28 november 2012

De taalstrijd is nooit iets anders dan een grondoorlog geweest.

Volgens een populaire hypothese die de Belgische communautaire knoop wil verklaren, zouden de Franstaligen vooral in termen van cultuur denken, en de daaraan verbonden vrijheid van spreken en bewegen, en de Vlamingen eerder in termen van bodem en territorium. Twee paradigma’s zouden dan door elkaar schuiven en botsen: de ene beroept zich op een “vloeibare” culturele (Latijnse) invloedssfeer, de fameuze francité, terwijl de andere de onaantastbaarheid van de grenzen en het grondgebied inroept. Per definitie is de eerste ook eerder expansief, terwijl de Vlaamse mentaliteit naar het defensieve neigt,- vandaar ook het “kaakslagflamingantisme” en de underdogmentaliteit.
Maar die schematische voorstelling klopt niet helemaal. Denk maar aan de corridor-gedachte die de francofonen momenteel bezig houdt: dat is puur territoriale logica. Alleen maken ze een ommetje langs het cultuur- en taalverhaal, dat schuift makkelijker. De tactiek van de Franstaligen in de Vlaamse rand rond Brussel bestaat er namelijk in om eerst het terrein “vreedzaam” te bezetten (de inwijking), daarna taalrechten aan te vragen (de fameuze faciliteiten dus, eventueel zwaaiend met het Europese minderhedenverdrag), om tenslotte als meerderheid de boel over te nemen en, in naam van de democratie, finaal annexatie bij Brussel af te dwingen als er nog eens een rondje communautair onderhandeld wordt.
Het taalargument is dus een alibi, een breekijzer,- in werkelijkheid gaat het om gebiedsuitbreiding, en daarvoor zijn alle middelen goed. De “talentelling” die werd uitgevoerd om in 1963 de taalgrens vast te leggen, werd (daar zijn historici het nu over eens) gemanipuleerd, mensen werden onder druk gezet om zich als francofoon op te geven. Een aandeel van 30% Franstalig volstond om als faciliteitengemeente gecatalogeerd te worden. Heel de periphérie rond Brussel was vanaf dan een feit, en de taalgrens schoof een stuk op naar het Noorden. Gemeenten zoals Terhulpen en Edingen heetten van de ene dag op de andere zelfs La Hulpe en Enghien, en kwamen in Wallonië terecht.
Het gaat dus wel degelijk om terrein. Taal en cultuur zijn maar de kapstokken. Vanwaar die fascinatie van Franstalig België om sinds het ontstaan van dit koninkrijkje noordwaarts op te schuiven, met het oog op een homogeen francofoon grondgebied (Charles Rogier in 1830: “La Belgique sera latine ou ne sera pas”) tot aan de Scheldemonding?

Het gat in het Noorden
Verhelderend in dat opzicht is de lectuur van het boek van Robert Kaplan “The Revenge of Geography: What the Map Tells Us About Coming Conflicts and the Battle Against Fate”,- onlangs in het Nederlands vertaald. Kaplan onderzoekt daarin hoe landschappelijke factoren zoals bergen, rivieren, vlaktes en oceanen in het verleden staten gevormd hebben, maar ook de machtsstrijd van de komende decennia zullen blijven beïnvloeden. Eén blik op de kaart leert ons soms meer dan duizend economische of politieke bespiegelingen. Uiteraard komt daar ook het verhaal over grondstoffen en bodemrijkdom bij kijken. Of dacht u dat het in Soedan over zand ging.
Historisch zijn er voorbeelden te over. We kennen allemaal de desastreuze verhalen van Napoleon en Hitler in Rusland: ze waren in hun zoektocht naar Lebensraum even vergeten dat er op die eindeloze Russische steppe niet te winnen valt, het is een hellemond die complete legers gewoon opslokt. Idem dito voor Vietnam, idem voor Afghanistan: het succes van het verzet ligt in het terreinvoordeel, conventionele legers en zelfs elitecommando’s bijten er hun tanden op stuk.
In de geboorte van de Europese natiestaten domineerde het geostrategisch concept om er natuurlijke, verdedigbare grenzen op na te houden. Die optiek bestaat tot op vandaag. Uiteraard spelen, in een tijdperk van intercontinentale raketten, nucleaire dreiging, star wars en terrorisme, die natuurlijke grenzen nauwelijks nog een rol op strikt militair-strategisch vlak. Maar ze blijven het mentaal klimaat en het collectief bewustzijn bepalen. Duitsland is één geworden, wellicht omdat de Oostduitsers het hartsgrondig beu waren om naar de grote lichtreclames van het Westen te lonken, maar vooral omdat het huidige Duitsland geografisch veel homogener is, met de Oostzee, Rijn, Alpen als natuurlijke grenzen terwijl, jawel, de Oostgrens een zwakke linie blijft.
Frankrijk anderzijds,- en nu komen we op ons punt,- heeft met de Rijn/Rhone-vallei, de Alpen, de Pyreneeën, en de Atlantische Oceaan perfect verdedigbare grenzen. Het schoentje wringt echter in het Noorden. De permanente druk, al in de vroege middeleeuwen, om het Graafschap Vlaanderen te annexeren, moet in die optiek bekeken worden: binnen de Franse geostrategie is en blijft Vlaanderen een hinterland, een buffer, met de Schelde als noordgrens van het territoire. Dat is precies de toestand in 1477, na de honderdjarige oorlog, waar Frankrijk als natie versterkt uit komt, zie kaart: de rode grenslijn volgt daar netjes de middenloop van de Schelde, en snijdt het huidige Vlaanderen (en meteen het huidige België) in twee. De tik die ze in 1302 hadden gekregen, was al weer ruimschoots goed gemaakt.
En dat is meteen dé reden waarom de Belgische natie niet leefbaar is: de francofonen hebben zich vanaf dag 1 in 1830 gedragen als een door Parijs gestuurde vijfde kolonne, uiteraard gemixt met allerlei andere locale agenda’s, en altijd vanuit een cultureel alibi (de tweetaligheid van de Leuvense universiteit was daar een typisch voorbeeld van). De taalstrijd zit genetisch ingebakken in de Belgische constructie, waarvan de revolutionairen in hoge mate door Frankrijk gestuurd werden, ook dat is ondertussen historisch uitgeklaard. Zolang het gat in het Noorden niet dicht is, tocht het in Parijs. Noem het gerust een obsessie. Allerlei fenomenen, die ogenschijnlijk niets met geografie te maken hebben, krijgen van daaruit een betekenis: de constante Franse inmenging in het Belgische financieel-economische netwerk(Dexia), de energiebevoorrading (Electrabel/Suez), enzoverder.
Binnen de Franse geostrategie is en blijft Vlaanderen een hinterland, met de Schelde als noordgrens van het territoire. De Belgische francofonie heeft zich vanaf 1830 daarnaar gedragen.
Soms wordt het minder subtiel gespeeld. De actuele plaag van de grenscriminaliteit, waarbij Noord-Franse misdaadbendes in West- en Oost-Vlaanderen dagdagelijks op rooftocht gaan (vreemd genoeg veel minder in Henegouwen, of valt daar niets te rapen?), én de opmerkelijke laksheid van de Franse politie, houdt wellicht al evenzeer verband met die terreinoorlog die als sinds de middeleeuwen aan de gang is.
Het is een belangrijke verdienste van Robert Kaplan dat hij het modernistische vernis van o.m. het Franse verlichtingsdenken afbijt: in se gaat het nog altijd om een middeleeuwse logica van landschap, terrein, verdedigbaarheid en bezettingsmodaliteiten. Een gegeven dat vandaag door politieke analisten in onze contreien zwaar onderschat wordt.

