31 maart 2009

De paradox van Rosanvallon

In een interview met De Morgen over de sociale zekerheid (zat. 28/03/09) verwees Prof. Pierre Rosanvallon, auteur van het boek 'Rethinking the Welfare State', naar een vraagstuk dat progressieve politieke denkers al sedert jaar en dag bezighoudt: vrijheid zonder veiligheid, of veiligheid zonder vrijheid? Het vraagt de inzet van enige denkkracht, maar we hebben hier duidelijk te maken met een vals dilemma.

Rosanvallon beschrijft het probleem als volgt:

Mensen moeten beseffen dat zij zelf de belangrijkste component in hun leven zijn, en niet het sociale vangnet waarop ze in geval van nood kunnen terugvallen. De maximale autonomie kan eenvoudigweg niet de maximale veiligheid en verzekering zijn.

In de negentiende eeuw had je daarover trouwens een interessant debat tussen economisten. Sommigen zeiden: als we de situatie van de proletariër nu eens vergeleken met die van de slaaf, wie is dan beter af? De economische situatie van een proletariër is erger dan die van een Romeinse slaaf, maar zijn toekomst is tenminste nog niet helemaal geketend. Terwijl de slaaf beter te eten en te drinken kreeg en meer bezit kon verwerven, maar wel levenslang zijn vrijheid moest ontberen. Wat verkies je?"
Dezelfde paradox zien we beschreven in Frank van Duns 'Het Fundamenteel Rechtsbeginsel':
De meester zorgt voor de slaaf, maar de bediende zorgt niet voor zichzelf (alhoewel hij zijn eigen meester is). Het lot heeft hem een vuile toer gelapt: (...) hij [vindt] geen meester die hem de zorg voor zichzelf, die hij zelf niet kan opbrengen, uit handen wil nemen." (Het Fundamenteel Rechtsbeginsel, p.6)
"Vrijheid of slavernij, wat verkies je?" was de vraag van Professor Rosanvallon. In een oprecht gesprek heeft iedere aangesprokene de vrijheid om zelf zijn antwoord te kiezen. (anders is het niet zijn antwoord). We stellen dus vast dat de professor, door ons de vraag te stellen, eigenlijk al het antwoord heeft gegeven: ja, we zijn vrij en hij is niet onze meester! En zolang hij ervoor kiest om een redelijke gesprekspartner te blijven, erkent hij feitelijk onze vrijheid. Maar worden 'de mensen' in deze vraagstelling wel als gelijken beschouwd? Zoals verder in de tekst zal blijken, zijn er redenen om hieraan te twijfelen. Maar laten we eerst het ons voorgeschotelde probleem van naderbij onderzoeken.

Met zijn anekdote typeert prof. Rosanvallon (mogelijks onbewust, maar niettemin) feitelijk op zeer treffende wijze een van dé maatschappelijke paradoxen van de voorbije eeuw: de keuze tussen 'vrijwillige onveiligheid' of 'onvrijwillige veiligheid'. Enerzijds is er de sfeer van de vrijwillige overeenkomst, waarbij de werknemer autonoom een contract afsluit met zijn werkgever, en dus steeds zelf verantwoordelijk blijft voor zijn onzekere bestaan. Anderzijds is er de sfeer van de slavernij, waarbij een meester de verantwoordelijkheid overneemt van de slaaf, die zodoende een redelijk beschermd leven kan lijden, maar zonder de vrijheid om ooit het 'contract' op te zeggen. Onder deze tweede sfeer bevindt zich dan ook de gesocialiseerde verzekering: de polishouders worden er gedwongen om een deel van hun bestaansmiddelen af te staan, waarmee dan—dat is toch de bedoeling—hun gezondheid en toekomst veilig wordt gesteld. Hoewel het 'voor hun eigen goed' is, zien de verzekerden hun toekomst niettemin vastgeketend aan het systeem.

De sociale verzekeraar als meester, dus. De feitelijke machtsverhouding tussen verzekeraar en polishouder komt ook in het interview duidelijk naar voren, als Rosanvallon stelt dat de zekerheid net zo goed kan omslaan in onzekerheid, afhankelijk van de preferenties van de beleidsmakers:

Je moet een onderscheid maken tussen onzekerheid als sociale bedreiging en de onzekerheid als oefening in vrijheid en diversiteit. Sociale onzekerheid is iets anders dan culturele onzekerheid. Lang hebben we gedacht dat socialisme de constructie was van een batterij sociale verzekeringsmechanismen. Maar het is even socialistisch om die sociale zekerheid terug te dringen om en de autonomie van het individu weer meer te gaan respecteren en zelfs aan te moedigen.

Feitelijk plaatst Rosanvallon de socialistische overheid hier in de positie van 'meester', die de door beleidsmaker betreurde onvolmaaktheden van de mens gaat aanvullen door middel van haar 'stimulerende' maatregelen (cf. de activerende welvaartstaat). Deze filosofische uitgangspositie van de 'onvolledige mens' wordt ook in 'Het Fundamenteel Rechtsbeginsel' aan een onderzoek onderworpen:

De fundamentele idee, dat de slaaf een onvolledig mens is, die behoefte heeft aan een meester, werd zeer duidelijk geformuleerd door Aristoteles, die meende dat de meester de oorzaak behoort te zijn van de deugd van de slaaf, dit wil zeggen van de deugd die past voor de slaaf. (...) De “natuurlijke slaaf”, voor Aristoteles, was diegene die aan een ander kan en dus moet toebehoren, die wel in voldoende mate deelt in de rationaliteit van de mens om te begrijpen wat van hem verlangd wordt, maar niet in staat is te redeneren. De slaaf kan dus geen lid zijn van de polis; hij hoort thuis in de huishouding – hij is geen zoon politikon, maar een 'animal sociale'." ('Het Fundamenteel Rechtsbeginsel', p.6)

Verder in het boek gaat van Dun in op de betekenis van 'animal sociale':

De Griekse term voor dienaar, helper is aosseter, dat verwant is met het Latijnse socius. Vandaar een van de meest populaire definities van de mens: de mens is een animal sociale (letterlijk: “een dienend dier”, zoals een huisdier, een lastdier, enz., een tam dier, zoals men het aantreft in het domein van de meester of dominus, een getemd of gedomesticeerd dier). Het woord socius is verwant met het werkwoord sequi, dat "volgen" betekent, zodat in de uitdrukking animal sociale ook de betekenis “volgend, volgzaam, gehoorzaam dier” doorklinkt." (Ibid., p. 44)

Begrepen in het licht van de doctrine van de 'onvolledige mens' is het socialisme dan eigenlijk de filosofie van de onverantwoordelijke dienaars, die hulp en correctie behoeven. Het lijkt dan ook vreemd vast te moeten stellen dat er bij verdedigers van het socialisme veel mensen zijn die strijden voor de rechten van de proletariërs, ook wel 'loonslaven' genoemd. Waarom lijkt het socialisme het ene soort van gedienstigheid te omarmen en tegelijk het andere soort zo hard te willen bestrijden? Van Dun:

Nu ontzegt het fundamenteel rechtsbeginsel uiteraard niemand het recht anderen te dienen, te helpen, te beschermen, te volgen, enz., zodat diegenen die beroep doen op de idee van het dienen, van de sociale aard van de mens, om het fundamenteel rechtsbeginsel te negeren, alleen maar kunnen bedoelen dat hij een slaafs wezen is, van nature een slaaf – als een wezen dat van buitenuit moet geleid en gedefinieerd worden, een wezen dat in ethisch opzicht is wat een ander zegt dat het is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen, wier wereldbeeld georganiseerd is rond deze fundamentele conceptie van de mens, geneigd zijn iemand die wel zijn diensten verkoopt, maar niet zichzelf, niet zijn zelfbeschikkingsrecht, smalend ‘een loonslaaf’ te noemen: hij weigert zich helemaal te geven, onvoorwaardelijk te volgen – hij blijft zijn eigen “meester” (...) (Ibid., p. 45)
Maar waar er slaven zijn, daar zijn er ook meesters. Zo moeten we dus eigenlijk de filosofie van de zorgstaat identificeren als een klassenleer, met enerzijds een onderklasse bevolkt door een onvolmaakt, hulpeloos en onverantwoordelijke mensensoort, en anderzijds een bovenklasse bestaande uit volmaakte en volledig verantwoordelijke mensen, die met hun beleid de tekorten van de onderklasse aanvullen en corrigeren. In werkelijkheid blijkt de eigenlijke opdeling in klassen vooral te worden uitgevoerd door een zelfbenoemde bovenklasse, waardoor we kunnen twijfelen aan de validiteit ervan.

We kunnen besluiten dat de paradox van Rosanvallon inderdaad niet meer is dan dat: een schijnbare tegenstelling. Immers, er is niets wat verhindert dat de initieel barre situatie van de werknemer evolueert naar een zeer gunstige. Ter illustratie: naarmate in een economie de productiviteit en de concurrentie toeneemt, zullen ondernemers hun werknemers doorgaans steeds hogere lonen uitkeren. Ook is er niets wat verhindert dat de veilige situatie van de slaaf omslaat in een zeer precaire. Zo wordt het bijvoorbeeld vandaag de dag steeds duidelijker, met een uit de pan swingende overheidsschuld, crashende beurzen en aan inflatie onderhevige munt, dat eenieder die sinds jaar en dag heeft verplicht aangesloten is bij de sociale zekerheid een bijzonder onzekere toekomst tegemoet gaat. Kortom, er is altijd onzekerheid. Het wezenlijke verschil zit hem in de vrijheid: de proletariër is vrij om te allen tijde betere oorden op te zoeken, terwijl de slaaf hoe dan ook blijft overgeleverd aan de grillen van de meester.


> Pierre Rosanvallon: Rethinking the Welfare State
Read more...

Open-VLD is een gezellige familiepartij

Johan Sanctorum

We kenden al Matthias De Clercq ("een nieuw, wervend project voor de 21ste eeuw"), Jean-Jacques De Gucht, Willem-Frederik Schiltz, Miguel Chevalier, Wouter Gabriëls, Alexander Decroo, en nu vergeet ik er vast nog een paar. Allemaal zoons-van: het kan geen toeval zijn, deze partij draagt het talent in de genen mee. De traditie moet zowat begonnen zijn met Patrick Dewael, kleinzoon van Arthur Vanderpoorten en neef van Marleen. Maar nu zijn er ook twee vrouwelijke sterren aan het VLD-firmament opgedoken, nl. Ariane De Croo en Eva Vanhengel. Twee schatjes. Twee aanstaande Wetstraatprinsessen. En zoals het met blauw bloed het geval is, tracht men ook binnen de VLD de dynastieke lijn zuiver te houden en het edele ras niet te laten bezoedelen door vreemde smetten. Zo komt het dat Eva Vanhengel en Jean-Jacques De Gucht ook in het leven een aardig koppeltje vormen, waaruit vast nieuwe telgen van het succesvolle liberale geslacht zullen geprocreëerd worden. Het bed is warm, de liefde heet, de toekomst verzekerd.

