31 december 2010

Zeg nooit dingen die je eerder nooit zei

Over het Orwelliaanse wereldbeeld van Annemie Turtelboom.

“Het gaat om het detecteren van lonely wolves, jongeren die volledig in hun eentje via internet een “knip- en plakideologie” voor zichzelf samenstellen.” Zo omschrijft Annemie Turtelboom (VLD), minister van binnenlandse lopende zaken, haar nieuw mobilisatieplan tegen “radicalisering en polarisering”, speciaal bij de veelvuldig op het internet surfende jeugd. Op advies van criminologen Paul Ponsaers en Brice De Ruyver moeten scholen en verenigingen actief ingeschakeld worden in de neiging van jongeren om “zich af te zonderen” en zomaar op hun eentje te gaan grasduinen in de wereld van ideeën en levensbeschouwingen. Vroeg of laat komen ze bij Bin Laden terecht, zo leert ons professor Brice De Ruyver, voormalig veiligheidsadviseur van Guy Verhofstadt. Dus kunnen we dat schuinmarcheren maar beter proactief tegengaan en de kudde bijeenhouden.

Eerst iets over die “knip- en plakideologie”. Ik ben respectievelijk Vlaams-republikein, ecologist met sterke sociale reflexen, libertariër, bewonderaar van de anarchist Joseph Fourier, en cultuurconservatief,- ik spreek dan nog niet over mijn andere aberrante en schier inconsistente voorkeuren en hobby’s. Alles is voor mij –daarom niet voor anderen- deugdelijk samengesmolten in een behoorlijk functionerend conceptueel kader waarmee ik de wereld te lijf kan gaan, dingen kritisch kan analyseren, me kwaad kan maken, enthousiast kan zijn. Zonder twijfel gaat het hier om een bricolage, een knip-en-plak-ideologie. Kent u er een ander? Kan men op een andere manier een identiteit en een wereldbeeld vormen,- behoudens dan de complete brainwashing, het educatief pletwalsen, de totale nivellering, het klonen van compleet gehomogeniseerde individuen?

Laat die afwijking nu toch wel een wezenlijk aspect van onze westerse cultuur zijn: het vreemdgaan, Parsifal, de reine dwaas, de onnozele hals, de buitenstaander, de eenzame bricoleur...

Door nadere studie weet ik dat zelfs die Fourier de mosterd elders is gaan halen, gelezen en geplukt heeft wat hem het best paste,.. dus ook “geknipt en geplakt heeft”. Zoals alle filosofen. En volledig in zijn eentje! Die afkeer van de eenzaamheid en de zelfstudie bij de steeds in het zwarte getooide Annemie, daar moet toch iemand eens een psychoanalyse van maken. Iemand die iets “alleen” doet, bakt er per definitie niets van, of begeeft zich in de zonde. Men kan zich afzonderen om Nietzsche te lezen, om opera te luisteren, om te bidden, om gedichten te schrijven, om te masturberen, of om bommen te maken. Maar voor de minister is dat allemaal hetzelfde: wie zich buiten de kudde waagt, is een lonely wolve, een anomalie in de samenleving. Het onaangepast zijn wordt een kwaal op zich. En laat dat nu toch wel een wezenlijk aspect van onze westerse cultuur zijn: de deviantie, het vreemdgaan, Parsifal, de reine dwaas, de onnozele hals, de buitenstaander, de eenzame bricoleur (die in het verhaal, zoals bij Parsifal, de goegemeente redt uit haar sclerose).

En dan dat mopperen tegen radicaliteit, die doorlopend met extremisme verward wordt. Radicaliteit en polarisatie zijn het zout en peper van onze samenleving. Ik hou van mensen die weten wat ze willen en echt gekozen hebben. Omwille van haar ideeënloze ideologie beschouwt mevrouw Turtelboom echter de democratie als een vrolijke markt van instant-meningen, waarin zich een shoppende kiezer/consument lichtvoetig beweegt. Radicaliteit is daarin hinderlijk, hoekig. Het is juist deze ondraaglijke lichtheid die –terecht- gecounterd wordt door een andere visie op democratie: die van een latente burgeroorlog, of laten we het een gewapende vrede noemen. Een maatschappij die haar eigen dialectiek accepteert, –de idee dat alles wordt, uit tegenstellingen en conflicten. Respect voor andersdenkenden hoort daar bij, lankmoedigheid en compromis-bereidheid niet. We leven al ettelijke decennia in een context van het Belgische compromis en de consensus, en het systeem blijkt van geen kanten meer te werken. Het politieke midden is mentaal dood, elders in Europa en de wereld trouwens evengoed, en het behoort tot de perverse logica van de hedendaagse parlementaire democratie dat dit midden zich desondanks steeds weer opdringt als het centrum van de waarheid. Quod non: de waarheid zit helemaal in de marge. Geef mij maar Wilders, het Vlaams Belang, naast Gaia en de PvdA. Radicale visies die zich bij voorkeur meten met andere radicale visies. Zij lokken de waarheid als het ware uit haar schuilplaats. Het extremisme komt pas op de proppen, wanneer die confrontatie geweigerd wordt, en de polemiek plaatst maakt voor het enkelvoudig dogma. Maar ik zie vooral juist in het midden een weigering van de confrontatie, zie bijvoorbeeld het “cordon sanitaire”.

Dat er dan een paar mafkezen zich in naam van Allah willen opblazen met zelfgemaakt speelgoed, is dan niet het probleem van de radicaliteit op zich, maar vooral van de desbetreffende doctrine, in casu de islam. De ideologie zelf dus, niet de mate van engagement die men ervoor opbrengt. Dat vergt dus weerom studie, analyse,… confrontatie.

Talrijke gevaarlijke individuen gingen u voor

Maar daar wil mevrouw Turtelboom niet aan beginnen. Mensen die van een mening hun overtuiging maken, zijn per definitie gevaarlijk. Dus ook de Vlaamse separatisten, of de getuigen van Jehovah, of Greenpeace. Haar visie is dus liberaal-nihilistisch, om niet te zeggen: postmodern-fascistisch. Ze gelooft in niets meer, zeker niet in de vrijheid van het individu, zelfs niet in haar eigen gelijk of in de billijkheid van het systeem waarin ze functioneert. Ze wil gewoon beletten dat er zich identitaire kernen vormen van individuen of groepen die zich buiten het mainstream-denken stellen dat door de massamedia wordt ingelepeld.

De afwijking wordt dus een kwaad op zich, te remediëren met opsluiting of met een spuitje. Filosoof Michel Foucault waarschuwde er al voor: onze zogenaamde democratische “open samenleving” kan niet om met marginaliteit, die gemedicaliseerd of gecriminaliseerd wordt of, als het even kan, beide.

Plots wordt dat politiek nihilisme ook weer zeer religieus-kerkelijk en exorcistisch: het enkelvoud wordt als afvallig en heterodox beschouwd, vreemd aan de rechte leer, apocrief. De gelovige massa wordt op dat moment ingeschakeld als zelfcontrolerend organisme voor de duiveluitdrijving. En hier komt de Orwelliaanse dimensie van het verhaal om de hoek kijken: de minister wil ook dat oren en ogen worden opengehouden om “verdachte” bewegingen te detecteren en te melden. We hebben dus allemaal een meldingsplicht. De scholen en verenigingen, door de minister opgevorderd als antennes, zijn dan de ideale doorgeefluiken:

“Wanneer zij merken dat iemand zich afzondert en dingen gaat zeggen die hij voordien nooit zei, moet dat een signaal zijn om die jongere daarover aan te spreken. En wanneer dat niks oplevert, vraag ik dat ze de politie inschakelen.”

Tja, wie zou er zo allemaal dingen gezegd hebben die hij/zij voordien niet zei? Hebt al wel eens iets gedacht dat u voordien niet gedacht had? Neen? Dan zit u safe. Indien toch, dan bent u op het verkeerde pad. Nitwits als Jezus, Boeddha, hogervermelde Friedrich Nietzsche, Schopenhauer, Einstein,- zijn u voorgegaan, tot hun scha en schande. Allen hebben ze iets gezegd dat ze voordien nog niet gezegd hadden,- erger nog: dingen die voordien nog niemand gezegd had. En dat vies oud ventje, een zekere Immanuel Kant, die zich zo afzondert, wat doet die elke dag om halfvier, met zijn hoed en regenjas, zogezegd op wandel? Hmm… dit moeten we toch melden, waar is dat formulier ook weer.

De gelovige massa wordt op dat moment ingeschakeld als zelfcontrolerend organisme voor de duiveluitdrijving. En hier komt de Orwelliaanse dimensie van het verhaal om de hoek kijken...

In laatste instantie gooit de minister van binnenlandse camera’s zoveel kinderen met het badwater weg, dat men echt van cultuurnihilisme kan spreken. Het de facto plaatsen onder aanhoudingsmandaat van al wie zich even afzondert, produceert op het einde een Orwelliaanse hel, de oorlog van allen tegen allen, wellicht het tegendeel van wat mevrouw Turtelboom in haar menslievendheid zogezegd beoogde.

Maar de strijd van Annemie is bij voorbaat verloren: hoe meer het afwijken verboden wordt, hoe aantrekkelijker. Het is juist de oppervlakkigheid van de consensusdemocratie en haar spectaculaire spin-offs, de valse mythe van de “warme” samenleving en de verplichte sociale cohesie, die jongeren op zoek doet gaan naar intellectueel houvast, naar engagement en diepgang. Een liberaal die zo’n daad van vrijzinnigheid, in de echte zin van het woord, verbanvloekt,- daar kan mijn verstand niet bij.

En euh…, à propos, is dit eigenlijk nog wel een lopende zaak van een ontslagnemende regering? Of zijn we onmerkbaar al in een nieuw regime binnengegleden, van de nieuwe orde-op-zaken, la Belgique nouvelle qui est arrivé? Een zakenkabinet dat via een wazige war-on-terror-doctrine, geleend van George Bush sr., de greep van de overheid op de samenleving verstrakt?

Ik zou zeggen tot de surfende jeugd: snel weg van deze plek! Google eens onder de woorden Nietzsche, Sartre, Kant, Schopenhauer. Blijf vooral zoeken naar dingen die niet voor het grijpen liggen. En jawel, zoek gelijkgezinde lonely wolves, dat is nog zoveel prettiger. En ongemakkelijker voor het systeem.

Johan Sanctorum

Read more...

