Geef ons onze economische waarheid terug! (Vincent De Roeck)
John Maynard Keynes heeft de depressie helemaal niet opgelost; enkel maar in tijd verlengd. En in de huidige economische crisis grijpen de overheden opnieuw naar Keynes’ trukendoos. Vandaag dreigt exact hetzelfde. Want wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd ze te herhalen. De “Great Depression” in de Verenigde Staten is doorheen de jaren het voorwerp geweest van menig onderzoek en analyse. De ene al wat juister dan de andere. Algemeen worden vandaag drie verschillende periodes tot dit economisch fenomeen gerekend. De eerste fase, die vanaf het einde van de Eerste Wereldoorlog en de oprichting van de “Federal Reserve” aan de beurskrach van 1929 voorafgaat, noemt men de “Great Contraction”. De tweede fase, vanaf de beurskrach tot het begin van de Tweede Wereldoorlog, kenmerkt zich door uitermate zware economische neergang en wordt als “Great Duration” aangeduid. De derde en laatste fase omvat de jaren na de Tweede Wereldoorlog waarin de VS een ongeziene economische heropleving kent: de “Great Escape”. Over de oorzaken van de eerste twee fasen is het debat nog steeds niet volledig gestreden. Los van de consensus over de determinerende rol die de Amerikaanse overheid hierin gespeeld heeft, lopen de meningen nog uiteen over de aard van haar economisch wanbeleid. Maar het is vooral de discussie over de derde fase die mij zorgen baart. Over de redenen van het herstel is er immers geen enkel debat meer mogelijk. En dat is beangstigend jammer want de heersende consensus is volledig verkeerd.
Feitelijk is het immers al totaal fout om de “Grote Ontsnapping” te situeren aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse oorlogseconomie kunnen we toch maar moeilijk gelijkstellen met de welvaart die we naderhand gewoon zijn geworden. Zulk een situatie, waarbij meer dan 40% van de totale arbeidsproductie louter in het teken stond van de oorlogsinspanningen, kunnen we onmogelijk beschouwen als de basis voor reële of duurzame economische groei. En zeker omdat een complexe economie geen eeuwigheid op dergelijke overproductie van militair materieel kan teren. De “Grote Ontsnapping” vatte in mijn ogen dan ook pas aan vanaf de demilitarisatie en het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het gros der economen gaat er van uit dat een normale burgerlijke economie zonder veel erg ontstaan is na WO-II, maar zij maken zich schuldig aan feitelijke en theoretische fouten, en gaan in deze analyse voorbij aan bepaalde primordiale factoren die noodzakelijk waren om de ongezien soepele overgang van een oorlogseconomie rond “command-and-control” naar een vredeseconomie op basis van “free-market-economics” mogelijk te maken.
De reden hiervoor ligt in het heersende Keynesiaanse economische beeld van die tijd. De niet-duurzame oorlogsbubbel werd immers niet als een aberratie van de markt gepercipieerd maar gewoon als gevolg van georchestreerd staatsinterventionisme: hoge overheidsuitgaven, grote begrotingstekorten en immense vergrotingen van de geldhoeveelheid in de economie. De idee-fixe van deze Keynesianen blijft dezelfde: staatsinterventionisme zou de Amerikaanse economie niet enkel gered hebben van de depressie maar ook achteraf naar ongekende hoogten gestuwd hebben. En inderdaad, tijdens de oorlogsjaren is hier zeker iets voor te zeggen. Gedurende meerdere jaren opereerde de Amerikaanse economie ver boven zijn objectieve productiecapaciteit. Maar daarmee zal de semi-dwangarbeid van 16 miljoen oude-van-dagen en kinderen, bovenop de miljoenen tieners en vrouwen, ook iets van doen hebben.