Daarmee is het "familiebedrijf dat VLD heet" (dixit prof. Carl Devos) in een fase gekomen dat de naam écht doorslaggevend wordt om carrière te maken. Eén of twee keer kan toeval zijn, maar in deze dosis wordt het een echte dynasty-soap, naar aristocratische traditie, in de 19de eeuw geïmiteerd door de families van rijke industriëlen en bankiers. Het gebrek aan gêne, waarmee dit in de media wordt geëtaleerd, verraadt onmiskenbaar de signatuur van Guy Verhofstadt: verwaand, Narcistisch, zelfgenoegzaam. Met een kunstbochel zijn leermeester Noël Slangen-terug-van-weggeweest imiterend. De man die de gebakken lucht in de Belgische politiek als vaste hoofdschotel introduceerde. De bezieler-architect van paars, wiens schaamteloos potverteren tijdens de vette jaren nog generaties na ons zullen bekopen (dixit prof. Paul De Grauwe).

"De toekomst telt, niet de afkomst", zo luidt de slogan van de Open-VLD. Maar misschien is de afkomst wel de toekomst bij de Vlaamse liberalen. Dat is in het Darwin-jaar, lijkt me, niet meer dan logisch. Mogen de fitste, schoonste, jongste, rijkste exemplaren winnen in juni en met gouden postjes beloond worden!


Read more...

30 maart 2009

Kunnen alleen blanke rechtse politici racist zijn? (Hoegin)

Luiz Inácio Lula da Silva and Gordon BrownVerleden week schoof de Braziliaanse president Luiz Inácio Lula da Silva tijdens een persconferentie de schuld voor de huidige financiële crisis in de schoenen van «blanke blauwogige» mensen. Merkwaardig genoeg heeft de wereldpers hem voor deze platte racistische opmerking nog niet aangevallen, en de Britse regering probeerde zelfs de opmerking te vergoelijken. Het contrast met wat de Italiaanse eerste minister Silvio Berlusconi een paar maanden geleden overkwam toen hij een slechte grap maakte over de pas verkozen Amerikaanse president Barack Obama is enorm. Vanwaar dit verschil in behandeling?

Laten we even een paar maanden teruggaan in de tijd, meer bepaald naar de opmerking die Silvio Berlusconi dus gaf over Barack Obama: hij is «jong, knap, en zongebrand», aldus de Italiaanse eerste minister. De hele wereldpers viel natuurlijk over hem omwille van zo'n racistische uitlating, terwijl Silvio Berlusconi Barack Obama duidelijk alleen maar een compliment wou geven. En de zaak werd er niet bepaald beter op toen Silvio Berlusconi zich later liet ontvallen dat de journalisten die hem omwille van die opmerking van racisme beschuldigd hadden, «imbecielen» waren…

Vergelijk nu wat Silvio Berlusconi over Barack Obama zei met wat Lula zich liet ontvallen over die «blanke blauwogige» mensen die dus de schuld dragen voor de huidige financiële crisis, en niet Indianen, zwarten of armen. De Britse eerste minister Gordon Brown wist als reactie op Lulas uitval niets anders te zeggen dan dat de schuld voor de crisis niet aan individuen toegeschreven mag worden. De zaak is alleen dat Lula dat ook niet deed, maar uitdrukkelijk de schuld legde bij, tja, zullen we het maar een ras noemen? De Britse regering slaagde er vervolgens in de onzinnige opmerking van Gordon Brown te overtreffen door te verklaren dat de uitspraak van Lula waarschijnlijk niet voor het grote publiek bedoeld was, alsof ze daardoor minder racistisch zou zijn. Bovendien valt dat maar moeilijk te rijmen met het feit dat Lula maar al te graag verder uitwijdde over wat hij precies bedoelde met zijn uitspraak toen de journalisten hem daarom vroegen.

Stel je nu echter voor dat iemand als een Silvio Berlusconi iets gelijkaardigs zou gezegd hebben pakweg tien jaar geleden, vlak na de financiële crisis in Azië van 1997. Het kot zou waarschijnlijk veel te klein geweest zijn, en de mediastorm zou wekenlang aangehouden hebben om zoveel primair racisme aan te klagen. De uitlating van Lula daarentegen kreeg amper media-aandacht: De Morgen bracht ze enkel als financieel (!) nieuws, terwijl bij die andere kwaliteitskrant De Standaard van een artikel hierover voorlopig nog geen spoor te bekennen valt. Ook internationaal werd er amper over Lulas opmerking gerapporteerd.

Overigens zijn het de media alleen niet die massaal niet thuis geven. Waar is bijvoorbeeld Karel de Gucht om te verklaren dat hij niet begrijpt dat een verstandig man zoiets zou kunnen zeggen? Waar zijn de paars-groene partijen om in het parlement gezamenlijk een resolutie in te dienen om de Braziliaanse ambassadeur op het matje te roepen, bij hoogdringendheid wel te verstaan? En waar is André Flahaut om te eisen dat de Belgische ambassadeur uit Brazilië teruggeroepen zou worden? Blijkbaar zijn sommige mensen racist of schuldig aan misdaden tegen de menselijkheid, wat ze ook gezegd of bedoeld mogen hebben, en anderen nooit ofte nimmer…

Labels: , , , , ,

Read more...

"gemeenschapskeuze"

In recente discussies over de effecten van Vlaamse maatregelen zoals jobkorting en tijdskrediet op mensen die in het Vlaams Gewest wonen en in Brussel werken of omgekeerd brachten de termen subnationaliteit en gemeenschapskeuze terug in de media. Dit is vanzelfsprekend niet nieuw, en ik vind het een mooie gelegenheid om eraan te herinneren hoe en wanneer ik het woord "gemeenschapskeuze" als neologisme heb gemaakt. De term bedacht ik naar analogie met "taalkeuze", in een nota van 6 januari 1994 voor de werkgroep Brussel-Vlaanderen van het "Vierde Congres der Brusselse Vlamingen" 1994 (afgesloten 30 april 1994, onder de titel "Stad van een eeuw die komt"). Ik voeg hieronder de volledige tekst van de twee nota's die ik toen geschreven heb over dit probleem. De vragen zijn eigenlijk nog steeds dezelfde.

Heb ik het woord voor het eerst gebruikt ? Dat weet ik niet, maar ik had het in ieder geval zelf nog niet eerder elders gelezen. In 1994 en de daaropvolgende jaren heb ik als OVV-voorzitter het woord ook verder verspreid. Maar de idee is natuurlijk ouder.

Zonder dat het woord gebruikt werd kwam de gedachte terug in de bekende 5 Resoluties van het Vlaams Parlement van 1999: "Daarbij moeten de inwoners van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de vrije keuze bekomen om toe te treden tot het stelsel van de deelstaat Vlaanderen of van de Franstalige deelstaat, dat telkens zowel een regeling voor de inkomsten als voor de uitgaven bevat" (betreffende het tot stand brengen van meer coherente bevoegdheidspakketten in de volgende staatshervorming, punt 2, over gezondheids- en gezinsbeleid).

Het woord zelf komt zeer expliciet voor in een nota van maart 2003 van de Boetfortgroep (die op 23 augustus 002 naar buiten kwam als Vlaamse studie) en drukkingsgroep binnen de CD&V) binnen de CVP in de zomer van 2002; we vinden het terug in een verslag in de Standaard van 7 maart 2003. Brigitte Grouwels (ook lid van de groep) heeft de term sindsdien herhaaldelijk gebruikt, en Steven Vanacker, toen nog niet federaal gerecupereerd, gebruikte hem ook in zijn voorstellen in juli 2005.

En nu dus pour la petite histoire mijn nota's van januari 1994.

1. Tekst van de nota van 6 januari 1994

1. Het vraagstuk van de subnationaliteit rijst slechts wanneer men autonomie wil geven aan bevolkingsgroepen die op éénzelfde territorium door elkaar leven. Zolang autonomie uitsluitend op territoriale basis wordt toegekend, en niet op grond van het toebehoren tot een bevolkingsgroep, komt het vraagstuk niet ter sprake. Vanuit Vlaams perspektief rijst dit probleem alleen te Brussel, gezien wij naar ik aanneem niet bereid zijn om in de rest van Vlaanderen autonomie toe te kennen aan andere bevolkingsgroepen (b.v. Franstaligen in de rand).

Voor zover alleen om Brusselse instellingen gaat, valt er zonder subnationaliteit te leven, al zou zij toch ook duidelijke voordelen kunnen hebben. Hebben we het over Brusselse instellingen, dan denken we vooreerst aan de verhouding tussen het Gewest en de Gemeeschapscommissies en tussen die Commissies onderling.

Het is van de mensen die vertrouwd zijn met de werking en problemen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie dat we moeten vernemen of zij gehinderd wordt door het feit dat er formeel geen onderscheid kan worden gemaakt tussen Vlamingen en Franstaligen te Brussel bij b.v. hun financiering, de toegang tot hun dienstverlening, e.d.m.


2. In de Belgische kontekst heeft het vraagstuk evenwel een ruimere draagwijdte, dit omwille van het naast elkaar bestaan van territoriale autonomie (de Gewesten) en persoonsgebonden autonomie (de Gemeenschappen), waarbij een Gemeenschap te maken krijgt met het grondgebied van méér dan één gewest. Dit is met name het geval met Vlaanderen en de Brusselse Vlamingen - probleem waarmee wij ons precies bezighouden - en, zij het wellicht afnemende mate, met Wallonië en de Franstalige Brusselaars.

Het probleem komt vooral ter sprake door de voortdurende geldhonger van de Franse Gemeenschap. Dit werd zopas nog raak geschetst door D. Achten in de Standaard van 5 januari 1994 : "Telkens als (...) de Franse Gemeenschap op nieuwe problemen stuit, wordt er niet overgegaan tot besparingen, maar begeeft men zich naar de federale overheid voor een refinancement". Vervolgens ontvangt Vlaanderen ongevraagd kompensaties en kan de Vlaamse regering zich met nog minder kopzorgen wijden aan het uitgeven van geld".