30 december 2010

Het signaal van het Europees Burgerinitiatief

Greenpeace brengt met een petitie gericht tot de Europese Commissie een voorziening van sommige parlementaire systemen onder de aandacht, namelijk het recht van burgers om hun wetgevende macht om bespreking van een voorstel te verzoeken. De vraag is of dat petitierecht iets aan het democratisch deficit van de EU, of van andere bestuursniveau’s waarvoor het bestaat, kan veranderen.



Greenpeace benadert de Europese Commissie (EC) met een petitie voor een verbod op of minstens een sterk ontradend beleid tegenover genetisch gewijzigde gewassen (ggg’s). Het initiatief wordt kracht bijgezet door miljoenen handtekeningen van EU-burgers. Daarmee loopt de eco-actiegroep vooruit op een in het verdrag van Lissabon voorziene regeling voor burgerinspraak, het Europees Burgerinitiatief (EBI). In een gelijkaardige procedure voorziet ook de Belgische grondwet. Het betekent dat een voldoende groot aantal burgers het parlement resp. de EC kan verzoeken om een bepaald voorstel op zijn of haar agenda te zetten. Verder niets.

We gaan hier even voorbij aan het verschil dat het Belgische parlement tenminste door de bevolking verkozen is, terwijl de EC als machtigste regelgevende instantie in de EU alleen door de uitvoerende macht van de lidstaten geselecteerd is. Mocht het EBI de macht van de EC naar de burger overhevelen, dan zou dat onderscheid minder belang hebben. Maar dat is volstrekt niet het geval.

Met democratie heeft die procedure gewoon niets te maken. Het volk oefent langs deze weg immers geen enkele macht uit. De EC kan met dat verzoekschrift eigenmachtig doen wat ze wil, zonder dat het volk rekenschap kan eisen. Ze kan het gedane voorstel zoals gevraagd inderdaad bekijken en zelfs bespreken, er vervolgens eens goed om lachen en het tenslotte verticaal klasseren. Alle moeite om handtekeningen te verzamelen is dan verspild geweest. Dat lijkt alvast het lot van het Greenpeace-verzoekschrift, met de formalistische rechtvaardiging dat de schikkingen betreffende het EBI nog niet in werking zijn.

Bijkomend nadeel van zo’n botte weigering is dat zij demotiverend werkt op toekomstige burgerinitiatieven. Al is dat eigenlijk een voordeel: uiteindelijk gaan meer mensen daardoor de begoocheling kwijt raken dat zulk stamelen en bedelen bij de poort iets met volkssoevereiniteit te maken heeft.

Zelfs als de EC, of in vergelijkbaar geval het Belgische parlement, wel ernstig op een verzoekschrift ingaat, is dat niet noodzakelijk een goede zaak vanuit democratisch oogpunt. Zo is het bv. niet zeker dat de meerderheid van de EU-bevolking tegen het op de markt brengen van ggg’s gekant is. Als de EC aan de huidige petitie gevolg zou geven, zou dat er als een democratische geste uitzien, die het openlijk engagement van miljoenen burgers tegemoetkomt. Ze zou met dergelijk vertoon van “participatieve democratie” des te beter kunnen rechtvaardigen dat ze de enige procedure vermijdt die echt de wil van de meerderheid kenbaar maakt, namelijk het referendum. En in de feiten zou ze de wil van een activistische minderheid in beleid omzetten, niet die van een vastgestelde meerderheid.

Mocht het verzoekschrift aan de EC echt tot de geplogenheden gaan behoren, dan zal de EC ongetwijfeld af en toe eens op de gedane voorstellen ingaan om aldus een schijn van democratische gezindheid te wekken. Dan kan ze des te beter de volkswil inzake de echt hete hangijzers, bijvoorbeeld de toetreding van Turkije, negeren.

Het verzoekschrift aan de machthebbers is een typisch verschijnsel uit het leenroerig tijdvak, toen de heersers langs informele kanalen kennis namen van de wensen van diverse bevolkingslagen. Vaak hielden ze daar ook rekening mee, voor zover verenigbaar het hun eigen beleidskeuzen. In jeugdfilms over de middeleeuwen is er vaak wel een scène waarin de koning door een raadsheer gewaarschuwd wordt: ”Het volk mort.” Een slechterik als Filips de Schone grinnikt dan eens goed, maar betere vorsten kijken dan ernstig, zichtbaar gepijnigd door de zorg om het volkswelzijn. Heel soms richt het volk zelf een smeekbede tot de koning, vooral als die hun laatste hoop is tegen onderdrukkers van lagere rang. Nog somser geeft hij ook gehoor aan hun bede. Maar niemand maakt zich wijs dat dat dan democratie is.

Moslims en vooral ongelovige islamvrienden bezweren ons tegenwoordig dat de islam pro democratie is, aangezien de profeet “beraadslaging” (sjoera) aanbeval. Emirs en sultans deden dan ook aan sjoera, namelijk met hun generaals, hun bankier, hun geestelijk raadsman en nog zo een paar notabelen. Maar uiteraard behielden zij zelf, of minstens dat beperkte kringetje rond hen, de macht. Er was geen sprake van volkssoevereiniteit. Zulke hofraad was geen democratie, en evenmin is het EC-bewind een democratie.

Na Zwarte Zondag en tijdens de Witte Beweging was er veel te doen over “het signaal van de burger”. De politieke klasse moest eens wat meer luisteren naar die kiezer. Net zoals een vader al eens moet luisteren naar wat zijn kinderen te vertellen hebben, om vervolgens natuurlijk zelf de beslissingen te nemen die zij moeten gehoorzamen. De verhouding is daar zeer duidelijk: enerzijds de soeverein die rechtens de macht heeft, anderzijds de onderdanen die wel een signaal mogen geven maar het natuurlijk niet in hun hoofd moeten halen om macht uit te oefenen. Ook het verzoekschrift of EBI is zo’n louter “signaal”, dat een vals gevoel van machtsdeelname moet geven, om des te beter de bestaande machtsverhoudingen in stand te houden.

Labels: , , ,

Read more...

Pacificatie op zijn Belgisch, of Vlaams offensief? (Johan Sanctorum)

Het opiniestuk “De Ultieme Pacificatie” van Karim Van Overmeire neemt de Tsjechisch-Slowaakse scheiding, mits enkele elementen van voorbehoud, tot een paradigma voor een mogelijke Belgische boedelscheiding. Ik kan hem daar ver in volgen, al is het sociocultureel verhaal nogal verschillend. Er is bij mijn weten nooit een culturele overheersing van Tsjechen door Slowaken (numeriek in de minderheid) geweest, of omgekeerd. Wat het wel gemeen had met België (en dat is ook essentieel bevorderend voor de “ontbindbaarheid”), is zijn status van bufferstaat en kunstnatie, als product van de geostrategische logica der grootmachten. Tsjecho-Slowakije is ontstaan na de eerste wereldoorlog, bij het uiteenvallen van de Oostenrijks-Hongaarse Donau-monarchie, de verliezer van het conflict. Na de 2de wereldoorlog werd het land zonder meer een vazalstaat van de Sovjet-Unie. Zonder het uiteenvallen van deze grootmacht zou de Tsjechisch-Slowaakse scheiding overigens ondenkbaar zijn geweest.

In een breder kader kan men de fameuze “val van de muur” in 1989 beschouwen als een historisch referentiepunt, vergelijkbaar met de Franse Revolutie, exact 200 jaar daarvoor. Cultuurhistorisch gaat het om een politieke doorbraak van de postmoderniteit: de grote, gefabriceerde gehelen gaan teloor, ten voordele van kleine, organische entiteiten. De “grote verhalen” bleken maar demagogische verzinsels, de zogenaamde natiestaten centralistische machtsblokken met een (geforceerde) culturele en taalkundige cohesie als alibi. Frankrijk is het typevoorbeeld van zo’n centralistische “cultuurnatie”.

Het ontbindingsdenken, in de kunst vooral beleefd als een ironiserende ontluistering, wordt in de politiek een emanciperende kracht voor de kleine gehelen, de territoria en gemeenschappen die zich, al dan niet op historische gronden, afscheuren van de grote machtsblokken. Europa zal onvermijdelijk hertekend worden in de 21ste eeuw. In dat opzicht is de Catalaanse kwestie voor Vlaanderen eigenlijk nog relevanter dan Tsjechië/Slowakije, omdat de Europese natiestaten als de dood zijn voor een precedent. Spanje zal nooit goedschiks een Catalaanse afscheiding aanvaarden, het actuele Europa der natiestaten evenmin. Onvermijdelijk heeft dus elke autonomiebeweging een Europese draagwijdte. En er zal geween en tandengeknars zijn bij de verdedigers van de oude orde, dat staat vast.

Door het cordon rond het Vlaams Belang te versterken, veroordeelt de NVA zich tot een eindeloze paringdans met de traditionele partijen, die op een zeker moment niet zullen aarzelen om de wurggreep toe te passen. Dat is elementaire politieke logica, vreemd dat een intelligent man als Bart De Wever dat niet doorheeft.

Dat brengt ons opnieuw tot de Belgische kwestie en de binnenlandse politieke logica. En hier loopt de analyse van Van Overmeire scheef. Zijn idee van de “ultieme pacificatie” steunt compleet op het persoonlijke evenwicht tussen PS-voorman Elio Di Rupo en NVA-voorzitter Bart De Wever, die een soort gentlemen’s agreement zouden uitwerken, eindigend in een propere boedelscheiding. Maar hoe zien de agenda’s van beide heren eruit? Voor Di Rupo (en zijn PS-luitenant Paul Magnette versprak zich in dat opzicht onlangs flagrant tijdens een TV-debat) zijn twee zaken primordiaal: 1) een duurzame hegemonie van de PS in Wallonië, en 2) het behoud van de Belgische constructie, voordelig voor Franstalig België en speciaal het PS-electoraat, nog minstens 2 decennia, want daarna zouden de transfers mogelijk in omgekeerde richting beginnen vloeien, naar het vergrijzende Vlaanderen.

Voor Bart De Wever en zijn partij anderzijds geldt er eigenlijk maar één absolute prioriteit, en dat is het behoud van het politieke marktaandeel in Vlaanderen. Het idee van onafhankelijkheid, weliswaar in de partijstatuten opgenomen, wordt gecorrumpeerd door een typische “Belgische” logica van de geleidelijkheid en het uitstel. Voor een deel is die houding beslist terug te brengen tot de existentiële twijfelzucht van Bart de Wever, én diens handhaving van de Lamme Goedzak-doctrine (“De Vlamingen zijn geen revolutionairen”), zoals ik in een eerdere column uiteenzette (zie: “De man van duizend dromen”). Maar bovendien is de NVA een hybride, om niet te zeggen een gespleten partij, met een zeer gematigde (zelfs Belgicistische) reformvleugel, en aan de andere kant een radicaal-autonomistische vleugel die bij de laatste verkiezingen het Vlaams Belang ontglipte.