Ondertussen bij de bakker
Het is anderzijds opmerkelijk dat de Vlamingen zich van die militair-territoriale obsessie altijd weinig hebben aangetrokken. Wat hebben wij voor “natuurlijke grenzen”? Behalve de Noordzee (waar een heetgebakerde francofone columnist de flaminganten wou in verdrinken): geen. Ook dat vertaalt zich in de geschiedenis: het is de taal en de cultuur die ons identitair bindt en het Vlaams nationalisme voedt,- niet de bodem, ondanks de clichés over de Vlaamse klei.
Tijdens de Brugse Metten in 1302 werden daarom ook de schoenzolen niet geïnspecteerd, maar wel de tongval: wie de leuze “Schild en vriend” niet met onversneden Vlaamse gutturalen kon uitspreken, werd een kopje kleiner gemaakt. Men kan dat een drastische vorm van taalexamen noemen, maar het wijst er op dat wij intrinsiek misschien wel meer met cultuur bezig zijn dan onze francofone zuiderburen. En dat de Vlaamse territoriale koppigheid ondergeschikt is aan de behoefte aan culturele integriteit. Dat is de essentie van het cultuurflamingantisme, als antwoord op het imperialisme van de grootmachten die cultuur als offensief wapen gebruiken.
Het is dus wellicht eerder omgekeerd, dan het cliché ons voorhoudt: het francofoon imperialisme wil gebied veroveren met de cultuur als alibi, de Vlaamse beweging wil haar cultuur veilig stellen, met de onschendbaarheid van het grondgebied als argument.
Dat houdt dan weer verband met onze status van handelsregio: sinds het ontstaan van de grote Vlaamse steden in de middeleeuwen (Gent, Brugge, Ieper) denken wij niet militair maar economisch, en veroveren we eerder de wereld met muziek, wandtapijten en TV-schermen dan met kanonnen. Vandaar ook de typisch Vlaamse stedelijke rivaliteit en de versnippering: het gebrek aan geografische bakens verdeelt ons, telkens opnieuw, en creëert kleinstedelijk ressentiment.
En jammer genoeg heeft die mercantiele filosofie ook nog andere nadelen: we zijn veel te beleefd, en té geneigd om andere talen te leren die we dan ook vlotjes gebruiken op eigen bodem. De collaboratie zit in onze genen, we zijn té polyglot.
Het verfransingsmechanisme speelt daar net op in. Moesten we niet zo’n talenknobbel hebben, het zou nooit zover gekomen zijn. De massale import van Brusselse gepensioneerden en OCMW-cliënteel aan onze kust, allemaal Franstaligen die verwachten dat ze daar in het Frans bediend worden (wat nog lukt ook), speculeert op onze flexibiliteit. De strijd wordt nu uitgevochten aan loketten, in de winkels, de restaurants, op straat: het beroep op Vlaamse hoffelijkheid en goede manieren (“Le droit du respect”) zal eindigen in een nieuwe eis tot tweetaligheid, waarbij bijvoorbeeld een strook van De Panne tot Oostende een apart statuut krijgt. Weer een stapje dichter bij de grenzen van 1477.
In Overijse, de randgemeente waar ik woon, komen de francofonen nog elke dag bij de bakker hun pistolets in het Frans halen. Niet omdat ze te dom zouden zijn om Nederlands te leren, maar omdat ze weten dat de winkeljuffrouw graag met haar mondje Frans uitpakt, en omdat ze beseffen dat een tweetalige couleur locale de opstap is naar méér. Het zou anderzijds ondenkbaar zijn dat u, in omgekeerde richting, 5 km verder in Wavre die broodjes in het Nederlands zou vragen. Ze zouden u op zijn minst een GAS-boete aansmeren wegens ordeverstoring.
We zijn veel te beleefd, en té geneigd om andere talen te leren die we dan ook vlotjes gebruiken op eigen bodem, tegenover de agressor. De collaboratie zit in onze genen, we zijn té polyglot…
De sociale druk werkt dus in één richting, en heeft een eigen, vaste dynamiek. De idee om een Schepen van Vlaamse zaken in Aalst te benoemen, is in die optiek dan ook volkomen legitiem, evenals de pogingen om het verwerven van een sociale woning in de Vlaamse rand aan de actieve kennis van het Nederlands te koppelen: alleen zo vermijdt men op het einde nieuwe talentellingen die een nieuwe stap worden naar francofone gebiedsuitbreiding.
Het taalactivisme is bijgevolg bittere noodzaak binnen de Belgische context. Het overschilderen van Franstalige bordjes door wijlen Flor Grammens was wel degelijk meer dan ludieke folklore.
Het enige duurzame middel om uit die territoriale honderdjarige oorlog te geraken, is een volwaardige Vlaamse onafhankelijkheid,- een natievorming die de franco-belgische geostrategische logica overstijgt. Maak van de taalgrens, die hier toch al ligt sinds de Romeinse tijd, een staatsgrens.
In dat opzicht is een alliantie met onze Noorderburen wellicht nuttig, tot, wie weet, een republiek der Nederlanden het licht ziet. De Hollanders hebben zich nooit veel aangetrokken van geostrategie, ze zijn nog meer dan wij een handelsnatie en gaan voor de primauteit van de cultuur op de bodem. Temeer omdat hun grond niet eens vaste grond is, maar drooggelegde Noordzee: de Fransen hebben hun misprijzen voor die Atlantische poldertruc nooit onder stoelen of banken gestoken.
Van Europa moeten we ons verder niet te veel aantrekken. Uiteindelijk was ook de E.U. maar een Frans strategisch bedenksel om de Duitsers onder de knoet en aan de andere kant van de Rijn te houden. Maar ook hier blijkt de geostrategie hopeloos ingehaald door de economische realiteit. Europa zal ineenzakken onder het gewicht van zijn bureaucratisch, door Parijs uitgetekend centralisme. Wat meteen ook Brussel terug binnen zijn juiste proporties brengt, van verbeulemanste nederzetting aan de Zenne. Denken ze echt economisch en cultureel, dan zullen ze eieren voor hun geld moeten kiezen bij de splitsing.
Als Brussel de meest Noordelijke stad van Frankrijk wil worden, eerder dan de meest Zuidelijke stad van de Nederlanden,- het zij zo. Wie door het huidige département du Nord reist, weet wat hen te wachten staat.

Johan Sanctorum
Read more...

27 november 2012

Het plafond voor de N-VA (Hoegin)

Zondagavond werden de resultaten bekendgemaakt van een nieuwe peiling van Le Soir. Opvallend: sommige partijen wijken in deze peiling tot acht procent af van hun recente resultaat bij de provincieraadsverkiezingen. En al even opvallend: op basis van een teruggang van zegge en schrijve een tiende van een procent besluit De Morgen dat de N-VA aan haar plafond zit.

