10 december 2008

Vreugdevuur der ijdelheden (Vincent De Roeck)

In deze blogpost zal ik even kort stilstaan bij de boeken die ik sinds afgelopen zomer gelezen heb. Moesten jullie mij nog boeken willen aanraden, ga alstublieft uw gang in de reactiethread onderaan deze tekst. Naast kranten, magazines en websites lees ik occasioneel immers ook nog wel een boek, meestal één waarvan ik ofwel de auteur persoonlijk ken, ofwel één dat ik op een conferentie gekregen heb, ofwel één dat ik al jaren als een “must-read” beschouw. De titel van dit stuk heeft niets te maken met het gelijknamige boek van Tom Wolfe maar werd door mij ironisch gekozen omdat vele populisten en demagogen trots zijn géén boeken meer te lezen en zij anderen die dat wel nog doen vaak als “ijdel” en “hautain” afdoen. Velen verwijten mij een populist en een demagoog te zijn, ik ben me daar van bewust, maar dan wel iemand met een uitgesproken mening die bijna nergens gedeeld wordt én iemand die er zijn hand niet voor omdraait om geregeld ook nog eens een boek open te slaan.

Naast “The Road to Prosperity” van Mark Miles, “The Forgotten Man: a New History of the Great Depression” van Amity Shlaes, en “Mises: the Last Knight of Liberalism” van Guido Hülsmann waaraan ik in het verleden op mijn blog al eens uitgebreide artikelen gewijd heb, en naast de boeken “The Anti-Trust Religion” van Edwin Rockefeller en “The Shock Doctrine” van Naomi Klein die ik ook al besproken heb op het internet via andermans recensies, gaat het om de onderstaande boeken. De taal van de titel is tevens de taal waarin ik de boeken gelezen heb. De twee boeken die momenteel op mijn nachtkastje klaarliggen, zijn de recentste editie van “The Bumper Book of Government Waste” van Matthew Elliott en Lee Rotherham over de verspilzucht van Gordon Brown in Engeland, en het boek "Energy: the Master Resource" van Robert Bradley en Richard Fulmer dat mij recentelijk door mede-LVSV'er Jens Moens aangeraden werd.


Het boek “Occidentalisme” van de Indiase sociologen Ian Buruma en Avishai Margalit met als ondertitel “Het Westen in de ogen van zijn vijanden” trok onmiddellijk mijn aandacht, maar achteraf bleek de inhoud maar zwakjes. Het boek analyseert de kernmerken van de Westerse samenlevingen en toetst dat af met de heersende maatschappelijke eigenschappen in de rest van de wereld. De nadruk van de onderzoekers ligt duidelijk op het Midden-Oosten en Centraal-Azië, maar ook landen als Rusland en China komen aan bod. Het Westen is volgens de onderzoekers seculier en kapitalistisch, ook de Verenigde Staten, en de zoektocht van Westerlingen naar consensus en comfort zou haaks staan op de filosofieën en ideologieën van andere volkeren. Geloof, eer en heldendom domineren zowel bij het Hindoeïsme als bij de Islam, en zelfs in China en Rusland maken deze drie elementen de kern van het gedachtegoed uit. De auteurs beperken zich tot de bespreking van de verschillen en verzuimen een politieke conclusie neer te pennen. Ook blijft hun boek vrij oppervlakkig. Ik had geen “Botsende beschavingen” van Samuel Huntington verwacht, maar wel iets meer diepgang en maatschappijzin. Waakzaamheid is in mijn ogen immers geboden willen we onze superieure Westerse levensstijl kunnen vrijwaren van externe teloorgang. Buruma en Margalit doen daar niet aan mee en stellen de verschillende maatschappijbeelden als gelijkwaardig voor.


Professor William Niskanen maakte furore als hoofd van Reagans team van economische raadgevers en is momenteel de voorzitter van het “Cato Institute”. Zijn jongste werk “Reflections of a Political Economist” is deels opgevat als bloemlezing van zijn ideeën, deels als autobiografie, o.a. gestaafd met een lijst van boeken die op Niskanen ooit een belangrijke indruk gemaakt hebben. In tegenstelling tot andere libertariërs laat Niskanen zich niet leiden door theorieën en ideologieën, maar louter door praktische overwegingen. Het resultaat is veelal hetzelfde: bescheiden maatregelen, kleine overheden, zinvolle reguleringen en véél vrije markt. Niskanen haalt staatspensioenen en -gezondheidszorg onderuit, pleit tegen belastingen, maar wel voor een krachtdadige aanpak van terrorisme en defensie, en benadrukt het belang van “corporate governance” en “corporate social responsibility” als conditio’s sine qua non voor een maatschappelijk aanvaardbaar kapitalisme. Verder verdedigt hij de “public choice” theorieën, ijvert hij voor de grondwettelijke beperking van staatsmacht en voor een herziening van het kiessysteem, en veegt hij bureaucratieën en supranationale instellingen de mantel uit. Als dit prachtig boek ons enig extra inzicht verschaft; is dat mijns inziens toch wel dit: het libertarisme is wel degelijk in staat om praktische oplossingen aan te reiken voor concrete maatschappelijke fenomenen. Prof. Niskanen, I salute you!