Het is dus voor die partij constant pamperen in twee richtingen. In de ambitie om een “brede centrumpartij” te worden voor de Vlaamse middenklasse, moest dan ook nog eens het concept van “V-formatie” (voorheen Forza Flandria genoemd) gedumpt worden, en diende het Vlaams Belang, als ideologische bondgenoot, genegeerd. De oproep van voorzitter Bruno Valkeniers tot een strategische onafhankelijkheidsalliantie werd tamelijk hooghartig afgewimpeld, tot teleurstelling van heel wat Vlaams Bewegers.

Het signaal van het O.V.V.

De NVA is vanaf dan de gevangene van haar eigen succes geworden, en dat weet het Belgische politieke establishment zeer goed. En zo kon men het zelfs meemaken dat op een bepaald ogenblik bepaalde Waalse politici begonnen te dreigen met een splitsingsscenario, waarbij de De Wever op de rem ging staan. Dat waren overduidelijk proefballonnen die het vermoeden van Di Rupo en C° bevestigen: De Wever kan en mag niet kiezen, kan en mag niet vooruit of achteruit. In de verboden vrucht van de regeringsvorming bijten (met het onvermijdelijke compromis dat daarbij hoort) zal hem door de radicale fractie zwaar aangerekend worden. Maar naar de uitgang lopen en een vergelijk afwijzen zal dan weer de andere zijde ontstemmen, zeg maar de groep rond Siegfried Bracke (“Ik wil het einde van België helemaal niet”). Het is en blijft dus surplacen.

Maar ondertussen zit men in het paleis niet stil, en worden er post-NVA-scenario’s uitgetekend. Essentieel is in deze de rol van de Vlaamse “traditionele” partijen, die op revanche uit zijn en speciaal de SPA. En hier komt uiteraard koninklijk bemiddelaar Johan Vande Lanotte in beeld. Door het cordon rond het Vlaams Belang te versterken, veroordeelt de NVA zich tot een eindeloze paringdans met de traditionele partijen, die op een zeker moment niet zullen aarzelen om de wurggreep toe te passen. Dat is elementaire politieke logica, vreemd dat een intelligent man als Bart De Wever dat niet doorheeft.

De stellingname van het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen is in dat opzicht een donderslag bij heldere hemel, en houdt een niet mis te verstane boodschap in: het middenveld van de Vlaamse beweging eist een radicalisering en een Vlaamse frontvorming. Het Vlaams Belang wordt hier, om het met een typisch Belgisch woord te zeggen, incontournable. Sterker zelfs: de partij zou wel eens de verrassing van eventuele nieuwe verkiezingen kunnen worden, omdat men in dat geradicaliseerde middenveld een “stok achter de deur” zoekt, een zweeppartij die de geïmmobiliseerde Bart De Wever (of zijn opvolger) kan dwingen tot daden.

Ultieme pacificatie? Vergeet het. Vlaanderen zal een vuist moeten maken. De Vlaming heeft in juni j.l. voor verandering gestemd, drastische verandering, tegen het Belgische establishment. Het woord “pacificator” hoort thuis in de rij van de bemiddelaars, verkenners, ontmijners, en tutti quanti. Het is neo-Belgische new speak die een historische noodzakelijkheid tracht tegen te houden, of alleszins te vertragen.

De republikeinse idee, door de NVA stelselmatig onderbelicht of zelfs genegeerd, verbindt de autonomie-eis opnieuw met een maatschappelijk project. Voor minder mag men niet gaan, in een land waar men zelfs geen trein meer op tijd kan doen rijden, justitie niets meer met elementaire rechtvaardigheid te maken heeft, honderdduizend Vlaamse gezinnen hun electriciteitsrekening niet meer kunnen betalen, en meningen alleen nog mogen geuit worden als ze geen enkele minderheid brusqueren.

De republiek is een werkwoord. Geen vrucht van de impasse.


Johan Sanctorum

Read more...

29 december 2010

Linkse kerk promoot onredelijke onaangepastheid

In het in november royaal voorgestelde “rapport van de Rondetafels van de Interculturaliteit” (1) (de naam alleen al is een aanslag op de Nederlandse taal) wordt iedereen opgeroepen om in alle mogelijke situaties van het maatschappelijk leven “redelijke aanpassingen” toe te staan aan “nieuwe minderheidsculturen”, met name om tegemoet te komen aan religieuze overtuigingen en praktijken van een deel van hun leden. De onaangepastheid van die overtuigingen en praktijken aan de gebruiken van het samenleven alhier moet dus beloond worden met een aanpassing door de “meerderheid”. Het meest gestraft hierdoor worden evenwel de nieuwe Vlamingen die zich wel wensen te integreren, die daardoor telkens opnieuw geassocieerd worden met die leden van hun zogenaamde gemeenschap die dat niet willen.


Het beginsel van gelijke rechten voor iedereen wordt zo steeds meer vervangen door de toekenning van speciale rechten, waarvan de omvang blijkbaar recht evenredig moet zijn aan de mate waarin men weigert verantwoordelijkheid te nemen. Dat wordt dan verdoezeld door middel van een discours van rechten en plichten. Van speciale plichten die de keerzijde zijn van die speciale rechten is in de aanbevelingen alvast niet veel te merken. Nog kenmerkender is het geheel ontbreken in deze “linkse kerk” (wat precies aantoont waarom het een linkse kerk is*) van een cultuur van vrijheid-in-verantwoordelijkheid. Immers, tot op zekere hoogte moeten we iedereen de vrijheid gunnen om onaangepast te blijven, maar dan wel op eigen verantwoordelijkheid.

De historisch gegroeide publieke cultuur in Vlaanderen is helemaal niet zo eigenzinnig (getuige het feit dat dezelfde linkse kerk stelselmatig een Vlaamse identiteit ontkent) dat nieuwkomers die zich niet op relatief korte tijd eigen kunnen maken. Ware het niet dat dezelfde kerk de vrijheden steeds meer versmacht door discriminatieverboden, de vrijheden van vereniging, meningsuiting, godsdienst en onderwijs zouden wel meer dan voldoende ruimte geven voor diversiteit. Als die vrijheden correct worden geïnterpreteerd, komen ze overigens niet met elkaar in conflict – terwijl een eis tot “respect” voor “nieuwe” meningen en praktijken enkel maar voorrang geeft aan de minst verdraagzame. Blijkbaar zijn de agitatoren die zich onverkozen als vertegenwoordigers van de nieuwe minderheden rond de tafel der milquetisering hebben geschaard, niet in die vrijheid-in-verantwoordelijkheid geïnteresseerd, maar in het beknotten van de vrijheden van de autochtonen en meer nog die van de dochters en zonen uit hun groep die wel willen integreren. Een heel ander geluid horen we gelukkig bij een reeks nieuw verkozen échte volksvertegenwoordigers van allochtone afkomst, die zich voluit voor de Vlaamse gemeenschap engageren in plaats van rapporten te schrijven waarin precies die Vlaamse gemeenschap het grote taboe blijkt te zijn.

* Voor wie de voorbije jaren gedacht heeft dat de uitdrukking linkse kerk misschien wat achterhaald aan het worden was: het voorstel om Paasmaandag, Pinkstermaandag en Allerheiligen als officiële feestdagen te vervangen door de Internationale Vrouwendag, de Internationale Dag tegen Racisme en de Werelddag van de Culturele Diversiteit toont als geen ander hoe treffend de uitdrukking wel is.

(1) Te vinden op http://www.interculturalite.be/IMG/pdf/INTERCULT_2010-Nl.pdf

(Deze column verscheen zonder de voetnoot in Doorbraak januari 2011, p. 15)
Read more...

20 december 2010

Peiling La Libre Belgique: Status quo (Hoegin)

Deze ochtend publiceerde de krant La Libre Belgique de resultaten van een nieuwe peiling. Aan Vlaamse zijde overheerst vooral het status quo, terwijl aan de andere zijde van de taalgrens de lichte vooruitgang van de PS ten koste van Ecolo opnieuw bevestigd wordt.

Aan Vlaamse zijde kan de analyse van deze peilingen eigenlijk zeer kort zijn: vergeleken met zowel de vorige peiling van La Libre Belgique als de verkiezingsuitslagen van 13 juni valt er eigenlijk voor geen enkele partij veel beweging te noteren. N-VA blijft hoge toppen scheren, nog steeds boven de dertig procent, en blijft daarmee afgetekend de eerste partij in Vlaanderen. Verderop volgen CD&V, sp.a, Open Vld en Vlaams Belang, in die volgorde, als middelgrote partijen. Daarna komt Groen!, dat nog steeds stabiel tussen de zeven en de acht procent scoort, terwijl Lijst Dedecker ver onder de kiesdrempel blijft.

Voor de aan de gang zijnde onderhandelingen betekent dit dat geen enkele van de Vlaamse partijen op dit ogenblik veel reden heeft om van strategie te veranderen. Dé hoofdvraag voor deze peiling was of de N-VA nog steeds meer dan dertig procent zou halen, en dat doet ze ook. Het probleem voor die partij is echter wel dat ze op dit ogenblik van een Schrödinger-effect profiteert: net zoals Schrödingers kat zijn de regeringsonderhandelingen zowel levend als dood, en kan de partij dus van twee walletjes blijven eten. Of in N-VA-jargon: zowel de Noord- als de Zuid-flank bedienen. Of dit ook zo blijft als de partij in een federale regering stapt, of zich terugtrekt uit de onderhandelingen, is een open vraag. Het risico dat de partij onmiddellijk zo'n vijf procent van haar kiezers verliest, welke keuze ze ook maakt, is uiterst reëel.

Aan Franstalige zijde valt er iets meer beweging te noteren, al blijven ook daar de verschuivingen uiterst beperkt. De PS gaat lichtjes vooruit vergeleken met de laatste verkiezingen, maar lichtjes achteruit vergeleken met de vorige peiling van La Libre Belgique. Die vooruitgang lijkt in de eerste plaats ten koste van Ecolo te gaan, want zowel MR als cdH blijven nagenoeg stabiel. De PP blijft opnieuw ver onder de kiesdrempel, terwijl FN een kleine opflakkering kent.

