan ze niet allemaal opgelijst en vraag ik me af in hoeverre ABVV verschilt van FGTB, of ACV Brussel-Halle-Vilvoorde van CSC Bruxelles-Hal-Vilvorde. Ik kan me trouwens voorstellen dat de gemiddelde lezer van dit blad van minstens een dozijn onder hen lid is.

Knoop je alles bij mekaar, dan verbaast het allang niet meer dat New B zoveel aandacht, om niet te zeggen uitgesproken steun kreeg in de vele media. Het sfeertje zit juist, de initiatiefnemers hebben de juiste achtergronden, en de juiste NGO's ondersteunen de nieuwe bank. Ik ben er dan ook nogal gerust in dat we op tijd te weten zullen komen waar en wanneer die algemene vergadering plaats zal vinden, wat de agenda zal zijn, en hoe het enthousiasme er uit de zaal zal stróóómen. Iets zegt me dat als iemand het in zijn hoofd zou halen een V-bank op te richten, het er allemaal net iets anders aantoe zou gaan…

V-bank

Maar is dat een reden om het niet eens te proberen? Waar blijft de Vlaamse Beweging om de koppen eens bij mekaar te steken, en een nieuwe Vlaamse bank op te richten? Ik heb namelijk ook wel een paar waarden klaar voor een nieuwe Vlaamse bank. Transparantie bijvoorbeeld, waarbij beslissingen genomen worden in het belang van de bank en haar klanten, en niet in één of ander Brussels salon tot meerdere eer en glorie van vorst en «vaderland». Als het al niet een hoofdkwartier in Parijs is. Een bank die niet investeert in hopeloos ouderwetse industrieën of allerlei progressieve hobby's, maar lokale bedrijven in toekomstgerichte sectoren ondersteunt. Een bank ook die niet bang is van een Vlaams imago, en het Vlaamse cultuurleven wil sponsoren. Als zieltogend links, in Vlaanderen nog niet goed voor een kwart van de kiezers, in een mum van tijd 26 000 coöperanten weet te verzamelen, waarom zou hetzelfde dan niet kunnen voor een Vlaamse bank? Ik heb mijn 20 euro al klaar.

Dit artikel verscheen op 3 april 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , ,

Read more...

België, hoelang nog?


 

 

Nikolaus Augustinus De le Haye (1782-1866), de betovergrootvader  van gepensioneerd journalist en EU-parlementswoordvoerder Guido Naets, was beroepsmilitair in vier verschillende legers: het Oostenrijkse, het Franse, het Nederlandse en het Belgische. Afkomstig uit een notabele familie in het groothertogdom Luxemburg, overleefde hij de verovering van Wenen door Napoleon, de Russische veldtocht en Waterloo. Daarna begon zijn minder sensationele doch voorspoedige loopbaan in het Nederlandse leger, waarin hij de rang van majoor bereikt had toen hij zich met zijn garnizoen van 300 man in Bouillon aan de Belgische opstandelingen overgaf, daags vóór de Belgische onafhankelijkheid. Met behoud van rang tekende hij dan bij in het nieuwe Belgische leger, dat hem in enkele Vlaamse steden posteerde (en in Roermond, dat tot 1839 bij België hoorde) totdat hij in 1846 op rust ging. Als luitenant-generaal buiten dienst genoot hij van een vorstelijk pensioen tijdens de twintig jaar die hem nog restten.

Bij zijn laatste wisseling van loyauteit zou hij, die al meerdere regimes had zien komen en gaan, zich afgevraagd hebben: “België, hoelang nog?” Zijn levensgeschiedenis is wedersamengesteld door zijn betachterkleinzoon met veelal officiële documenten uit die tijd, niet met een persoonlijk dagboek (wel dagboeken van onmiddellijk betrokkenen, zoals zijn bevelhebber tijdens de Russische veldtocht). Dat heeft als gevolg dat we zijn belevenissen en statuswijzigingen wel kennen en zijn verplaatsingen kunnen volgen, maar dat we zijn subjectieve indrukken en bedoelingen grotendeels slechts kunnen vermoeden.

