Een romantische autobiografie over China
In elke rivier schijnt een maan (Chinese titel: Qian jiang you shui qian jiang yue) is een soort dubbel-autobiografie van VRT-journaliste Veerle de Vos, die ooit Engels doceerde in Wuhan, en van haar Chinese vriendin (en ooit gids en collega) Zhang Luwei. Ze speelt zich af tegen de achtergrond van de langzame opening van China in de vroege jaren ’90.
De afwisselende hoofdstukken door de gastprof en haar Chinese vriendin zijn een goed idee. De tekst leest lekker weg, de lezer verveelt zich niet en wil het vervolg weten. De hoofdstukken die Zhang Luwei schrijft, hebben een Chinees spreekwoord als titel, en de andere hoofdstukken bevatten er ook een aantal. We krijgen een voorbeeld van hoe concrete mensen door de tijdsomstandigheden gekneed worden.
Er staan weinig tot geen fouten in dit boek, al wordt met“Witrussen op de vlucht voor de Revolutie” (p.54) wellicht “Witte Russen”bedoeld, d.w.z. tsaristen, contrarevolutionairen. Wit is in de Chinese elementenleer de kleur van het westen, en werd als zodanig in Rusland door de Mongolen gebruikt, vandaar “Witrussen” voor “westelijke Russen”.
We leren hier wel wat over de Chinese Volksrepubliek. De oude generatie heeft als achtergrond het maoïsme en de Culturele Revolutie, waarin je je leven niet zeker was als je een verkeerde naam had, tot een“bourgeois”-familie behoorde, of gewoon uit de gratie lag bij de partij of één van haar plaatselijke tenoren. Voor de hoofdpersonages is dat echter een herinnering uit de kinderjaren, zij maken vooral de voorzichtige opening onder Deng Xiaoping mee. De democratiebeweging van eind jaren ’80 beroert ook hun campus, al slaagt de regering er goed in om de herinnering daaraan te doen vervagen. We noteren dat de repressie in dit boek de vorm aanneemt van overplaatsing of demotie, niet van een strafkamp of zelfs de doodstraf. De politieke idealen zijn er meteen daarna vervangen door een economisch gebod, nl. van snel rijk te worden. En dat hebben de Chinezen sindsdien gedaan.
Beklemmend voor de westerling is de rol die de overheid in het leven van concrete Chinezen speelde en in zekere mate nog speelt. Zo moet het Chinese hoofdpersonage haar grote liefde laten gaan omdat de regering beslist heeft dat zij op de campus in Wuhan moet blijven, terwijl hij verplicht is, zijn ouders op migratie naar Japan te volgen. Ja, nu is het meer de overheid, maar in oude tijden speelde de familie met haar vele verplichtingen en verlangens dezelfde vrijheidsbeperkende rol. Met Chinees flegma legt de hoofdfiguur zich neer bij het onvermijdelijke en maakt ze het beste van haar leven.
Zij trouwt uiteindelijk met een partijman, die moeizaam maar zeker carrière maakt. Dat hij daarom veel het huis uit is, blijkt maar goed te zijn, want het is de grote liefde niet. Maar blijkbaar houdt de hoofdfiguur zich verder gedeisd, ze heeft alleszins geen hoge dunk van de huizenhoge verliefdheid (gevolg door een jaren durende depressie) bij haar beste vriendin. Als we het verhaal moeten geloven, is partijlidmaatschap en kritiek op het systeem verenigbaar; maar hier houden we het voorlopig op “als”.
Engels
Wat hier echter stoort, is de klemtoon op het belang van het Engels, “de taal van de toekomst”. Het boek is zwijgzaam over de vorming van de Vlaamse auteur, er wordt alleen gezegd dat ze nu voor de VRT werkt. Uit het feit dat ze in China was om op een universiteit Engels te onderwijzen, laat zich afleiden dat het Germaanse of iets dergelijks was. En te vermoeden valt dat de gesprekken waarop dit boek gebouwd is, in het Engels gevoerd zijn; ook die met het Chinese hoofdpersonage, kleine Zhang (of juister de koosnaam“Zhangske”), die met de auteur in aanraking kwam dankzij haar kennis van het Engels, en die uiteindelijk buiten China is gaan werken.