De vorige peilingen zorgden voor enige nervositeit aan Franstalige zijde, omdat zowel cdH als Ecolo het gevoel hadden opgeslokt te worden door de PS. Aan die situatie verandert weinig of niets, en daarom hoeft men aan Franstalige zijde geen nieuwe strubbelingen te verwachten. Dat neemt niet weg dat zowel bij PS als cdH de vrees zal blijven dat Ecolo opnieuw zou kunnen groeien als die partij federaal in de oppositie belandt, en dat verklaart de herhaalde Franstalige vraag om Ecolo toch maar in de regering te kunnen opnemen.

Bijlage: Overzicht van alle peilingen in Vlaanderen sedert 2004 en alle peilingen in Wallonië sedert 2006 (PDF).

Labels: ,

Read more...

17 december 2010

Kerstmis als cruciaal moment voor de onderhandelingen

Wie kan nog bijhouden hoeveel «cruciale» dagen en weken we al achter de rug hebben gehad sedert de laatste verkiezingen? Het woord loopt zelfs al het gevaar er zijn oorspronkelijke betekenis bij te verliezen! Ondertussen is het duidelijk dat de enige echte cruciale datum die van Kerstmis is. Zullen de politici het immers aandurven die dag voorbij te laten gaan zonder de vorming van een noodregering?

Misschien is het niet slecht eens de etymologie van het woord «cruciaal» op te zoeken. Het woord is afgeleid van het Latijnse crux, kruis, maar de oorsprong van de huidige betekenis moeten we bij Francis Bacon zoeken. In 1620 introduceerde hij de term instantia crucis in zijn werk Novum Organum, waarbij hij refereerde naar wegwijzers aan kruispunten, vaak opgesteld in een kruis. Deze wegwijzers tonen de verschillende richtingen die een reiziger kan volgen, te vergelijken met de beslissingspunten die genomen moeten worden wanneer er een intellectuele weg afgelegd wordt. Isaac Newton en Robert Boyle gebruikten later de term experimentum crucis voor die experimenten die konden aangeven welke natuurkundige hypothese onder de vele mogelijke hypotheses de juiste is om een bepaald fenomeen te kunnen verklaren. In de loop van de eeuwen is de betekenis echter verschoven, en de moderne betekenis verwijst dan ook meer naar de belangrijkheid van de beslissing die genomen moet worden dan naar de wederzijdse uitsluiting van de verscheidene keuzemogelijkheden.

Wie de oorspronkelijke betekenis van de term «cruciaal» kent, kan zich afvragen waarom het woord zo vaak gebruikt wordt in verband met de aan de gang zijnde regeringsonderhandelingen. Was het Elio di Rupo niet, die ze omschreef als een poging om het onverzoenbare te verzoenen? Kan een federale regering met daarin zowel N-VA als PS echt iets anders worden dan een mossel-noch-vis-regering? Het laatste voorstel van Johan vande Lanotte voor de financieringswet voorziet zowel een split rate als een belastingkrediet, dat enerzijds wel moet zorgen voor meer fiscale autonomie, maar anderzijds niet mag leiden tot welke vorm dan ook van fiscale concurrentie tussen de verschillende regeringen. Een Belgisch compromis met andere woorden, dat dankzij zijn complexiteit en interne tegenspraak nu al door de journalisten en pro-Belgische politici uitgelegd wordt als een voorstel dat niet slecht genoeg is om het nog te mogen verwerpen. En dan zeker door Vlaams-nationalisten niet. (Franstalige amendementen mogen wel nog.) Over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, die geen splitsing zal zijn omdat de Franstaligen hun voorrechten in delen van Vlaams-Brabant willen behouden, hebben we het dan nog niet eens gehad.

Daarbovenop heeft de geschiedenis van 2007 ervoor gezorgd dat het ontbreken van een federale regering niet meer ervaren wordt als een dringende zaak. Zeker, met de regelmaat van de klok komen politici ons vertellen dat een ontslagnemende regering een handicap is in deze tijden van financiële turbulentie, maar erg overtuigend werkt dat allemaal al lang niet meer. De laatste politicus in het rijtje was voorzitter van de Europese Commissie José Manuel Barroso vandaag – overduidelijk besteld door de CD&V. Het is echter bijzonder twijfelachtig of veel mensen er vannacht hun slaap voor zullen laten. Een cynicus zou zelfs durven opwerpen dat Barrosos eigen land Portugal niet eens een ontslagnemende regering nodig heeft om in de economische problemen te raken. Maar blijft natuurlijk dat een regeringsvorming die zes maanden in beslag neemt niet meer iets is waar men zich een hoop zorgen over maakt. Zeker als Eerste Minister Yves Leterme dan nog eens goed zijn best doet om regelmatig te komen melden dat onder zijn leiding alles zoveel beter gaat en blijft gaan. Ik laat het verder aan de verbeelding van de lezer over te raden welke boodschap de CD&V op deze manier bij de bevolking tracht over te brengen.

Dit alles leidt er toe dat Kerstmis meer en meer naar voren komt als een cruciale datum voor de onderhandelingen. Kerstmis mag hierbij gerust in een Dehaeneaanse manier begrepen worden, namelijk niet als 25 december, maar 9 januari, het einde van de kerstvakantie. En er kan niet ontkend worden dat er de afgelopen zes maanden voor een groot deel afgeteld werd tot die datum, met inderdaad 2007 als referentiepunt. Nu we daadwerkelijk voor die datum staan, zonder een nieuwe federale regering, is de vraag dan: zullen de politici het aandurven om die datum, of beter de kerst- en nieuwjaarsperiode dus, zomaar voorbij te laten gaan? Of durft men toch die barrière te doorbreken, om ook in 2011 verder aan te modderen met een Belgische ontslagnemende regering in combinatie met regeringsonderhandelingen waarvan zelfs de doodsreutel vervelend dreigt te worden?

De essentiële vraag daarbij is of Bart de Wever bereid is reeds voor het einde van het jaar de zwarte piet – die hij ongetwijfeld door zowel de politici als de pers toegeschoven zal krijgen – in ontvangst te nemen. Of zal hij bij gebrek aan Stratego-groep geen weg meer weten te vinden uit het moeras dat Johan vande Lanotte de laatste weken geschapen heeft, en op korte termijn reeds door de knieën willen gaan? Een antwoord op die vragen heb ik niet, maar ik durf nog steeds te betwijfelen dat alles uiteindelijk zal uitmonden in nieuwe verkiezingen in het begin van 2011. Het échte plan B, en voor sommigen eigenlijk zelfs plan A, is nog steeds een regering met PS, cdH, Ecolo, Groen!, sp.a en ACW, moedwillig aangevuld met de rest van de CD&V. Het enige waar de N-VA mee over zal mogen beslissen, is of ze zal willen meestappen in zulke regering.

Labels: , , , , , , ,

Read more...

3 december 2010

België als no-go-zone voor schuldeisers ?

(1) "We the people of the United States, in order to form a more perfect union, establish justice, insure domestic tranquility, provide for the common defense, promote the general welfare, and secure the blessings of liberty to ourselves and our posterity, do ordain and establish this Constitution for the United States of America", zo luidt de aanhef van de Amerikaanse Grondwet (1787, in werking sinds 1788/1789). Eerlijk gezegd had ik me nooit veel vragen gesteld bij deze zin. Doet hij niet denken aan de bepalingen die de doelstellingen van de Europese Gemeenschappen, later Europese Unie, verwoorden of aan de Staatszielbestimmungen in sommige nationale grondwetten ? Meer bepaald heb ik me nooit vragen gesteld bij de stelling dat deze federale Grondwet werd opgesteld en afgekondigd "to establish Justice". Dat klinkt even onschuldig als een van de doelstellingen van de Europese Unie, nl. "De Unie biedt haar burgers een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zonder binnengrenzen (...)". En toch. Was er een nieuwe grondwet, een federale overheid en een federale rechterlijke macht nodig "to establish justice", om gerechtigheid te installeren ?

Op mijn reis door Virginia deze zomer, die ik maar een Thomas-Jefferson-bedevaart zal noemen (niet geheel ongepast tegen de achtergrond van het feit dat intussen thuis de politici worstelen met de noodzakelijke verdere defederalisering van het land) kocht ik in Monticello, de woning van Jefferson (waar overigens een portret van Hendrik van der Noot boven de schoorsteenmantel hangt, de man van het Manifest van het Brabantse Volk dat "keizer-koster" Jozef II vervallen verklaarde van de Brabantse troon) Woody Holton's book "Unruly Americans and the Origins of the Constitution" (2) en na lectuur daarvan zal ik "to establish justice" nooit meer zo achteloos lezen als voorheen. "To establish justice" moet vooreerst gelezen worden in het licht van Art. I Section 10 lid 1 en Art. III van de Grondwet en in het bijzonder:

Art. I S. 10: "No State shall (...) make any Thing but gold and silver Coin a Tender in Payment of Debts; pass any Bill of Attainder, ex post facto Law, or Law impairing the Obligation of Contracts (...)".
Art. III: "The judicial Power of the United States, shall be vested in one supreme Court, and in such inferior Courts as the Congress may from time to time ordain and establish (...). The judicial Power shall extend to all Cases, in Law and Equity, arising under this Constitution, the Laws of the United States, and Treaties made, or which shall be made, under their Authority (...); to Controversies between Citizens of different States; (...)".

Holton toont met een overvloed aan documentatie aan dat de zinsnede "to establish justice" en de geciteerde bepalingen in hoofde van de Framers van die Grondwet een heel specifieke betekenis en bedoeling hadden, nl. de bescherming van schuldeisers, van eigenaars van schuldvorderingen, tegen de wetgevers van de afzonderlijke staten die "relief" verschaften aan de schuldenaren (door gedeeltelijke kwijtschelding van schulden), die schuldeisers verplichtten betaling te aanvaarden in aan zeer sterke inflatie onderhevig papiergeld (in plaats van in gouden of zilveren munten) dat zij uitgaven, e.d.m., en tegen de rechtbanken van de afzonderlijke staten die in het bijzonder vriendelijk waren voor schuldenaren uit eigen streek ("local bias") in conflict met schuldeisers uit andere staten (wat men diversity cases en alienage cases noemt onder Art. III S. 2)(3). Om die reden werd zowel de wetgevende macht als de rechtsmacht van de staten ingeperkt (4). Dat gebrek aan "justice" had in de ogen van de voorstanders van de Grondwet niet alleen tot onrecht geleid, maar ook tot een voortduren van de zware economische crisis en een totaal gebrek aan kredietmogelijkheden in het binnenland en meer nog in het buitenland, zowel voor ondernemers als voor de overheid zelf.

