Vive la République
We weten allemaal dat bovenstaande leuze door ene Julien Lahaut werd geroepen tijdens de eedaflegging van Koning Boudewijn op 11 augustus 1950. Een week later werd hij voor zijn deur geëxecuteerd. De leden van het doodseskader, afkomstig uit Leopoldistische kringen, verbonden met het koninklijk Hof, de CIA en het Gladio-netwerk, waren bekend maar zijn nooit verontrust. Ondertussen is de zaak verjaard en voer voor historici. Jean-Pierre Van Rossem deed het in 1993 nog eens dunnetjes over, toen Koning Albert werd gekroond.
Op elke 15de november, Dag der Dynastie, worden we er nog eens aan herinnerd dat we in een (weliswaar constitutioneel) koninkrijk leven, als relict van het middeleeuwse feodalisme. De Belgische kloof is hier bepaald frappant. Ik woon in Overijse, aan de taalgrens, en hoef maar een paar honderd meter te wandelen om te zien hoe talrijk de driekleur wappert in Wallonië, en hoe zuinig in Vlaanderen. De Vlaming heeft mentaal al lang afscheid genomen van de Koningshuis, al heeft datzelfde Koningshuis zijn overleving ooit te danken gehad aan diezelfde Vlamingen, toen het na WO. II tot een referendum kwam bij de terugkeer van Leopold III.
Die onthechting is het resultaat van een langzaam proces dat toch eerder met verlichting en emancipatie te maken heeft, dan met verzuring en negativisme. Maar zo ziet de Belgitude het niet, een verzamelnaam voor de systeem-ondersteundende elementen en geledingen in dit land: België, het vorstenhuis van de Coburgs, de gestelde lichamen (waarmee alle institutionele en maatschappelijke dragers worden bedoeld), en de veronderstelde culturele identiteit van deze natie (geassocieerd met het surrealisme, bier en frieten),- het behoort tot één onlosmakelijk pakket. Wie aan één van deze pijlers raakt, wordt haast als inciviek beschouwd. Ergo: Laken is en blijft het mentale middelpunt van deze natie, en frieten zullen er gegeten worden. Zijdelings speelt ook het kerkorgel nog altijd mee, want vandaag, 15 november, is de Basiliek van Koekelberg de place-to-be.
Lakeien
Men zou in theorie België kunnen hermodelleren tot een republiek. Maar dat schijnt niet in de genen van deze staat te zitten. De verwevenheid van de politieke, economische en culturele elites met het Hof is daarvoor te groot, en te historisch gedetermineerd. De gestage productie van baronnen en baronessen mag men als de meest geslaagde marketingstrategie van het Belgische koningshuis beschouwen: allemaal mannen en vrouwen met verdiensten voor de samenleving, maar meteen ook gewillig ingelijfd in het tricolore establishment.
Men kan koning Albert en zijn troonsopvolger Filip niet kwalijk nemen dat ze voor hun job vechten, ik zou het misschien ook doen. Maar dat kunstenaars zoals Anne Teresa De Keersmaeker en Jan Fabre daarin enthousiast meegaan, bewijst dat ze het politiek statement achter zo’n eretitel zeer goed begrijpen én onderschrijven: het is een steun aan de het koningshuis, de Belgische constructie (in Vlaamsgezinde kringen “la Belgique à Papa” genoemd), het establishment, en de daarbij behorende identitaire ideologie.
En dat is een zeer dubieuze affiniteit. Waarom afficheren ze zich als rebellen, en gedragen ze zich als lakeien? Acties zoals “Niet in onze naam” dragen onmiskenbaar deze signatuur. Speciaal het initiatief voor dit KVS-evenement is in uiterst-linkse artistieke kringen ontstaan, maar de teneur is conservatief, tricolore, en, jawel, lichtjes Albertiaans.
Meteen valt het republikeinse discours vrijwel samen met het radicaal-flamingante. De ironie is, dat de links-progressieve Vlaamse cultuurwereld die tendens heeft bewerkstelligd. Hier en daar zie ik een eenzame dichter, genre Dirk Van Bastelaere, die zich onbeschaamd republikein durft noemen (daarom nog niet flamingant), maar doorgaans zie we overal tamelijk bizarre, “tegennatuurlijke” combinaties van modern artiestendom met melig royalisme dat we eerder in de boekskens verwachten.
Meteen is ook de complete Vlaamse culturele klasse vervreemd van een groot deel van de Vlaamse publieke opinie. Ze weet het, en gedraagt zich als een verlichte minderheid tegenover de domme, “rechtse” Vlaming. Deze haat-liefde-verhouding is sterk uitgesproken bij schrijvers als Dimitri Verhulst en kunstenaars zoals Wim Delvoye: zo Vlaams als hun idioom is, zo Vlaamshatend is hun ideologie, of wat daarvoor moet doorgaan. De Vlaming houdt dus ook niet van zijn kunstenaars, en terecht. Volgens alle clichés van de links/rechts-tegenstelling, is er een echte loopgravenoorlog ontstaan tussen de culturo’s en de zwarten, ik gebruik met opzet de stigmatiserende benamingen, zie bijvoorbeeld ook de manier hoe schilder Luc Tuymans zich in deze profileert. De affiniteit van links met het Belgische koningshuis blijft daarin een duurzaam breekpunt.