Het inhoudelijk zeer lezenswaardige voorwoord van Frans-Jos Verdoodt had een iets betere nalezing verdiend, maar voorts beantwoordt het boek van Guido Naets, België, voor hoelang? N.A. De La Haye (1782-1866) van vaandrig tot generaal (uitgeverij iD, 2013), ruimschoots aan zijn doel. Het schetst de lotgevallen van een interessante figuur op een interessante wijze. Zoals we van een oud-journalist mogen verwachten, zijn de schrijfstijl en de verhaallijn zeer vlot, een “bladzijomdraaier” die heel goed een tijdperk tekent en onze vage kennis van de eigen geschiedenis met allerlei treffende bijzonderheden en citaten invult. Juist omdat deze geschiedenis heel grof bekend is en onszelf allemaal aangaat, kost het geen enkele moeite om de gretigheid van de lezer naar meer details op te wekken.

Zo wordt terloops duidelijk dat de taalgrens toen beduidend zuidelijker lag, zoals de naam “Waterloo” nog aangeeft. De boeren moeten er in een Nederlands en geen Frans dialect ondervraagd worden. Allerlei petite histoire passeert de aandacht, bv. dat de latere Leopold I in 1816 de Britse prinses Charlotte afsnoepte van haar verloofde, de voor de Nederlandse eenheid noodlottige oorlogsminister en latere koning Willem II.

Bij de hereniging der Nederlanden citeerde de nieuwe vorst Willem I een manifest van Nederlandse nationalisten: “Bedenk dat van Texel tot aan de Moezel, van Groningen tot Oostende slechts één natie woont.” (p.97) Het herenigde land zou echter ten onder gaan aan enerzijds Franse en Franstalige drijverijen, anderzijds ook reële grieven van het Zuiden tegen het Noorden, zoals de achterstelling van de Zuidelijken bij benoemingen. Vooral de financiële transfers van Zuid (inbegrepen Vlaanderen, dat nooit van transfers geprofiteerd heeft) naar Noord ter delging van de enorme Nederlandse staatsschuld veroorzaakten onvrede. De zedenles van het verhaal is evengoed op België van toepassing: een staat die op transfers gegrondvest is, zal door die transfers vergaan. Een vroeg getuigenis van de Belgische transfers wordt hier trouwens aangehaald: het hekeldicht van Emile Moyson op de inhuldiging van de Congreskolom in 1859: “Adieu Colonne, uw steen en brons / Zijn Fransch tot in hun ornamenten. / Maar toch zit d’r iets in van ons: / Ze zijn betaald met onze centen.”  

Nog iets waaruit België de lessen zou moeten trekken is het Verenigd-Nederlandse economische beleid: twee verschillende economieën, in casu het handeldrijvende Noorden en het industriële Zuiden, hadden elk een eigen beleid nodig in plaats van de geboden eenheidsworst.  In beide gevallen was/is de nationale leuze tevergeefs: “Eendracht maakt macht”… 

Een belangwekkend deel van het verhaal betreft de doorslaggevende rol van het toeval in de splitsing van de Verenigde Nederlanden. De militaire lotgevallen van belachelijk kleine eenheden, de massale deserties (meer om aan het risico van krijgsgeweld te ontsnappen dan uit ideologische beweegredenen), de verkeerde tactische beslissingen van vader en zoon Willem waar de gehaaide Franse agitatoren handig op inspeelden, het tijdelijk verraad van de zoon, de koerswijzigingen van de vader, het samenvallen van de Belgische met de Poolse opstand: verander een detail in deze geschiedenis en België was er nooit gekomen. Of het had heel andere grenzen gekend, bv. met Luxemburg, zonder Bouillon, met Noord-Brabant of zonder Limburg.

De tijdsgeest wordt verduidelijkt, bv. de veel grotere rol van godsdienst blijkt uit de poging van het katholieke Oost-Limburg om deel te worden of te blijven van het eveneens  katholieke België. De overwegend orangistische Vlaamse bevolking kon zich om dezelfde reden op de duur met het Belgische feit verzoenen. België had geen eenheidstaal maar wel een eenheidsreligie, die daarom ook door de antiklerikalen geduld werd. De kerkleiding hield het in 1827 gesloten verbond met de liberalen in stand en verhinderde in 1832 zelfs de voorlezing van de encycliek Mirare Vos die de liberale grondwet van België bekritiseerde.