(2) De concrete problemen die ik voor ogen heb in eigen land vandaag zijn weliswaar grotendeels andere dan de concrete kwalen waartegen de Framers wilden optreden, toch moet men de vraag stellen of ook bij ons vandaag er geen nood is "to establish justice" in dezelfde zin: zorgen voor een effectieve en gelijkwaardige rechtsbescherming voor alle schuldeisers. De vraag stellen houdt in dat ik van oordeel ben dat een dergelijke (d.i. effectieve en gelijkwaardige) rechtsbescherming vandaag niet meer bestaat, en dat de Belgische rechtsorde op meerdere vlakken duidelijk tekortschiet in vergelijking met de rechtsorde van belangrijke buurlanden of handelspartners.

Vooraleer U steigert, beste lezer, wil ik toch eerst verduidelijken dat ik daarmee niet doel op regels die de totstandkoming of inhoud van schulden in het algemeen beperken. Het gaat enkel om gevallen waarin er wel degelijk een geldige schuldvordering is tot stand gekomen (en deze evenmin is tenietgegaan op grond van regels van verbintenissenrecht zoals bevrijdende verjaring e.d., mits deze niet discriminerend zijn).

(3) Het tekort aan effectieve rechtsbescherming van schuldeisers geldt in omzeggens alle fazen van de geldendmaking van schuldvorderingen. Telkens zien we ook een tekort aan gelijke rechtsbescherming voor schuldeisers.

Het begin reeds in de fase van de zogenaamde "minnelijke invordering van schulden", met een Wet van 20 december 2002, verstrengd bij wet van 27 maart 2009 (5), waar een keizer-koster nog een puntje aan zou kunnen zuigen. Deze wet legt draconische sancties op aan een schuldeiser of diens lasthebber die bij de invordering van schulden van een consument onjuiste inlichtingen over de gevolgen van een wanbetaling meedeelt (art. 3 § 2 streepje 2), die jegens een consument niet voorziene of niet wettelijk toegestane bedragen" probeert te innen (art. 3 § 2 streepje 4), of die schulden probeert in te vorderen bij de verkeerde persoon (art. 3 § 2 streepje 6). Als men weet hoe weinig uniform de rechtspraak soms is over de vraag wat de gevolgen van een wanbetaling zijn, welke bedragen precies mogen worden gevorderd van een schuldenaar en wie er in sommige gevallen precies de aansprakelijke of schuldenaar is, zijn dit disproportionele eisen aan een gewone burger. Welke advocaat immers, laat staan welke rechtzoekende die geen advocaat is, durft met 100 % zekerheid te stellen wat precies de juridische gevolgen zijn van een wanbetaling, van welke bedragen precies de inning is toegestaan, welke personen precies al dan niet (mede)schuldenaar zijn, enz. ? En dan heb ik het nog niet over nonsens zoals de vereiste "een duidelijke beschrijving van de verplichting die de schuld heeft doen ontstaan", alsof een schuld ontstaat uit een verplichting. De rechten van schuldeisers die in de eerste of meer nog in een verdere graad rechtsopvolger zijn in een schuldvordering, worden bijkomend bemoeilijkt door hen te verplichten bij een invordering steeds "de identiteit, het ondernemingsnummer, het adres, het telefoonnummer en de hoedanigheid van de oorspronkelijke schuldeiser" mee te delen (art. 6 § 2 , 1°).

Diezelfde wet legt bijkomende onzinnige verplichtingen op aan tussenpersonen, inbegrepen advocaten, die schulden zouden proberen in te vorderen voor hun opdrachtgevers - zo bv. dat in een schrijven aan de consument-schuldenaar "volgende tekst in een afzonderlijke alinea moet worden toegevoegd, in het vet gedrukt en in een ander lettertype : «Deze brief betreft een minnelijke invordering en geen gerechtelijke invordering (dagvaarding voor de rechtbank of beslag)»". Schuldeisers die het zich kunnen permitteren een interne dienst contentieux te hebben, zijn niet onderworpen aan die onzinnige bijkomende verplichting. De discriminatie die dat meebrengt wordt duidelijk als men de sanctie in ogenschouw neemt, namelijk dat elke betaling die de consument heeft gedaan en die verschuldigd was, niettemin door de tussenpersoon moet worden terugbetaald aan de consument (art. 14, lid 1).

Dergelijke wetgeving is bovendien contraproductief: gezien de risico's die men loopt bij minnelijke invordering kan men beter dadelijk dagvaarden of de zaak anderszins voor de rechter brengen, en het is twijfelachtig of de belangen van de consumenten daarmee gediend zijn.

(4) Maar ook betreffende het voor de rechter brengen is er noch een effectieve noch een gelijkwaardige rechtsbescherming van schuldeisers. Voor grensoverschrijdende invorderingen van schulden zijn er door Europese Verordeningen twee bijkomende procedures ingevoerd in het recht van alle Europese lidstaten: het Europees betalingsbevel en de Europese procedure voor geringe vorderingen. Zo kan een schuld, ook jegens een consument, ingevorderd worden door middel van een eenvoudig tegensprekelijk verzoekschrift (Verordening (EG) nr. 861/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen) of zelfs, bij onbetwiste schulden, een eenzijdig verzoekschrift tot betalingsbevel (Verordening (EG) nr. 1896/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure). Beide regelingen zijn rechtstreeks toepasselijk in de Belgische rechtsorde en dit met voorrang boven alle nationale bepalingen die hiermee in strijd zouden zijn of de volle werking ervan zouden belemmeren (6). De Belgische wetgever blijft echter de binnenlandse schuldeisers van binnenlandse schuldenaars discrimineren door hen die mogelijkheid te ontzeggen. Het wetsvoorstel voor een binnenlands betalingsbevel, dat op vele punten zelfs heel wat minder soepel was dan het Europees, is gesneuveld door het kortzichtig georganiseerd verzet van de politieke "linkerzijde", dat aldus het recht op gelijke rechtsbescherming torpedeert (7). Door het ontbreken van de genoemde procedures voor binnenlandse invorderingen blijven deze een flink stuk duurder. Dit betekent dat ofwel die meerprijs door de schuldenaar moet worden betaald, ofwel de schuldeiser ervan afziet zijn recht te laten gelden. Dat laatste mag dan misschien een voordeel zijn voor de schuldenaar, maar als de schuld effectief verschuldigd is (ex hypothesi) is het een onrechtmatig voordeel. Nu is het perfect legitiem om kritische vragen te stellen bij het ontstaan van bepaalde soorten schulden, bij praktijken die leiden tot overconsumptie en overmatige schuldenlast, bij bepaalde vormen van speculatie met schuldvorderingen (8), maar het antwoord moet gegeven worden door middel van niet-discriminerende regels in het verbintenissenrecht en mag er niet in bestaan dat de rechtsbescherming van alle schuldeisers duur en willekeurig wordt.

Overigens is de weigering om die vereenvoudigde procedures ook binnenlands in te voeren gemakkelijk te omzeilen: nu reeds worden op relatief grote schaal factuurvorderingen gecedeerd aan organisaties in de buurlanden om ze van daaruit door middel van een procedure geringe vorderingen of procedure betalingsbevel voor onze rechtbanken in te voeren (9). De afwezigheid van deze procedures in zuiver binnenlandse geschillen moge europeesrechtelijk misschein geen probleem zijn, ze lijkt me overigens duidelijk in strijd met het grondwettelijk discriminatieverbod. Dat de Verordening door de beperking van de bevoegdheid van de EU beperkt is tot grensoverschrijdende geschillen, ontslaat de nationale wetgever er niet van om een einde te maken aan deze Inländerdiskriminierung door gelijkwaardige rechtsmiddelen ter beschikking te stellen (10).

Vergeten we toch niet dat het goedkoper maken van de invordering van schuldvorderingen niet enkel ten goede komt aan de schuldeisers, maar minstens evenzeer aan de schuldenaars. De bestaande situatie zal misschien in individuele gevallen een schuldenaar bevoordelen omdat hij niet eens wordt aangesproken in betaling, maar de gelijke rechtsbescherming van schuldenaars in het algemeen is natuurlijk beter gediend bij het drukken van de invorderingskosten. Het tekort aan rechtsbescherming maakt intussen het krediet duurder, zodat alle schuldenaars uiteindelijk meer betalen voor een onrechtmatig voordeel van sommigen onder hen. Kan de globale kost omlaag, dan kan men omgekeerd ook strenger zijn ten aanzien van schade- en strafbedingen in geval van wanbetaling.

(5) Ook met betrekking tot de verhaalbaarheid van kosten voor bijstand bij een gerechtelijke invordering (in het bijzonder de rechtsplegingsvergoeding) bestaat er geen gelijkwaardige rechtsbescherming. Of een schuldeiser die gelijk krijgt van de rechter recht heeft op een rechtsplegingsvergoeding in evenredigheid met de schuld of niet, hangt immers onder meer af van de financiële draagkracht van de wederpartij, dit onder meer door een op dit punt nogal betwistbaar arrest van het Grondwettelijk Hof (nr. 182/2008). Dat de kosten die een verliezende partij aan de staat moet betalen voor de werking van het gerecht verschillen naargelang de draagkracht van een partij, is legitiem, en daar ging het ook niet over. Maar waarom zou de andere partij, die ten onrechte werd gedagvaard dan wel verplicht werd om te dagvaarden omdat de eerste partij zijn verplichtingen niet nakomt, zijn advocatenkosten wel of niet kunnen recupereren naargelang de tegenpartij financieel draagkrachtig is of niet ? Het antwoord van het Grondwettelijk Hof in overweging B.14.3. is ontwapenend en bedenkelijk tegelijk:

"Het feit dat een in het gelijk gestelde rechtzoekende zich bevindt tegenover ene in het ongelijk gestelde partij die juridische tweedelijnsbijstand geniet" (d.i. minvermogend is) "en bijgevolg geheel of gedeeltelijk ervan zou kunnen worden vrijgesteld de rechtsplegingsvergoeding te betalen maakt overigens deel uit van de wisselvalligheid van de procedure, zoals het feit dat iedere rechtzoekende kan worden geconfronteerd met een insolvente tegenpartij. De wetgever kan niet verweten worden geen rekening te hebben gehouden me die wisselvalligheden".