«Regeringspartijen winnen lichtjes, N-VA zit aan plafond», zo kopt De Morgen. Het is natuurlijk maar hoe je het bekijkt, en waar je de uitslag van deze peiling mee vergelijkt. Tegenover de vorige peiling, uitgevoerd op 9 september ll. gaan de drie federale regeringspartijen er inderdaad op vooruit, maar alleen voor Open Vld kan men die vooruitgang met een beetje goede wil bijna significant gaan noemen. Vergeleken met de federale verkiezingen van 2010 gaan de federale regeringspartijen er echter op achteruit, maar opnieuw met dezelfde opmerking dat alleen voor Open Vld die achteruitgang significant genoemd kan worden. Maar met de provincieraadsverkiezingen van verleden maand lijken de resultaten van deze peiling amper overeen te komen. Voor CD&V bedraagt de afwijking bijna vijf procent, en voor N-VA zelfs acht.

Over de N-VA gesproken, die Vlaamse regeringspartij –in de ogen van kwaliteitskrant De Morgen blijkbaar geen échte regeringspartij– blijft status quo tegenover de vorige peiling, met als onmiddellijk besluit dat die partij dus wel aan haar plafond zal zitten. Zou het kunnen dat de wens de vader van de gedachte is? Laten we het maar zeggen zoals het is: als De Morgen de N-VA al een plafond zou willen gunnen, dan hoogstens eentje rond de 4,99%, net onder de kiesdrempel. Voor die kwaliteitskrant heeft de nationalistische onzin immers nu al lang genoeg geduurd, en wordt het stilaan tijd dat de Vlaamse, pardon, Noord-Belgische kiezer stilaan terugkeert naar de Belgische systeempartijen.

Dat neemt niet weg dat de N-VA de laatste maanden in de peilingen wel degelijk stagneert, maar de basis voor die observatie is iets groter dan de schamele achteruitgang van de N-VA van de ene peiling naar de andere. Anderzijds blijft de N-VA in de peilingen meer dan dubbel zo groot als de eerste volger, CD&V. Bovendien lijkt alvast deze peiling zich niet veel aan te trekken van de resultaten van de provincieraadsverkiezingen van een maand geleden, toen de N-VA nog afklokte onder de dertig procent. In dat verband dringt trouwens de vraag zich op of de resultaten van deze peiling herwogen werden naar die verkiezingen. De stelling dat bijna een kwart van de N-VA kiezers in oktober nog voor een andere partij koos zou ik toch op z'n minst gewaagd durven noemen. En tegelijkertijd sensationeel nieuws, zeker op een ogenblik dat heel België zich het hoofd breekt over hoe de N-VA-vloedgolf ingedamd kan worden. Als die stelling toch niet zou kloppen, dan ben ik toch eerder geneigd de provincieraadsverkiezingen te geloven dan de peilingen.

Hoewel we dus enkele vragen hebben bij de resultaten van deze peiling, hebben we toch een simulatie gemaakt voor de zetelverdeling voor het Vlaams Parlement. Dat levert opnieuw een zwaar overwicht op voor de N-VA met maar liefst vijftig zetels. De drie federale regeringspartijen CD&V, Open Vld en sp.a komen samen slechts aan 55 zetels, acht te weinig voor een meerderheid. Samen met Groen komen ze uit op 64 zetels, een toch wel krappe meerderheid verdeeld over vier partijen, maar misschien kan zo'n regering op cruciale ogenblikken ook rekenen op de gunst van de U.F.-zetel? De zogenaamde V-meerderheid van N-VA en Vlaams Belang bedraagt in ieder geval slechts 59 zetels, of vier te weinig voor een meerderheid.

Opmerkelijk is wel dat in de simulatie die de krant Le Soir zelf maakte voor de federale Kamer, de PVDA één zetel toegewezen krijgt net als hun Franstalige tegenhanger PTB. Het is echter onduidelijk hoe die simulatie uitgevoerd werd, en in welke kieskring de PVDA die zetel zou behalen. In onze simulatie, een extrapolatie vanuit de recente provincieraadsverkiezingen, haalt de categorie «Anderen» (dus niet alleen de PVDA maar ook alle andere kleine partijtjes) nergens de kiesdrempel, ook in de kieskring Antwerpen niet.

Kijken we tot slot nog eens naar de toestand ten zuiden van de taalgrens. Daar blijkt de PS te stagneren, maar dat wel na een achteruitgang sedert de laatste federale verkiezingen. De MR lijkt in de peilingen uit het dal gekropen te zijn, maar bevindt zich nu toch nog steeds maar op het niveau van 2010. Veel reden tot euforie is er bij de Franstalige liberalen dus nog niet. CdH en Ecolo liggen min of meer status quo, met een lichtjes negatieve tendens de laatste maanden. Op dit ogenblik behoudt cdH een kleine voorsprong op Ecolo, maar over meer dan één à twee procent gaat het niet. Verderop volgen dan nog een hele reeks kleinere partijtjes, zowel links als rechts, waaronder dus ook de reeds vermelde PTB.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en Wallonië sedert 2006 (PDF).

Labels: , ,

Read more...

25 november 2012

Blijvend en voorbijgaand vandalisme (vpmc)

.
Het mooie St-Pietersstation is een eeuw oud, en dat wordt gevierd, maar voor de reiziger is het gebouw helaas niet meer goed zichtbaar. Dat komt omdat men er bij wijze van entree een constructie van staal en glas vóór heeft gezet, die het eigenlijke bouwwerk grotendeels aan ons gezicht onttrekt. 
En toegegeven —het is geen schande om iets toe te geven— de Middenstatie van Antwerpen is nog veel mooier dan St-Pieters, maar dat vind ik geen excuus voor vandalisme. 
Het glazen gedrocht waarvan sprake, heeft zich voor ons station gewrongen zoals een plompe kerel op het laatst nog voor een kind springt dat naar een stoet wou kijken. 
De architect die dit getekend heeft, moet aan de schandpaal, samen met zijn bouwheer. 

Maar dat het altijd nog erger kan, bewees deze zomer de Track-kunstmanifestatie, die ook elders in de stad aanslagen pleegde.
De foto hiernaast geeft de toestand bij het station weer, zoals hij was van mei tot oktober. Rond het torentje van St-Pieters had toen de een of andere kunstenaar een stelling mogen zetten, en op die manier onttrok hij aan ons gezicht, en met ons geld, ook het stukje St-Pieters dat door de architect nog vrij was gelaten. 

Het werk van de artiest is intussen netjes weer verwijderd, en dit bewijst geloof ik dat kunst per slot toch minder erg is dan architectuur.
.

Labels: , , , , ,

Read more...