Maar de werkelijkheid is veel minder rooskleurig dan algemeen wordt aangenomen. Keynes’ productiewonder leidde inderdaad wel tot een ongezien lage werkloosheidsgraad van 2% van de bevolking, maar dat schijnbare succesverhaal was zeker niet gestoeld op degelijk fisco-monetair beleid. Uiteindelijk was het immers gewoon de invoering van de dienstplicht voor 10 miljoen Amerikanen en de feitelijke dienstplicht voor nog eens miljoenen anderen die zich vrijwillig aanmeldden bij de verschillende legereenheden - maar dan wel eerder uit angst voor eventuele latere oproepingen in de dodelijke infanterie dan wel uit vaderlandsliefde - die deze economische hausse op hun conto mogen schrijven. Na de oorlog liet de Amerikaanse overheid haar handen gelukkig snel los van de economie die zich dan ook in een ijltempo omvormde in een goed draaiende burgereconomie. De soldaten konden naar hun vroegere banen teruggaan en de tijdelijke werkkrachten - vrouwen, kinderen en ouderen - keerden naar huis of school terug. Tegen 1948 was deze vlotte transformatie een feit en ook de totale Amerikaanse werkloosheidsgraad bleef relatief laag. In dat jaar werd immers amper een schamele 4% opgemeten.
De standaardargumentatie van de Keynesianen is de volgende. Na de Tweede Wereldoorlog zouden de burgers hun geaccumuleerde staatsobligaties (“bonds”) massaal verkocht hebben, en zouden de inkomsten daaruit gebruikt hebben voor de aankoop van “consumer durables”, waarvan de burgerlijke productie tijdens de oorlogsjaren ofwel verboden ofwel zwaar beperkt was. Deze praktijk zou de transitie zo vlekkeloos hebben doen verlopen. Klinkt allemaal mooi, daar niet van, maar het is economische nonsens. Het is niet omdat bepaalde personen hun staatsobligaties verkochten, dat deze plots uit de economie verdwenen zijn. Elke “bond” die verkocht werd, werd ook door iemand aangekocht. Elk bedrag dat van de spaarrekening gehaald werd, belandde later immers ergens anders op iemands rekening. Dit fenomeen was gewoon een nuloperatie. De opvallende toename van consumptie had niets te maken met een afname in het bezit van liquide middelen zoals Keynesianen gemakkelijkheidshalve aannemen, maar wel met het veranderende spaargedrag op de nieuwe inkomsten na de Tweede Wereldoorlog.
Terwijl de individuele consumenten minder spaarden en meer uitgaven aan allerlei producten, financierden de bedrijven hun investeringsdrang met de verkoop van allerlei waardepapieren die ze tijdens de oorlogsjaren verzameld hadden, met het herontdekken van de kapitaalmarkt en de vooroorlogse beurscultuur, en met het verlagen van hun kortetermijnwinsten ten voordele van langetermijninvesteringen. Dit laatste werd trouwens ook aangemoedigd door een drastische verlaging van de belastingen op de herinvestering van bedrijfswinsten in de tweede helft van de jaren 1940. Het is typerend voor die tijd dat bedrijven toen te kennen gaven dat hun nog grotere groei enkel gehinderd werd door regulering en een feitelijk gebrek aan grondstoffen, en helemaal niet door enig tekort aan beschikbaar kapitaal of investeringswil. Hiermee bewees de industrie eigenlijk het totaal falen van de Keynesiaanse doctrine. Keynesiaanse economen schreeuwden immers moord en brand wanneer de overheid haar uitgaven na de oorlog begon te verminderen. Volgens hen zou daarop immers een ongeziene depressie moeten volgen. Maar die bleef natuurlijk uit. Sterker nog: die jaren kenmerkten zich net door een ongeziene economische groei.
De Keynesianen hadden het volledig mis. Zij hielden immers tot op het bittere einde vast aan hun pseudo-religieuze postulaten en begrepen niet dat de vooroorlogse depressie net in tijd verlengd werd door de “New Deal” van Franklin Roosevelt. Investeerders en bedrijven kozen voor het overdreven oppotten van kapitaal, net omdat de overregulering, de politieke onzekerheid, de willekeurige nationalisaties en het aan banden leggen van eigendomsrechten niet meteen de beste incentives waren om langetermijninvesteringen te promoten. Tijdens de oorlog werd de Amerikaanse overheid weliswaar gezuiverd van de radicale “New Deal”-adepten, maar hun opvolgers waren eigenlijk geen haar beter. De extreme focus op de oorlogsindustrie was evenmin productief voor investeerders die in andere sectoren actief wilden zijn. En ook het verbod om bepaalde grondstoffen voor niet-militaire sectoren aan te wenden, was fnuikend voor elk privé-initiatief of verdere innovatie. Dit alles stelde het volledige herstel van de economie nodeloos uit tot na WO-II.