Op die manier wordt procederen een loterij, en mag wie geen geld heeft (of het kan wegsteken) daarin wellicht gratis gokken.

De redenering past natuurlijk in de logica van de post-welvaartsstaat: de overheid belooft veel lekkers zoals een principieel kosteloze toegang tot de rechter voor een minvermogende, maar heeft niet het geld of de wil om de kosten die daaruit voortvloeien zelf te betalen en laat die dus maar ten laste van de andere burgers met wie deze persoon in proces ligt. Dit is ook de logica die achter de antidiscriminatiewetten steekt (11°. Men zou evengoed ook kunnen betogen dat factoren als ziekte, armoede, werkloosheid enz. deel uitmaken van de wisselvalligheden van het leven, en men het daarom een wetgever niet kan verwijten geen sociale zekerheid te organiseren...

De fout die het Grondwettelijk Hof maakt kan ook gekarakteriseerd worden als een perverse verwarring tussen de ruilrechtvaardigheid en de verdelende rechtvaardigheid. Beiden hebben hun plaats in het recht, maar de instrumenten ervoor moeten goed uit elkaar worden gehouden: de taak van het privaatrecht is in wezen de eerste, die van het publiekrecht in wezen de tweede. Dat betekent dat de kosten om de toegang tot het gerecht voor minvermogenden te garanderen door de gemeenschap moeten worden gedragen en niet door die partij die de pech heeft de processuele wederpartij te zijn.

(6) Ook bij de realisatie van schuldvorderingen is de gelijkwaardige en effectieve rechtsbescherming in vele opzichten ver te zoeken. Het Belgische recht kent zowat de hoogste onbeslagbaarheidsgrenzen en tegelijkertijd zowat de laagste vermogenstransparantie voor schuldeisers. Een Europees Groenboek onderzoekt de mogelijkheden daar op Europees niveau iets aan te doen , maar is dat een reden om intussen maar niets te doen aan het loterijachtige karakter van de recuperatiemogelijkheden van schuldeisers ?

Daarbij komt dat het Belgische recht door zijn zeer verregaand collectivisme in het beslagrecht (vergeleken met het recht van de naburige landen)(13) de vereffeningskosten globaal genomen veel hoger doet oplopen, zodat er globaal genomen nog eens minder te verdelen is voor de schuldeisers (zeker voor de chirografaire). Deze keuze is des te betwistbaarder, omdat men zich bij de “gelijkheid van de schuldeisers” (paritas creditorum) in het Belgische positieve recht niet te veel moet voorstellen: de mogelijkheden om individuele zakelijke zekerheidsrechten te verkrijgen zijn vrij ruim en talloze schuldvorderingen zijn in ons recht bevoorrecht, zodat er in de meeste gevallen voor niet-bevoorrechte schuldeisers nauwelijks iets overblijft. De positiefrechtelijke betekenis van het gelijkheidsbeginsel is dan ook nauwelijks een andere dan dat een “gewone” schuldeiser niet door middel van een beslag voorrang kan krijgen op de andere (gewone) schuldeisers. Als men de kostprijs van die regel ziet, is het zeer de vraag waarom dat niet zou kunnen, zoals dat in de meeste andere landen wel kan (ook in Frankrijk, althans bij derdenbeslag en onroerend beslag). Het ware dus beter de verplichting tot actieve samenloop bij executoriaal beslag af te schaffen of zelfs voorrang te geven aan de beslaglegger, en daartegenover alle schuldeisers voldoende toegang te geven tot vermogensinformatie, onder meer door alle voor zekerheden relevante publiciteit te centraliseren en onder gelijke voorwaarden voor alle schuldeisers toegankelijk te maken.

De eerste kamer van het Hof van Cassatie daarentegen doet zijn best om precies het tegenovergestelde te doen en de kosten nog verder te doen oplopen om de curatoren te plezieren: in een arrest van 23 april 2010 (14) werd geoordeeld dat de gelden die na derdenbeslag door de gerechtsdeurwaarder aangehouden werden op zijn kwaliteitsrekening, en waarvoor deze nadat de termijn voor tegenspraak verstreken was opdracht tot betaling had gegeven aan de bank, toch in de failliete boedel vallen wanneer de beslagene failliet verklaard wordt vooraleer de rekening van de bestemmeling wordt gecrediteerd. Het arrest is ook rechtstechnisch onzin (15), maar bovendien rechtspolitiek problematisch omdat het er enkel maar toe leidt dat er tweemaal "commissie" moet worden betaald aan een bij de vereffening betrokken tussenpersoon. Overigens is een analyse van de cassatierechtspraak inzake faillissementsrecht sociaal gezien in het algemeen erg bedroevend: het gros van de zaken waarin rechtsvragen aan het Hof van Cassatie worden voorgelegd gaat uiteindelijk alleen over de vraag of de curator recht heeft op zijn percentage van de opbrengst van bepaalde goederen.

(7) Wat de gelijkwaardigheid en effectiviteit van de rechtsbescherming bij insolventie betreft, is de situatie zeker niet beter. Het publiek belijden van het beginsel van gelijkheid der schuldeisers in gevallen waar dit overspannen is, tegelijk met de massale terzijdestelling ervan door andere regels, leidt ook hier tot een geheel scheefgegroeid systeem. Enkele recente arresten van het Hof van Cassatie evenals een onbegrijpelijk arrest van het Grondwettelijk Hof hebben dit bovendien alleen maar erger gemaakt.

Tot voor kort kon men een heilzame tendens bespeuren in de rechtspraak om de regels inzake samenloop en zekerheden zo coherent mogelijk toe te passen, en dus ruim te interpreteren in plaats van hun toepassing op te sluiten in een a contrario redenering. Dit remedieerde ten dele aan het totale versagen van de wetgever om iets aan de verkokering van het insolventierecht te doen, geheel in strijd met de hedendaagse tendens in het buitenland om het insolventierecht als één geheel te hervormen. Wij zitten nog met het geheel achterhaalde onderscheid tussen handelaars en niet-handelaars, en dus tussen faillissement en collectieve schuldenregeling. Dat men een onderscheid maakt tussen natuurlijke personen en rechtspersonen zou al een stuk begrijpelijker zijn: de eerste moeten immers nog een menswaardig verderleven krijgen, de tweede niet. Verder zitten we met ongerechtvaardigde verschillen tussen de situaties van faillissement en beslag. In plaats van de verschillen te minimaliseren, heeft sommige recente rechtspraak er alles aan gedaan om ze uit te vergroten: de verwerping van het bevoorrecht karakter van de na samenloop ontstane interest bij hypothecaire schuldvorderingen door het Hof van Cassatie (16), dan de verwerping van de bepaling inzake netting in art. 14 van de Wet Financiële Zekerheden door het Grondwettelijk Hof (17), en recent nog het onbegrijpelijke arrest van het Hof van Cassatie waarbij het eigendomsvoorbehoud niet erkend werd bij collectieve schuldenregeling (18). Natuurlijk, de wetgever had het eigendomsvoorbehoud in het B.W. moeten regelen en niet in de Faillissementswet, maar wanneer de bepaling van art. 4 van de Richtlijn Betalingsachterstand (19) diende te worden omgezet in het Belgische recht, verklaarde de federale overheid wel dat er geen aanpassing van het Belgische recht nodig was omdat die regel van art. 101 Faillissementswet toch algemeen gold. Ook verplicht de Europese Insolventieverordening ons om in grensoverschrijdende gevallen de collectieve schuldenregeling op dit punt te behandelen zoals een faillissement. De eerste kamer van het Hof van Cassatie maakt ons nu weer tot de risée van Europa.

Is dat laatstgenoemde arrest weer eens het gevolg van een bepaalde linkse kortzichtigheid, net zoals dat arrest van het Grondwettelijk Hof ? Dat laatste gebruikte argumenten die betrekking hadden op de bescherming van de schuldenaar om een regel te verwerpen die enkel de onderlinge verhouding tussen schuldeisers bepaalt, waarbij dat argument bovendien op zichzelf geen empirische toets kan doorstaan (nl. dat niet-handelaars armer zouden zijn dan handelaars). Denkt het Hof van Cassatie dat niet-handelaars beter beschermd worden wanneer hun leveranciers geen eigendomsvoorbehoud meer kunnen inroepen ? Het omgekeerde is waar: leverancierskrediet door verkopers is voor niet-handelaars (die anders dan handelaars geen stil pand kunnen vestigen) vaak de goedkoopste kredietmogelijkheid. Door de rechtszekerheid van het eigendomsvoorbehoud een dergelijke trap te geven maakt men dit duurder.

(8) Er zijn nog heel wat voorbeelden aan te geven van het gebrek aan gelijkwaardige en effectieve rechtsbescherming van schuldeisers, maar de hierboven gegeven voorbeelden zijn m.i. voldoende om aan te tonen dat het tijd wordt "to establish justice", niet in de zin van een herijking van het recht ten gunste van de schuldeisers en ten nadele van de schuldenaars in het algemeen, maar wel om schuldeisers equal protection of the law te verschaffen.