Anders gezegd : het ontbreken van een effektieve fiskale bevoegdheid van de Gemeenschappen leidt tot voortdurende verhoging van de federale belastingdruk. België blijft aldus de weg opgaan van een steeds grotere afroming van het land door de overheid, ongeacht of de Vlaamse meerderheid in dit land wat wel wil of niet. Dergelijk beleid kan maar omgebogen worden door de Franse Gemeenschap te dwingen zelf financiële verantwoordelijkheid te dragen. Nu kan men evenwel van de Walen niet eisen dat zij bijdragen tot de Franse Gemeenschap in een mate waarin de Franstalige Brusselaars dat niet moeten doen. Dit veronderstelt dus dat de Franse Gemeenschap bevoegd moet zijn om te Brussel belastingen te heffen. Anderzijds is het voor Vlaanderen onaanvaardbaar dat de Vlaamse Brusselaars moeten betalen voor de Franse Gemeenschap. U kent de oplossing : Alle Brusselaars worden gelijk belast, maar de opbrengst wordt verdeeld over de Gemeenschappen volgens een verdeelsleutel (in casu 80/20). Dit betekent evenwel dat men dezelfde verderfelijke politiek weliswaar niet meer voor heel België, maar dan toch nog voor Brussel toepast. M.a.w. de Vlaamse Brusselaars, en Vlaanderen meer in het algemeen, hebben er geen enkel voordeel bij om zuiniger te zijn. Zuinigheid wordt niet beloond, uitgeven niet bestraft. De enige mogelijkheid om hieraan een einde te maken, is eenieder te verplichten te kiezen voor de ene of de andere Gemeenschap, m.a.w. de subnationaliteit.

Wat zijn de risiko's van dergelijk systeem ?

Het meest bekende risiko is het risiko dat maar weinig Brusselaars zouden kiezen voor de Vlaamse Gemeenschap, en dat de Franstaligen daarin een argument zouden vinden om te klagen over oververtegenwoordiging van de Vlaamse Brusselaars e.d.m.

Zoals ik eerder schreef, meen ik dat wij hiervoor geen schrik mogen hebben, mits wij kunnen garanderen dat de keuze van de Brusselaar voor de Vlaams/Nederlandse subnationaliteit hem/haar een volwaardige dienstverlening verzekert. Een fiskaal voordeel verbinden aan die keuze door ervoor te zorgen dat de Vlaamse Gemeenschapsbelastingen lager liggen dan die van de Franstaligen kan natuurlijk ook steeds helpen om twijfelaars over te halen .... Dit alles veronderstelt natuurlijk toch wel een soort verborgen subsidiëring van de Vlaamse Brusselaars door het Vlaams Gewest, al moet die wellicht niet hoog oplopen, gezien de bestedingsijver van de Franse Gemeenschap.

Daarmee verwant is de vraag of er niet een hele groep Brusselaars is, die zich nog Vlaming noch franstalige voelen, en die niet te snel mogen afgestoten of opgeschrikt worden. Dit kan eventueel opgelost worden door de mogelijkheid open te laten dat inwoners "bicommunautair" kiezen (mits de financiële gevolgen daarvan 50/50 bedragen !). Dergelijke mogelijkheid kan misschien ook problemen veroorzaken, waar ik op dit ogenblik geen zicht op heb, en die afhankelijk zijn van de vraag waarvoor men de keuze allemaal enst te gebruiken (m.b. voor andere dan fiskale beslissingen).

Een tweede risiko zou daarin kunnen liggen dat de Franstaligen overal in Vlaanderen, en meer bepaald in de rand, ook het recht zouden eisen te kiezen voor de Franse subnationaliteit.

Vooreerst moet het m.i. mogelijk zijn de keuzemogelijkheid te beperken tot Brussel 19 door het voor te stellen als de oplossing van een typisch Brussels probleem.

Doch men kan ook de vraag stellen of het verschaffen van een keuze aan alle Belgen of inwoners van België, waar ze ook wonen, voor de Vlamingen nadelig zou zijn. Vooreerst zouden zeker ook per¬sonen gedomicilieerd in Wallonië voor de Vlaamse Gemeenschap kiezen - al moeten we ons over het aantal daarvan geen illusies maken. Verder moet die mogelijkheid natuurlijk impliceren dat b.v. het franstalig onderwijs in de faciliteitengemeenten in Vlaanderen door de franstaligen zal moeten betaald worden, en omgekeerd het Vlaamse schooltje in Komen door de Vlaamse Gemeenschap (wat in feite toch al gebeurt). Hetzelfde moet natuurlijk gebeuren voor alle andere franstalige instellingen in Vlaanderen. Ik ben niet zeker of de Franstalige Gemeenschap in die voorwaarden wel vragende partij zal zijn voor de territoriale uitbreiding van de keuzemogelijkheid.

Een derde risiko betreft de vraag of andere minderheidsgroepen (migranten) niet evenzeer de keuzemogelijkheid zouden eisen. Doch dit is een meer algemeen probleem, dat in concreto niet rijst zolang er geen kulturele autonomie wordt toegekend aan dergelijke minderheidsgroepen.

"Subnationaliteit" is overigens m.i. in de konkrete omstandigheden waar het om gaat wellicht geen geschikte term. Het is beter hem niet te gebruiken, ook al om voor buitenstaanders te nationalistische bijklanken te vermijden. Hij is bovendien onjuist in de mate waarin ook niet-Belgen, gedomicilieerd in België of minstens belastingplichtig in België, voor de keuze gesteld worden. Het is echter moeilijk een goed Nederlands woord te vinden voor dergelijke keuze van "Zugehörigkeit" of "appartenance" aan een Gemeenschap. Naar analogie van taalkeuze (b.v. in gerechtelijke procedures) kan men misschien van gemeenschapskeuze spreken.

2. Tekst van de aanvullende nota (na bespreking van de vorige) van 12 januari 1994

Uit de diskussie vorige maandag en de nota van de Heer Peeters is m.i. gebleken dat de besproken vraag rijst m.b.t. een vijftal kategorieën van rechtsgevolgen.

Een pragmatische aanpak vraagt dat wij nagaan of het wenselijk is :
1° voor elk van de kategorieën over te gaan tot een aanpassing of minstens verduidelijking van de kriteria in de zin van een gemeenschpaskeuze of -nationaliteit
2° de verschillende kategorieën rechtsgevolgen aan elkaar te koppelen.

Bij de beantwoording hiervan ga ik ervan uit dat het probleem beperkt blijft tot het Brussels Gewest, zodat ik b.v. ook de vraag niet moet stellen of franstalige Brusselaars een keuze moeten maken voor de francofonie, voor Wallonië, of voor een franstalig Brusselschap (trouwens, uiteindelijk moeten zij daar zelf over oordelen).

a) fiskaliteit van de Gemeenschappen : hier wordt de situatie spoedig onhoudbaar. Op dit ogenblik bestaat er geen kriterium. Anderzijds is het natuurlijk ondenkbaar dat de keuze die iemand maakt tussen de ene of de andere Gemeenschap voor fiskale redenen voor het overige geen konsekwenties zou hebben voor zijn rechtspositie. Op grond van het beginsel "no taxation without representation"
moet deze keuze samenvallen met een opdeling in kieskolleges.

b) elektoraal. Op dit ogenblik bestaan gescheiden lijsten te Brussel voor de gewestverkiezingen en voor de verkiezingen voor het Europees Parlement. Er bestaan evenwel geen gescheiden kiezers¬lijs¬ten. De keuze van de burger blijft ook op dit punt geheim. Dit is evenwel reeds anders te Komen en Voeren, waar kiezers die voor de andere gemeenschap willen kiezen, hun stem in een ander kiesbureau (in een andere gemeente) moeten uitbrengen. De keuze voor nederlands- dan wel franstalige lijsten is daar dan ook geen geheime keuze meer. M.i. is het dan ook mogelijk om de burger te verplichten te kiezen voor inschrijving in de nederlandstalige dan wel franstalige kiezers¬lijsten, inschrijving waaraan tevens de onderwerping aan de desbetreffende gemeenschaps¬belas¬tingen dient te worden gekoppeld. Logisch gevolg hiervan is natuurlijk dat het aantal zetels van de taalgroepen in de Brusselse Gewestraad (tevens de twee Gemeenschapskommisses) op voorhand wordt vastgelegd aan de hand van het aantal inschrijvingen op de twee kiezerslijsten. Anderzijds is een splitsing van de kiezerslijsten m.i. ook de enige mogelijkheid om te komen tot een asymmetrische (in plaats van territoriale) splitsing van het kiesarrondissement - voor zover dit onze voorkeur zou wegdragen.

c) onderwijs. Het onderwijs wordt gefinancierd (althans na de overgangsperiode) op basis van het aantal leerlingen (de lat van Coens), en dus niet met eigen inkomsten van de Gemeenschappen. Tegen dergelijke financieringswijze zijn er m.i. op dit ogenblik geen bezwaren. Ik acht het weinig zinvol te Brussel, waar de financiering van het onderwijs dus ook gebeurt op grond van het aantal leerlingen, een andere regeling in te voeren, door b.v. de kosteloosheid van het onderwijs te koppelen aan de elektorale en fiskale keuze voor de Vlaamse Gemeenschap. Bij dergelijke koppeling hebben ij op dit ogenblik niets te winnen.

d) openbaar ambt. De verdeling van funkties in het openbaar ambt gebeurt op basis van de taalrol. Daarbij is de taal van het diploma van doorslaggevende betekenis. Voor het openbaar ambt op federaal niveau, Brussels gewestelijk niveau, Brussels gemeentelijk niveau en bikommunautair niveau zie ik geen reden om dit te wijzigen (wat de Brusselse gemeenten betreft onde voorbehoud van hun afschaffing, cfr. brief Dr. Rampelberg) (hoogstens de bestaande reglementering verstrengen en de achterpoortjes dichten). Anders zouden we precies de mogelijkheid scheppen voor nederlandsonkundigen om op de nederlandse taalrol benoemd te worden mits zij maar elektoraal en fiskaal voor de Vlaamse gemeenschap kiezen. Wel zou voor funkties in Vlaamse administraties eventueel bijkomend kunnen geëist worden dat dergelijke keuze is gemaakt.

e) verhoudingen met de administratie, ev. ook gerecht. Het doorvoeren van een gemeenschapskeuze te Brussel voor alle verhoudingen van de burger met genoemde tweetalige overheden lijkt mij wel zin¬vol. Een verregaande optie daarvoor wordt beschreven in de brief van Dr. Rampelberg, met daarbij in zekere zin de afschaffing van de Brusselse gemeenten en overheveling van hun bevoegdheden naar Brussels Hoofdstedelijk niveau (gewest c.q. gemeenschapskommissies c.q. gemeenschappelijke gemeenschapskommissie). Een overheveling van persoonsgebonden bevoegdheden van de Brusselse gemeenten naar de gemeenschapskommissies veronderstelt inderdaad dat de elektoraal-fiskale keuze ook een keuze inhoudt t.a.v. de onderworpenheid aan de ene of de andere Gemeenschapscommissie.

f) persoonsgebonden materies, inb. eventueel de sociale zekerheid. Een communautarisering van het gezondheidswezen (ziekteverzekering), van de kinderbijslagen en eventueel andere takken van de sociale zekerheid is onmogelijk zonder gemeenschapskeuze (nationaliteit) te Brussel. Zoniet wordt de "federalisering" automatisch een federalisering op basis van de gewesten. Het lijkt me vrij evident dat de keuze hierbij moet samenvallen met de fiskaal-elektorale keuze voor een gemeenschap.
Read more...