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog was de “New Deal” dood en begraven, en hadden meer vrijemarktaanhangers de sleutelposten binnen de Amerikaanse overheid in handen. Zij werkten niet enkel aan bestuurlijke stabiliteit en juridische zekerheid, maar ook aan het radicaal snoeien in de overheidsuitgaven, het aannemen van een minder volatiel monetair beleid, het terugdringen van bureaucratie en dito regelneverij, het drastisch terugdringen van de belastingen op personen en bedrijven, en het stimuleren van ondernemerschap en langetermijninvesteringen. En de resultaten bleven niet uit. De VS kendn in het jaar 1946 een economische groei van meer dan 30%: tot op vandaag nog steeds een absoluut historisch record. En tegen 1948 had de Amerikaanse economie niet enkel dezelfde omvang als voor het begin van de depressie maar zat de VS terug decennialang op haar historisch spoor van eeuwige economische groei. Alleen jammer dat de stupide beleidsmaatregelen van de jaren 1930 zich vandaag eens te meer aan het herhalen zijn, en dat met alle gevolgen van dien voor onze toekomstige welvaart.
Meer over de vermaledijde New Deal op www.independent.org.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.
Feitelijk is het immers al totaal fout om de “Grote Ontsnapping” te situeren aan het begin van de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse oorlogseconomie kunnen we toch maar moeilijk gelijkstellen met de welvaart die we naderhand gewoon zijn geworden. Zulk een situatie, waarbij meer dan 40% van de totale arbeidsproductie louter in het teken stond van de oorlogsinspanningen, kunnen we onmogelijk beschouwen als de basis voor reële of duurzame economische groei. En zeker omdat een complexe economie geen eeuwigheid op dergelijke overproductie van militair materieel kan teren. De “Grote Ontsnapping” vatte in mijn ogen dan ook pas aan vanaf de demilitarisatie en het einde van de Tweede Wereldoorlog. Het gros der economen gaat er van uit dat een normale burgerlijke economie zonder veel erg ontstaan is na WO-II, maar zij maken zich schuldig aan feitelijke en theoretische fouten, en gaan in deze analyse voorbij aan bepaalde primordiale factoren die noodzakelijk waren om de ongezien soepele overgang van een oorlogseconomie rond “command-and-control” naar een vredeseconomie op basis van “free-market-economics” mogelijk te maken.
De reden hiervoor ligt in het heersende Keynesiaanse economische beeld van die tijd. De niet-duurzame oorlogsbubbel werd immers niet als een aberratie van de markt gepercipieerd maar gewoon als gevolg van georchestreerd staatsinterventionisme: hoge overheidsuitgaven, grote begrotingstekorten en immense vergrotingen van de geldhoeveelheid in de economie. De idee-fixe van deze Keynesianen blijft dezelfde: staatsinterventionisme zou de Amerikaanse economie niet enkel gered hebben van de depressie maar ook achteraf naar ongekende hoogten gestuwd hebben. En inderdaad, tijdens de oorlogsjaren is hier zeker iets voor te zeggen. Gedurende meerdere jaren opereerde de Amerikaanse economie ver boven zijn objectieve productiecapaciteit. Maar daarmee zal de semi-dwangarbeid van 16 miljoen oude-van-dagen en kinderen, bovenop de miljoenen tieners en vrouwen, ook iets van doen hebben.
