3 november 2009

Heilzame deflatoire correcties en inefficiëntie van Keynesiaans relancebeleid (Martin De Vlieghere)

Het Keynesiaans relancebeleid van de overheden wordt steeds brutaler en is nauwelijks effectief. De Duitse schrootpremie was een groteske manier om mensen nog eenmaal te snel van auto te doen veranderen en heeft autofabrikanten nog langer doen treuzelen met hun onafwendbare saneringen. Ook de ongeziene expansie van de monetaire basis in de euro- en dollarzone helpt niet meer om het krediet aan de nijverheid te versoepelen, maar leidt er alleen toe dat de insolvabele banken in een poging om zichzelf overeind te houden, staatsobligaties kopen en nog meer krediet verschaffen aan noodlijdende ondernemingen waaraan ze al veel te veel krediet hebben verschaft... Door telkens voor de snelle Keynesiaanse uitweg uit een recessie te kiezen, wordt de volgende crisis alleen maar onbeheersbaarder. Duurzaam herstel kan maar komen nadat deflatie de buitensporige prijzen voldoende heeft verlaagd en de ‘spread’ tussen productiekosten en verkoopsprijzen is hersteld en zulkdanig winstpotentieel is geschapen, dat ondernemers willen aanwerven.

De comeback van John Maynard Keynes is opmerkelijk. Prof. De Grauwe zit er zelf mee verveeld dat daardoor de discussies van de jaren dertig van de vorige eeuw zich helemaal herhalen. 'Eigenlijk is dat ontmoedigend' zegt hij in De Standaard van 31 oktober. Maar wie is hier hardleers? Degenen die Keynes uit de handboeken hebben verbannen of degenen die volharden in het politiek en monetair manipuleren van individueel consumptie- en investeringsgedrag? Paul De Grauwe was zelf de luidste roeper om tijdens de hoogconjunctuur de geldkraan nog meer open te draaien. De centrale banken mochten zich niet blindstaren op de inflatie. Een beetje meer inflatie was in sommige gevallen geen te hoge prijs voor meer jobs en groei. Door dit te zeggen tijdens de laatste hoogconjunctuur, heeft De Grauwe elk gezag verloren om ons nu de weg uit de crisis te wijzen. Je kunt niet tegelijk beweren dat de laatste hoogconjunctuur op een consumptie- en kredietzeepbel was gebaseerd en dat we tijdens die hoogconjunctuur nog kwistiger met krediet moesten omspringen.

Die tegenspraak is zo flagrant, dat die zelfs De Grauwe niet kan ontgaan. Daarom probeert hij zichzelf wijs te maken dat de Amerikaanse economie op een consumptie- en kredietzeepbel was gebaseerd en de Europese niet. Destijds gaf hij inderdaad alleen aan de Europese Centrale Bank de raad om een lossere monetaire politiek te voeren, zij het wel naar het voorbeeld van…de Amerikaanse Fed. Dit lost dus de contradictie niet op en er komt er meteen een tweede bij. In hetzelfde interview van zaterdag herhaalt hij dat hij naar aanleiding van de crisis heeft ontdekt dat de Europese sociale zekerheidsstelsels een stabiliserende werking hebben door de consumptie op peil te houden. Net alsof de uitkeringen in ons stelsel en de daaruit voortvloeiende consumptie ook niet op krediet was en meer dan ooit is gebaseerd. De sociale zekerheid is in de eerste fase van de crisis een buffer geweest door… de consumptiezeepbel nog meer op te blazen. De Belgische federale overheid moet daartoe elke dag meer lenen om haar sociale zekerheidsverplichtingen te kunnen nakomen. Het ‘businessplan’ van de N.V. België is dus gebaseerd op ongebreideld en permanent goedkoop krediet. Het is een kwestie van tijd vooraleer de Belgische staatsbons de status van ‘rommel’ krijgen.


Er is misschien nog een uitweg door drastisch op andere overheidsuitgaven te besparen en zo de kredietbehoefte van de Belgische staat te verminderen. Maar daar is De Grauwe dan weer mordicus tegen omdat hij inmiddels als bekeerde Keynesiaan vindt dat als de mensen besparen, de overheid meer moet uitgeven. Anders worden we het slachtoffer van de ‘spaarparadox’ waar De Grauwe ons de laatste tijd voortdurend mee om de oren slaat. Het is inderdaad ‘vermoeiend’ dat men nu al sinds de jaren dertig steeds opnieuw moet uitleggen dat de spaarparadox niet bestaat. We kunnen ons geen uitweg uit de schuldencrisis consumeren. Of nog: als je in de put zit, moet je stoppen met graven.