Stephen Cobb verzamelde in de bundel “The legal foundations of free markets” een hele resem interessante essays van een breed veld aan personen en opvattingen over welke vorm van juridisch systeem optimaal zou zijn voor de begeleiding van een vrijemarkteconomie en of er überhaupt enig wettelijk kader nodig is. Algemeen nemen de auteurs aan dat de vrije markt niet kan floreren in een juridisch vacuüm, maar tegelijkertijd bestaat er ook een soort van stilzwijgende consensus over het feit dat dit juridisch stelsel even goed privaat geregeld kan worden. Contracten zouden immers gewoon één extra clausule moeten hebben, namelijk de verwijzing naar het orgaan dat latere conflicten mag trancheren. Het “recht” is een spontane orde, net als de vrije markt, en de overheid is zeker niet onvervangbaar. De Angelsaksische landen staan met hun arbitragesystemen en “common law” veel dichter bij deze private droom dan de andere staten die codificatie en staatsjustitie centraal geplaatst hebben. Zelfs in strafzaken, milieuconflicten en aansprakelijkheidskwesties zien de auteurs in wezen geen taak voor overheidsinmenging weggelegd. De auteurs zijn recht-door-zee en laten geen enkel heilig huis rechtstaan, maar ze slagen er ook niet in om te overtuigen. De incrowd - waartoe ik ook mezelf reken - zal dit werk waarschijnlijk unisono bejubelen, maar derden op zoek naar down-to-earth argumenten komen, vrees ik, bedrogen thuis.


Chris Edwards en Daniel Mitchell zijn beide verbonden aan het “Cato Institute” en gespecialiseerd in fiscaliteit en overheidsbeleid. Mitchell adviseerde de Slowaakse regering toen die recentelijk een vlaktaks invoerde en Edwards lag mee aan de basis van de Estse variant. Het mag dan ook niemand verbazen dat hun jongste boek “Global Tax Revolution” over takscompetitie en fiscale concurrentie gaat. Beide verdedigen natuurlijk de vlaktaks maar beperken de discussie zeker niet tot die fiscale optie. Edwards en Mitchell verheerlijken de globalisering omdat die regeringen tot een “race to the bottom” dwingt, zowel op het gebied van inkomstenbelastingen als op bedrijfsheffingen en vermogenstaksen. Mooie voorbeelden van deze concurrentie zijn België, dat vermogende buitenlanders aantrekt door de afwezigheid van een vermogensbelasting, Nederland, dat artiesten aantrekt omdat royalties er onbelast zijn, en Ierland, dat hardwerkende mensen aantrekt door de lage inkomstenbelasting. De auteurs trekken ook van leer tegen supranationale organen zoals de Europese Unie die aan de fiscale concurrentie een einde willen stellen en stellen dat takscompetitie de motor is voor economische vooruitgang, de opmars van democratie en de proliferatie van mensenrechten. Het boek overtrof de speeches en lezingen die ik van beide auteurs al bijgewoond heb, en is zeker en vast het lezen waard.


In “Vlaktaks: rechtvaardig en doeltreffend” halen Werner Niemegeers en Erik Pompen alle argumenten van stal om een vlaktaks te bepleiten voor België. Zij schuwen de harde cijfers en internationale vergelijkingen niet en maken zo moeiteloos komaf met alle vooroordelen en misvattingen die over een vlaktaks bestaan, zoals het asociaal karakter en de financiële schade voor de overheidsbudgetten. De auteurs zijn allebei natuurlijk liberalen en staan een kleine overheid voor, maar dat is niet meteen het opzet van dit boek. Ze laten zelfs de ruimte om de huidige overheidsbudgetten te behouden en pleiten voor een vrij te bepalen belastingvrije schijf als buffer tegen armoede onder de lage inkomens. De enige winst voor de burgers zou dan in de gemakkelijkheid van het systeem en het uitsparen van nutteloze administratiekosten zitten. De auteurs schatten deze winst op minstens 5 miljard euro per jaar en vermeerderen die met nog eens 6 miljard euro door de vermindering van de fiscale fraude - die van deze eenvoudige en efficiënte inningswijze het gevolg zal zijn - mee in rekening te brengen. En natuurlijk zullen ook de welstellende burgers meer bijdragen dan vandaag doordat de diverse aftrekposten afgeschaft worden. Voor mij is de belangrijkste pro immers dat laatste. Door de aftrekposten af te schaffen, ontneemt men de Staat de mogelijkheid om via de fiscaliteit aan “social engineering” te doen. En alleen al daarom ben ik de vlaktaksidee zeker genegen.