De protagonist vertelt allerlei nuttige weetjes over de Belgische secessie, bv. de terreur tegen de orangisten, waartoe verrassend genoeg ook de Vlaamse hoge adel behoorde. Wie terrorisme veroordeelt, moet ook de stichters van België wraken. De ware naam van het Martelaars- en het Barricadenplein is Sint-Michielsplein resp. Oranjeplein. Zelfs de felste Vlaamse beweger kan er maar van dromen, in Brussel opnieuw een Oranjeplein te mogen hebben.   

Het nut van dit boek is vooral dat het de betrekkelijkheid van het Belgische feit doet inzien. Een schertspartij als de Belgische Unie/Union des Belges en zelfs minder extreme vormen van belgicisme verabsoluteren België en zijn koningshuis, alsof het om een nieuwe afgodendienst gaat. Zij houden ons allerlei doemscenario’s voor ingeval dit efemere koninkrijk te gronde gaat. Dit boek maakt echter duidelijk dat de grenzen in dit deel van de wereld al zo vaak veranderd zijn. Er kan dus nog wel een keer bij.

Intussen is het wel mogelijk om De la Haye’s vraag te beantwoorden: ja, België heeft standgehouden. Vele waarnemers van en betrokkenen bij de stichting waren hier niet zeker van. De ervaren Franse diplomaat Charles-Maurice de Talleyrand dacht aan een spoedige splitsing, ruwweg die waar de Vlaamse Beweging aan denkt, met Wallonië (ruim bemeten) als deel van Frankrijk. België heeft het, geholpen door internationale omstandigheden, de strategie van de Saksen-Coburgs en de traagheidswet, echter gewonnen van de Franstalige rattachisten, de orangisten en de flaminganten. Zolang ik de Vlaamse beweging volg, hoor ik regelmatig hoopvolle kreten over het spoedige en “nu wel onvermijdelijke” einde van België. Helaas blijkt dit een fata morgana. Voor de zwakke knuisten en weke hersenen van de Vlamingen is België te taai. Alleen een internationale beweging kan terloops ook het koninkrijk België liquideren.

Labels: , , ,

Read more...

9 april 2013

Thuisonderwijs


 

Een lezenswaardig blaadje is de driemaandelijkse nieuwsbrief van Alexandra Colen, Peper en Zout. Zo bevat het jongste nummer een vraaggesprek met de oprichtster van Moeders voor Moeders en een kritiek op het homohuwelijk en de homo-adoptie; evenals op de N-VA-steun voor de op handen zijnde uitbreiding van het wettig recht op euthanasie (de felbejubelde goeroe van de partij, Theodore Dalrymple, is tegen). Tot dusver wellicht voorspelbaar. Het trekt de aandacht op de vakantie van Louis Tobback in het Oostblok als loon voor zijn protest tegen de Navo-kernraketten, onthuld door zijn openhartige zoon Bruno. De Fyra-heisa is aanleiding voor observaties over de ongerijmde toestand dat het treinverkeer tussen Nederland en Vlaanderen door Brussel zo moeilijk gemaakt wordt: geen treinverbinding tussen Turnhout en het nabije Tilburg, tussen de nijverheidssteden Genk en Eindhoven, of tussen de provinciehoofdplaatsen Hasselt en Maastricht. Het anti-orangisme tiert welig in het koninkrijk België.

 

Wat is er te merken van de breuk tussen Alexandra en haar vroegere partij, het Vlaams Belang? Er wordt nauwelijks over gerept, en eigenlijk is geen opvallende poging gedaan om die breuk ideologisch in te kleuren. Behalve dan in één artikel, over een zaak die in de algemene media veel minder aandacht gekregen heeft dan zij verdient: het thuisonderwijs. Daarover volgen enerzijds de partij en anderzijds het gezin van Paul Beliën en Alexandra Colen een heel verschillende koers.

