Sono anch'io Poeta (vpmc)
Atal Bihari Vajpayee is een stokoude maar in zijn land zeer geziene dichter. Zijn naam zal u misschien weinig zeggen, maar deze man was een tijdlang ook minister-president van India. Trouwens nog een andere Indiase premier, Shri Vishwanath Pratap Singh, vorig jaar gestorven, stond als dichter bekend. Deze Shri Singh schilderde bovendien.
Goed, dat is het magische Indië, maar eerste ministers die tegelijk artiest of dichter zijn, komen meer voor dan iemand zou denken.
Om even in Azië te blijven, en meer bepaald in Turkije: hun premier Bülent Ecevit, in 2006 gestorven, was naar het schijnt ook een verdienstelijke poëet.
En destijds in Afrika hadden we Léopold Sédar Senghor, president van Senegal, uitvinder van het begrip négritude, maar tegelijk ook auteur van enkele dichtbundels met mooie titels als Hosties Noires, Chants d'ombre &c.
Er komen mij niet direct andere continenten voor de geest, maar mocht iemand er nog een willen noemen, dan zou dat van de Peruaan Mario Vargas Llosa een slecht voorbeeld zijn – ten eerste omdat die Llosa nooit president of eerste minister is geweest, en ten tweede omdat hij geloof ik geen verzen heeft geschreven.
Dichter bij ons, in Europa, zijn er wel goede voorbeelden. De Britse premier John Major heeft in de loop der jaren voor een behoorlijk pak verzen gezorgd. Ik twijfel echter of wij hem hier in dit verband voor vol mogen rekenen, want zoals John zelf zei, schreef hij zijn gedichtjes enkel “to combat stress”, en dat diskwalificeert hem toch min of meer, zeker als we weten dat Robert Graves bezwoer dat bij een ware dichter de haren juist ten berge horen te rijzen.*
Václav Havel integendeel, mag zeker vermeld worden want hij maakte meer dan een half dozijn dichtbundels, zij het met titels die wij niet kunnen verstaan.
Nog dichter bij huis hebben wij natuurlijk Achiel Van Acker, en laten wij misschien even in het gezelschap van deze man vertoeven.
Ik bezit een bundeltje van hem, twintig fraai gedrukte pagina's, en mijn exemplaar bevat ook een geschreven opdracht: Aan Mej. Maria Rosseels, van harte, A. Van Acker, jaareinde 1962. Ik geef pagina één:
Zelfs de eerder genoemde combinatie premier-dichter-schilder komt hier af en toe voor – natuurlijk hoogstens af en toe, maar denken wij aan de jonge Eyskens.
Vandaag hebben wij in ons land misschien niet echt een regering, maar toch zeker een premier, en al schildert die niet, dichten doet hij wél. Herman Van Rompuy maakt evenwel geen echte verzen zoals zijn illustere voorgangers, maar haiku's, onberijmde observaties met enkel een vast aantal lettergrepen per regel. Het zou nochtans verkeerd zijn om hier van een dichtkunst voor boekhouders te spreken, zoals Heine eens deed. Ik geef een voorbeeldje:
Hij vermijdt op die manier wat Goethe overkwam. Goethe had uit de handen van zijn vorst de functie van Geheimrat aanvaard, geen premier dus, maar misschien in de verte vergelijkbaar met minister van Cultuur.
Nu had de gezagsgetrouwe minister Goethe niet enkel vrienden, maar ook vijanden. Dezelfde Heine bijvoorbeeld noemde hem: “een grote man in een zijden rok”.
Niet kwaad, maar de omschrijving van de journalist en criticus Ludwig Börne** vind ik nog grappiger. Hij noemde Goethe: “de rijmende knecht”.
** Ludwig Börne (Löw Baruch) was misschien de bekendste politieke journalist van het begin van de XIXde E. Volgens wijlen Martin van Amerongen moest je hem zelfs politicus noemen, niet journalist.
In 1818 begon hij in Frankfurt met het tijdschrift Die Wage, maar al na drie jaar hadden de autoriteiten er genoeg van en verboden ze het blad. In 1830 ging Börne naar Parijs, enthousiast als hij was over de Julirevolutie, en, consequent als hij was gaf hij daar een tijdlang La Balance uit.
Alle twintig gedichtjes eindigen met dezelfde regels Hij, gij, ik en Tik, tak, tik. Een gedurfd procedé, zeker als wij in aanmerking nemen dat het voor een Bruggeling niet meevalt om telkens weer die Hij, gij, ik voor te moeten dragen.
Gebeden van gebeiteld steen,
Zo rijzen torens om ons heen;
Waarom ze bidden weet niet een.
Drie sterren aan de hemeltrans,
Drie sterren zenden ons hun glans,
Drie sterren bieden ons een kans;
Fortuna schenkt ons mild een blik.
Hij, gij, ik.
Gebeden van gebeiteld steen,
Zo rijzen torens om ons heen;
Misschien is hun gebed er een
Als dit der eindeloze zee
Of van de mens een stille bee,
Het hart vol liefde voor de vree.
Gestameld, twijfelend geklik.
Tik, tak, tik.
Zelfs de eerder genoemde combinatie premier-dichter-schilder komt hier af en toe voor – natuurlijk hoogstens af en toe, maar denken wij aan de jonge Eyskens.
Vandaag hebben wij in ons land misschien niet echt een regering, maar toch zeker een premier, en al schildert die niet, dichten doet hij wél. Herman Van Rompuy maakt evenwel geen echte verzen zoals zijn illustere voorgangers, maar haiku's, onberijmde observaties met enkel een vast aantal lettergrepen per regel. Het zou nochtans verkeerd zijn om hier van een dichtkunst voor boekhouders te spreken, zoals Heine eens deed. Ik geef een voorbeeldje:
Het lijkt mij een verstandige beslissing van onze laatste premier, om niet voor het rijm te kiezen.