Maar de werkelijkheid is veel minder rooskleurig dan algemeen wordt aangenomen. Keynes’ productiewonder leidde inderdaad wel tot een ongezien lage werkloosheidsgraad van 2% van de bevolking, maar dat schijnbare succesverhaal was zeker niet gestoeld op degelijk fisco-monetair beleid. Uiteindelijk was het immers gewoon de invoering van de dienstplicht voor 10 miljoen Amerikanen en de feitelijke dienstplicht voor nog eens miljoenen anderen die zich vrijwillig aanmeldden bij de verschillende legereenheden - maar dan wel eerder uit angst voor eventuele latere oproepingen in de dodelijke infanterie dan wel uit vaderlandsliefde - die deze economische hausse op hun conto mogen schrijven. Na de oorlog liet de Amerikaanse overheid haar handen gelukkig snel los van de economie die zich dan ook in een ijltempo omvormde in een goed draaiende burgereconomie. De soldaten konden naar hun vroegere banen teruggaan en de tijdelijke werkkrachten - vrouwen, kinderen en ouderen - keerden naar huis of school terug. Tegen 1948 was deze vlotte transformatie een feit en ook de totale Amerikaanse werkloosheidsgraad bleef relatief laag. In dat jaar werd immers amper een schamele 4% opgemeten.
De standaardargumentatie van de Keynesianen is de volgende. Na de Tweede Wereldoorlog zouden de burgers hun geaccumuleerde staatsobligaties (“bonds”) massaal verkocht hebben, en zouden de inkomsten daaruit gebruikt hebben voor de aankoop van “consumer durables”, waarvan de burgerlijke productie tijdens de oorlogsjaren ofwel verboden ofwel zwaar beperkt was. Deze praktijk zou de transitie zo vlekkeloos hebben doen verlopen. Klinkt allemaal mooi, daar niet van, maar het is economische nonsens. Het is niet omdat bepaalde personen hun staatsobligaties verkochten, dat deze plots uit de economie verdwenen zijn. Elke “bond” die verkocht werd, werd ook door iemand aangekocht. Elk bedrag dat van de spaarrekening gehaald werd, belandde later immers ergens anders op iemands rekening. Dit fenomeen was gewoon een nuloperatie. De opvallende toename van consumptie had niets te maken met een afname in het bezit van liquide middelen zoals Keynesianen gemakkelijkheidshalve aannemen, maar wel met het veranderende spaargedrag op de nieuwe inkomsten na de Tweede Wereldoorlog.
Terwijl de individuele consumenten minder spaarden en meer uitgaven aan allerlei producten, financierden de bedrijven hun investeringsdrang met de verkoop van allerlei waardepapieren die ze tijdens de oorlogsjaren verzameld hadden, met het herontdekken van de kapitaalmarkt en de vooroorlogse beurscultuur, en met het verlagen van hun kortetermijnwinsten ten voordele van langetermijninvesteringen. Dit laatste werd trouwens ook aangemoedigd door een drastische verlaging van de belastingen op de herinvestering van bedrijfswinsten in de tweede helft van de jaren 1940. Het is typerend voor die tijd dat bedrijven toen te kennen gaven dat hun nog grotere groei enkel gehinderd werd door regulering en een feitelijk gebrek aan grondstoffen, en helemaal niet door enig tekort aan beschikbaar kapitaal of investeringswil. Hiermee bewees de industrie eigenlijk het totaal falen van de Keynesiaanse doctrine. Keynesiaanse economen schreeuwden immers moord en brand wanneer de overheid haar uitgaven na de oorlog begon te verminderen. Volgens hen zou daarop immers een ongeziene depressie moeten volgen. Maar die bleef natuurlijk uit. Sterker nog: die jaren kenmerkten zich net door een ongeziene economische groei.