Kim Holmes is de gewezen Amerikaanse onderminister van buitenlandse zaken en al enige tijd verbonden aan de “Heritage Foundation”. In zijn laatste boek “Liberty’s best hope: American leadership for the 21st century” daagt hij de criticasters uit van George W. Bush en diens beleid in de wereld. Holmes stelt in niet mis te verstane bewoordingen dat de rol van de VS in de wereld nog lang niet uitgespeeld is en dat de Amerikaanse ster nog steeds hoog aan de hemel staat als lichtend voorbeeld voor volkeren en landen overal ter wereld. Holmes is tegen de Verenigde Naties gekant, tegen het terugtrekken uit Irak en tegen elke vorm van “appeasement” tegenover schurkenstaten à la Iran en Noord-Korea. Zoals de titel al suggereert, beschouwt Holmes de VS nog steeds als de beste hoop van de wereld op vrijheid, en gebruikt hij ontzettend veel historische vergelijkingen in dit boek om die mening te staven. Holmes is als oud-lid van de regering-Bush misschien een slechte boodschapper, dat ontken ik zeker niet, maar zijn boodschap verdient wel enig krediet. Het wordt immers hoog tijd dat we de VS opnieuw neutraal gaan bekijken vanuit Europa en het heersende politiek correcte anti-Amerikanisme gaan afzweren. Een wereld zonder machtige Verenigde Staten van Amerika is volgens mij immers een slechtere wereld, en die visie wordt in dit boek ook door Holmes beargumenteerd en opnieuw naar het voorplan gekatapulteerd.


Dit boekje van Murray Rothbard werd dit jaar door onze vrienden van het “Murray Rothbard Institute” naar het Nederlands vertaald. En ondanks de eerder Amerikaanse inslag van dit werk, is de thematiek vandaag actueler dan ooit tevoren. Het spook van de inflatie, crisis en recessie is terug. Beurzen zijn ineengestuikt en de prijzen van basisproducten blijven stijgen. Rothbard stelt in dit boek dat het de overheid is die aan deze neerwaartse businesscyclus schuld heeft. Inflatie en economische instabiliteit worden immers in de hand gewerkt door de overheden en hun monetair beleid. De analyse van wat “geld” eigenlijk is, wordt door Rothbard haarfijn gemaakt en geen enkele vorm van geldmanipulatie wordt door hem buiten beschouwing gelaten. Zijn uiteenzetting is bijzonder helder en doorweven met historische voorbeelden. Hij sluit het boek af met een brok recente monetaire geschiedenis. Hoe de goudstandaard uit de negentiende eeuw geleidelijk afgeschaft werd ten voordele van een louter papieren systeem, en hoe politici sindsdien met allerlei oplapwerk proberen om een inherent onstabiel monetair en financieel systeem in stand te houden. Onweerlegbaar wordt aangetoond dat net overheidsinterventies al deze problemen veroorzaakt hebben.


Het boek “The End of Prosperity” wijst de overheden van de wereld in het algemeen en die van de Verenigde Staten in het bijzonder op de kern van het huidige economische debacle. Meer jobs en meer industriële diversificatie zijn de sleutels voor welvaart en stabiliteit. Zoals het een Amerikaans werk betaamt, blaakt het boek van zelfvertrouwen en geloof in de aanpasbaarheid van de economie. De nadruk op minder belastingen en “supply-side economics” als mirakeloplossingen deel ik als fan van de Oostenrijkse School niet echt voor 100%, maar desondanks is dit boek van Arthur Laffer, Peter Tanous en Stephen Moore een must-read. De auteurs winden er ook zelf geen doekjes om: “We risk losing the exceptional standard of living that has made us the envy of the rest of the world if the pro-growth policies of the last twenty-five years are reversed.” De drie auteurs schetsen de economische geschiedenis van de laatste 25 jaar en tonen via oneindig veel voorbeelden en analyses aan dat we vandaag ontelbare malen beter af zijn dan in de jaren 1970 of daarvoor. Weinig regulering, weinig belastingen, en een degelijk monetair beleid dat de inflatie onder controle kan houden, hebben immers ongeziene rijkdom gegenereerd. Een pot goud, zeg maar. En ondanks mijn eigen Rothbardiaanse opvatting dat monetair beleid géén duurzame groei kan garanderen, was dit boek schitterend om lezen. De achterflap loog ook niet: “an essential reading for all who value our free enterprise system and high standard of living, and want to know how to protect their own investments in the coming storm.”