---------
(1) (verschenen in de rubriek De redactie privaat, Tijdschrift voor privaatrecht 2010, 373 v.)
(2) Hill & Wang, New York 2007, http://www.amazon.com/Unruly-Americans-Origins-Constitution-Holton/dp/0809080613.
(3) Voor de beschrijving hiervan, zie behalve HOLTON ook Wythe HOLT, " 'To Establish Justice': Politics, The Judiciary Act of 1789, and the Invention of the federal Courts", Duke LJ 1989, 1421 v. (http://www.jstor.org/pss/1372659)
(4) Het hele verhaal van de totstandkoming van de Grondwet, de niet erg democratische doelstellingen ervan en de wijze waarop deze tegen de wil van de meerderheid van de bevolking werd doorgedrukt, ontlokt onwillekeurig maar noodzakelijk parallellen met het forceren van de Europese grondwet c.q. het Verdrag van Lissabon, maar dat is niet het thema van mijn bijdrage.
(5) Een beroep hiertegen is aanhangig bij het Grondwettelijk Hof onder rolnrs. 4761 4778 en 4779. UPDATE: de wet werd zeer gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 2010/99 van het GWH d.d. 16 september 2010, http://www.const-court.be/public/n/2010/2010-099n.pdf
(6) Zie hierover mijn studie "De verhouding tussen de Europese verordening inzake geringe vorderingen en het interne Belgische procesrecht", Ius & Actores 2009 nr. 1, p. 19-40, ook op http://www.storme.be/euinvordering.pdf; in franse vertaling door A. KOHL, "Le rapport entre les Règlements européens en matière de procédure (en particulier celle relative aux petites créances) et le droit judiciaire interne belge", Revue de la Faculté de droit de l'Université de Liège 2010, p. 5-30, ook op http://www.storme.be/procedureeuropeenne.pdf
(7) Zie mijn opiniestukje "Krokodillentranen over de invoering van het betalingsbevel", http://vlaamseconservatieven.blogspot.com/2009/02/krokodillentranen-over-de-invoering-van.html.
(8) Om nog even terug te keren naar de bij aanvang genoemde perikelen in de jaren 1780 in de Verenigde Staten: wat kwaad bloed zette in die jaren was onder meer dat vele schuldeisers schuldvorderingen hadden opgekocht voor een fractie van hun nominale waarde (bv. bonds die door de leveranciers van de overheid uit noodzaak ver beneden de prijs waren doorverkocht) en ze voor het volle bedrag probeerden in te vorderen. Daar bestaan evenwel andere remedies voor dan de gerechtelijke invordering door schuldeisers in het algemeen (ver)hinderen, zo bv. een ruime toepassing van de lex Anastasiana (in ons B.W nog te vinden in art. 1699).
(9) Ook dit besprak ik in mijn hierboven genoemde bijdrage in Ius & Actores 2009.
(10) Het Grondwettelijk Hof heeft meermaals getoetst of de wetgever bij de omzetting van Europese Richtlijnen geen discriminatie creëerde door de nieuwe regeling strikt te beperken tot de gevallen die door de Richtlijn zijn geregeld. Zie bv. arrest nr. 110/2001 van 20 september 2001 (http://grondwettelijkhof.be/public/n/2001/2001-110n.pdf; waar wel een redelijke verantwoording werd aanvaard) en eerder reeds W. VAN GERVEN, “Bridging the gap between community and national laws : towards a principle of homogeneity in the field of legal remedies ?”, CMLR 1995, 679 v. Deze doctrine lijkt op de helling te worden gezet in arrest nr. 56/2009 van 19 maart 2009 (http://grondwettelijkhof.be/public/n/2009/2009-056n.pdf; zie overweging B.4.4.). M.i. dient dat arrest te worden verklaard vanuit de specifieke context: het betrof geen discriminatie ingevolge de invoering door de Europese wetgever van een nieuw regime voor “Europese” gevallen, maar de situatie ontstaan doordat een wet die uniform gold voor binnenlandse en intracommunautaire zaken (de fiscale aansprakelijkheid van de opdrachtgever die werkt met een niet-erkende aannemer van bouwwerken) door het Hof van Justitie van de EU strijdig was verklaard met het EG-Verdrag, terwijl de wet nog werd toegepast voor binnenlandse gevallen.
(11) Zie mijn studie "De juridisering van sociale verhoudingen van de negentiende eeuw tot vandaag", in De geschiedenis van het recht in de twintigste eeuw, Koninklijke Vlaamse Academie Wetenschappen Letteren en Schone Kunsten, Brussel 2005, p. 27-75, ook te vinden op http://storme.be/juridisering.html, p. 38 tot 40.
(12) Groenboek Vermogenstransparantie schuldenaars (6 maart 2008): http://ec.europa.eu/civiljustice/news/com_2008_0128/com_2008_0128_en.pdf of http://ec.europa.eu/civiljustice/news/com_2008_0128/com_2008_0128_fr.pdf.
(13) Voor een uitstekend overzicht, zie K. KERAMEUS, “Distribution Proceedings and Relationships among Creditors in a Comparative Perspective”, in Liber amicorum Kurt Siehr (red. J. Basedow e.a.), Asser Press, Den Haag 2000, 311 v. (http://books.google.be/books?id=Ol7PEuEmts0C)
(14) Cass. 23 april 2010, nr. C.08.0604.F., franstalige kamer, http://jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=F-20100423-2, ter perse in RW 2010-2011 n. Ruud JANSSEN, verwerping voorziening tegen Hof Luik 26 juni 2008, JLMB 219. Terecht anders dus onder meer Hof Gent 2 juni 2009, RW 2009-2010, 1647.
(15) Het arrest heeft het ten onrechte over de "in beslag genomen gelden", die nog niet uitbetaald zouden zijn, en dus nog eigendom zouden zijn van de (intussen failliet verklaarde) beslagene, terwijl het na de inning van de in beslag genomen schuldvorderingen door de gerechtsdeurwaarder niet meer om gelden gaat, maar om een door de gerechtsdeurwaarder qualitate qua aangehouden rekeningtegoed, en de gelden ten eerste nooit aan de beslagen schuldenaar hebben toebehoord (maar wel aan de derde-beslagene) en ten tweede eigendom zijn van de rekeningvoerende financiële instelling.
(16) Cass. 23 april 2004 (2 arresten), nrs. C.03.0140.F en C.03.0017.F, Credibe t. Morreale e.a. en Credibe t. Roscheck-Loyen e.a., JLMB 2004, 1046 = Jaarboek kredietrecht 2003, 289, zo beslist op grond van de letter van art. 1675/7 GerW en een stellingname in de parlementaire voorbereiding (zie Stukken Kamer 1997-98, nr. 1073/11, p. 46) De nederlandstalige kamer is gevolgd in het arrest Cass. 15 oktober 2004, C.02.0442.N, http://jure.juridat.just.fgov.be/pdfapp/download_blob?idpdf=N-20041015-3 = RW 2004-2005, 704 = T.Not. 2005, 21 v. noot S. MOSSELMANS, "Hypothecair gewaarborgde interest in geval van verkoop uit de hand van een onroerend goed bij collectieve schuldenregeling".
(17) GWH, arrest nr. 167/2008 van 27 november 2008, http://www.grondwettelijkhof.be/public/n/2008/2008-167n.pdf = NjW 2008, 926 n. E. DIRIX "'Nettingovereenkomsten': niet voor broekjes".
(18) Cass. 7 mei 2010, nr. C.09.0317.F, eveneens een franstalige kamer. Anders bv. Hof Antwerpen 18 november 2002, DAOR 2002/63, 290 = RW 2003-2004, 629 (vereffening vennootschap); Beslagr. Leuven 26 oktober 1999, RW 2001-2002, 32 (collectieve schuldenregeling).
(19) Richtlijn 2000/35 van 29 juni 2000 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:32000L0035:NL:HTML
Read more...

2 december 2010

Is Wilders dan toch een fascist?

“Wilders is een fascist”, zegt Rob Riemen in zijn boek De eeuwige terugkeer van het fascisme. Riemen is een christelijk theoloog, die zich echter liever filosoof laat noemen, en stichter-directeur van de “culturele denktank” Nexus. Vooral is hij een onverbloemd elitist. Hij wijt de opkomst van wat in de media ondermeer “populisme” en “xenofobie” heet, en wat hij dus “fascisme” noemt, aan de “massademocratie”. Dat laatste is een laatdunkend woord voor wat iets dat ook een neutrale naam heeft, namelijk democratie. Als de elite het roer overlaat aan de massa, dan leidt dat tot fascisme.



Voor Riemen is het volk geen handelend wezen, het ondergaat slechts de effecten van het doen en laten van de elite. En die elite heeft nagelaten van de mens te “verheffen” tot “geestelijke waarden”. Ziedaar de volgens hem belangrijkste gelijkenis in voedingsbodem tussen het fascisme van de jaren ’20 en het “fascisme” van vandaag. De mens is in materialisme vervallen, denkt slechts aan zichzelf, is een gemakkelijke prooi voor wie afgunst en wantrouwen propageert: “Er is een ander type massamens ontstaan, dat niet in rationaliteit gelooft, dat zichzelf niet wil verheffen. Een verwend, agressief mensentype dat anderen de schuld geeft als het tegen zit.”

Herlees dat citaat nu eens: het klinkt als de klassieke christelijke beoordeling van het socialisme als leer van de plebeïsche afgunst. Als Wilders’ vroegere liberale partijgenoten hem vandaag iets kunnen verwijten, dan wel dat hij een stap in de richting van het socialisme gezet heeft, met zijn populistische verdediging van oude socialistische verworvenheden zoals het pensioen op 65 jaar. Wilders’ kiezers, net als die van nogal wat andere partijen, willen behouden wat zij hebben, liever dan zich te laten beroven van hun vrijheden (dat luik in Wilders’ islamkritiek negeert Riemen natuurlijk) en van hun goederen. Foei, hoe materialistisch die moderne massamens toch is.

Wie de moeite doet om authentiek fascistische bronnen te raadplegen, merkt dat juist de fascisten destijds een gelijkaardig discours hanteerden als Riemen nu. De kiezer van fascistische partijen was misschien een nurkse kleinburger vol wantrouwen tegen de moderne wereld, maar de fascistische militanten zagen zich als heroïsche dissidenten tegen ondermeer het materialisme. Zij wilden hun volk en zichzelf evenzeer “verheffen”, niet tot boekenwijsheid (daar hadden ze inderdaad een hekel aan) maar tot een onburgerlijke heroïsche bestaanswijze: “Groots en meeslepend wil ik leven.” Zij legden welbeschouwd de schuld voor het vermeende verval van hun volk niet hoofdzakelijk bij buitenstaanders maar bij henzelf, bij de eigen (om een term van de verbrande filosoof Martin Heidegger te gebruiken:) Verfallenheit. Zij wilden hun eigen volk een zweepslag toedienen om het wakker te schudden. Daarom staat de fascistisch retoriek bol van ideeën over “moreel réveil”, niet in preutse maar in heroïsche zin.

Daarmee is helemaal niet gezegd dat iedereen die zoals Riemen voor “verheffing” en “geestelijke waarden” pleit, meteen een fascist is. Maar omdat hij het is die met zulke goedkope vergelijkingen aankomt, zal hij zich toch deze moeten laten welgevallen. Zijn eigen uitgangspunt laat zich uitstekend samenvatten in deze woorden: “Wij zijn voor het scheppen van een elite. Geen geldelite, geen machtselite, maar een geestelijke elite.” Auteur? VB-stichter Karel Dillen. Het was geen partijstandpunt, en het VB is veeleer populistisch dan elitair, maar toch: Dillen, Riemen, zelfde strijd!