 

Filip Dewinter van het VB vindt dat het thuisonderwijs een "kweekschool voor het moslimfundamentalisme" dreigt te worden. Hij zit daarmee fundamenteel op dezelfde golflengte als minister Pascal Smet, die een "scherpere controle" op het thuisonderwijs aankondigt. Zo moet volgens de onderwijsminister het godsdienstonderricht "voldoen aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens". Wel, wel, dat maakt ons benieuwd naar zijn maatregelen om de hiermee niet te verzoenen Sjari'a (het moslimrecht) te onderdrukken.

 

Maar in ernst nu: onze politici beschouwen het steeds succesvollere thuisonderwijs (op tien jaar tijd van een 200 naar een 1000 leerlingen) als "sektair". Zij vrezen dat steeds meer jongeren aan de overheidscontrole ontsnappen. In de VS zijn er inderdaad veel ouders die hun kinderen aan de links indoctrinerende staatsscholen onttrekken. In België echter leert een bevraging bij thuisonderwijzers dat ideologische motieven slechts in 4,7% van de gevallen een rol spelen. Meestal gaat het om zuiver pedagogische overwegingen zoals slechte ervaringen met de school, combinatie met intense sport- of muziekvorming, of schoolmoeheid van de leerling.

 

Bij die 4,7% zitten maar zeer weinig islamitische ouders die bv. het hoofddoekenverbod willen omzeilen. Thuisonderwijs is niet iedereen gegeven. Om de kinderen op de examens voor de Centrale Examencommissie voor te bereiden, moeten de ouders les geven in het Nederlands, wat dus al een grote barrière vormt, en verder moeten ze bekwaam zijn in wiskunde, wetenschappen enz. De zeldzame moslimouders die aan die voorwaarden voldoen, zijn waarschijnlijk geen typische fundamentalisten. Juist de vereisten van onderwijs als zodanig zorgen voor een selectie ten nadele van moslimkandidaten. Het probleem dat Filip Dewinter wil beteugelen, schijnt dus zeer marginaal te zijn. Maar intussen kan het wel het grondwettelijk gewaarborgde thuisonderwijs te bemoeilijken.

 

Thuisonderwijs heeft talloze voordelen, ondermeer de opheffing van het enorm tijdverlies dat door de school veroorzaakt wordt: eerst het transport naar en van de school (met jaarlijks talloze verkeersslachtoffers), dan het eindeloze wachten op de bel die gaat, de uitleg van al lang begrepen leerstof, de leraar die afwezig is, enz. De tijd die werkelijk aan het leerproces besteed wordt, is ruimschoots minder dan 50%. Paul Beliën is ooit bij de politie geroepen omdat hij hun kinderen verwaarloosde; in werkelijkheid hebben zijn kinderen met gemak hun middelbaar diploma gehaald en het ook op de universiteit zeer goed gedaan. Thuisonderwijs wordt door de overheid gewantrouwd niet omdat het zo slecht is maar juist omdat het zo'n successen boekt.

 

Glenn Doman, een pedagoog en pionier van het thuisonderwijs, kreeg eens van critici te horen dat wat hij deed, niets bijzonders was: "Hij brengt enkel moeder en kind dichter bijeen." Waarop hij zei: "Dat is niet waar,” want er zijn ook fysiologische ontdekkingen en didactische vernieuwingen met zijn methode gemoeid, “maar ach: als ze op mijn grafsteen zetten: 'Hij bracht moeder en kind dichter bijeen', dan zal ik werkelijk in vrede rusten."
Read more...

8 april 2013

Pleiten Tobback en De Grauwe voor oneindige staatsgarantie? (Hoegin)

Enkele dagen geleden stelde eurocommissaris Olli Rehn in een interview met de Finse openbare omroep Yle voor dat ook grote spaarders voortaan een deel van hun geld zouden verliezen wanneer een bank in de problemen raakt. Met andere woorden: het «unieke» Cyprus zal voortaan als voorbeeld dienen voor andere probleembanken en -landen. Hoewel het voorstel niet meer dan de logica zelve is en bovendien een noodzakelijke voorwaarde om tot een gezonde banksector te komen, werd het onmiddellijk afgekraakt door sp.a-voorzitter Bruno Tobback en «econoom» Paul de Grauwe.