In de Verenigde Staten hebben de burgers dit jaar voor een nieuwe wind gekozen, en ook elders in de wereld zou men naar vernieuwing en hervorming snakken. De democratie is uitgehold door autonome overheidsagentschappen zonder populaire controle en door een enorme machtstoename op het niveau van de Europese Unie en de Verenigde Naties. De burgers van Groot-Brittannië zijn de politiek moe en walgen van de politieke klasse die meer met zichzelf bezig is dan met de wensen van haar kiezers. De auteurs van “The Plan”, Europarlementslid Daniel Hannan en Lagerhuislid Douglas Carswell, willen het Britse volk opnieuw empoweren en de machtsverhoudingen opnieuw doen overhellen van de almachtige staat naar de burgers. Net als andere Europese landen gaat het met het Verenigd Koninkrijk de verkeerde richting op. Hannan en Carswell lanceren een hele resem voorstellen om deze situatie te kenteren. Minder macht voor Brussel, meer macht voor Westminster. Minder macht voor Westminster, meer macht voor de gemeentebesturen. Minder macht voor de gemeentebesturen, meer macht voor wijkcomité’s en individuen. Referenda moeten de regel in plaats van de uitzondering worden en “lokalisme” moet het nieuwe staatsmodel worden. Belastingen moeten op het lokale niveau geheven worden, politiehoofden en rechters moeten democratisch verkozen worden, partijen moeten minder middelen vanuit de staat krijgen, en de overheid moet zich eens grondig bezinnen over haar kerntaken en haar engagementen. Het boek leest als een trein, daar niet van, en de inhoud spreekt mij als libertariër enorm aan, maar toch moet ik ook voor mijn helden kritisch zijn. Het boek van Hannan en Carswell overstijgt de stijl van een verkiezingspamflet wel niet, maar dat was de bedoeling.


Over “Hoe goed is het goede doel?” van onderzoeksjournalist Thierry Debels is de laatste maanden al veel gezegd en geschreven, en dat is ook terecht. Het boek is meesterlijk opgebouwd, uitermate leesbaar, en kan qua inhoud zeker aanspraak maken op de term “ogenopener”. De ondertitel is tegelijkertijd de belangrijkste conclusie van het boek: “100 euro in de collectebus van 11.11.11 levert slechts 1 euro voor het Zuiden op.” Debels heeft lange tijd onderzoek gedaan naar de grote NGO’s die in Vlaanderen actief zijn zoals Vredeseilanden en maakt in dit boek zijn bevindingen kenbaar. In dit boek hekelt hij het enorme aandeel van personeels- én managementkosten in het totale werkingsbudget van deze NGO’s. En van het relatief kleine aandeel dat effectief voor projecten uitgetrokken wordt, wordt uiteindelijk ook nog eens een overgroot deel verspild; hetzij aan mislukte en niet-afgewerkte projecten, hetzij aan fraude en corruptie. Debels doet een oproep aan de NGO’s om voortaan transparanter te gaan werken en om nauwgezetter om te springen met de besteding van de giften. In Nederland moeten NGO’s bijvoorbeeld op hun website per project bekend maken hoeveel geld er effectief naartoe is gegaan en moet men uitleggen waarom een project mislukt is. In België niet. Het gevolg daarvan is dat bij Nederlandse NGO’s meer dan 80% van het budget naar de projecten zelf gaat. In België slechts 1%. “Waarom kan dat hier niet?” zou dan ook de hamvraag van de Vlaamse filantropen moeten zijn. Debels levert hier een zéér waardevol werk af dat de burgers redenen te over geeft om kritisch te zijn tegenover NGO’s en deze dwingt tot meer eerlijkheid en openheid.