Volgens de theoloog is “fascist” voor Wilders geen scheldwoord maar een “objectieve benaming”, hoewel “lastig te definiëren”. Wat handig toch. Hij hoeft dus geen uitspraken van Wilders tegen de Joden, tegen de democratie of pro Hitler uit te vinden, noch Wilders’ gebruik van Hitlervergelijkingen ter ultieme veroordeling (Koran = Mein Kampf) weg te verklaren. Dat Wilders’ aanhang geen uniform draagt, is maar omdat ze “zo dom” nu ook weer niet zijn van hun kaarten op tafel te leggen. Opzichtig lopen soldaatje spelen was toch hét herkenningsmerk van fascistische bewegingen? (Eigenlijk niet: in het interbellum koketteerden álle ideologische bewegingen met uniformen, maar zover reikt Riemen’s historische kennis niet.) Ja, veegt hij dat bezwaar van tafel, maar de fascisten zijn slimmer geworden, ze laten vandaag nog niet zien wat ze morgen gaan doen.

Dat Wilders’ partij geen geweld gebruikt, is evenzeer bedrieglijke schijn, want eigenlijk stuurt hij daar wel op aan: „Hij scheldt, hij wijst zondebokken aan. Daardoor raken mensen gefrustreerd. Dat is een voedingsbodem voor geweld en roept agressie op.” Wat hij hier onwillekeurig toegeeft, is dat het geweld van Wilders’ tegenstanders zal komen, zoals bij Pim Fortuyn en Theo Van Gogh. Dat mensen voor Wilders en gelijkgezinde politici stemmen, komt niet voort uit een drang naar geweld, maar juist uit vrees voor het geweld dat door een expansie van de islam onafwendbaar lijkt te worden.

Trouw-commentatrice Elma Drayer (“Frappant, hoeveel de beide heren op elkaar lijken”, 11-11-2010) vat deze citaten van Riemen zo samen: “Toch knap. Je beschrijft een verschijnsel, en bij elk punt dat niet klopt zeg je snel dat het, nu ja, nóg niet klopt. Wacht maar af.” Ja, om zich “filosoof” te laten noemen, zal Riemen eerst nog wat leergangen logica moeten doorlopen. Net nu de meeste Nederlandse politici en zelfs onze VRT er vrede mee nemen, Wilders’ PVV als “de anti-islampartij” te beschrijven en de grote woorden uit WO2 terzijde te laten, verlaagt de doorluchtige elitedenker zich nog eens tot die totaal uitgemolken ontwaarding van de politieke terminologie van toen.

Noteer echter dat ook Elma Drayer de helft van de propaganda tegen Wilders overneemt: “Al met al lijkt Riemens redeneertrant, ik kan het ook niet helpen, sprekend op die van de gewraakte partijleider zelve. Die meent op zijn beurt immers dat talloze gematigde moslims taqiyya plegen. Ze zeggen wel dat hun bedoelingen onschuldig zijn, en ze doen zich wel tolerant voor, maar dat moeten wij vooral niet vertrouwen. Krijgen ze straks de kans, dan laten ze hun ware gezicht zien. Wacht maar af. Beide heren scheppen aldus een maatschappelijk klimaat waarin je mensen niet langer mag beoordelen op wat ze doen, maar op wat jij denkt dat ze van plan zijn te doen. Tamelijk vermoeiend. En tamelijk dodelijk in een democratie.”

Deze gelijkstelling van Riemens haatobject Wilders met Wilders’ alarmobject islam is volkomen vals. Wilders en zijn getrouwen hebben vanuit hun ideologie geen enkele gewelddaad gepleegd. Kan dat van de islam ook gezegd worden? Dat Wilders ook die moslims wantrouwt die “nog” geen geweld gepleegd hebben, komt doordat zij alvast die ideologie hooghouden die talloze medemoslims wel reeds tot gewelddaden gemotiveerd heeft. Het doorprikken van islamsmoezen heeft nog niemand het leven gekost, tenzij dan onrechtstreeks de doorprikkers zelf (Theo van Gogh), en dan door toedoen van moslims. Het hele discours van criminalisering van Wilders en andere islamcritici leidt steeds weer moedwillig de aandacht af van het reële palmares van de islam. Dat blijft van een verachtelijke valsheid, ook wanneer het gedebiteerd wordt door een theoloog met een air van morele superioriteit.

Labels: , , ,

Read more...

1 december 2010

Mandataris versus partij

Ons parlementair stelsel kent formeel alleen volksvertegenwoordigers, geen partijen. Bij conflicten tussen die twee is het nochtans meestal de partij die het wint van haar gebeurlijke rebel-mandataris.



Tijdens de voorzitterverkiezingen van de Lijst Dedecker beschuldigde tegenkandidaat Chris Dobbelaere de eponieme stichter-voorzitter van ernstige malversaties. Maar wat doe je nog in een partij als je haar allesbepalende leider zo’n misdadiger vindt? Formeel geloofde Dobbelaere dus nog in het partijprogramma maar niet in de bedenker ervan, en wou hij de partij alleen “wakker schudden”. In de praktijk kon zijn campagne de partij alleen maar schade berokkenen, zoals bij de verkiezingen gebleken is. En iemand die daartoe bereid is, is natuurlijk niet aanvaardbaar als voorzitter. Je kan je als politieke nieuweling een plaats op de landkaart verwerven door jezelf tot kampioen van een bepaald programma te maken, niet door een louter persoonlijk moddergevecht te beginnen.

Dedecker zelf was eerder bij de VLD tegen de partijleiding in opstand gekomen, en kreeg daarbij bijna de helft van de leden achter zich in de voorzittersverkiezingen. Hij diende zich aan als kampioen van hun tegenstand tegen Guy Verhofstadts opengrenzenbeleid. Nadat Dedecker het partijapparaat van manipulatie van de stemmentelling beschuldigd had (wat terecht bleek), vroeg iedereen zich af hoe hij in een partij zou kunnen blijven die volgens hem zo stalinistisch te werk ging. De leiding zelf reageerde op die contradictie door hem uit de partij te zetten.

Toen kersvers NVA-senatrice Kim Geybels na haar Thais drugsavontuur onder druk van haar partij haar ontslag ingediend had maar zich nadien bedacht, kondigde zij aan dat zij haar zetel via een proces terug zou eisen. Daarmee gooide ze dan grondig haar eigen ruiten in. Als voorzitster van de NVA-jongeren had zij haar politieke lot helemaal met dat van de partij verbonden. Haar talrijke voorkeurstemmen had zij niet voor haar schone ogen gekregen, wel voor haar werk als NVA-boegbeeld. Zij had geduldig een tweede kans kunnen afwachten, onderwijl als trouw partijsoldaat zonder mandaat haar blijvende toewijding aan de NVA-idealen bewijzend. Door zich tegen haar partij te keren, niet om een princiepskwestie (bv. namens de basis tegen één of ander verraad aan het partijprogramma) maar voor een louter persoonlijk belang, heeft zij die kans verspeeld. Onze verkiezingen sturen immers geen individuen naar het parlement, maar partijpionnen.

Ook ontslagen VB-personeelslid Bart Debie gaat tegen zijn eigen partij procederen. Misschien heeft hij gelijk dat zijn vreugdekreten op facebook iets onschuldigs betroffen, geen leedvermaak over de verergering van de ziekte van Marie-Rose Morel, en dat de partij hem dus ten onrechte gestraft heeft. Maar juist als hij gelijk heeft, zal hij met een gewonnen proces zijn partij schade berokkenen. Maakt die bereidheid om het voertuig van zijn voorgegeven politieke idealen te beschadigen niet met terugwerkende kracht zijn hele engagement in die partij ongeloofwaardig?

Deze conflicten tussen individuele politici en hun partij illustreren één van de problemen met de particratie. De Belgische grondwet kent eigenlijk geen partijen. Dat zij desondanks in ons politiek bestel de hoofdrol spelen, illustreert ten overvloede dat wettelijke structuren en reële macht heel verschillende zaken zijn.

Uit respect voor de grondwet en door slechte ervaringen met de particratie is men geneigd, de individuele politici tegen hun partij te steunen. Toch kan men de partijen een democratische meerwaarde toekennen. Als men slechts een individu als vertegenwoordiger van een kiesdistrict naar het parlement stuurt, dan geeft men hem een vrijbrief om gedurende de hele legislatuur naar eigen goeddunken standpunten in te nemen, formeel in naam van zijn kiezers maar in feite zonder dat zij er nog iets aan te zeggen hebben. (Die opvatting van “volksvertegenwoordiging” werd openlijk door Edmund Burke bepleit, en recent bijgetreden door Bart De Wever.) Binnen een partij verbindt de verkozene zich echter tot een programma, een partijlijn. Via de partij krijgt de kiezer dus enige zeggenschap over de wetgevende macht: hij kiest niet voor individuen die vervolgens hun eigen zin doen, maar voor een politiek programma waartoe die individuele mandatarissen zich verbinden.

De pioniers van de partijvorming met een ideologisch onderbouwd programma en strakke partijdiscipline waren de socialisten. Het is geen toeval dat de SP.a betrekkelijk gevrijwaard blijft van het hierboven geschetste gekrakeel. De vete destijds tussen Karel Van Miert en Willy Claes bleef binnenskamers. De uitdaging van Erik De Bruyn aan Caroline Gennez verliep correct en focuste op strikt politieke verschillen, en de door haar opzij geschoven Frank Vandenbroucke onthield zich van wraakacties tegen haar of de partij. Je kan de socialisten van veel beschuldigen, maar binnen de grenzen van het politiek mogelijke blijven zij wel trouw aan hun programma en aan de partij die het instrument is om dat programma uit te voeren. Zij moeten nooit met het schaamrood op de wangen aan hun kiezers het zoveelste verraad gaan uitleggen.

Spijts onze welwillendheid tegenover het partijenstelsel moeten we echter vaststellen dat partijtucht wel een zeer onvolmaakt middel is om de kiezer politieke macht te geven. De rechte weg van de kiezer naar de wetgevende macht is de rechtstreekse deelname van de kiezer aan het wetgevend werk via het bindend referendum op burgerinitiatief, zoals dat in Zwitserland goed functioneert. Cut out the middleman, laat het volk zelf zijn soevereiniteit uitoefenen. Een bijkomend voordeel daarvan is dat het ons de koude drukte van de egoconflicten tussen politici en partijen zou besparen. Die leiden nu maar de aandacht af van het basisfeit van ons politiek stelsel, namelijk de machteloosheid van de kiezer.

Labels: ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>