De Keynesianen hadden het volledig mis. Zij hielden immers tot op het bittere einde vast aan hun pseudo-religieuze postulaten en begrepen niet dat de vooroorlogse depressie net in tijd verlengd werd door de “New Deal” van Franklin Roosevelt. Investeerders en bedrijven kozen voor het overdreven oppotten van kapitaal, net omdat de overregulering, de politieke onzekerheid, de willekeurige nationalisaties en het aan banden leggen van eigendomsrechten niet meteen de beste incentives waren om langetermijninvesteringen te promoten. Tijdens de oorlog werd de Amerikaanse overheid weliswaar gezuiverd van de radicale “New Deal”-adepten, maar hun opvolgers waren eigenlijk geen haar beter. De extreme focus op de oorlogsindustrie was evenmin productief voor investeerders die in andere sectoren actief wilden zijn. En ook het verbod om bepaalde grondstoffen voor niet-militaire sectoren aan te wenden, was fnuikend voor elk privé-initiatief of verdere innovatie. Dit alles stelde het volledige herstel van de economie nodeloos uit tot na WO-II.
Tegen het einde van de Tweede Wereldoorlog was de “New Deal” dood en begraven, en hadden meer vrijemarktaanhangers de sleutelposten binnen de Amerikaanse overheid in handen. Zij werkten niet enkel aan bestuurlijke stabiliteit en juridische zekerheid, maar ook aan het radicaal snoeien in de overheidsuitgaven, het aannemen van een minder volatiel monetair beleid, het terugdringen van bureaucratie en dito regelneverij, het drastisch terugdringen van de belastingen op personen en bedrijven, en het stimuleren van ondernemerschap en langetermijninvesteringen. En de resultaten bleven niet uit. De VS kendn in het jaar 1946 een economische groei van meer dan 30%: tot op vandaag nog steeds een absoluut historisch record. En tegen 1948 had de Amerikaanse economie niet enkel dezelfde omvang als voor het begin van de depressie maar zat de VS terug decennialang op haar historisch spoor van eeuwige economische groei. Alleen jammer dat de stupide beleidsmaatregelen van de jaren 1930 zich vandaag eens te meer aan het herhalen zijn, en dat met alle gevolgen van dien voor onze toekomstige welvaart.
Meer over de vermaledijde New Deal op www.independent.org.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.
9 Comments:
@Vincent De Roeck
Ik lees meestal je commentaren en referenties met veel belangstelling, maar zou nu toch eens willen weten waar uw persoonlijk libertarisme vandaag concreet voor staat. We zaten en zitten in België, en eigenlijk in geheel West-Europa met nogal wat falende banken. De overheid heeft deels in Europees overleg, deels soms op nationale basis besloten om in te grijpen. Ze wilde de vele spaarders, die goedgelovig als ze waren hun geld op die banken hadden gezet. Mij lijkt het niet meer dan normaal dat de overheid hier heeft ingegrepen, maar vind jij dat ook normaal? Als Fortis totaal boven zijn krachten ABN-AMRO opkoopt, en daarna over de kop gaat, kan men misschien de overheid beschuldigen van een te lakse controle op het bankwezen, maar het blijft toch een blunder die men in de privé-sector moet situeren. En dat de overheid achteraf zorgt dat de miljoenen onschuldige slachtoffers niet totaal berooid uit die malversaties komen, vind ik totaal gerechtvaardigd. Vind jij dat ook, of denk je dat het beter was om ook daar alles op zijn beloop te laten....vanuit een niet interventionistische harde lijn?
Frans V.
ergens het woordje 'helpen' vergeten. Ze wilde de vele spaarders helpen (de overheid). Sorry hiervoor?
Frans V.
@Frans V: "Ze wilde de vele spaarders helpen".
Laten we de zaken stellen zoals ze zijn: banken kwamen in moeilijkheden, niet alleen omdat andere banken hen geen kredieten meer wilden verlenen, maar ook omdat sommige spaarders hun vertrouwen verloren en al hun geld opvroegen of naar andere banken overschreven. Dat is hun volste recht natuurlijk, maar dit vertrouwensverlies vanwege de spaarders heeft de crisis verergerd. De overheid is dus vooral opgetreden om de banken te helpen door met een staatswaarborg het vertrouwen van de spaarders te versterken. Ze had ook de banken kunnen laten failliet gaan en de spaarders de wettelijk gegardandeerde waarborg (of meer) kunnen uitbetalen. Ze heeft dat niet gedaan, omdat ze niet alleen de spaarders wou sparen maar ook de banken wou sparen.