Wat heeft eurocommissaris Olli Rehn precies voorgesteld? Wanneer een bank in de problemen raakt, zouden voortaan, zoals bij elke andere onderneming, eerst de aandeelhouders aangesproken worden, en vervolgens al degenen die onbeschermde beleggingen en spaartegoeden bij de banken hebben uitstaan. Dat betekent dus dat als een bank over kop gaat, in de eerste plaats de aandeelhouders riskeren hun geld te verliezen, en als zij het verlies niet helemaal kunnen dekken, vervolgens ook de spaarders. Hij stelt wel uitdrukkelijk dat de staatsgarantie van 100.000 euro zou blijven gelden, en inderdaad, zijn voorstel is eigenlijk niet meer dan een gevolg van die staatsgarantie. Immers, als de staatsgarantie geldt tot 100.000 euro, dan moet daar ook uit volgen dat die staatsgarantie voor bedragen boven de 100.000 euro niet geldt, of toch niet volledig.

Zowel sp.a-voorzitter Bruno Tobback als «econoom» Paul de Grauwe waren er als de kippen bij om dit voorstel af te kraken, en bestempelden het als gevaarlijk en dom. Het zal de lezer waarschijnlijk niet verbazen dat ik eerder de reactie en het gedrag van Bruno Tobback en Paul de Grauwe als gevaarlijk en dom zou willen omschrijven. Want de consequentie van hun pleidooi, namelijk dat de spaarders nooit aangesproken zouden mogen worden, is niets anders dan dat de staatsgarantie tot in het oneindige door zou moeten lopen. Een staat heeft daardoor geen enkele bescherming meer tegenover spaarders, waardoor het failliet van een bank veel sneller zal leiden tot het failliet van een staat. Bovendien zorgt zulke oneindige staatsgarantie voor een moral hazard, want het moedigt spaarders ertoe aan hun geld bij roekeloze banken te plaatsen.

Een voorbeeld van dit effect zou nochtans nog redelijk vers het geheugen van Bruno Tobback en Paul de Grauwe moeten liggen. Of zouden zij werkelijk al vergeten zijn hoe IJslandse banken niet zo heel lang geleden de markten binnendrongen met lage tarieven en hoge renten, om vervolgens bij de eerste de beste tegenslag volledig over kop te gaan? Degenen die eerst tegenover hun buren en in hun familie snoefden hoe slim ze toch niet waren om hun geld bij zo'n goedkope IJslandse bank te plaatsen, waren meteen ook de eersten die hard riepen hoe vreselijk het wel niet was dat hun geld plots geblokkeerd stond. Tja. Dat er niet zoiets bestaat als een gratis lunch, en dat een hoger rendement gewoonlijk ook een hoger risico inhoudt was een les die ze toen pas geleerd hebben. Wanneer ik echter Bruno Tobback op de radio hoor verklaren dat het toch niet de taak van de spaarder kan zijn om na te gaan of zijn bank wel solide genoeg is, is mijn conclusie dat hij die les blijkbaar nog steeds niet geleerd heeft.

Het effect van zo'n oneindige staatsgarantie is immers dat spaarders bij zulke roekeloze banken eerst een lager tarief betalen, vervolgens systematisch hogere renten opstrijken, en dan wanneer het fout gaat de rekening doorschuiven naar de voorzichtige spaarder/belastingbetaler die zo idioot was zijn geld bij een «dure» bank te plaatsen. Of hoe Bruno Tobback en Paul de Grauwe de voorzichtige spaarder/belastingbetaler twee keer willen laten betalen. Wie genoeg verdient om belastingen te betalen maar niet genoeg om elke maand wat geld opzij te zetten is trouwens helemaal de klos.

