Na Dendermonde heeft ook Liedekerke er zijn buik van vol (Johan Sanctorum)
Soms leidt een gebrek aan redactionele coördinatie binnen een krant tot verrassende inzichten. In De Standaard van 26/1/10 wordt op de pagina “Cultuur en media” uitvoerig de lof gezongen van het woestijnvisproduct Man bijt hond. Niet echt verwonderlijk, als men de ziet hoe Corelio (uitgever van DS), VRT, Woestijnvis, en nu ook Humo-uitgever Sanoma, elkaar om de hals vallen binnen één groot mediakluwen. TV-kritiek in de geschreven pers? Het wordt meer en meer crossmediale promotie pro domo. In het bewuste artikel is nochtans een kritisch geluidje te horen van Tom Naegels, die stelt dat het programma eigenlijk een karikatuur voorstelt van de Vlaming, als kleinsteedse, dialect pratende randdebiel of gewoonweg dorpsgek. Maar als columnist-des-huizes relativeert Naegels deze kritiek onmiddellijk zelf, en zegt dat het programma “nooit over de grens van het kwetsende gaat”.
O nee? Dat is dan genoteerd. Maar op blz 24 van diezelfde krant, in de regionale editie “Vlaams-Brabant”, lezen we een heel ander verhaal, namelijk dat van de inwoners van Liedekerke, dat de eer te beurt viel om een ploeg van man-bijt-hond op bezoek te krijgen. Ze voelen zich gemanipuleerd, en beschrijven hoe de programmamakers via bewuste uitlokking vooral het hilarische en karikaturale zochten. Het resultaat was uitlachtelevisie van het zuiverste soort: er werd gefocust op alles wat de stadsintellectueel als vreemd, idiomatisch, provincialistisch en achterlijk voorkomt. Zoals de bejaarde die zijn klein autootje met maniakale precisie in een kleine garage parkeert. Het filmpje circuleert ondertussen op U-tube, de man is tot zijn eigen wanhoop wereldberoemd.
Enige politiek-correcte vooringenomenheid was de makers ook niet vreemd: “Ze waren op zoek naar specifieke beelden en verhalen van een arm Liedekerke dat worstelt met de migratie van Brussel. Ik moest hard discussiëren om hen op andere gedachten te brengen”, aldus een van de meer weerbare dorpsbewoners, Steven Van Linthout.
Want voor de rest ging het uiteraard om kwetsbare, onmondige mensen die niet weten waar ze aan begonnen, tot ze hun kop op het scherp zagen en het lachen was geblazen. Via de regiekamer en het welbekende montagewerk ontstaat een beeldverhaal dat geen enkele plaats meer laat voor privacy of respect voor de intieme levenssfeer. Vooral het item van de oude man die via een pendel met zijn overleden vrouw communiceert, is ver over de schreef.
De overvloeiing tussen naieve welwillendheid van de figuranten (“Ik kom op TV!”), het onscrupuleuze effectbejag van de programmamakers, en het (veronderstelde) voyeurisme van de kijker, trekt op het eerste zicht aan en levert “goeie televisie” op, maar stoot op het tweede gezicht af. Omdat het programma zich dagelijks ververst en andere slachtoffers zoekt, is er echter ook geen tijd om afstand te nemen en het format in vraag te stellen: het cirkus staat elke dag ergens anders, er is geen tijd om de trukken van de foor te ontmaskeren.
De Woestijnvisparodie van de cynische Vliegende Reporter (“In de Gloria”) die bij niets-vermoedende Vlamingen aan huis belt en een “spontaan interview” ensceneert, tot verbijstering achteraf van de figuranten, blijkt dus onrustwekkend echt. Het ziet ernaar uit dat Woestijnvis zijn eigen parodie-format tot standaard is gaan nemen voor reality-tv, zoals Prof. Katia Segers terecht stelde in Terzake van 26/1. Maar er is nog meer stront aan de knikker.
Dat Vlamingen in zo’n programma systematisch voorgesteld worden als achterlijke boertjes die moeten ondertiteld worden, is politiek niet onschuldig. De intellectuele elites, die zich in Woestijnvis schuilhouden, maken hier namelijk het portret van een volksstam die er wel pittoreske gewoonten op nahoudt en leuke plaatjes oplevert, maar die absoluut niet in de mogelijkheid verkeert om zijn eigen boontjes staatkundig te doppen. We missen het esprit dat de verlichte democratische minderheid van dit land legitimeert,- de francofonie. Het is dus een soort neokolonialisme van de evolués, parvenus die zich over hun eigen afkomst schamen. Het fenomeen, dat ik eerder al beschreef, zit zeer diep in het Vlaamse cultuurcircuit. Het verklaart o.m. waarom een oer-Vlaamse auteur als Dimitri Verhulst uit schaamte in Huccorgne gaat wonen, en waarom varkenshandelaar/kasteelheer Wim Delvoye het jammer vindt dat er in Vlaanderen nog Nederlands wordt gesproken. De grappige randdebielen van Liedekerke zijn dezelfde stereotypes (Katia Segers gewaagt zelfs van “archetypes”) die door het franco-Belgisch establishment worden gehanteerd. De openbare omroep is er zich wellicht niet eens bewust van dat ze stigmatiserend optreedt t.o.v. haar eigen publiek. De kijker kijkt in de spiegel, en ziet een Neanderthaler.
Maar Liedekerke heeft er dus zijn buik van vol en jaagt de camera’s weg. De conclusie is deze die ik al neerschreef in “Media en Journalistiek in Vlaanderen”, n.a.v. het “Dendermonde-drama”: de kijker én de man/vrouw, geconfronteerd met het oog van de camera, moeten zich samen tegen de hybris van het medium keren, door simpelweg neen te zeggen. Grenzen stellen, zelf de regels bepalen. Met deze bescheidenheid zal het massamedium nooit kunnen leven. Dus is het, in zijn huidige vorm, tot sterven gedoemd. Er is nog hoop.
2 Comments:
Ivan Illich's answer to the question, "Why do you not appear in the media?", was that one should refuse the Media any vampiric energy it might derive from the manipulation (or simply the possession) of one's image. ... I wish my own "everyday life" to be the site of the marvels I desire, rather than wishing to project those desires into a bodiless progression of images for public consumption ...(or at the risk of being chewed up and spat out, for the Gaze is cold and bored and easily distracted).
Zonder me te willen uitspreken over de goede smaak van het programma, wil ik de vraag stellen of - heel misschien - dit soort associaties de Vlaamsche zaak, voor eenieder die haar genegen is, meer kwaad berokkent, dan goed doet? Zou dat eventueel kunnen?
Een reactie posten
<< Home