Bij het lezen van "de spaarders helpen" moest ik onwillekeurig denken aan die uitspraak van Ronald Reagan: "The nine most terrifying words in the English language are, 'I'm from the government and I'm here to help.'"
@luc van braekel
Laat ik toch maar zeggen dat ik die staatshulp heb geapprecieerd.Ik hou dan ook meer van Obama dan van McCain, maar hierin onderscheid ik mij niet van de gemiddelde Europeaan. Ik weet dat een begrip als 'Staat' associaties oproept van log, traag, fnuikend tot zelfs brutaal, maar ik zie er ook het positieve van, denkend aan betaalba(a)r(e) onderwijs en geneeskunde, en een zekere herverdeling die de zwakkeren ten goede komt. Bij de paters op school geweest dus.
Frans V.
@ Frans V.
Het is een zéér moeilijke situatie vandaag omdat de overheid in de eerste plaats schuld heeft aan deze financiële crisis.
In een vrijemarktsituatie zou ik voor 100% de idee verdedigen dat de economie dit maar moet uitzweten en zichzelf maar moet reguleren. Probleembanken moeten failliet gaan. Slechte investeringen moeten geliquideerd worden. Creative destruction noemt dat.
Maar we hebben natuurlijk geen vrijemarktsituatie gehad. Door de wil om de staatsschuld te monetariseren via geldcreatie heeft de overheid mensen die niet willen beleggen (risico loopt in de ogen van velen niet op tegen het eventuele rendement) gedwongen wel te beleggen (zonder rendement boet men aan rijkdom in door de monetaire inflatie). En door spaartegoeden te dekken, heeft de overheid de illusie gecreëerd dat deposito's risicoloos zijn, wat economisch natuurlijk nonsens is.
Wat had ik in deze situatie dan ook gedaan: het plan-De Roeck
http://www.misesyouth.org/businesscycles.ppt
@ Frans V
Ik ben ook nog bij "paters" op school geweest, althans voor een tijdje, maar dat moeten dan wel andere paters geweest zijn dan die van u (misschien zelfs van een andere generatie). Die van mij die bevorderden scepticisme en die waarschuwden tegen 'messianisme' (echt waar!). Met andere woorden die waarschuwden tegen valse profeten en tegen massahysteria.
Het is natuurlijk uw democratisch recht van meer te houden van Obama dan van McCain. Maar, het is niet verstandig van dat te doen op basis van misinformatie en van 'slordig denken'. McCain was initieel - en principieel! - meer geneigd tot overheidsingrijpen om de financiele vertrouwenscrisis te helpen bezweren dan Obama. Deze laatste hield zich in het begin op de vlakte en suggereerde zelfs dat het hier allemaal ging om een aantal Wall Street 'fat cats' die op geen sympathie moesten rekenen. Naarmate de financiele crisis verergerde, en naarmate de onderhandelingen tussen de Treasury Secretary en het Congress er voor zorgden dat een groter aantal van nieuwe 'snoepjes' voor favoriete voting groepen van de Democratische partij gegarandeerd waren, werd Obama plots meer en meer geinteresseeerd van het 'overheidsingrijpen' nog te verhogen. Ondertussen moest McCain kritiek incasseren aan 'rechterzijde' omwille van zijn vermeend gebrek aan ideologische 'zuiverheid' m.b.t. overheidsingrijpen. Kortom, McCain is iemand die regelmatig van moed getuigt heeft in zijn leven, en die regelmatig tegen de eigen achterban durfde en durft ingaan. Obama is altijd een windhaan geweest in zijn eigen milieu, en zelfs op 'extreme' wijze als dat nodig was, en die dus nooit de eigen acherban (en 'eigen' leiders) heeft durven 'ontgoochelen'.