Money is cheese (Brecht Arnaert)

Or why Obama leaves the people with nothing but "change".

Application essay for a summer seminar on liberty&society at the Institute For Humane Studies, Loyola University, Chicago.

Recently the U.S. Congress adopted the American Recovery and Reinvestment Act, Obama's plan to get the U.S. economy back on top. Approved widely in Europe, Flemish newspapers like “De Morgen” dream loudly of a return to Keynesian economics and the interest in more centralized forms of economic planning is growing. But there is nothing progressive about that. On the contrary. In particular, the monetary policies of Obama will cause a disaster. Mark my words.

787 000 000 000 dollar. This is the astronomical amount that the U.S. economy is injected with in Obama's plan. That is huge, considered that the US economy as a whole, is "only" worth 13 800 billion dollar. The investments that Obama makes are therefore nearly 6 percent of GDP. But that’s not everything. The Paulson-plan, still conducted under the Bush administration injected already 700 billion dollars. And mid March, the Fed announced to inject another 1200 billion dollars into the US economy.

Together with a number of other "collateral measures" it is safe to say that in a few months time the American economy received an injection was worth not less than 30% of its GNP. Never has a government spent so much. If there is still discussion about the usefulness of government intervention, then this is the biggest test case ever. Obama's plans seem to be the wet dream of every European social-democrat. But that things will go pear shaped is already written in the stars. We are blinded by the expenditure side, without looking at the revenue side. And with that side things are going thoroughly wrong.

Obama invests in green energy, social welfare, infrastructure and science, in education. But where does all that money come from? Are taxes in America increased then? Not at all, because the listed investments are in fact the smallest part of the stimulus package. More than half of that arrangement is tax relief, lówer taxes. Higher expenses and lower revenue, how can that be funded at the same time? Who had "deficit spending" had in mind, is thinking wrong. Deficit spending would mean that the government used taxpayer’s money to stimulate the economy, or at least make loans. But that isn’t the case. No dollar of all these plans is tax money. On the contrary. They are rolling of the printing presses of the Federal Reserve at this very moment.

There’s your answer! What Obama thus does is no more and no less than printing fresh money. A malevolent observer would say that, keeping President Mugabe in mind (231 million per cent inflation in Zimbabwe, November 2008) Obama's African roots have something to do with it, but that would be a bridge too far. Obama is just doing what every president since Nixon of the U.S. has been able to do in an unbridled fashion: inflating the money supply and thus administering heroin to an unhealthy economy. This is possible because on Sunday, August 15, 1971, the last check on the value of money, namely the Law of Gresham, was put out of game. But before we look into that, we need a piece of monetary history to be able to understand how the economic turmoil has come to where it is now.

In the beginning there was nothing. Man wandered about the fields and lived from hunting, fishing and picked whatever he could find. Because one individual had a bit of fish in overabundance, and some other a surplus of berries he couldn’t eat right away, they were exchanged for one another. And wood with meat. A lump of silex for a good piece of leather. And so on. With the increasing complexity of the division of labor in society, barter also refined itself. Because how do you trade a plough for berries? You couldn’t possibly accept hundreds of berries for that exchange, because they would rot before you could eat them. Or maybe you could, if you managed to exchange some of those berries again for other goods.

In fact, that is how indirect exchange emerged: the berries itself were no longer sought, they rather served as a medium of exchange for other goods. Those berries were money. In this perspective, money is nothing more and nothing less than a medium of indirect exchange. Something we seem to have forgotten in our modern times.

From then on it went fast. People increasingly exchanged an intermediate product that everyone could use and that was small enough as a unit to buy a lot of different things. These intermediary exchange resources could be anything, there was no standard. But gradually, out of all the possible exchange materials (berries, fish, straw), the free market selected that exchange product that would be the most steadfast of quality and have the longest sustainability in time. After centuries of free competition between all types of exchange funds, two goods, gold and silver accrued as regular payment.

What is of prime importance in the overview of this development is that gold, as the most common used tender, is a real economic good. It is transferable as cheese, divisible as flour, sustainable as water. Just by having those excellent qualities, and not solely because of its scarcity, it has become the most widely spread tender. This is forgotten in collective memory. In our economic perception money is just a convention, a confidence issue. But it is not! Money has derailed into being a fiat-based standard, and that's the problem!

Where did it go wrong then? Sketching the entire monetary history would lead us too far, but we should not skip an essential step: the emergence of banks. Banks came in to existence under the influence of traders who found that payments in gold were too dangerous and inconvenient for trade, especially for large transactions.

They preferred to deposit their gold with a custodian who wrote them an IOU, which is in its most essential meaning an instrument of debt. From then on payments could be performed by handing over of this debt instrument to the trading partner, which could pick up the gold in the bank at any time he wanted. It is these debt vouchers that are the predecessors of today's banknotes …

Was it not that there is one important difference with the past. Those first banknotes indeed represented real value. At any given time, the concerned trading partner could convert the debt certificate in the material that it represented. Throughout time that was more and more often gold, but it could just as well be as tobacco in Virginia. There, tobacco notes, a debt security denominated in a weight of tobacco, were valid tender. No matter what the underlying material was, any denomination on paper always represented a weight in reality. And that’s where everything went wrong: Nixon cut that tie between the paper promise and its underlying value.

He did that because the monetary arrangements which had previously been made in Bretton Woods, no longer appeared tenable. On that monetary conference, the U.S. had committed themselves to make every dollar redeemable in gold, as it should be. The U.S. could easily make that promise, because by the end of WW II, due to European inflation which drove all the gold out of the old continent, the U.S. had a reserve of a weight in gold that can be expressed as 25 billion dollars. That promise would have been tenable today were it not that the successive U.S. governments since World War II, inflated the dollar increasingly. And mainly to finance a lot of wars.

Under a gold standard governments do not go unpunished for inflating their currency. In free markets, a monetary mechanism is active that can be summarized in the following phrase: "bad money drives out good money". This is the law of Gresham. It is of great importance to understand this monetary law, to be able to frame Nixon’s decision, and to understand the origin of the misery that we experience today.

Gresham's Law comes down to this. When a government conducts currency devaluation, and coins from before and after the devaluation are legally proclaimed to be equal in value, the coins with the highest intrinsic value will be exchanged for foreign currency, with which the lower valued units of domestic currency will be bought back, as to dodge inflation.

Specifically: if a dollar is defined by the government as a weight of 35 ounces of gold, and then that same government decides to inflate the currency (for example, 1 dollar = 34 ounces of gold), banknotes issued before the date of that inflationary measure will flow abroad. In the interior, you hardly notice anything, but in import transactions you will: businesses will always pay with the old, "good" coins. It was like that in the Middle Ages, and that still holds true. It takes some time before all notes are exchanged, but in the end notes with the greatest underlying value will flow abroad. And thus also the rights on the underlying value of these notes itself. And that is, as we know in our present times, gold.

That was precisely the issue of the U.S. in 1971. By inflating its currency during the decades 50 and 60, a lot of older and thus more valuable dollars disappeared abroad. They were known as Eurodollars. Just before the blowup of Bretton Woods, of the initial gold reserve of 25 billion dollars of gold, only 9 billion dollars remained in the US vaults. And on top of that more than 80 (!) billion of such unclaimed dollars circulated in Europe. It was clear that the U.S. could never back all its obligations with gold anymore, and that to keep the promise of redeeming every dollar in gold would mean the end of the country. So instead of admitting that the previous U.S. governments had unbridledly inflated their currencies, Nixon found that the attack was the best defense, and declared that the United States from that Sunday on would not repay their dollars in gold.

This is the biggest legalized theft in the history of mankind. What Nixon in fact did, was to say that the U.S. would never have to repay its debts. Henceforth there would be no longer be a liaison between the paper that is called a dollar and its underlying value. The auto-censoring force of the law of Gresham, namely that coins will be exchanged with foreign countries until their purchasing power has been restored, and thus paying debt by the fleeing of gold, was put out of game. From now on, the U.S. Governments could inflate their currency without ever someone presenting them the bill. We tought ...

In this perspective the monetary policy of Obama is in nothing different to that of his predecessors. The website www.recovery.gov states: "This is your money. You have a right to know where it's going and how it's being spent. Learn what steps we're taking to ensure you can track our progress every step of the way.” There should be:" This is newly printed money. You have the right to condemn this government for monetary fraud. Learn what steps we're taking to make sure you'll never find out. And you’ll see we’ve been fooling you all the way.”

Obama thus already brings no change in the economic field. He is monetizing the debt of the U.S. on the backs of the American public, and leaves them with nothing but “change”. That is: in the monetary meaning of the word: “keep the change”. We’ll spend the rest of your money.

Brecht Arnaert,
30/03/2009

This is the summary of larger essay on monetary policy, soon to be downloaded via www.smithsonsplace.eu

Read more...

29 maart 2009

Waarom sturen we geen para's naar het Vaticaan? (Hoegin)

André FlahautDe voorbije week was paars-groen even terug van weggeweest: gezamenlijk dienden de zes partijen immers een resolutie in om de pauselijke nuntius op het matje te roepen naar aanleiding van de recente uitspraken van de paus over AIDS in Afrika. Nadat eerst de journalisten een rondje paus-bashen hadden mogen trekken, konden de politici inderdaad niet achterblijven, en moesten ook zij hun nummertje opvoeren. De vraag is echter of de «condomieke» kerk deze week zoveel zieltjes heeft kunnen bijwinnen – voor epidemioloog Luc Bonneux bijvoorbeeld was de onzin die journalisten als politici gezamenlijk brachten zo stuitend dat hij in De Standaard een opiniestuk liet verschijnen om de paus «(gedeeltelijk)» gelijk te geven.