18 november 2012

Gene over Patrick (in de boekskes) ...(vpmc)

.
Gene Bervoets is een Belgische acteur, vooral bekend van zijn culinair programma ”Gentse Waterzooi” en van de serie “Windkracht 10”. In het dS-weekblad zei men daar niets over, en dus bleef ik wat dit betreft op mijn honger zoals journalisten zeggen. Ze hadden nochtans volle zes bladzijden vrijgemaakt voor een interview met gene Bervoets.
Gelukkig stilde Wikipedia mijn honger, want al kende ik die windkracht niet, Gentse waterzooi des te beter.
En ik zei nu wel zes bladzijden, maar dat is niet helemaal waar. Na aftrek van de foto’s zullen het er op een decimaal na ongeveer drie zijn geweest. Aanleiding om het interview te doen, wás trouwens een foto. Van Photonews in dit geval, met Patrick die weende op de schouder van Gene. Een geweldig moment, door de cameralens als het ware bevroren.
Nu hebben ze bij dS-weekblad geen foto nodig als aanleiding, want heel hun blad staat elke week vol foto’s. In kleur meestal, maar voor de fijnproevers zijn er ook in zwart-wit. Heel pakkend altijd, dat zwart-wit.
In de tekst zelf, rond de kleurenfoto's van Bervoets dus, lezen we dat deze man niet toevallig al een “bolleke” had besteld voor zijn vriend, en ook dat zij hun gevoelens toen niet expliciet hebben uitgesproken. Bervoets zei wel meer zinnige dingen in dat interview. Zo is Patrick geen populist, want hij gaat niet in de boekskes staan – 'boekskes' is artiesten- en journalistentaal voor weekblad of magazine.
Verder zegt Gene dat Bart De Wever dicht tegen de schizofrenie aan zit, en dat wij zijn ware gelaat nog niet hebben gezien. En Gene weet ook dat politici kazakdraaiers en postjespakkers zijn. Hij verklapt ons dat in het stadsbestuur vóór Patrick alles vriendjespolitiek was. En verder nog dat de angst in de “culturele sector” zeer groot is.
Nu wil ik voor het gemak onze Gene Bervoets hierbij rekenen, en hem tegelijk enigszins geruststellen. Hij zal niet als eerste in het vizier komen van schizofrene populistische bewindvoerders, want er zijn vóór hem al vele interviews gepubliceerd met artiesten die nog meer wind verplaatsten, en wier verstand nog gaarder gezoden was in water.

Il arrive fréquemment que les artistes créateurs n’aient qu’un contrôle limité sur les trivialités de l’existence; souvent, c’est au prix de cette infirmité qu’ils atteignent la concentration requise pour l’exercice de leur art. Mais pareille condition n’est guère favorable au développement d’un fin jugement politique, et pourrait difficilement qualifier des poètes rêveurs ou des romanciers à l’imagination enfiévrée pour analyser lucidement les événements du jour, guider l’opinion publique, ou conseiller les gouvernants.
Simon Leys
Protée et autres essais
Éditions Gallimard, 2001, p. 137

Het komt dikwijls voor dat scheppende kunstenaars slechts in beperkte mate greep hebben op de alledaagsheid van het bestaan; vaak is deze zwakte de prijs die zij betalen om de vereiste concentratie te bereiken voor het beoefenen van hun kunst. Echter, voor de ontwikkeling van een scherp politiek oordeelsvermogen is een dergelijke gesteldheid niet bepaald gunstig, en dromerige poëten of koortsig fantaserende romanciers kan zij bezwaarlijk kwalificeren om de gebeurtenissen van dag helder te analyseren, de publieke opinie te gidsen, of om de bewindslui van raadgevingen te voorzien.
.

Labels: , , , , , ,

Read more...

12 november 2012

Wetenschappelijke beschouwingen bij de G1000 (vpmc)


Een tijdlang werd het aantal deelnemers aan de G1000 op zevenhonderd en acht geschat, maar na een hertelling in alle rust (ik vermoed door David zelf, of anders door Francesca, of bij voorkeur achtereenvolgens door hen beiden) bleken ze maar met zijn zevenhonderd en vieren te zijn.
Nu is, alles wel bekeken, zevenhonderd en vier een mooier getal dan die zevenhonderd en acht, want zevenhonderd en vier laat zich netjes schrijven als twee tot de zesde macht, vermenigvuldigd met elf, en dat laatste blijft een klein, hanteerbaar getal. Dat is niet zo met zevenhonderd en acht.
Zoals wij zullen zien, komt deze mathematische toevalligheid de democratische gedachtewisseling zeer ten goede.
Vergeten we niet dat het hier gaat om zevenhonderd en vier uiterst toevallig gekozen, en dus volkomen gelijkwaardige individuen, die elk ook een gelijke zeg in het debat moeten krijgen. Hen aan rechthoekige tafels zetten is uitgesloten, niet enkel omdat het priemgetal elf zich hiertegen verzet, maar vooral omdat er aan een rechthoekige tafel als het ware automatisch een soort hiërarchie ontstaat. Ik neem aan dat David en Francesca zich hiervan bewust zijn geweest.
Natuurlijk zullen zij twee tot de zesde tafels gehuurd hebben, zijnde vierenzestig in totaal. Ik mag hopen dat het er tweeëndertig witte en tweeëndertig zwarte waren, want die laten zich bijzonder mooi opstellen in een schaakbordpatroon van acht bij acht.
Te vrezen valt echter dat men voor ronde tafels zal gekozen hebben, omdat die goedkoper te huren zijn dan endekagonale, of elfhoekige tafels zoals men ook wel zegt, al was de endekagonale oplossing zeker verkieslijk geweest, want aan een ronde tafel kan gelijk welke assertieve tafelgenoot meer plaats innemen dan hem toekomt, en een timide buur wegdrukken. Aan een endekagonale tafel zijn zulke zaken uitgesloten.
Maar bij een organisatie als de G704 moet er op de kleintjes worden gelet, want veel steun van overheidswege was er niet, en goede endekagonale tafels zie je niet vaak, en ze zélf maken kan bovendien enkel bij benadering. Met passer en liniaal lukt het nooit helemaal. Er ontstaat aan de marge altijd een kleine fout, zoals op de tekening duidelijk te zien is bij het Oosten en het Westen. Aan foutenmarges hebben David en Francesca een hekel, wat begrijpelijk is.
Nochtans was het met een kleine extra-inspanning mogelijk geweest om bijvoorbeeld bij Gamma vierenzestig grote houten bladen te kopen, en deze dan volgens bijgevoegde handleiding te verzagen, met een verwaarloosbare, zo goed als onmerkbare afwijking bij slechts één van de elf disgenoten.

Labels: , , , , , ,

Read more...

10 november 2012

Hondstrouwe democraten (vpmc)

.
Misschien lezer, bent u ook democratisch gezind, en in dat geval hebt u wellicht een paar teksten gelezen die daar verband mee houden. Soms al wat oudere teksten misschien. Op zich is dat geen schande, maar in die oude teksten blijven de nadelen van het democratische stelsel –niet altijd maar soms– onderbelicht.
In een interessant artikel van Marjan Justaert, in De Standaard op p.5 vandaag, onder de titel "SP-A zkt. hondstrouwe afdelingen", las ik dat de kopstukken van de socialistische partij zich van deze nadelen terdege bewust zijn.
Het artikel behandelt die kwestie in Aalst, waar de socialistische partijleden massaal verkeerd hebben gestemd, een fenomeen dat zich ook bij algemene verkiezingen soms voordoet:
«Volgens verschillende kopstukken vertonen de statuten die de afdelingen erg veel vrijheid geven– een lacune: er is geen “formule” waardoor de partijtop kan ingrijpen als een afdeling zich niet gedraagt conform de waarden van de SP-A. “De democratie heeft zo haar gebreken”, luidt het.»
Wat die hoge heren en dames van de SP-A over democratie denken is heel juist, maar het werd vroeger al kernachtiger geformuleerd door Voltaire:
«Quand la populace se mêle de raisonner, tout est perdu.»
.