Meer zelfs, als sp.a-coryfee Johan vande Lanotte zich de laatste tijd op één vlak geprofileerd heeft, dan wel dat van de shoppende verbruiker. Onder meer met een spaarsimulator, die de spaarders precies van conservatieve naar roekeloze banken drijft. Of moeten we nu echt denken dat die spaarsimulator in september 2008 de verbruiker voor de problemen bij Icesave zou gewaarschuwd hebben, dan wel hem er precies in groten getale heen zou gestuurd hebben? (A propos, geen enkele kwaliteitsjournalist die ook maar één kritische vraag plaatste bij die spaarsimulator van de leerling-tovenaar uit Oostende, maar misschien hadden die het al moeilijk genoeg met het procentrekenen dat al snel om de hoek komt kijken als we het over spaartegoeden en renten hebben…)

Er is nochtans één puntje waarop Bruno Tobback wel een klein beetje gelijk heeft, namelijk dat 100.000 euro niet bepaald een fenomenaal groot bedrag is. En je bank zal maar net failliet gaan de dag voor je een huis koopt. Het zou dan ook best kunnen dat de staatsgarantie iets hoger mag, al stellen we dan ook weer vragen bij het bedrag van 500.000 euro dat hij op de radio vermeldde – en dan nog als een bedrag dat toch ook nog zeker gedekt diende te worden door de staat. Blijkbaar verdient het niet slecht om voorzitter van de sp.a te mogen spelen. Bovendien stel ik me de vraag wie vandaag de dag nog 100.000 euro op zijn spaarrekening heeft staan, zonder enige andere vorm van belegging. Mag ik er enig darwinisme in zien als iemand op die manier bijna zijn hele fortuin verliest?

Overigens stel ik mij bij het gedrag van Bruno Tobback verder weinig vragen. De man is socialist, en wat mij betreft volstaat dat al ruimschoots als brevet van onkunde in de economie. Bovendien is een discours waarbij de staat maar garant moet staan voor al het spaargeld lekker gemakkelijk (populistisch?), ook al gaat het regelrecht in tegen de belangen van de kleine spaarder die moet gaan werken voor zijn kostje, en dus ook belastingen moet betalen. Dat segment van de bevolking dus waar men ooit de kernkiezers van de SP aantrof, vóór het vervangen werd door de combinatie loftsocialisten en allochtonen.

Wat me wel verbaast is de reactie van Paul de Grauwe, die toch beter zou moeten weten. Hij wordt nog steeds omschreven als «econoom», maar het is maar de vraag hoe lang dat nog ethisch verantwoord kan worden. De man heeft niet alleen een cursus basiseconomie gekregen, hij heeft ze zelfs zélf gehouden. (Onder meer aan ondergetekende, die overigens niet bepaald zwaar onder de indruk was van de manier waarop hij aan studenten burgerlijk ingenieurs het begrip «afgeleide» trachtte bij te brengen, en dat nota bene vlak na een uurtje differentiaalvergelijkingen.) Heeft de man last van vroegtijdige dementie, en wordt het stilaan tijd dat enkele heren in witte jassen zijn bovenkamer eens grondig komen nakijken? Of is hij gewoonweg onlangs opgekocht door de PS, zoals men ook zou kunnen vermoeden wanneer men zijn waarschuwingen tegen besparingen leest? Het begint in ieder geval erg op te vallen dat over zo ongeveer elk economisch vraagstuk zijn betoog naadloos gelijkloopt met de agenda van de sp.a en de PS. Het meest problematisch daarbij is vooral dat sp.a en PS vervolgens Paul de Grauwe gebruiken als gezagsargument, want zelfs «liberale economen» geven hen zogezegd gelijk. En op enige nuance daarover hoeft men dan uiteraard niet te rekenen in onze kwaliteitsmedia.

Labels: , , ,

Read more...

6 april 2013

Quaregnon of Knokke ? (vpmc)


De Tijd geeft elke week ruimte aan Rik Van Cauwelaert voor zijn opiniebijdrage “Paleis der Natie”. Vandaag is de titel van zijn stuk:
“De SP.a en de oude waarden”. Het staat op pagina 15 en gaat over de problemen van een partij die “haar ijkpunten kwijt is”.

Van Cauwelaert begint met een oud citaat van Mark Elchardus, die het toen had over globalisering, vrije markt, migratie en dergelijke. Allemaal zaken die bij het intussen verdwenen traditioneel-socialistische kiespubliek moeilijk lagen, maar niet bij de partijleiding. Rik Van Cauwelaert:

Voorzitter Steve Stevaert wilde het socialisme gezellig houden. En gezellig is het nog steeds voor de kosmopolitische elite die dagelijks in verbinding staat met de rest van de wereld, zoals beschreven door Elchardus’ Berkeley-collega Manuel Castells.