Het was eigenlijk voorspelbaar: nadat de pers eens een rondje had mogen doen om met de sterkst mogelijk veroordelingen te komen van de uitspraken van de paus, moesten ook de politici eens de gelegenheid krijgen om zich op een goedkope manier te kunnen profileren tegen paus Benedictus XVI. En wat past er dan beter dan dat de anti-katholieke partijen eendrachtelijk een resolutie indien om hun afschuw uit te schruwelen over die conservatieve paus? Dat was natuurlijk zonder de onvermijdelijke Minister van Buitenlandse Zaken Karel de Gucht gerekend die op zijn eigen allerarrogantste manier nog een tandje moest bijsteken om zich nog eens extra te kunnen profileren. En wat Karel de Gucht mag, dat moet André Flahaut natuurlijk ook, en dus moest die nog iets straffer verzinnen. De ambassadeur bij de Heilige Stoel terugroepen! Het verbaast me eigenlijk dat hij niet meteen voorstelde om een C-130 met para's naar het Vaticaan te sturen om de Romeinse Curie in het Colloseum samen te drijven en ze daar voor de leeuwen te werpen, kwestie van zeker te zijn dat de paus in een volgende interview niet opnieuw een katholiek standpunt zou innemen.

Laat er echter geen twijfel over bestaan, zelfs al geeft Karel de Gucht de pauselijke nuntius de fermste bolwassing die hij al ooit gegeven heeft, veel zal men zich van die uitval in het Vaticaan niet aantrekken. België staat er immers bekend als het land van de vrije abortus, euthanasie en het homohuwelijk, met moreel eerder een negatief dan een positief soortelijk gewicht. In dezelfde week dat de Hoge Raad van Financiën een budgettaire horror voorspelt zou je in het parlement dus wel iets anders verwachten dan de behandeling van de hoogdringendheid van een resolutie om de nuntius aan te pakken over enkele pauselijke uitspraken waarin per slot van rekening ook niets nieuws verkondigd werd. En misschien leest die nuntius wel Belgische kranten, en weet hij wat soort vlees hij in de kuip heeft met onze Minister van Buitenlandse Zaken, zowel qua intellectuele als diplomatieke capaciteiten? Het zou dus kunnen dat die nuntius één en ander perfect in perspectief weet te zeggen.

Vormde overigens het voorstel van André Flahaut om de ambassadeur terug te roepen een paars-groen hoogtepunt van verdwazing, dan vormde de persmededeling die de CD&V liet verspreiden een nieuw dieptepunt voor de vis-noch-vlees-houding van die partij. Enerzijds wil ze immers niet gezegd hebben dat de paus misschien zelfs nog maar een klein beetje gelijk zou kunnen hebben –CD&V-senator Els Schelfhout lijkt warempel wel een dissident binnen haar eigen partij omdat ze het wél aandurft de paus gelijk te geven–, maar anderzijds wil de partij toch ook van geen openlijke kritiek op de paus weten. Het is duidelijk dat de partij met de verkiezingen in aantocht haar laatste restje gelovige kiezers nog niet aan de deur wou zetten en daarom probeerde voor te wenden dat de C in haar naam nog steeds iets zou betekenen, maar de manier waarop ze zowel de kerk als de loge probeerde te sparen had vooral tot gevolg dat ze zich hopeloos belachelijk maakte. Soms is zwijgen inderdaad goud.

En dan was er dus het opiniestuk van Luc Bonneux, die gedetailleerd aangaf waar het in Afrika wel fout loopt, en waar niet. Niet dat hij iets schrijft dat iemand die wil zien en niet vastgeroest zit in de dogma's van de condomieke kerk nog niet wist, maar dat hij zich de moeite neemt om daarvoor in zijn pen te kruipen, en een krant als De Standaard er zelfs plaats voor over heeft is toch een duidelijk teken aan de wand. Misschien kan iemand bij een volgende gelegenheid dat stuk van Luc Bonneux eens onder de neus van Karel de Gucht steken en hem naar een reactie daarop vragen? Ik wil in ieder geval niet uitsluiten dat er in Vlaanderen de laatste week een heel pak mensen tot het inzicht is gekomen dat de condomieke kerk misschien dan toch niet alle wijsheid in pacht heeft.

Labels: , , , , , ,

Read more...

27 maart 2009

Mark Grammens laat Lode Craeybeckx los (vpmc)

Hier een transcriptie van de interessante stellingen die Mark Grammens formuleerde in het programma Rondas, op Klara. De podcast van dat radioprogramma is maar kort beschikbaar, en Grammens' woorden verdienen een uitgeschreven tekst, immers scripta manent, en zijn ideeën over Brussel bevallen mij bovendien uitstekend.
Rondas noemt Grammens een maner, iemand die zijn volk aanmaant, een profeet dus. Maar hieronder is hij ook in zijn gedaante van evangelist te zien.
We vallen in als het programma al zeventien minuten ver is, en stappen ook uit als het nog niet gedaan is.

(17'05") Ik ben geen groot voorstander van het betalen van om het even welke prijs, zelfs niet de geringste, voor zowel het tot stand brengen van een staatshervorming, als voor de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Ik ben natuurlijk wel voorstander van die twee gebeurtenissen –dat spreekt vanzelf, waarom zou ik het niet zijn?– maar ik vind het totaal onverantwoord van daar ook maar de geringste prijs voor te betalen.
Wat staatshervorming betreft moeten we een beetje, in Vlaanderen een beetje meer lezen, Le Soir lezen, en andere Franstalige kranten lezen. Dan zouden we weten dat de Franstalige partijen, de Franstalige elite, op dit ogenblik volop bezig is, bijna geobsedeerd is door het thema van de splitsing van België.
Het enige dat hen op dit ogenblik interesseert, dat is de best mogelijke voorwaarden bekomen, waarop bij een eventuele splitsing Wallonië tot stand kan worden gebracht, hetzij bij Frankrijk, hetzij anders, om het even. Zij doen daar alles voor. Zij gaan zo ver van zelfs idiotieën zoals een corridor tussen Brussel en Wallonië te verdedigen, wat gewoon absurd is. Alsof de Vlamingen militair zouden de grens met Wallonië afsluiten. Je, je moet halfgek zijn om zo te redeneren. Maar bon, ze zijn nu eenmaal zo. Ze zijn geobsedeerd door een soort verlatingsangst, en van daaruit halen zij de gekste toeren uit.
Maar, je moet wel begrijpen: elke toegeving die nu gedaan wordt, die wordt definitief op het moment van een eventuele splitsing. Kijk, ik ben er voorstander van, ik zou wensen dat ook alle Vlamingen die geen voorstander zijn van de splitsing van België, voortdurend met dat feit rekening zouden houden, precies zoals àlle Walen op dit ogenblik dat doen. Dat is wat in Vlaanderen nu moet, nodig is, dat is een Vlaamse elite die, zelfs indien zij geen splitsing van België wenst, er toch in al haar daden rekening mee houdt. Om die reden ben ik dus tegen élke vorm van toegeving, in ruil voor het verkrijgen van een verdere staatshervorming. Dat vind ik dus niet verantwoord.
Er zal op het moment van de splitsing, als die ooit plaatsvindt, ik zeg wel áls, zal er nog genoeg onderhandeld moeten worden. Dus, laten wij in godsnaam niets prijsgeven nu, dat is gewoon een lichte vorm van landverraad, van Vlaams standpunt uit gezien. Dat dus wat de staatshervorming betreft.
Nu, wat Brussel-Halle-Vilvoorde betreft, volg ik dezelfde redenering, dus ook daar geen enkele toegeving doen. Ik ben het met Johan Vande Lanotte eens dat dit ook niet hoeft, want dit is een norm, die splitsing, die vastligt en die door het Constitutioneel Hof wordt opgedragen aan de Wetgevende en de Uitvoerende Macht, hetgeen betekent dat, als er verkiezingen plaatsvinden in het jaar elf, of vroeger, voor Kamer en Senaat, en Brussel-Halle-Vilvoorde is niét gesplitst, dan wordt dat een resem van processen, van alle Vlaamsgezinden. Die gaan zich inspannen om zoveel mogelijk processen aan te spannen totdat die ongeldigverklaring van die verkiezingen volgt.
En dan komt er het volgende: dan worden wij in de wereld weer eens voor schut gezet. Allez kom, de hoofdstad van Europa kan geen geldige verkiezingen organiseren, beeld u dat in!
Als je er van uitgaat dat de Franstaligen meer belang hebben bij het behoud van België, en bij de reputatie van België, dan de Vlamingen die op zichzelf kunnen bestaan, dan volgt daaruit dat het in het voordeel van de Franstaligen is dat Brussel-Halle-Vilvoorde gesplitst wordt. Ziet ge? En ik ben er van overtuigd dat zij dat ook weten. Ze proberen alleen van de gelegenheid gebruik te maken om van de Vlamingen van alles binnen te halen, te verkrijgen. Geef daar niet aan toe, en die splitsing komt er sowieso.

[JPR] ...wie in de geschiedenis van de Belgische staat toch een paar krachtlijnen kan zien, weet ook wel dat er één lijn duidelijker gemarkeerd is dan alle andere, namelijk die naar meer soevereiniteit voor Vlaanderen, met andere woorden: de centrifugale lijn.
(22'47") Dat weten de Franstaligen ook, dat wij dat zo opvatten als een stap naar de geleidelijke totstandkoming van een Vlaamse natie. Dat hoeft daarom geen volledige zelfstandigheid te zijn. Als ik spreek over Vlaamse natie, ben ik realistisch genoeg om daar niet de Vlaamse Republiek mee te bedoelen, maar wel een zeer verregaande vorm van confederalisme. Dat volstaat voor mij hoor, omdat een volledige zelfstandigheid, is in de huidige internationale context zeer moeilijk realiseerbaar. Wij gaan met enorme, enorme oppositie te maken krijgen in Europa en in de wereld. We gaan er alleen maar problemen mee krijgen.
Bovendien vraag ik mij af –dat is nog het ergste eigenlijk– vraag ik mij af of dat Vlaanderen op dit ogenblik over het politieke personeel beschikt om zoiets door te voeren, op een manier die een beetje presentabel is.
De Walen zijn tegen confederalisme omdat zij niet wensen op eigen benen te staan. Zij weten zeer goed dat confederalisme onder andere inhoudt dat er een transparantie komt in de bedragen die overgedragen worden van de ene deelstaat naar de andere. Dat kan niet anders. In, in Duitsland bijvoorbeeld, is dat klaar en duidelijk. Elke deelstaat weet, elke kiezer weet hoeveel zijn staat bijdraagt aan de heropbouw van het voormalige Oost-Duitsland. Het is algemeen geweten, de transparantie is volledig. Dus dat is eigen aan, aan dat soort systemen. Alleen bij ons bestaat er geen transparantie in de overdracht van middelen van de ene deelstaat naar de andere. Bij confederalisme is dat gedaan. Dan komt de transparantie, en dan beslist Vlaanderen, min of meer autonoom, over de bedragen die toegekend worden en de besteding ervan.
De voornaamste reden waarom ik nu op dit moment zwaar voorstander ben van tenminste een zeer gedegen confederalisme, indien geen zelfstandigheid, dat is dat in een confederaal systeem er geen dispuut meer bestaat over de grenzen, over de begrenzing. Dat is de voornaamste verworvenheid van het confederalisme. Het is natuurlijk ook de reden waarom de Franstaligen, die altijd op gebiedsuitbreiding uit zijn, er tegen zijn. Maar dat is waarom we confederalisme dringend, dringend nodig hebben. Dat is om definitief vastliggende grenzen te hebben. En dan wordt het veel minder belangrijk of er immigratie in Vlaanderen is vanuit Brussel, of niet, omdat er toch geen grenzen meer zullen verlegd worden.
De opinievorming, over wat er in België gebeurt, is volledig in handen van de francofonie. Daar moeten we ook van uitgaan, en het helpt niet –het is spijtig dat ik het moet zeggen– maar het helpt niet door in Vlaanderen een ambtenaar aan te stellen die zich moet bezighouden met het verbeteren van het imago van Vlaanderen. Daar is veel meer voor nodig dan dat. Ook daarvoor zou om te beginnen Vlaanderen in een confederaal bestel een grotere zelfstandigheid moeten genieten, want de vorming van de wereldopinie is volledig, ik zeg wel volledig in handen van de francofonie. De enige krant die door de meetellende en meesprekende buitenlanders in Brussel –perscorrespondenten enzovoort– gelezen wordt, is Le Soir. Ik heb Le Soir nu al zoveel jaren gevolgd, en vooral sinds de verkiezingen van 2007. Ik zeg soms: .als je Vlaanderen wilt zo rap mogelijk onafhankelijk maken, geef dan de Vlaamse bevolking die Frans kent een abonnement op Le Soir cadeau, en je zult het halen.