Labels: , , , , , ,

Read more...

9 november 2012

Het voorstel voor een Handvest voor Vlaanderen: een testimonium paupertatis ?


1. De erkenning van fundamentele vrijheden en regels om die vrijheden te waarborgen, op de eerste plaats tegen de overheid, zijn een van de essentiële, indien niet het meest essentiële bestanddeel van een “freiheitlich-demokratische Grundordnung”, zoals de Duitsers dat zo mooi zeggen. In de loop der geschiedenis heeft die erkenning diverse vormen aangenomen, grofweg van de erkenning ervan in een handvest of charter zoals dat van Kortenberg, dit jaar 700 jaar geleden of de Magna Carta van 1215, tot de erkenning ervan in een grondwet die een volk zichzelf geeft. Vanuit democratisch oogpunt is er natuurlijk een groot verschil tussen het door een vorst octroyeren van vrijheden in een charter en de handeling waarmee een volk zichzelf, al dan niet via haar volksvertegenwoordigers, een grondwet geeft.

Zo begint het Duitse Grundgesetz onder meer met de zin: 
     “das Deutsche Volk hat sich kraft seiner verfassungsgebenden Gewalt dieses Grundgesetz gegeben”. 
Nog een stuk mooier is de preambule van de Zwitserse Bundesverfassung: 
    “Im Namen Gottes des Allmächtigen! Das Schweizervolk und die Kantone, in der Verantwortung gegenüber der Schöpfung, im Bestreben, den Bund zu erneuern, um Freiheit und Demokratie, Unabhängigkeit und Frieden in Solidarität und Offenheit gegenüber der Welt zu stärken, im Willen, in gegenseitiger Rücksichtnahme und Achtung ihre Vielfalt in der Einheit zu leben, im Bewusstsein der gemeinsamen Errungenschaften und der Verantwortung gegenüber den künftigen Generationen, gewiss, dass frei nur ist, wer seine Freiheit gebraucht, und dass die Stärke des Volkes sich misst am Wohl der Schwachen, geben sich folgende Verfassung”.

Het Vlaamse volk is jammer genoeg nog niet in staat zichzelf een grondwet te geven. Daartoe moet immers ofwel Vlaanderen buiten het kader van de Belgische Grondwet treden ofwel een fundamentele omvorming van die Grondwet bekomen. Heeft het zin om dan als deelstaat die geen constitutieve autonomie heeft op het gebied van de fundamentele rechten en vrijheden dan maar een Ersatzdocument op te stellen in de vorm van een “resolutie” onder de naam “Handvest voor Vlaanderen”? Heeft dat zin wanneer men bovendien op geen enkele wijze de inhoud daarvan wil bepalen, maar enkel maar een verklaring van vazalliteit kan afleggen door overname van wat op een hoger niveau gedicteerd wordt ? Sta me toe om daarover in een hommage aan een collega die nooit een vazal is geweest mijn twijfels te uiten.

2. Naar aanleiding van het Feest van de Vlaamse gemeenschap op 11 juli 2011 publiceerde de partij van de Vlaamse Minister-president een brochure onder de titel “Vlaanderen deelstaat van België”[1] met daarin een voorstel van resolutie van het Vlaams Parlement (hierna ook “Voorstel” genoemd) waarvan de inhoud luidt dat het Parlement “de bijgevoegde tekst van “Handvest voor Vlaanderen” als basisdocument voor Vlaanderen voor(stelt)”. Dat “Handvest” bestaat uit een lange preambule die nergens ook maar iets van de kracht van de Zwitserse of Duitse vertoont, en 120 artikelen. Die 120 artikelen zouden moeten “bepalen waar Vlaanderen voor staat en welke de rechten en vrijheden zijn die in de Vlaamse samenleving gewaarborgd worden”, maar zij zijn letterlijk overgenomen uit de Belgische Grondwet en het Charter van Grondrechten van de Europese Unie.

3. Vanuit juridisch oogpunt is een dergelijke resolutie een draak. De tekst beweert een “belangrijk politiek engagement” te vormen. Een engagement van wie ? Van het Vlaams Parlement, of van de partijen die de resolutie stemmen ? Verschilt dat dan van een partij- of verkiezingsprogramma dat ook politieke engagementen bevat ? Een resolutie kan op elk ogenblik gewijzigd worden door het Parlement – of erger: hoeft zelfs niet gewijzigd te worden opdat men een andere keer het tegenovergestelde zou stellen of doen, aangezien een resolutie geen enkele rechtskracht heeft. Men maakt Vlaanderen als politieke gemeenschap en als rechtsstaat belachelijk door de grondslag ervan in een document zonder enige rechtskracht te leggen.

4. De bedoeling lijkt te zijn om in het buitenland, en jegens de Europese instellingen, het “blazoen op te poetsen”. Nog afgezien van het feit dat men blijkbaar het blazoen als vazal voor zijn Europese soeverein wil oppoetsen, geschiedt datgene wat men hier beoogt niet door ronkende verklaringen af te leggen, maar enerzijds door bindende instrumenten vast te stellen in de geëigende rechtsvorm (Grondwet, decreten, ratificaties) en anderzijds door het beleid dat men concreet voert (waaronder ook de concrete toepassing of realisatie van de beginselen die men vooropstelt, en met name van de grondvrijheden). Herinneren we ons niet meer dat de grondwet die op papier de meest schitterende bescherming van rechten en vrijheden inhield de Sovjet-Grondwet was ?

Weliswaar zou men concrete decreten en handelingen van de Vlaamse overheid inderdaad kunnen toetsen en afmeten aan zo’n beginselverklaring, maar aangezien die beginselverklaring beweert enkel beginselen te bevatten die reeds geldend recht zijn, worden de decreten en handelingen in geval van betwisting nu reeds getoetst aan die hogere normen. Dat gebeurt – en moet gebeuren - door de organen die daarvoor bevoegd zijn, nl. de rechtscolleges (en voor decreten op de eerste plaats door het Vlaams Parlement zelf, en subsidiair door het Grondwettelijk Hof), al dan niet aangevuld met een bevoegdheid, zoals in Skandinavië, voor ambtenaren om zelfstandig lagere normen buiten toepassing te laten als ze strijdig zijn met hogere normen – een beginsel dat bij ons traditioneel niet wordt aanvaard.

5. Als het erom gaat duidelijk te stellen dat de Vlaamse overheid er zich toe engageert ook bepaalde op een ander niveau vastgestelde grondrechtencatalogi te respecteren, kan dat beter gebeuren door art. 8 tot 58 van het Voorstel te vervangen door één enkele zin, zoals:
Vlaanderen erkent en beschermt binnen de hem toekomende bevoegdheden de rechten en vrijheden bepaald in de federale Grondwet en in de internationale Verdragen waarbij Vlaanderen rechtstreeks of onrechtstreeks partij is en waarmee het bevoegde parlement heeft ingestemd”.

