Het is deplorabel maar waar. Wie meent dat er in de filosofie nooit eens gelachen kan worden heeft gelijk. En die eindeloze ernst en droefgeestigheid van filosofen gaat een mens op de duur tegenstaan.
Uitzonderingen op de regel zijn er altijd, zo leert ons de filosofie, en dus bestaan er ook grappige filosofen. Schopenhauer is een goed voorbeeld, maar Augustinus in zijn tijd kon ook geestig uit de hoek komen. En
Baltasar Gracián niet te vergeten, al vermaande deze jezuïet juist diegenen die voortdurend geestigheden willen verkopen. Dan word je aan het eind niet meer ernstig genomen, waarschuwde hij. Er zijn nog voorbeelden te noemen, maar in het algemeen gesproken vormen filosofen toch een trieste, zeurderige bende, zelfs als ze het over hun zogenaamd
vrolijke wetenschap hebben.
Dan is het avontuur dat de filosoof Bernard-Henri Lévy deze week overkwam een welkome afwisseling. Weliswaar gaat het bij Bernard-Henri niet om een geestigheid die hijzelf zo bedoeld had (waartegen Gracián immers waarschuwt), maar helaas om een onbedoelde beestigheid, een pure bêtise.
Zeker, de lezers hier weten dat BHL strikt genomen geen filosoof is, maar in de wereld rondom ons zijn er nog velen die denken van wel. Yves Desmet bijvoorbeeld loopt hoog op met de man, en als hij iets van hem hoort dan herhaalt hij dat ook, ook al werd er dertig jaar geleden al ernstig gewaarschuwd voor die jongen. Vidal-Naquet schreef in 1979 dat hij in hem niet méér zag dan “un médiocre candidat au baccalauréat”. Hij staafde dat met enkele afgrijselijke, beschamende, bloedstollende blunders van BHL, met feiten die deze man niet kent, zaken die hij verdraait. Maar misschien werd Vidal-Naquet niet op alle redacties goed gelezen.
Nu heeft deze BHL zonet weer een boekje gepubliceerd, en onvervaard neemt hij daarin niets minder dan de Aufklärung zelf op de korrel, meer bepaald dus Immanuel Kant.
Ik heb zijn boekje niet gelezen, het is er pas morgen, en ik weet bijgevolg niet of hij ook de modeterm “verlichtingsfundamentalisme” bezigt, maar aangezien BHL eerder al partij koos voor de UCK van de moslims in Bosnië Kosovo, en luidkeels Amerikaanse bombardementen op Belgrado afriep en goedkeurde (met even later applaus van Desmet vanzelfsprekend), zou de term althans van enige suite dans les idées getuigen.
In een boekje dat ik wél gelezen heb, lang geleden, en dat Pieter Bas heet, vertelt de auteur Godfried Bomans dat het onder studenten wel eens voorkwam dat laat op de avond in de sociëteit iemand uitriep: “Kant kletst!”, en dan veel bijval oogstte.
Iets dergelijks heeft nu BHL in Parijs ondernomen, maar helaas voor hem en voor zijn bewonderaars liet Bernard-Henri het niet bij een zatte kreet in een café.
Ter staving van zijn aanval op Kant zoekt BHL overigens steun bij een andere filosoof (op zich een eerbare en aanbevelenswaardige wetenschappelijke procedure), namelijk bij de relatief onbekende Jean-Baptiste Botul (1896-1947), auteur van o.m. La vie sexuelle d'Emmanuel Kant (conférences «retrouvées» par Frédéric Pagès), vertaald als Das sexuelle Leben des Immanuel Kant, een Reclamboekje. Deze auteur schreef nog meer werken, zoals Landru, précurseur du féminisme: Correspondance inédite, 1919-1922 en Métaphysique du mou, waarin hij de aard van het begrip “zachtheid”, of “weekheid” ontrafelt:
En 1938 Botul crée et explore le concept de mouïté. Il en tire des idées étonnantes, qui bouleversent la phénoménologie ambiante, sur l’Être, le néant, la charcuterie, le fromage, les seins des femmes, le transport des valises et les années trente.