(28'46") Het is de historische fout geweest van een zeker gedeelte van de Vlaamse Beweging, en van de partijen die konden als Vlaamsgezind, heu, doorgingen, om van Brussel een derde gewest te maken. Dat was op het moment dat het gebeurd is zelfs hoegenaamd niet nodig. Men had al de hervormingen die toen plaatsgevonden hebben, gemakkelijk kunnen realiseren zonder, heu, van Brussel een derde gewest te maken. Dat is een Vlaamse toegeving geweest die men nooit had mogen doen.
Helaas het is gebeurd, en omdat het gebeurd is moeten we er rekening mee houden. We moeten van de realiteit uitgaan. En die realiteit betekent dus dat Brussel in ieder geval een partner wordt in welke vorm van beslissingen ook, over confederalisme enzovoort. Daar is niets aan te doen.
Waar ik het niet mee eens ben, dat is dat Vlaanderen zijn toekomst moet laten bepalen door de vrees Brussel te verliezen, want Brussel verliezen, die theorie steunt op de veronderstelling dat wij nu Brussel zouden hébben, en dat is gewoon de waarheid niet. De Vlaamse aanwezigheid in Brussel is sterk aan het verminderen, in alle opzichten. Om te beginnen getalsmatig. Ik zal een kleine voorspelling doen: .men zal de avond, of des anderendaags, na de verkiezingen van 7 juni van dit jaar, zal men in Vlaanderen schrikken van de achteruitgang van de stemmenaantal van de Vlaamse partijen in Brussel.
Ze zullen evenveel zetels houden, want dat zetelaantal ligt vast. Dat is een, trouwens een psychologisch zéér nadelig element weer. Doordat hun zetelaantal vastligt, doen ze er eigenlijk niets niet meer voor. Dat is, ze zijn toch verkozen! Wat zouden ze nog doen voor de Vlamingen in Brussel? Dat is ontzettend nadelig.
Als ze ons een vuile streek hadden willen lappen, de Franstaligen, dan hadden ze ons die zetels moeten geven. Ik vraag me trouwens af of het niet zo bedoeld is geweest, want het vast zetelaantal is om ...psychologisch totaal verkeerd. Daardoor wordt een illusie geschapen van deelname aan de macht, terwijl die daar in feite niet is. En bovenal komt daardoor de waarde, de democratische waarde laten we zeggen, van het aantal stemmen niet meer tot uiting. Of er nu meer, of minder Vlamingen in Brussel zijn: het blijft allemaal net hetzelfde, hé, voor de politiek. En dat is waar de politiek rekening mee houdt, en dus zeer nadelig.
Wij moeten geen rekening houden met Brussel voor de eventuele Vlaamse zelfstandigheid, zij het beperkte zelfstandigheid in confederalisme, of volledige zelfstandigheid. Vlaanderen heeft Brussel niet nodig. Dat is een grove leugen van te doen alsof het anders zou zijn. Ik en er zelfs van overtuigd geworden, want ik was vroeger een andere mening toegedaan, daar kom ik graag voor uit, ik ben er van overtuigd geworden dat Vlaanderen beter af is zonder Brussel.
De Vlaamse aanwezigheid in Brussel ...dat is architectuur hè, dat is prachtig natuurlijk, maar dat is alles, dat zijn stenen hè! Sinds men Brussel als derde gewest aanvaard heeft, moet men met de realiteit rekening houden, dat daar weinig aan te doen is. Ik geloof niet in een zogenaamde herovering van Brussel door Vlaanderen of iets ...dat, dat bestaat niet.
En Brussel laten aansluiten bij Wallonië, dat kan mij eigenlijk geen barst schelen. Laat ze doen, want kijk eens even: dat zijn twee failliete staten die samengaan. Wat is het resultaat van een failliete staat die, die een andere failliete staat overneemt? Dat is een dubbel failliete staat. Maakt geen enkel verschil uit.
Eventueel kan Vlaanderen verkrijgen dat in Brussel een gemeenschapsbeleid behouden blijft, maar afgezien van Brussel lijkt mij de evidentie dat, in een confederaal bestel, gemeenschappen ophouden te bestaan, omdat de grenzen veel vaster liggen dan in de huidige context. Zodra de grenzen vastliggen ...het kan bijna niet anders dat grensoverschrijdende gemeenschappen en zo, dat is bijna uitgesloten.

(34'24") Wat betekent Brussel nog als België verwasemt, dat betekent dus: .nog bestaat, maar nog maar over enkele ministeries beschikt? Wat betekent Brussel nog als Vlaanderen, het officiële Vlaanderen, uit Brussel wegtrekt? Wat betekent Brussel nog als, ten gevolge daarvan, Europa uit Brussel wegtrekt?
Want ik zou toch eens eventjes aan iets anders willen herinneren. Men zit altijd bezig over Brussel dat Europa herbergt hé, maar vorige week heeft The Economist voorspeld dat als de crisis nog lang duurt, Europa eraan gaat, de Europese Unie instort. De Financial Times heeft al dagenlang hetzelfde thema behandeld. Dus, pas op met dat Brussel is gelijk aan Europa. Dat staat absoluut niet vast. Houd daar goed rekening me alstublieft.
Europa, dat wordt beschouwd, de Europese Unie wordt beschouwd als iets dat niet meer kan veranderen. Dat dus nu, euh, nu voor eeuwig bestaat, laten we het zo zeggen. Maar dat is absoluut de waarheid niet. Europa is niét tegen een langdurige crisis bestand. Dat wordt door de financiële pers op dit ogenblik aanvaard. Als een gegeven, als een gegeven aanvaard.
Altijd toch niet zoveel rekening houden met Brussel als men altijd doet! Want beeld u eens in dat Brussel Europa verliest, wat blijft er nog over, zeg mij eens, hé? Waar, waar staat Brussel? Dan wordt het helemaal niks anders meer dan de islamitische hoofdstad van Europa hé, en niks anders meer. Houd er mee op met soms zó bezig te zijn met Brussel. Houd rekening met de objectieve factoren in de wereld, en stel dan vast: de Europese roeping zogezegd van Brussel, dat is een windei.
Vlaanderen kan zich gemakkelijk uit Brussel terugtrekken zonder het minste verlies te lijden. België kan verwasemen, wat blijft er over van Brussel? Denk daar eens aan.
Dus wat, wat, wat is die Brusselse autonomie? dat Brusselse derde gewest? Wat is dat in een verder verwijderde toekomst? In dat perspectief, wat is dat nog waard? Dus gun Brussel zijn derde gewest, we kunnen er toch niks meer aan doen.
Maar dat is geen toekomst hoor, voor Brussel. Brussel kan niet op zichzelf bestaan. Ja, dus zal Brussel willen uitbreiden, zal een poging doen, maar nu is het aan de Vlamingen om te zeggen njèt, hé, in geen geval.
Ik zou iets verder nog willen gaan. Ook de toekomst van de Brusselse Vlamingen, ook die, de toekomst van de Brusselse Vlamingen, zit niet in het handhaven van de huidige situatie, maar zit in een zo ver mogelijk doorgedreven Vlaamse autonomie, dus confederalisme, omdat dan de macht van Brussel automatisch vermindert, en Vlaanderen zijn voorwaarden kan opleggen. Laten we zeer optimistisch zijn, en aannemen dat in die omstandigheden Vlaanderen over een ietwat daadkrachtige regering beschikt, hé. Ik ben zeer optimistisch: in dat geval kan Vlaanderen werkelijk, ik zal niet zeggen volledig zijn wil opleggen aan Brussel, dat is ook niet nodig, maar zeker voldoende waarborgen krijgen voor de bescherming van de Brusselse Vlamingen. Veel beter dan nu. De Brusselse Vlamingen krijgen meer mogelijkheid om beschermd te worden, daadwerkelijk beschermd te worden door een Vlaamse regering en een Vlaamse natie die zelfstandig zijn, dan in de huidige situatie, met hun groteske vertegenwoordiging in het parlement, en die toch niks te zeggen hebben.
Laat de Brusselse Vlamingen al hun privileges opgeven, maar, daar gaat het om, laat Vlaanderen zelfstandig zijn, in grote mate van zelfstandigheid, en de Brusselse Vlamingen zijn gered.
De Franstaligen, lees hun kranten alstublieft, ik smeek, Vlamingen: lees Franstalige kranten. Ge zult dan goed merken waar ze naartoe gaan. Ze bereiden alles voor op de scheiding. Ze bereiden zich volledig voor. Weet ge dat er het laatste half jaar, in het Frans, vijf boeken en brochures verschenen zijn, vijf hé, die handelen over dat onderwerp. En die gaan uit , van, van mensen met een zekere allure, niet van extremisten, hoegenaamd niet, een Fralon enzovoort, die iets te zeggen hebben.
Dus, ze zijn daar volop mee bezig. Vlaanderen niet. En dat is juist wat nu zeer gevaarlijk aan het worden is. Dat is: de uitgangspunten zijn te verschillend. Vlaanderen is bezig met kleine probleempjes zoals splitsing van een arrondissement en zo, relatief klein probleem, maar de Franstaligen zijn bezig met het grote probleem, de toekomst. Daar zijn die mee bezig.
En dat verschil dreigt ons zuur op te breken. Dat verschil in benadering. Omdat daardoor de Vlamingen geneigd gaan zijn, zaken toe te geven die dan straks, als de serieuze discussie plaatsvindt, als verworven zullen beschouwd worden door de Franstaligen. En in ruil voor wat? Kijk, in het kader van verdergaand confederalisme met vaste grenzen, is Brussel-Halle-Vilvoorde sowieso gesplitst, hé. We moeten daar toch nu niks voor toegeven, begrijpt u? Want dat wordt in ieder geval gesplitst, dat kan niet anders. Ge kunt geen confederalisme hebben als de grenzen niet vastliggen. Dat gaat niet.
Dat kan binnen België, zo’n arrondissement, maar dat kan niet in confederalisme. Dus die splitsing komt er altijd. Dat is onvermijdelijk.