Deze drie boekjes tellen elk tussen de 70 en 150 pagina’s, en lezen zeer vlot. Het gaat stuk om stuk om uit de kluiten gewassen essays die door het Britse “Institute of Economic Affairs” in hun reeks “Occasional Papers” uitgegeven worden. Het gros van deze boekjes zijn zelfs gratis te downloaden via de website van het IEA en doorgaans worden deze boeken op congressen en lezingen allerhande kwistig uitgedeeld. David Smith onderzoekt en bespreekt de evolutie van de Britse overheidsuitgaven in “Living with Leviathan” en hekelt de enorme transfers van Londen naar de minder ontwikkelde gebieden in Schotland en Wales. Eamonn Butler en Craig Smith stellen in “Adam Smith: a Primer” het leven en werk van deze grote Schotse econoom voor. En niet enkel zijn bekende werken zoals “The Wealth of Nations” komen aan bod maar ook minder gerenommeerde werken zoals “The Theory of Moral Sentiments”. Tenslotte behandelen Butler en Smith ook nog de invloed van Adam Smith op andere politieke filosofen zoals Hayek en Popper. In “Free Markets Under Siege” houdt Richard Epstein een bevlogen pleidooi voor méér gezond verstand in het beleid. Samenlevingen gaan ten onder aan wanbeleid en welvaart kan enkel maar gerealiseerd worden binnen een vrije markt. Epstein hekelt de inspanningen van liberalen om moeilijke thema’s aan de mensen uit te leggen en stelt onomwonden voor om ons eerst te concentreren op de eenvoudige vraagstukken. Eens de mensen van deze eenvoudige oplossingen overtuigd zijn, is het moeilijkste deel van onze bekeringsqueeste in zijn ogen immers al achter de rug.

6 Comments:

At 8/12/08 22:35, Blogger Vincent De Roeck said...

Noot bij bovenstaand artikel

Op het internet kon ik geen coverfoto van het boek "Hoe goed is het goede doel?" van Thierry Debels vinden. En aangezien ik tijdens het schrijven in het buitenland niet over de middelen beschikte om deze boekcover in te scannen, plaatste ik er in de plaats maar een foto van de auteur bij, waarvoor bij deze dus mijn verontschuldigingen.

 
At 10/12/08 12:38, Anonymous Anoniem said...

@vincent

als auteur ben ik vereerd met je bespreking - een cover zal je ook niet vinden aangezien het boek 'in de ban is gedaan' door de nieuwe kerk van ngo's & links
t.debels

 
At 10/12/08 13:17, Blogger Ivan Janssens said...

Over het boek van Thierry Debels,hier meer: http://inflandersfields.eu/2008/03/solidariteit-als-een-privaat-goed.html

 
At 10/12/08 16:23, Anonymous Anoniem said...

En anonieme, als we dan toch gewoon gaan boektips geven: "Obama Président, la Méprise" van Guy Spitaels. Echt iets voor Obamahaters en -lovers alike. Obama gaat geen wezenlijk ander beleid voeren dan Bush.

 
At 10/12/08 21:35, Anonymous Anoniem said...

Het boek “Occidentalisme” van de Indiase sociologen Ian Buruma en Avishai Margalit

Zoals hun namen al konden doen vermoeden zijn Buruma noch Margalit Indiërs. Buruma is - met zijn Friese familienaam - een zoon van een Nederlandse vader en een Britse moeder; Avishai Margalit is uiteraard Israëli.

Aanraders voor beleggers met een dip :
Walden van Henry David Thoreau
De Kleine Johannes van Frederik Van Eeden
De Laatste Wildernis van Robert McFarlane

 
At 11/12/08 08:41, Anonymous Anoniem said...

Mijn tips:

- Het verdrag van Lissabon

(Voorstel voor een ondertitel: 'Handleiding voor het post-democratische tijdperk')

Er bestaat een goed leesbare Duitse geconsolideerde versie, gepubliceerd door het Europees Parlement, gratis te verkrijgen in de EP-vertegenwoordiging in Berlijn en allicht ook elders in Duitsland.

Naar mijn weten is de verdragstekst in de meeste andere EU-talen niet gratis verkrijgbaar (begin oktober liet Daniel Denruyter van het 'Information Office of the European Parliament in Brussels' nog weten dat de Engelse tekst alleen als officiële publicatie (Official Journal C115
09/05/2008) bestaat. Kostprijs: 58 euro).

In de geconsolideerde versie is 'Lissabon' helemaal niet onleesbaar, het vergt alleen concentratie en volharding.


- Life at the Bottom van Theodore Dalrymple


- Guardians of Power. The Myth of the Liberal Media van David Edwards en David Cromwell (www.medialens.org)


En als kers op de taart, naar mijn weten de beste inleiding in het onderwerp, verkrijgbaar in 8 talen:

- Directe Democratie van Jos Verhulst. In boekvorm te bestellen via www.democratie.nu, als pdf gratis te verkrijgen op http://www.democracy-international.org/book-direct-democracy.html

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>