In 1938 creëert en exploreert Botul het concept der weekheid. Hij komt tot verbluffende ideeën, die de doordeweekse fenomenologie overhoophalen, betreffende het Zijn en het niet-zijn, de charcuterie, de kaas, de borsten der vrouwen, het transporteren van valiezen en de jaren dertig.
Dat alles moet voor BHL zeer overtuigend geklonken hebben, en blakend van zelfvertrouwen schrijft hij over Kant het volgende:
Ou bien encore Kant, le prétendu sage de Königsberg, le philosophe sans vie et sans corps par excellence, dont Jean-Baptiste Botul a montré, au lendemain de la Seconde Guerre mondiale, dans sa série de conférences aux néo-kantiens du Paraguay que leur héros était un faux abstrait, un pur esprit de pure apparence - et cela à deux titres au moins: le concept de monde nouménal où s’entend l’écho d’une jeunesse spirite, vécue parmi les ombres et les limbes, dans un royaume d’êtres énigmatiques et accessibles par la seule télépathie; l’idée, ensuite, des catégories de l’entendement, la manie du transcendantal, l’obsession de catégories rigides fonctionnant comme un corset et qui semblent parfois là pour contenir une folie souterraine, donner forme au flux chaotique des sensations, faire barrage à la confusion mentale dont les biographes savent, aujourd’hui, qu’elle le menaçait plus qu’aucun autre - Kant, ce fou furieux de la pensée, cet enragé du concept, dont toute la Critique de la raison pure pourrait se lire, dans ce cas, comme le récit d’un drame intime, une autobiographie secrète et cryptée…Pourquoi est-ce que je dis tout cela ?...
Of nog Kant, de zogenaamde wijze van Königsberg, bij uitstek de filosoof zonder lijf en zonder leven, van wie Jean-Baptiste Botul heeft aangetoond, vlak na de Tweede Wereldoorlog, in zijn reeks voordrachten voor de neo-Kantianen van Paraguay, dat hun held een abstracte vervalsing was, een loutere schim en verschijning – en dat om minstens twee redenen: het concept van de noumenale wereld [Platoons-Kantiaanse term voor “idee”, een “Ding an sich”, dat we ons enkel geestelijk kunnen voorstellen, los van zijn zintuiglijke verschijningsvormen of fenomenen], waarin wij de echo kunnen horen van het spiritisme van zijn jeugd, die hij beleefde tussen schaduw en schemer, in een koninkrijk van raadselachtige wezens die zich enkel telepathisch lieten benaderen; vervolgens de idee van de categorieën der rede [van de ratio, het vernuft], de manie van het transcendentale, de obsessie met strakke categorieën die als een korset functioneerden, en die er soms enkel lijken te zijn om een ondergrondse gekte in toom te houden, om vorm te geven aan de chaotische stroom van gewaarwordingen, een dam op te werpen tegen die geestelijke verwarring, waar de biografen vandaag van weten dat deze hem meer dan wie ook bedreigde – Kant, die razende gek van de gedachte, die bezetene van het concept, wiens hele Kritiek van de Zuivere Rede je kunt lezen als, in dit geval, het relaas van een innerlijk drama, een geheime en versleutelde autobiografie …Waarom vertel ik dit alles? …
Ja, waarom vertelt BHL zoveel? .omdat hij niet wist dat zijn filosoof Jean-Baptiste Botul, een verzonnen personage was van een echte filosoof, en journalist bij de Canard Enchaîné, Frédéric Pagès* ?
Of misschien gewoon omdat hij zijn geparfumeerde bek niet kan houden?
_____________________
* «Il n’a jamais été établi explicitement que Botul n’a pas existé et il n’est donc pas à exclure qu’un jour, l’histoire rende raison à Bernard-Henri Lévy», commentait hier Frédéric Pagès.
"Er is nooit ondubbelzinnig aangetoond dat Botul niet bestaan heeft, en dus kun je niet uitsluiten dat op een dag Bernard-Henri Lévy van de geschiedenis gelijk krijgt", gaf Frédéric Pagès gisteren als commentaar.
Benêt Honteux de la Littérature
.
Labels: Botul | Jean-Baptiste, Jean-Baptiste Botul, Le Canard Enchaîné, Lévy | Bernard-Henri, Pagès | Frédéric
Read more...