Los van het feit dat het geheel misplaatst is om te spreken van “ambitie” wanneer die er enkel in lijkt te bestaan om een akte van geloof af teleggen in normen aan de totstandkoming waarvan men niet heeft mogen participeren en niet om zichzelf een grondwet te geven, of minstens eigen accenten te leggen, is het ook simplistisch te denken dat men door het cumulatief overnemen en in elkaar schuiven van de bepalingen inzake rechten en vrijheden van de Belgische Grondwet en het Handvest van grondrechten van de EU een getrouw beeld geeft van het geheel van de voor Vlaanderen op dit ogenblik bindende bepalingen inzake mensenrechten. Dergelijke bindende bepalingen vinden we immers onder meer ook in het EVRM, alsmede in andere geratificeerde instrumenten zoals het Verdrag inzake de rechten van het kind, het Verdrag inzake burgerlijke en politieke rechten, het Verdrag inzake rassendicriminatie (mét de voorbehouden die België heeft gemaakt inzake vrijheid van meningsuiting natuurlijk). Ook vanuit een pedagogisch oogmerk (in één document samenbrengen wat nu reeds geldt doch verspreid is over vele documenten) is dit een miskleun.

6. Bovendien is precies de keuze voor het EU-Handvest nu net de verkeerde keuze. Immers, het EU-Handvest bevat de rechten die de Unie erkent en handhaaft binnen haar bevoegdheidsdomein en heeft dus een heel ander statuut dan bv. het Europees verdrag voor de rechten van de Mens dat bepalingen inhoudt die betrekking hebben op de hele rechtsorde van de verdragspartijen, zowel de federale bevoegdheidsdomeinen als de deelstatelijke domeinen. Art. 6 van het VEU (Verdrag Europese Unie) bepaalt immers dat “De bepalingen van het Handvest houden geenszins een verruiming in van de bevoegdheden van de Unie zoals bepaald bij de Verdragen”. Het gaat dus om regels die énkel gelden voor enerzijds de Unie,  en anderzijds de lidstaten en hun deelstaten voor zover zij handelen in de omzetting of de uitvoering van het Europees recht. Daarbuiten hebben de bepalingen van het EU-Handvest in Vlaanderen géén rechtskracht. Weliswaar proberen sommige instanties op sluipende wijze dit Handvest te laten gelden in materies waar de EU niet bevoegd is, maar dat zou juist een reden moeten zijn om aan die sluipende centralsiering juist niet mee te doen. De bepalingen van het EVRM daarentegen en van andere geratificeerde verdragen (waarvan hoger enkele genoemd zijn) hebben wél rechtskracht in Vlaanderen maar zijn desondanks niet opgenomen in het voorstel. Men kan bedenkingen hebben bij de interpretatie van het EVRM door het Hof in Straatsburg, maar de overname daarvan houdt in ieder geval een minder grote afstand van autonomie in.

Waar de bepalingen van het EU-Handvest vérder gaan dan die van het EVRM en de Belgische grondwet, gaat het om rechten die de lege lata enkel gelden binnen het bevoegdheidsdomein van de Unie. Die rechten ook intern volledig laten gelden is een ideologische keuze die me  in dit document “stoemelings” maakt en die helemaal niet evident is en noch veel minder apolitiek zoals men beweert. Het is een belangrijke inperking van de democratie om het Vlaams Parlement impliciet het recht te ontzeggen om op domeinen waar Vlaanderen bevoegd is en niet de Europese Unie, het Vlaams Parlement te verplichten om dezelfde grondbeginselen te hanteren die geschreven werden voor de activiteiten van de EU binnen het bevoegdheidsdomein van de EU.

7. Dat het EU-Handvest een verkeerde keuze is blijkt ook duidelijk uit een reeks bepalingen die door de auteurs van het Voorstel zeer secuur mee zijn overgenomen, maar waarvan een opname in een Vlaamse Grondwet bijzonder betwistbaar is, en in ieder geval een heel andere inhoud geeft aan dezelfde woorden. Dat geldt in het bijzonder voor art. 46 van het voorgestelde Handvest: “Vlaanderen eerbiedigt de verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal”. Dit heeft een totaal andere inhoud dan de bepaling waaruit dit gekopieerd is, nl. “De Unie eerbiedigt de verscheidenheid van cultuur, godsdienst en taal”. Dat laatste ligt in de lijn van art. 3 VEU: “De Unie eerbiedigt haar rijke verscheidenheid van cultuur en taal en ziet toe op de instandhouding en de ontwikkeling van het Europese culturele erfgoed” en art. 4 lid 2 VEU: “De Unie eerbiedigt de gelijkheid van de lidstaten voor de Verdragen, alsmede hun nationale identiteit die besloten ligt in hun politieke en constitutionele basisstructuren, waaronder die voor regionaal en lokaal zelfbestuur”. Maar het is natuurlijk iets heel anders om in een grondwet van de Unie te bepalen dat de Unie de meertaligheid van de Unie erkent, dan wel in een Vlaamse grondwet te schrijven dat Vlaanderen de meertaligheid van Vlaanderen erkent .....

Men kan de zaak ook niet rechttrekken door gewoon die bepalingen eruit te gooien, want dan moet men er eigenlijke alle bepalingen uitgooien die geen betrekking hebben op Vlaamse bevoegdheden en waar de federale overheid exclusief bevoegd is om op te treden.

8. Ook bij andere bepalingen is het resultaat vrij onzinnig; ik geef alvast twee voorbeelden.

Een eerste voorbeeld is de omzetting van art. 9 EU-Handvest in art. 22 Voorstel: Het recht te huwen en het recht een gezin te stichten worden gewaarborgd volgens het geldend recht dat de uitoefening van deze rechten beheerst.” Deze tekst is onbegrijpelijk. Ik zie natuurlijk wel dat men geprobeerd heeft iets te doen met art. 9 Handvest: “Het recht te huwen en het recht een gezin te stichten worden gewaarborgd volgens de nationale wetten die de uitoefening van deze rechten beheersen”, maar die omzetting is krakkemikkig en betekenisloos. Welke juridische inhoud en draagwijdte heeft het voor Vlaanderen dat in zijn “Handvest” zo’n regel staat ? Dan had men beter art. 23 van het BuPo-Verdrag overgenomen, dat evenens bindend is voor Vlaanderen, en het volgende bepaalt:
“1.Het gezin vormt de natuurlijke en fundamentele kern van de maatschappij en heeft recht op bescherming door de maatschappij en de Staat.
2. Het recht van mannen en vrouwen van huwbare leeftijd een huwelijk aan te gaan en een gezin te stichten wordt erkend.
3. Geen huwelijk wordt gesloten zonder de vrije en volledige toestemming van de aanstaande echtgenoten.
4. De Staten die partij zijn bij dit Verdrag nemen passende maatregelen ter verzekering van de gelijke rechten en verantwoordelijkheden van de echtgenoten wat het huwelijk betreft, tijdens het huwelijk en bij de ontbinding ervan. In geval van ontbinding van het huwelijk wordt voorzien in de noodzakelijke bescherming van eventuele kinderen”.
Of maakt men ook hier stoemelings ideologische keuzes door het rechtskrachtige art. 23 BuPO niét over te nemen ?