Een recessie of zelfs een Grote Depressie ontstaat niet zozeer omdat mensen minder consumeren, maar omdat hun consumptiepatroon zodanig verandert, dat de ondernemingen bijna allemaal tegelijk moeten herstructureren. De daaruit voortvloeiende crisis is beangstigend en lijkt uit de hand te lopen, waardoor de roep om overheidsinterventies luider klinkt. En machtswellustige politici gaan daar graag op in. Nu weet ik ook wel dat de crisis sinds vorig jaar zo gevaarlijk is, dat zelfs goedmenende politici geen alternatief zagen voor de redding van de slechte banken. Maar hoe zijn we in een dergelijke situatie terechtgekomen? Door de perverse bonussenpolitiek bij de banken, zegt iedereen. Maar indien hetzelfde klaarblijkelijke marktfalen zich eerder in de geschiedenis had voorgedaan, dan zou de daaruit voortvloeiende kredietcrisis geen systeemcrisis zijn geweest.

Zelfs in de jaren dertig was het systeem sterker dan nu. De ultieme redders van falende banken – de overheden – zaten toen nog niet zelf tot over hun oren in de schulden. Maar vooral, zelfs indien de overheden in de jaren dertig in staking van betalingen zouden zijn gegaan, raakte dat slechts weinig mensen. Toen was 10% van de bevolking voor zijn inkomen afhankelijk van de overheid en de door de overheid noodzakelijk gemaakte bureaucratische privé-industrie, vandaag is dat 80%. Juist door telkens voor een snelle uitweg uit een recessie te kiezen, zijn steeds meer inkomens afhankelijk van uitkeringen, subsidies en monetaire groei, waardoor elke volgende crisis onbeheersbaarder wordt.

Het relancebeleid van de overheden wordt steeds brutaler en is nauwelijks effectief. De schrootpremie in Duitsland is een groteske manier om mensen nog eenmaal te snel van auto te doen veranderen zodat de autofabrikanten nog een paar maand langer kunnen treuzelen met hun noodzakelijke saneringen. De ongeziene expansie van de monetaire basis in de dollar- en eurozones helpt zelfs niet meer om het krediet aan de nijverheid te versoepelen, maar leidt er alleen toe dat de insolvabele banken in een laatste poging om zichzelf overeind te houden, verder krediet verschaffen aan de noodlijdende ondernemingen waaraan ze al veel te veel krediet hebben verschaft.


Helemaal hallucinant is, dat de allerslechtste bedrijven – de overheden – bij de banken moeten lenen om de banken overeind te houden. Dat is wat De Grauwe wil als hij zegt dat hij gewonnen is voor meer overheidsingrijpen. En waarom? Allemaal om deflatie te vermijden. Een deflatoire spiraal van afdankingen, dalende vraag en nog meer afdankingen hoeft helemaal niet uit de hand te lopen. Indien De Grauwe werkelijk nog enig vertrouwen in een markteconomie heeft, zoals hij beweert, dan zou hij toch minstens de wetten van vraag en aanbod moeten begrijpen. Die wetten zeggen dat de verhouding tussen vraag en aanbod de marktprijs bepaalt, maar dat impliceert natuurlijk ook dat prijzen ten opzichte van elkaar zullen fluctueren.

Zelfs tijdens een ‘helse deflatierit’, dalen niet alle prijzen even snel. Omdat er geen theoretisch standpunt is van waaruit men goede van slechte producten kan onderscheiden, hebben we marktwerking en ondernemerschap nodig. Maar we weten wel dat er altijd goede producten zullen zijn. Er is nooit een algehele overproductiecapaciteit. Er zijn dus altijd producten waarvan de prijzen sneller zullen stijgen of minder snel zullen dalen dan hun productiekosten. Het duurzaam herstel komt er wanneer de slechte producten voldoende uit het systeem weggewerkt zijn. Of nog: algeheel consumentenpessimisme kan niet tegenhouden en werkt zelfs in de hand dat voor sommige producenten de ‘spread’ tussen hun productiekosten en hun verkoopsprijzen en dus hun winstpotentieel zo groot wordt, dat ze wel terug zullen aanwerven.


Dr. Martin De Vlieghere
http://www.workforall.net

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>