.Tijd
Het leven is varen
op de zee van de tijd maar
alleen de zee blijft.
Hij vermijdt op die manier wat Goethe overkwam. Goethe had uit de handen van zijn vorst de functie van Geheimrat aanvaard, geen premier dus, maar misschien in de verte vergelijkbaar met minister van Cultuur.
Nu had de gezagsgetrouwe minister Goethe niet enkel vrienden, maar ook vijanden. Dezelfde Heine bijvoorbeeld noemde hem: “een grote man in een zijden rok”.
Niet kwaad, maar de omschrijving van de journalist en criticus Ludwig Börne** vind ik nog grappiger. Hij noemde Goethe: “de rijmende knecht”.
__________________
* Graves wil er wel eens lelijk tegenaan gaan: The reason why the hairs stand on end, the eyes water, the throat is constricted, the skin crawls and a shiver runs down the spine when one writes or reads a true poem is that a true poem is necessarily an invocation of the White Goddess, or Muse, the Mother of All Living, the ancient power of fright and lust – the female spider or the queen-bee whose embrace is death.
* Graves wil er wel eens lelijk tegenaan gaan: The reason why the hairs stand on end, the eyes water, the throat is constricted, the skin crawls and a shiver runs down the spine when one writes or reads a true poem is that a true poem is necessarily an invocation of the White Goddess, or Muse, the Mother of All Living, the ancient power of fright and lust – the female spider or the queen-bee whose embrace is death.
The White Goddess
A historical grammar of poetic myth
by Robert Graves
amended and enlarged edition
London, Boston,1961, Faber and Faber
A historical grammar of poetic myth
by Robert Graves
amended and enlarged edition
London, Boston,1961, Faber and Faber
** Ludwig Börne (Löw Baruch) was misschien de bekendste politieke journalist van het begin van de XIXde E. Volgens wijlen Martin van Amerongen moest je hem zelfs politicus noemen, niet journalist.
In 1818 begon hij in Frankfurt met het tijdschrift Die Wage, maar al na drie jaar hadden de autoriteiten er genoeg van en verboden ze het blad. In 1830 ging Börne naar Parijs, enthousiast als hij was over de Julirevolutie, en, consequent als hij was gaf hij daar een tijdlang La Balance uit.
.
Labels: Baruch | Löw, Börne | Ludwig, Goethe | Johann Wolfgang von, Heine | Heinrich, Van Acker | Achiel, Van Rompuy | Herman
6 Comments:
@marc
Wie in de lijst dichtende ministers en presidenten ook niet mag ontbreken is de grote roerganger: Mao Zedong.
Ik geef volgaarne van hem dit gedicht te lezen:
Militia Women
Early rays of sun illumine the parade grounds
and these handsome girls heroic in the wind with rifles five feet long
Daughters of China with a marvellous will,
you prefer hardy uniforms to colorfull silk.
february 1961
uit The Poems of Mao Zedong
University of California Press 2008
Nu moet ik wel zeggen dat onze premier zowel in zijn politiek optreden als in zijn gedichten een vreedzamere uitstraling heeft.
De haiku past helemaal bij zijn temperament, niets dat schittert of blinkt ( dus geen rijm of strak metrum) maar een minimale, bijna geruisloze pointe. De 'Militia Women' van Mao zijn voor onzen Herman te provocerend agressief en ook te sexy met hun 'rifles five feet long'.
Toch vraag ik mij af of je zijn haiku wel getrouw weergegeven hebt.
De eerste regel: het leven is varen, heeft een lettergreep teveel. Dus vermoed ik dat er staat: leven is varen. Vijflettergrepig dus.Dan is hij metrisch perfect.
groetjes pierre
Hallo Pierre, merci voor de reactie!
De haiku van onze laatste premier is
hier te vinden. Er is wel vaker iets mis met zijn lettergrepentellen is mijn indruk, maar ik ken ook zo goed als niets van haiku's.
Ja, ik zie het, Marc. Hij heeft niet goed geteld, hoewel het maar tot vijf is.
Dan is het ook geen haiku, maar een vage wijsheid in de zin van:alle schepen vergaan, maar de zee blijft...dan vind ik Mao toch beter, en vooral scherper ;)
pierre
Ik zou zeggen Pierre: als je in het titelveld hierboven klikt, dan zie je de oorspronkelijke blog, en soms is die nog wat bijgewerkt, nooit inhoudelijk, wel stilistisch, maar alleszins is hij esthetisch gesproken beter, in die zin dat mijn tekeningen, fotootjes &c. in functie van de layout op victacausa geplaatst zijn. Daarmee is niets gezegd over de layout van IFF, die immers voor elke blogger geschikt moet zijn, en dat ook is.
Aan deze: "Ja, ik zie het, Marc. Hij heeft niet goed geteld, hoewel het maar tot vijf is." zit iets kinderlijk onschuldig en tegelijk zeer touché inhoudelijk.
Waardige reactie bij het stukje van Victa causa.
bjoetiful!
Als ik mij even mag wagen op het voor mij nieuwe terrein van de haiku-dichtkunst, dan zou ik aan onze premier, behalve de suggestie van Pierre, nog twee andere mogelijkheden willen voorstellen.
De eerste klinkt, toegegeven, oubollig, en de tweede weer iets te onrustig (terwijl onrust nu juist vermeden moet worden).
Maar het zijn dan ook mijn nederige eerste pogingen:
't Leven is varen?
of carrément:
Het leven is vaart!
Een reactie posten
<< Home