Maar, is dat wel zo? van die kosmopolitische elite die zich kostelijk vermaakt? zou die echt bestaan? Voor een antwoord op deze vragen moeten we even opzij kijken en pagina 14 lezen, links bovenaan.

Want, op bestelling moet je haast geloven, illustreert daar Frank Van Massenhove –baas van de Sociale Zekerheid– de reëel bestaande Stevaertse socialistische gezelligheid.

Columnist Frank heeft namelijk in Knokke een tapasbar ontdekt, en hij kan zijn kosmopolitisch enthousiasme niet op: ...een tapasrestaurant dat je eerder in Downtown San Francisco of het Londense West End zou verwachten.”

Hij roemt en looft en prijst de Knokse koks, vergelijkt hen met stervoetballers, met deejays, met alles en nog wat, want zo’n column moet een bepaalde lengte hebben en met enkel tapas lukt dat niet. Ook het grootste schrijftalent zou dan passen.

De columnist noemt de tapaskoks, en meteen ook die diskjockeys: “het prototype van de nieuwe entrepreneur. […] Ze zijn passie én fun, ze zijn van hier maar nog meer van de wereld.”

Knokke is zo te zien een betere plek dan Quaregnon om aan een nieuw charter te werken.

Labels: , , , , , , , , ,

Read more...

3 april 2013

Wanneer is de N-VA incontournable? (Hoegin)

In zijn ondertussen al beruchte interview met De Standaard liet N-VA-kopstuk Geert Bourgeois zich verleden week ontvallen dat als de N-VA in 2014 veertig procent haalt, de partij de Franstaligen haar wil zal kunnen opleggen. Strategisch was het natuurlijk een blunder van formaat om de lat meer dan een jaar op voorhand al op zo'n hoog niveau te leggen. Maar los daarvan is het natuurlijk wel een interessante vraag hoe groot de N-VA moet zijn om incontournable te worden.

Is de N-VA met veertig procent van de stemmen incontournable? Carl Devos, naar het schijnt nochtans politicoloog, vond van niet, want volgens hem moet je daarvoor minstens vijftig procent van de stemmen halen. In zijn haast om Geert Bourgeois neer te sabelen vergat hij wellicht dat als het Vlaams Belang de andere tien procent levert, veertig procent voor de N-VA al ruimschoots volstaat om wel degelijk de Vlaamse lakens te kunnen uitdelen. Maar daar komt nog bij dat het enige wat eigenlijk echt telt om ergens je politieke wil te kunnen opleggen een meerderheid in het parlement is. En om vijftig procent van de zetels te halen heb je gewoonlijk nog geen vijftig procent van de stemmen nodig. Er kunnen dus gemakkelijk nog een paar procenten af, dankzij partijtjes zoals de PVDA en LDD die al snel enkele procenten onder de kiesdrempel weten vast te houden.

We kunnen het zelfs nog een beetje verder doordrijven. Neem nu de peiling van Het Laatste Nieuws van verleden week, waarin N-VA «slechts» 33,8% haalde, en Vlaams Belang 11,3%. Een simulatie geeft N-VA dan 45 zetels in het Vlaams Parlement, en Vlaams Belang 14 zetels. Dat maakt samen 59 zetels op de 124, weliswaar vier te kort voor een absolute meerderheid, maar CD&V, sp.a, Open Vld en Groen komen in die simulatie samen ook maar aan 64 zetels. En amper twee zetels overschot voor zo'n bonte regering is niet bepaald comfortabel. Zelfs als de traditionele partijen de Franstalige(n) van UF mee in de Vlaamse Regering zouden opnemen –Christian van Eyken als Vlaams Minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur en Vlaamse Rand, iemand?– wens ik hen veel geluk toe om de legislatuur van vijf jaar vol te maken zonder al te veel brokken. Eén personeelsprobleem dat uitdraait op een onafhankelijk parlementslid in het Vlaams Parlement volstaat dan om de poppen aan het dansen te krijgen.