Labels: , , , ,

Read more...

26 maart 2009

Briljante Mitterand-biografie blijkt van een VB-politicus

Johan Sanctorum

Wanneer schuilnamen terug nodig zijn om censuur te omzeilen

Tot voor kort kende ik alleen ene Charles Gounod, van de smartlapopera’s uit de 19de eeuw zoals “Roméo et Juliette”. Maar Vincent Gounod, schrijver van een spraakmakende en alom geprezen biografie over François Mitterrand, neen, die was me verder onbekend. Ook het feit dat de man “diplomaat is en in Genève werkt”, zoals de achterflap onthult, maakte me niet veel wijzer.

Het boek over Mitterand werd in Vlaanderen en (vooral) in Nederland enthousiast onthaald. Claude Blondeel spaarde in het Klara-programma “Ramblas” de superlatieven niet voor Gounod’s onthullend portret van de Franse ex-president. Het is het verhaal van de jonge François die zich aan maarschalk Pétain verbrandt en zich vervolgens tracht te zuiveren door een links alibi te construeren. Als agitator tegen generaal de Gaulle en via de gerecupereerde revolte van Mei ’68 bracht hij het uiteindelijk tot socialistisch staatshoofd en liet zich omringen met een keur van linkse intellectuelen. Maar J.P. Sartre en François Mauriac (“Mitterand, charlatan”) doorzagen hem al in die tijd, en bestempelden hem als een leugenachtige poseur.
Wat er ook van zij, de turf van ruim zeshonderd pagina’s is een “schitterend verhaal, dat leest als een roman”, aldus Klara-recensent Blondeel. Maar wat blijkt nu? Achter het pseudoniem van Vincent Gounod -allicht een speels homoniem van “who know(s)” - schuilt Koen Dillen, Europees parlementslid voor het Vlaams Belang, en zoon van de stichter van deze niet bepaald door de media gekoesterde partij.
De vraag die nu op de lippen ligt van elke onbevoordeelde waarnemer: zou dit boek evenveel aandacht en positieve commentaar gekregen hebben, als men op voorhand de ware identiteit van de auteur gekend had? De vraag stellen is ze beantwoorden: natuurlijk niet. Geschriften van VB-intellectuelen zijn gedoemd om een stille dood te sterven, met de huisuitgeverij Egmont als tussenstation. Het maakt helemaal niets uit, hoe goed of hoe slecht ze zijn. Geen enkele Vlaamse uitgever wil er zich mee inlaten, wellicht uit vrees om zelf in het cordon terecht te komen.
Het zegt veel over de mentale gesteldheid van het Vlaamse boekwezen (via boek.be gecontroleerd door de groene Stalinist Jos Geysels, een der bedenkers van het “cordon”) en het toont vooral aan hoe diep de mechanismen van censuur en zelfcensuur eigenlijk wel werkzaam zijn in onze zogenaamde democratie. Het verklaart meteen ook waarom Dillen alias Gounod zijn heil moest zoeken bij de tamelijk obscure Hollandse uitgeverij Aspekt (nog wel gespecialiseerd in zeer linkse non-fiction…), die uiteraard wél van wanten wist maar zich niet door enige politieke banvloek gebonden voelde.

Het is eigenlijk een formidabele grap, en vanzelfsprekend zet die sluwe vos van een Koen Dillen de VRT voor een probleem. Moet die lovende Klara-recensie nu gereviseerd worden? Zijn het dan toch niet allemaal zo’n achterlijke imbecielen bij dat Vlaams Belang? Neen dus. De genaamde Koen Dillen blijkt een fijnbesnaarde, francofiele intellectueel te zijn, die ook al een Sarkozy-biografie publiceerde (onder de schuilnaam Maarten van der Roest). Het huis van vertrouwen beschouwt evenwel intellectuelen met een VB-signatuur als paria’s, en heeft zich ook uitgebreid ingegraven in dat discours van political correctness. De veroordeling in april 2004 van het toenmalige Vlaams Blok wegens racisme –hetgeen tot de naamsverandering leidde-, was voor de publieke omroep een geschikt alibi om orde op zaken te stellen, en de beruchte nota “De VRT en de democratische samenleving”nog eens boven te halen en op te frissen. In deze nota van september 2001 staat letterlijk “Er moet dus bijzonder omzichtig worden omgesprongen met het aan het woord laten van vertegenwoordigers van het Vlaams Blok, zeker in rechtstreekse uitzendingen.”
Schriftelijke klachten bij de bevoegde commissie, vanwege de partij, over deze uitzonderingsbehandeling, worden in dezelfde nota omschreven als een “guerilla-techniek”. Sorry jongens, waar zij we mee bezig? Zouden een paar clevere, integere journalisten-met-ballen nu eindelijk eens niet kunnen opstaan en de zittende collega’s overtuigen om met dat Jacobijnse geneuzel te stoppen? Wanneer steekt de Vlaamse Vereniging van Journalisten, waar ik jaarlijks mijn lidgeld aan betaal in ruil voor een onbenullig ledenblad, eens zijn nek uit? Wanneer krijgt de verzamelde Vlaamse culturele/academische elite, van de locale cultschrijver Verhulst tot de eeuwige en onvermijdelijke professor Vermeersch, het eens over de lippen dat dit soort anathema’s, gepaard gaande met sociale uitsluiting, mensen haast schrik doet krijgen om een deviante mening te hebben?

Het is een veeg teken aan de wand dat in onze "democratie" pseudoniemen terug opduiken, niet als spielerei maar als bittere noodzaak. Het betekent dat we (terug) in een feitelijke staat van censuur zijn beland. Het wijst erop dat de mediatieke, socioculturele en sociale uitzaaiing van het “cordon sanitaire”, oorspronkelijk een partijpolitieke entente met een strategisch oogmerk, een verarming betekent voor het culturele klimaat in Vlaanderen. Mijn linkse vrienden zullen het me wel weer kwalijk nemen, maar ik weiger een cultuur, een politiek systeem, of een zogenaamde rechtsstaat au serieux te nemen, die één bepaalde partij én haar kiezers diaboliseert, met het anti-racisme als alibi. Want laten we wel wezen: de échte ontstaansreden van het “cordon” ligt in een Belgicistische paniekreactie, zoals ex-Standaard redacteur Manu Ruys ooit stelde:
“Is het zo vermetel te veronderstellen dat het Vlaams Blok ook en vooral wordt vermaledijd, geboycot en in een schutskring geneutraliseerd, omdat het onvoorwaardelijk en ondubbelzinnig opkomt voor een onafhankelijk Vlaanderen en bijna 800.000 kiezers achter zich kon verenigen?” (De Tijd, 26/4/2004)

Ik geloof dus wél in polariteit en conflict, zonder dat we elkaar de hersenpan hoeven in te slaan. Ik wil het VB op de tribunes, zonder voor een VB-er te moeten doorgaan. Ik vind het ongezond dat schrijvers zich moeten camoufleren om mediagewijs aan bod te komen. Laat duizend bloemen bloeien en ideëen botsen, dat is de essentie van democratie. Van zodra men mensen uitsluit van het debat, omwille van hun achtergrond, hun naam, hun maatschappelijk etiket, is men eigenlijk met cultureel racisme bezig, een zwart wit-denken dat finaal tot een bewustzijnsvernauwing leidt. De media dragen hier een verpletterende verantwoordelijkheid.
Ondertussen suggereert Koen Dillen een boeiende, postmoderne strategie om dat domme cordon met zijn verborgen politieke agenda’s te omzeilen: een even dubbelzinnig spel van persoonsverwisselingen, schuilnamen, quiproquo’s. De maatschappij van de censuur zal een dolle maskerade voortbrengen, waarin niet alleen ministers er ghostwriters op nahouden, maar waarin ook de als politiek-incorrect bestempelde intellectueel verstoppertje speelt met de media.
Voor mij niet gelaten, dat kan nog amusant worden, zeker als de maskers af en toe vallen zoals nu is gebeurd. Of de recensenten en de verzamelde redacties van de kwaliteitspers daar gelukkig mee zullen zijn, dat is nog wat anders.
Misschien dus toch maar beter eens proberen om elkaar terug recht in de ogen te kijken en ons terug de geest van de eigenzinnige vrijdenker Voltaire eigen te maken, in plaats van deze van de tiran Robbespierre?
Sindsdien zwijgt de VRT tot vandaag in alle talen en op alle netten over deze zaak van de schrijver-met-de-foute-familienaam. Het splitten van K-3 is blijkbaar interessanter nieuws. Het zal dus nog niet voor morgen zijn. Vrees ik.

Johan Sanctorum
.http://www.visionair-belgie.be/

Read more...

Stop oprukkend dirigisme
(Martin De Vlieghere en Paul Vreymans)

De Hoge Raad van Financiën waarschuwt voor ontsporende begrotingstekorten. België moet dringend zijn prioriteiten herschikken en radicaal zijn economie van ballast ontdoen. Veel publieke projecten zijn wellicht verdedigbaar in een hoogconjunctuur, maar zijn niet langer haalbaar in een acute crisis. Bij hoogste prioriteit moeten we de dingen stoppen die ons meer last bezorgen dan nut: overtollige bestuursniveaus, overregulering en ons nodeloos ingewikkeld belastingstelsel.