Het Land van Ooit
Het is wachten op de dag dat de Vlaamse linkerzijde het republikeins gedachtegoed herontdekt, de filosofie van de Res Publica (letterlijk: “de zaak van iedereen”) die eigenlijk tot de harde kern van ons immaterieel Europees erfgoed behoort. De republiek is dé institutionele uitdrukking van de democratie. Een rechtstreeks verkozen staatshoofd met beperkte legislatuur, en een hoge graad van burgerparticipatie (de zgn. “rechtstreekse democratie”, inclusief bindende referenda) behoren tot de essentie van die natievorm. Zelfs een pure representatieve, “ceremoniële” functie van een koninklijk staatshoofd is niet meer van deze tijd, en fantomiseert de democratie. We zitten dan met schaduwpolitiek, ongestelde lichamen en veel ruis op het debat. Een land dat samengehouden moet worden door een monarch, wordt beter afgeschaft, zo spreekt het gezond verstand.
Burgerparticipatie kan men niet afdwingen: ze moet gestimuleerd worden, ook pedagogisch, in een maatschappijvormend kader. Maar in Vlaanderen smelt dat kader nog elke dag weg: we herkennen ons niet in een natie, er is geen gemeenschapsgevoel. De culturele elite die hier een pedagogische opdracht heeft, is weggelopen en koestert zich in een vrijwillige ballingschap, zoals ze na de Val van Antwerpen in 1585 deed.
Nu het G-1000-initiatief in elkaar is gekla pt tot zijn reële, niet-gemediatiseerde afmeting, namelijk die van een vaderlandslievende hobbyclub, is het tijd voor een ander, breder verhaal. Vanaf dag 1 werd David van Reybrouck al uitgespuwd door de kanunniken van de Vlaamse beweging. Hij zal er plezier aan beleefd hebben, en het opgevat hebben als een zelfbevestiging. Toch zijn ze op elkaar aangewezen, en wordt het tijd dat de Vlaamse intelligentsia de emanciperende kracht van het republikeinse denken (her)ontdekt, en dat, omgekeerd, die Vlaamse beweging uit haar stereotiepe klaagzang der kruideniers geraakt.
Voor het Belgische regime, het friet-en-bier-nationalisme, en voor onze vorst en zijn hofhouding, is er dan geen plaats meer. We hoeven hen niet naar de guillotine te sturen. Ik pleit eerder voor een Europees “Land van Ooit”, waar alle monarchen en hun uitgebreide families in een groots domein een luxueus leven kunnen leiden, met als enige tegenprestatie het publiek tentoonstellingskarakter daarvan. Ideaal voor schooluitstappen. Ze kunnen in dat sprookjesbos verder onder elkaar keuvelen, staatsiebezoeken afleggen, cohabiteren, zelfs trouwen en kindjes krijgen. Ik ken zelfs een park in Tongeren dat daar ruimte voor biedt.
Daar vallen ook de handelsmissies van Prins Filip te situeren, de troonredes, het raadplegen van verkenners, de colloques singuliers,- zelfs af en toe een aanval van onmacht, zoals het Boudewijn I overkwam toen hij de abortuswet moest ondertekenen.
Neen, als romanticus hou ik echt van operakoningen, prinsen en prinsessen, hun tribulaties, hun emoties. Het goed bestuur van een gemeenschap is natuurlijk iets helemaal anders,- daar hoeft geen drama, komedie, of, godbetert, surrealistische kunst, bij te komen kijken.
De roep “Vive la République” blijft, speciaal in België, als vloeken in de kerk. Speciaal vandaag, als het Te Deum weerklinkt, blijven we hopen dat dat daar eens iemand recht staat en…
Johan Sanctorum
2 Comments:
Een zeer pertinente en 'compelling' analyse, mijnheer Sanctorum. U gaat nooit "baron" worden, maar dat is maar goed ook, en uw artikel is een gepaste vorm van "recht staan" vandaag. Adelheid is pure ijdelheid, een ondeugd, en edelheid is iets totaal anders.
Kunst, zoals die nog gedurende de gehele negentiende eeuw werd opgevat, heeft thans afgedaan - zij is verziekt en is tot ondergang gedoemd. De zogenaamde 'artistieke vrijheid' is niets anders dan de veelvormige manifestatie van haar doodsstrijd. Vanaf het ogenblik dat de kunst niet langer meer het voedsel der besten was, kon de kunstenaar zich door middel van zijn 'talent' uitvieren in allerlei probeersels volgens nieuwe formules, in alle grillen van de fantasie, in alles wat in het kraam van het intellectuele charlantanisme te pas komt!
De mensen worden steeds ongevoeliger voor moderne schilderijen en beeldhouwwerken - alleen de snobs, de rijken en nietsnutten zoeken nog in de kunst het nieuwe, het vreemde, het originele, het buitensporige, het schandaleuze. Het volk zoekt in zulke kunst geen vertroosting en geen verheffing meer. De mensen van tegenwoordig hebben hun hart aan geheel andere dingen verpand: aan machines, wetenschappelijke ontdekkingen en rijkdom, aan de heerschappij over de landen der aarde. Zij voelen kunst niet langer als levensbehoefte, als geestelijke nooddruft, zoals dat in andere eeuwen het geval was, ook al gaan er sommigen onder hen voort als kunstenaar op te treden en zich met kunst bezig te houden - maar om redenen die met ware kunst weinig hebben uit te staan: uit imitatiezucht, uit heimwee naar traditie, uit luiheid, om de aandacht te trekken of uit berekening. Zij leven nog in een nabij verleden, maar de grote massa koestert geen eerlijke en warme genegenheid meer voor de kunst, die zij op zijn hoogst nog als vermaak, verstrooiing en ornament beschouwt.
De nieuwe generaties, verzot op op techniek en sport, cynischer en brutaler, zullen de kunst geleidelijk in musea en bibliotheken aan haar lot overlaten, als onbegrijpelijke en nutteloze overblijfselen van het verleden.
Een reactie posten
<< Home