Incontournable en incontournable

Overigens is deze hele discussie over het aantal procenten dat de N-VA dient te halen om haar wil aan de Franstaligen te kunnen opdringen bijzonder surrealistisch. De PS haalde immers bij de federale verkiezingen van 2010 niet meer dan 36,8% van de stemmen in het kleinere landsdeel van België, en kan vandaag toch over heel België almachtig de plak zwaaien via de federale regering. Waarom zou dan een partij die in 2014 veertig procent van de stemmen haalt in het grotere landsdeel van België dan haar wil niet kunnen opleggen aan de Franstaligen? Of dat zelfs niet mogen proberen te doen?

Recept voor een overwinningsnederlaag

Maar over peilingen gesproken: Geert Bourgeois had al meteen het ongeluk dat zijn interview gepubliceerd werd op precies dezelfde dag als een peiling in Het Laatste Nieuws. En met 33,8% bleef de N-VA natuurlijk ver onder de veertig procent steken, ook al betekent het nog steeds een forse vooruitgang van een dikke vijf procent vergeleken met de laatste federale verkiezingen van 2010. En dit weekend was het alweer prijs, deze keer met een peiling van Le Soir waarin de partij «slechts» 33,6% haalde. Je kan je trouwens afvragen waar Geert Bourgeois het cijfer van veertig procent vandaan haalde, want tot nu toe bedraagt de absolute maximumscore van zijn partij in de peilingen zeggen en schrijven… 40,1% (La Libre Belgique in septeber 2012). Zelfs voor iemand die nog in opiniepeilingen gelooft –en wie doet dat nog?– en er dan nog een dikke schep optimisme bovenop doet klinkt veertig procent nog steeds bijzonder overmoedig.

Laat ons daarom hopen dat Geert Bourgeois verleden week door Bart de Wever eens goed de levieten gelezen werd, en dan niet omwille van zijn standpunt over Vlaamse onafhankelijkheid. Een overwinning verandert immers snel in een overwinningsnederlaag als de lat op voorhand te hoog gelegd wordt. En daarbij is het natuurlijk één ding als «de peilingen», de media en je tegenstanders je lat zo hoog duwen dat je er onmogelijk nog over kan. Maar als je eigen kopstukken in interviews hun hoofd verliezen en de lat op astronomische hoogte leggen, dan moet je op de verkiezingsavond geen calimeroschelp meer op je hoofd trachten te plaatsen.

Pijlen eindelijk op de juiste vijand gericht?

Maar het is niet allemaal kommer en kwel in het V-kamp. De laatste weken lijkt het er immers op dat de N-VA met haar aanval op het ACW (en dus ook de CD&V) eindelijk de juiste vijand gevonden heeft. Het is trouwens ook al weer een tijdje geleden dat Bart de Wever in een interview nog eens erkenning opeiste voor de manier waarop hij het Vlaams Belang heeft teruggedrongen. Zou het kunnen dat men bij de N-VA eindelijk begrepen heeft dat het voor haar veel belangrijker is kiezers weg te halen bij CD&V en Open Vld dan Vlaams Belang? Dat is immers de enige manier om in Vlaanderen echt incontournable te worden, want een uitwisseling van kiezers tussen N-VA en Vlaams Belang zet wat dat betreft echt geen zoden aan de dijk.

Meer zelfs, als de N-VA het Vlaams Belang zozeer uitzuigt dat voor die laatste partij de kiesdrempel in zicht begint te komen, dan kan ze een V-meerderheid in het Vlaams Parlement meteen vergeten. Een overdonderende veertig procent zal daar dan niet veel aan helpen. Zolang de traditionele partijen, al dan niet aangevuld met de nuttige idioten van Groen, in het Vlaams Parlement aan een voldoende comfortabele meerderheid geraken kan je er immers gif op innemen dat zowel Di Rupo II als Peeters III in een mum van tijd op de rails gezet zullen worden. Het is dan maar de vraag wat er in 2019 nog over zal schieten van die N-VA.

Dit artikel verscheen op 27 maart 2013 in 't Pallieterke.

Labels: , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>