Het tweede voorbeeld is de omzetting van art. 16 EU-Handvest in art. 42 Voorstel: “De vrijheid van ondernemerschap wordt erkend overeenkomstig het geldende recht”. Dit is opnieuw juridisch nietszeggend. Het geldende recht is per definitie recht dat geldt en erkend wordt. Zeggen dat het geldende recht geldt of erkend wordt is dus een zinloze uitspraak. Zeggen dat men iets maar erkent voor zover het geldend recht is, is nietszeggend.

9. Een ander fundamenteel probleem dat zich voordoet, en zich evenzeer zou voordoen indien  men ervoor zou kiezen in plaats van het EU-Handvest het EVRM als uitgangspunt te nemen, is dat geen recht wordt gedaan aan de aparte rol en positie die enerzijds de bepalingen uit de Grondwet en anderzijds die uit supranationale verdragen innemen in de rechtsorde. De verhouding tussen een Grondwet en een internationaal menserechtenverdrag kan niet zomaar een optelsom worden gevat.

Ten eerste is er onbetwist het beginsel dat wanneer de Grondwet een hogere bescherming biedt van bepaalde rechten, daaraan géén afbreuk wordt gedaan door het EVRM of het EU handvest. Dat staat ook te lezen in  art. 53 EU-Handvest, dat men poogt om te zetten in art. 57 Vlaams Voorstel. Dat art. 57 nu stelt: “Geen enkele bepaling uit dit Handvest kan afbreuk doen aan de bescherming van de grondrechten, zoals die bepaald is in de federale Grondwet en in de voor Vlaanderen bindende internationale verdragen.” Maar dat staat in een tekst waarin men tegelijkertijd alle bepalingen uit die federale grondwet (alsook die uit het EU-Handvest) gekopieerd heeft – en waarbij uit de tekst niet blijkt welke bepalingen uit die grondwet afkomstig zijn en dus een hoger beschermingsniveau kunnen bieden.

Nog erger is dat men in art. 56 lid 2 Voorstel schrijft: “Voor zover deze titel rechten bevat die corresponderen met rechten welke zijn gegarandeerd door het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zijn de inhoud en reikwijdte ervan dezelfde als die welke er door genoemd verdrag aan worden toegekend. Deze bepaling verhindert niet dat het recht van Vlaanderen een ruimere bescherming biedt.” De combinatie van de eerste en tweede zin is niet werkbaar, want men heeft geen Vlaamse Grondwet die een ruimere bescherming zou kunnen bieden en men heeft de bepalingen uit de Belgische Grondwet die een hogere bescherming kunnen bieden net op gelijke voet geplaatst als de andere in dit Voorstel, en daarmee dus ook onderworpen aan de interpretatieregel van art. 56 lid 2 – d.w.z. dat de verderreikende rechten in de Belgische grondwet op de eerste plaats moeten uitgelegd worden op het mogelijks lagere niveau van het EVRM !

10. Laat me enkele voorbeelden geven waarbij dit Voorstel dus een inperking van grondrechten zou betekenen, omdat het beschermingsniveauvan het EU-Handvest m.i. lager ligt dan dat van de Belgische Grondwet:
a) de godsdienstvrijheid: de vrijheid van interne organisatie van religieuze gemeenschappen is enkel door de grondwet gewaarborgd;
b) de vrijheid van onderwijs is in de Grondwet veel ruimer dan in het EVRM of het EU-Handvest;
c) de specifieke waarborgen voor de vrijheid van meningsuiting in art. 25 Grondwet (verbod van censuur en andere preventieve maatregelen, cascade-immuniteit, recht op een jury) ontbreken in het EVRM en het EU-Handvest. Het recht op een jury ontbreekt overigens ook in het Voorstel !
d) de vrijheid van vreedzame vergadering is in de Belgische Grondwet een stuk sterker dan in het EVRM, het EU-handvest en in dit Voorstel;
e) de vrijheid van vereniging is in de Belgische Grondwet een stuk sterker dan in het EVRM en het EU-Handvest  en is in art. 25 a van het Voorstel zelfs sterk afgezwakt vergeleken met de Grondwet ! Zo worden in art. 25 a de beperkingen op de vrijheid van vergadering ook toepasselijk verklaard op de vrijheid van vereniging ! De Grondwet daarentegen verbiedt elke preventieve maatregel inzake vrijheid van vereniging.

11. Hierbij moet men bedenken dat zeer vele conflicten tussen grondrechten onderling niét kunnen worden opgelost door middel van het beginsel dat men voorrang geeft aan het hoogste beschermingsniveau. Bij een conflict tussen grondrechten betekent een hogere bescherming voor het ene recht juist bijna altijd een inperking van het andere recht. Door alle rechten op gelijke voet op te nemen ongeacht of ze uit de Grondwet komen dan wel uit het EU-Handvest of een ander internationaal instrument, vermindert men dus noodzakelijk de bescherming van die rechten die in de Belgische grondwet juist sterker worden beschermd, zoals met name de vrijheid van meningsuiting, vereniging, godsdienst en onderwijs. Dit in elkaar schuiven van teksten is dus ideologisch allesbehalve neutraal maar een inperking van de klassieke vrijheidsrechten ten gunste van andere ideologische opvattingen.

12. Nog erger is dat men in de tekst ook enkele bepalingen uit het EU-Handvest heeft overgenomen die niet alleen indruisen tegen de Belgische Grondwet, maar zelfs een hele reeks vrijheden zeer zwaar inperken. Met name de opname van art. 54 EU-Handvest in art. 58 van het voorstel is onaanvaardbaar. Deze bepaling, waarvoor terecht niets gelijkaardigs is te vinden in de Belgische Grondwet (noch bv. in de Duitse en al zeker niet in de Amerikaanse), luidt in het Voorstel: 
   “Geen van de bepalingen uit deze titel mag worden uitgelegd als zou zij het recht inhouden enige activiteit te ontplooien of enige daad te verrichten met als doel de in deze titel erkende rechten en vrijheden teniet te doen of de rechten en vrijheden verdergaand te beperken dan door deze titel is toegestaan.“

De gevolgen zijn drastisch. Dat betekent immers bijvoorbeeld dat de vrijheid van meningsuiting niét het recht inhoudt om te ageren voor een verdere beperking van een van de in de cataloog opgenomen grondrechten. Wanneer men deze tekst aanneemt heeft men dus bv. niét het recht om ervoor te pleiten dat de jaarlijkse vakantie met behoud van loon (art. 30 c Voorstel) geen grondrecht meer zou zijn. Wanneer men deze tekst aanneemt, heb ik niet meer de vrijheid van meninsguiting om te stellen dat de overheid zich wél mag moeien met de benoeming van de “bedienaren van de eredienst” (bv. ook imams) (art. 23 c Voorstel), dat de openbare scholen géén keuze moeten aanbieden tussen een der erkende godsdiensten of niet-confessionele zedenleer (art. 27 a lid 4 Voorstel), dat het leerplichtonderwijs niet kosteloos moet zijn (art. 27 c lid 1 Voorstel), dat de “morele of religieuze opvoeding” niet te laste van de gemeenschap moet zijn (art 27 c lid 2 Voorstel), dat er beperkingen zouden moeten kunnen zijn aan het recht van EU-burgers om hier werk te zoeken of diensten te verrichten (art. 30 b Voorstel), dat arbeidsbemiddeling niet kosteloos zou moeten zijn (art. 33 Voorstel), dat intellectuele eigendom niet moet beschermd worden (art. 43 b Voorstel), dat het stemrecht voor EU-burgers uit andere lidstaten moet worden afgeschaft (art. 45 lid 1 Voorstel), dat het discriminatieverbod tussen burgers onderling moet worden afgeschaft (art. 15 Voorstel), dat Vlaanderen géén taalverscheidenheid moet respecteren (art. 46 Voorstel). Willen we echt het uiten van al die meningen verbieden ??