Volgens de International Labour Organization (ILO) heeft België de hoogste productiviteit ter wereld. In fel contrast daarmee kampt onze overheid volgens de ECB met de derde laagste efficiëntie van Europa. Het probleem ligt niet zozeer in de lage productiviteit van luie ambtenaren zoals velen denken, maar wel in de geringe toegevoegde waarde van de opdrachten die hen worden toevertrouwd. Ook aan de demotiverende inefficiëntie van de organisatie.

Harder werkende ambtenaren of inzet van computers en nieuwe technologie kunnen daaraan weinig verhelpen. Zo scheppen online loketten en onbemande telefooncentrales die na antwoord op de zesde meerkeuzevraag steevast melden dat alle medewerkers in gesprek zijn meer ergernis dan nut. Met zulke pseudosaneringen schuift de overheid alleen taken af op de burgers die zodoende nog meer dan vroeger van hun productieve missie worden afgehouden. Zo wentelen overheden hun inefficiëntie alleen maar hun af op de privésector.

Andere Europese overheden slagen er wel in efficiënt te functioneren met 1/3 tot de helft minder ambtenaren. Willen we hun efficiëntie evenaren dan moeten we contraproductieve regels schrappen en de overheid herstructureren volgens actuele beheers- en communicatietechnieken.













Drie overtollige bestuursniveaus.

"Kunnen we ons nog zo'n dure overheid, met zoveel bestuurslagen, permitteren?", vraagt Rudi Thomaes van het VBO zich terecht af. Ondanks snelle vooruitgang in beheers- en communicatie-technieken is ons aantal bestuurslagen in één generatie is verdubbeld.

Napoleon had geen computers en moest zich voor zijn communicatie behelpen met postduiven en bodes te paard. Toch had hij genoeg aan een nationaal, provinciaal en gemeentelijk bestuursniveau. In ons internettijdperk kregen we er behalve Europa ook Vlaanderen en de intercommunales bovenop; elk met hun vazallen en uitgebreide hofhouding. Waar Vlaanderen en Europa uitblinken in fascistoïde reguleringsdrift, monopoliseren intercommunales vooral onze nutsvoorzieningen en maken onze energie, water, communicatie, huisvesting, bouwgrond en afval 2 tot 3 maal te duur.

Omdat dit schimmige bestuursniveau niet wordt verkozen en zowel aan democratisch controle als electorale sanctie ontsnapt, wordt het veelal misbruikt voor duistere toewijzing van sociale woningen, voorrang in zorgtehuizen, tergende onteigeningen, en veelal ook als beschutte werkplaats voor onfortuinlijke partijvrienden. De schandelijke corruptieschandalen met misbruik van publieke fondsen en kredietkaarten in Luik, Charleroi en Hoei zijn slechts het topje van de ijsberg.

Ook in Vlaanderen tiert de corruptie met intercommunale zitpenningen en bestuurszitjes welig. Intercommunales zijn verworden tot een parasitair bestuursniveau en zijn nog vóór de provincies aan de beurt in de sanering van onze structuren.

Nut van regels toetsen aan globale kost

Belangrijker nog dan structurele saneringen is het snoeiwerk in de contraproductieve regels. Onze overregulering is nu ontaard in de kafkaiaanse toestand waarin niemand nog al de rommelwetten en rommeldecreten kan kennen. De totale rechtsonzekerheid die daaruit volgt schept niet alleen het knagend onbehagen van permanente strafbaarheid maar leidt vooral bij ondernemers tot immobilisme. Het is de doodsteek voor het dynamische van een land.

Wetten moeten een vervaldatum krijgen. Of we moeten met regelmaat hun maatschappelijk nut afwegen tegenover de inzet van middelen voor controle, naleving, handhaving en administratieve overlast.

Veel regels kosten handenvol geld maar brengen bitter weinig brood op de plank.

Talloze beperkingen van de contractuele vrijheid zoals huur- en pachtwetten keren zich steevast tegen de partij die de wet wilde beschermen. Het zijn eeuwige bronnen van wrevel, van dure geschillen en vertrouwensbreuk tussen partijen.

Maaltijdcheques, dienstencheques, opleidingscheques, cultuurcheques, ecocheques zijn als rantsoeneringsbonnen. Stuk voor stuk bureaucratische gedrochten die de marktwerking verstoren en betaalkosten zwaar verhogen.

Talloze vergunningstelsels beperken de concurrentie en ondergraven onze koopkracht. Dure licenties maken onze mobiele gesprekken 3 maal te duur en prijzige vergunningen verhogen de kost van bouwgrond en medicamenten met een factor 3 tot 5.

Maar vooral ons belastingstelsel kan veel eenvoudiger. Zijn wispelturige complexiteit en lange verjaringstermijnen voeden de rechtsonzekerheid en remmen elk initiatief. De veel te complexe sociale wetgeving maakt steun ontoegankelijk voor kansarmen die het echt nodig hebben, verhoogt werkingskosten en zet deuren wijd open voor profitariaat.
cartoon ambtenarij

Centralistisch Dirigisme

Landbouw, industrie, onderwijs, zorg, lagere besturen, gezondheid-, distributie- en dienstensector, worden allemaal geteisterd door en detaillistische betutteling van bovenaf. Keer op keer verstoort centraal dirigisme de spontane orde of het marktevenwicht. Altijd weer leidt de bureaucratische papierwinkel tot verkwisting van tijd en middelen, verlies aan productiviteit en uiteindelijk geringer maatschappelijk nut voor ons allen.

De grootste schade van al die bureaucratie ligt nog in de opportuniteitskost. Zo zou het leger van 400 ingenieurs dat straks voltijds energieprestatiecertificaten uitreikt een veel nuttiger taak en beter betaalde baan kunnen hebben in onze onderbemande researchafdelingen. Op een vrije markt vinden kopers en huurders zelf wel hun weg naar het voordeligste alternatief, ook zonder gewillige certificaten.

Andere Europese staten functioneren prima met 1/3 minder ambtenaren, regels en overheidsbeslag. Als België ondanks zijn hoogproductieve privésector de middelen ontbeert om de economie uit het slop te halen, of straks zijn ambtenaren en pensioenen te betalen dan is dat omdat onze overmatige overheid decennialang de productieve sector heeft leeggehaald en alle reserves zijn opgesoupeerd aan overbodige bureaucratie. Zij die pleiten voor het in stand houden van parasitaire overheidsstructuren dragen individuele schuld aan de ontwrichting van de samenleving. Meer dirigisme biedt geen oplossing voor onze problemen, overmatig dirigisme is het probleem.

Martin De Vlieghere en Paul Vreymans
http://workforall.net/

Dit artikel verscheen eerder in De Tijd

Read more...

Radio kan mooi zijn (vpmc)

Omdat er in onze kwaliteitstabloid nu al stukken verschijnen van alternatieve genezers ––gebedsgenezer, handoplegger, homeopaat of nog iets anders? ...daar had de Standaardlezer het gissen naar–– lijkt het mij geen overbodige luxe om even te wijzen op het voortbestaan van ernstige media.
Niet dat het brave mens in De Standaard –Griet Hutsebaut Paranormaal Genezer heet ze met haar volledige naam– zo verschrikkelijk belachelijk was in wat zij schreef: integendeel, ze schreef wel redelijke dingen over onderwijs, want naast paranormaal (een bijberoep wellicht) is zij ook nog lerares geweest. Maar toch. Wie zo ondertekent ach!

Op France Culture heeft de filosoof Alain Finkielkraut een zaterdaguitzending waar uitsluitend rationele mensen te horen zijn.
Hieronder volgt één vraagje van Finkielkraut, dat hij stelt aan een van zijn gasten, de filosoof Jean-Michel Salanskis. Zijn andere gast is trouwens ook filosoof, de meer bekende Jean-Luc Nancy, en ik raad u dus aan om de uitzending hier in haar geheel te beluisteren.
En attendant dus, zal ik die vraag van Finkielkraut even uittikken, om u wat op smaak te brengen, lezer. En die vraag zou in het beste geval misschien zelfs onze politici een idee kunnen geven, van de manier waarop Franse denkers over onderwijs denken?

Want ja, France Culture: we moeten niet overdrijven, maar soms zijn die twee woorden synoniemen.

(21’12”) […] que si on dit “la gauche c’est l’égalité”, on pense, au fond, que la droite c’est autre chose, et d’ailleurs Norberto Bobbio a dit “la droite c’est plutôt la liberté” …mais, mais je pense aussi qu’on se réfère à la situation inaugurale, c’est-à-dire à ce grand passage de la Révolution Française, qui met l’égalité au principe du vivre ensemble, plutôt que la hiérarchie. La hiérarchie n’est pas naturelle, elle est conventionnelle, et l’égalité énonce que chaque être humain apporte en naissant un droit égal voilà une définition possible à la liberté, un même droit de conquérir son autonomie et son indépendance individuelle.
Mais, là je vais être un peu provoquant, peut-être, et je pense que l’égalité est devenue le patrimoine commun de la droite et de la gauche, et je pense également, que, aujourd’hui, un problème se pose aussi bien à la droite qu’à la gauche, qu’elle a beaucoup de mal à régler, qui est celui que Montesquieu appelait “l’esprit de l’égalité extrême”. Vouloir faire en sorte, que l’exigence d’égalité, on verra en quel sens, règne …partout.
Je pense par exemple à ce qu’écrivait Simon Leys très récemment, hein, sur l’université:
“Si l’exigence d’égalité est une noble aspiration dans sa sphère propre, qui est celle de la justice sociale, l’égalitarisme devient néfaste dans l’ordre de l’esprit, où il n’a aucune place.
La démocratie est le seul système politique respectable
[acceptable?], mais précisément, elle n’a d’application qu’en politique. Hors de son domaine propre, elle est synonyme de bord [mort?].
La vérité n’est pas démocratique, ni l’intelligence, ni la beauté, ni l’amour.
Une éducation vraiment démocratique est une éducation qui forme des hommes capables de défendre et de maintenir la démocratie en politique; mais, dans son ordre à elle, qui est celui de la culture, elle est implacablement aristocratique et élitiste.”

Vous parlez de léducation, d’ailleurs longuement, et vous faites une certaine critique de la gauche, qui a vu le Maître d’Études comme euh, l’autorité qui a confondu l’autorité de compétence avec l’autorité de commandement, pour parler comme Péguy.
Mais précisément: de quoi souffre l’École, sinon d’une certaine forme d’égalitarisme? On accueille les élèves les plus faibles dans les classes les plus avancées, pour dans un second temps réviser la baisse des exigences, en se réglant sur leurs capacités.
Et ça, c’est une politique menée conjointement, ou alternativement, par la droite et la gauche ...sur qui souffle l’esprit d’égalité extrême, me semble-t-il, Jean-Michel Salanski ?


Oui, mais …
.

Labels: , , , ,

Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>