Al goed, ik heb een diploma Sinologie maar ik schrijf vooral in het Engels, wij hebben daar nu eenmaal een voorsprong in, en zelfs onder Vlaamse sinologen ken ik er maar weinig die beter Chinees dan Engels beheersen. Als student reeds schreef ik in het studentenblad Veto tegen de verengelsing van het hoger onderwijs terwijl ik aan de Permanente Onderwijscommissie Oriëntalistiek toestemming vroeg om mijn thesis in het Engels te schrijven, ondermeer met het oog op publicatie. Ik ken het nut van het Engels, en alle argumenten die voorstanders van die taal gebruiken. Maar hoewel ikzelf bij de verengelsing van mijn Alma Mater of van andere landen alleen persoonlijk voordeel kan hebben, pleit ik daartegen.
Ondermeer omdat het Engels niet alleen zichzelf als taal meebrengt, maar ook een hele culturele bagage. Dat wordt door voorstanders van meer Engels trouwens toegegeven: zij prijzen bv. de rijkdom van de Engelse literatuur aan, net alsof zij de verschillende nationale literaturen gelezen hebben en na vergelijking de Engelse hebben uitgekozen. In werkelijkheid hebben zij alleen de Engelse literatuur gelezen (en misschien de Nederlandse, maar die kan daar inderdaad niet aan tippen) en projecteren zij hun eigen beperktheid op de wereld. In ieder geval, Engels is niet alleen een medium, het is ook Shakespeare, Hollywood en de Wall Street Journal, het is drager van een specifieke beschaving.
En die rol speelt het bij uitstek in China. Engels is er de taal van individualisme en consumentisme, van de mensenrechten en van het christendom. Inderdaad, de Vlaamse schrijfster vermeldt van enkele Amerikaanse collega’s dat ze in het geniep aan zieltjeswinnerij doen, overigens geholpen door de andere connotaties van het Engels voor de inheemse kandidaat-bekeerlingen. In de hele Derde Wereld profiteren zendelingen van de associatie van het Engels met moderniteit, net zoals zij vijftienhonderd jaar geleden in onze streken profiteerden van de associatie van het Latijn met vooruitgang, stenen huizenbouw en organisatietalent. De Kerken gebruiken eigenlijk de onwetendheid van de massa’s omtrent de kerkelijke tegenstand tegen de democratie en de (Revolutionaire) mensenrechten. De landsvader president Sun Yat-sen en diens schoonbroer president Tsjiang Kai-sjek waren christelijke bekeerlingen. Missiescholen en bekering tot het christendom golden in de Chinese Republiek als “cool”, en dat is nu bij de Chinese oppositiebeweging opnieuw het geval. (p.93)
Daarnaast staat het Engels voor de zo begeerde democratie en mensenrechten, zoals belichaamd in het gebruik van het Vrijheidsbeeld door de pro-democratie studenten op Tiananmen. Dat is de hoofdreden waarom vele Chinezen zich tegen de studenten keerden: zij zagen hen als een vijfde kolonne van de Amerikanen.
De juiste, ook de soft-marxistische houding bestaat erin, bronnen voor de democratische gedachte aan te boren in het eigen culturele erfgoed. Dat ligt minder voor de hand in het sinds lang autoritair bestuurde China dan in Afrika met zijn palaver of in het zeer gedecentraliseerde India, dat oudtijds zelfs heel wat republieken kende. Toch werken Chinese denkers eraan, bv. met Confucius’ goedkeuring van rebellie tegen een vorst die zijn plichten niet nakwam. Daar is in dit boek echter niets van terug te vinden, de opgang van democratie en mensenrechten wordt gelijkgesteld met verwestersing en verengelsing. Keer op keer worden individualisme en creativiteit gelijk gesteld met het Westen. Net alsof China altijd communistisch geweest is.
Veerle de Vos & Zhang Luwei: In elke rivier schijnt de maan. Over verlangen en verandering in China, Lannoo,2012, blz., ISBN .
Labels: China, De Vos | Veerle, recensie, Zhang Luwei
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home