13. Enkele van de belangrijkste grondrechten ontbreken totaal, nl. omzeggens alle grondrechten die met rechtsbescherming door de rechter te maken hebben. De Belgische Grondwet omvat in dit verband veel meer waarborgen dan enkel maar wat in art. 19 van het Voorstel is opgenomen.

14. Een andere zwakheid die uit de gekozen ineenschuiftechniek volgt, is dat in een hele reeks artikelen wordt gesproken van een regeling door de “wetgevende macht” in plaats van “bij wet” c.q. ”decreet”. Dit is problematisch om 2 redenen:
- ten eerste vanuit de functie van een grondwet of handvest: een grondwet dient om de bevoegdheden en de beperkingen daaraan te bepalen van de entiteit waarvoor het een grondwet is; iets zeggen over de bevoegdheidsverdeling tussen de machten in een andere entiteit is ultra vires en geheel misplaatst in een grondwet. Hetzelfde geldt voor deze in een resolutie verstopte pseudo-grondwet.
- in vele bepalingen die overgenomen werden betekent de uitdrukking “bij wet” veel meer en ook ten dele iets anders dan “door de wetgevende macht”. Wanneer een instrument zegt dan een grondrecht enkel “bij wet” kan worden beperkt, betekent dit dat dit moet gebeuren door middel van een algemeen geldende regel (wet in materiële zin) die kenbaar is voor de burger en rechtszekerheid biedt. Die vereisten gaan volledig verloren als men “bij wet” vervangt door “door de wetgevende macht”. Door die wijziging zou het Parlement bv. een massa “Individualgesetze” kunnen vellen, decreten voor individuele personen of gevallen.

15. Meer algemeen zie ik het nut niet in van een niet-bindend document dat niets anders doet dan bepalingen kopiëren uit bindende documenten, waarbij men in de overgrote meerderheid van de gevallen ook niet eens de bevoegdheid heeft om die bepalingen zelf vast te stellen.

Ik kan wel het nut inzien van een ontwerp voor een Vlaamse grondwet zoals die er zou kunnen uitzien na de onafhankelijkheid van Vlaanderen, of na de omvorming van België tot confederatie (of zelfs maar na de uitvoering van de 5 resoluties van het Vlaams Parlement uit 1999). Maar als Vlaams Parlement eerst (in 1999, maar toch herbevestigd en nooit herroepen) een reeks resoluties stemmen die belangrijke hervormingen en bevoegdheidsoverdrachten opeisen en nadien een resolutie stemmen waarbij men zich “plechtig engageert” om binnen de nu bestaande Belgische Grondwet te blijven is als een hond die met de staart tussen de benen afdruipt.

Het huidige voorstel is het volkomen tegendeel van een volk dat zichzelf een grondwet geeft; het is een karikatuur van een Grondwet. Immers, de inhoud is helemaal niet autonoom bepaald, maar volledig heteronoom. Dat wordt gemotiveerd met de overweging dat het een “belangrijk politiek signaal” is dat erin bestaat dat Vlaanderen “de eerste deelstaat (zou zijn)  die het Handvest van de Grondrechten van de EU als referentiekader erkent en opneemt in zijn beleidskader”. De keuze voor dat Europees Handvest zou een apolitieke keuze zijn, en de politieke keuzes overstijgen die in de vroegere voorstellen in verband met een Vlaamse grondwet in het Vlaams Parlement voorkomen. Ik meen hierboven te hebben aangetoond dat het document uitermate ideologische keuzes bevat, en dat die keuzes niet in de lijn liggen van de klassieke vrijheidsrechten.

Kortom, in plaats van symbool te staan voor de autonomie van Vlaanderen, staat zo’n Handvest symbool voor vazalliteit. Misschien is het daarom dat het handvest heet zoals de door vorsten geoctroyeerde charters en geen grondwet. In plaats van de uitdrukking te zijn van eigen politieke keuzes, is het uitdrukking van de onmacht om zelf politieke keuzes te maken. Een testimonium paupertatis.



[1] http://nieuwsbrief.cdenv.be/sites/cdenv/files/boekje_vlaanderen_web1.pdf, intussen licht gewijzigd in de vorm van een ontwerp-resolutie voor het Vlaams Parlement d.d. 30 mei 2012, http://docs.vlaamsparlement.be/docs/stukken/2011-2012/g1643-1.pdf Zie ook de toelichting “Meerwaarde van het handvest voor Vlaanderen”, http://www.politics.be/persmededelingen/29778 en de parlementaire fiche op http://www.vlaamsparlement.be/Proteus5/showParlInitiatief.action?id=672430.


Deze tekst verscheen in J. DE MOT & B. DEPOORTER (red.), Liber amicorum Boudewijn Bouckaert, die Keure Brugge / U. Gent oktober 2012.

Read more...

8 november 2012

Een kind kan premier spelen (vpmc)

.
"Souvent les bêtises ont un sens", zei Victor Hugo. In zijn tijd was dat misschien waar, maar nu hebben wij onze Elio:

.

"Hij wil een verbetering van de hele wereld, en bijvoorbeeld hij heeft ook een progressieve beleid voor de ziekteverzekering, euh bijvoorbeeld, en euh, ook voor de regulatie van euh, de banksector. Dus de toestand in Amerika euh, euh, is progressief, euh maar natuurlijk hij is niet hetzelfde dan hier in Europa."
.

Labels: , ,

Read more...

3 november 2012

De anatomische les van dr. Fabre (vpmc)


.
Omdat Jan Fabre na zijn laatste lotgevallen verkoos om geen aangifte te doen bij de politie, zijn we aangewezen op zijn eigen verklaringen en vaststellingen. Die zijn niet min: hij werd in het Antwerpse Park Noord overvallen door zeven man, Belgen én allochtonen. Het park is van iedereen, en een goede mix is het zekerste teken van een geslaagde integratie. Die mannen waren speciaal uitgestuurd door de N-VA.
De aanval kwam er tijdens het joggen, en dus niet als gevolg van bijvoorbeeld een betwiste handelstransactie, wat daar ook wel eens voorkomt en waar meestal ook geen klacht op volgt, om ruchtbaarheid te vermijden.
Nu is het voor iemand die matrakslagen krijgt niet altijd eenvoudig om het hoofd koel te houden en scherpe waarnemingen te doen, maar een artiest kan natuurlijk iets meer. Naast het correcte aantal overvallers, en de sociologische samenstelling van de groep, getuigt ook de vaststelling dat de slagen op zijn nieren terechtkwamen van een scherp waarnemingsvermogen.
Het hoofd, het hart, de maag, de geslachtsdelen, dat zijn plekken die iedereen direct kan aanwijzen, maar de plek van de nieren is voor velen, zo niet een raadsel dan toch vaag. Niet echter voor Fabre, en wellicht is zijn kunstopleiding hem hier van pas gekomen.
.

Labels: , , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>