"Herverdeling" naar "zwakkeren" toe, dat is een gerechtvaardigd en serieus onderwerp. Maar, een verantwoordelijke definitie van echte 'zwakkeren', evenals de wijze/methode van 'herverdeling', zijn evenzeer gerechtvaardigde en serieuse onderwerpen. En, in principe, hebben die onderwerpen niets te maken met de onderwegezijnde financiele vertrouwenscrisis. Die onderwerpen passen in de kontext van een serieus debat tussen regering en Congress over transparantie van het FISCAAL BELEID. Wanneer populisten - en Obama is een marxistische populist bij uitstek - een financiele crisis aangrijpen om meer politieke macht te bekomen via overheidsgeld voor eigen politiek clienteel, dan belooft dat niets goeds voor het algemeen belang en voor de ganse bevolking in de toekomst. Mark my words, just wait, and see. En het zullen niet alleen de 'Amerikanen' zijn 'who will be taken to the cleaners'. In tegenstelling met u, met de Verhofstadt broeders, en met de 'oude CVP' tenoren (vergeet de socialisten, 'communisten' en dromers), kan ik me nog goed herinneren wat de economische en geopolitieke condities waren op het einde van de 1970's van Jimmy Carter. Men zegt dat zelfs een ezel zich niet stoot aan dezelfde steen. Echter, in een tijd waarin het cultureel marxisme domineert (ook al won de VS de Koude Oorlog tegen de de Soviet Unie), zijn er enorm veel ezels die over dezelfde steen zulen struikelen. Too bad for the rest (non-ezels) of us!
Interveniëren is per definitie fout. Welke interpretatie je er ook aan geeft. De overheid heeft evenmin de perfecte informatie en de overheid streeft evenmin voor het objectieve welzijn van al haar burgers. Enkel het aggregaat van individuele actoren die stuk voor stuk hun eigenbelang nastreven, kan het beste marktevenwicht bereiken.
@vincent de roeck
bedankt voor de verwijzing, ik zal je voorstel lezen, en ook bedankt voor al die interessante bijdragen op deze site, altijd de moeite waard.
@marc huybrechts
Ik geloof dat we ideologisch nogal verschillen, maar je bent in elk geval iemand die zijn energie niet spaart om je visie uit te leggen.Altijd met feiten onderbouwd, en niet bang voor de verbale strijd...my pleasure!
Ik ben bij de jezuïten op school geweest eind jaren vijftig, begin jaren zestig...en ik moet wel zeggen dat er een sociale wind waaide in de orde. Ze waren opgelucht dat Pius XII de geest gegeven had, en hoopten op een progressievere koers van Rome...maar zie nu wordt voornoemde straks heilig verklaard...;)
groetjes Frans V.
@ Frans V
Ik betwijfel dat we ideologisch sterk zouden verschillen, en affirmeer dat mijn 'geloof' in de noodzaak van overheid en van (welbegrepen) 'sociaal beleid' niet moet onderdoen voor dat van u. Maar, ik vermoed wel dat ik beter geinformeerd ben dan u (zeker omtrent Obama/McCain), en dat ik minder oppervlakkig denk over begrippen als "sociaal" en "progressief", en vooral onafhankelijker denk van de omringende culturele othodoxie. Als dat nogal arrogant klinkt, laat me er vlug aan toevoegen dat ik goed besef dat u juist het tegenovergestelde denkt.
Wat er ook van weze, 'mijn' jesuiten waren niet van het middelbaar onderwijs, maar wel die van UFSIA (de toenbestaande Universitaire Faculteiten Sint Ignatius te Antwerpen) in de jaren zestig, waar ik op een kortere tijd veel meer heb geleerd dan over een langere tijd later op de KUL in Leuven. Jonge 'volwassenen' zijn natuurlijk erg 'impressionable' - uitgezonderd Vincent,natuurlijk - en bij 'ouderen' kan het geheugen rare dingen beginnen te doen. Niettemin wil ik twee personen vemelden uit mijn lang-vervlogen UFSIA tijd: de jurist Marcel Storme (de vader van Matthias) en de filosoof Libert Vander Kerken (die 10 jaar geleden overleden is). Op deze laatste heb ik nooit enige indruk kunnen maken, maar hij wel op mij. En als ik zie wat er met de Vlaamse 'cultuur en politiek' is gebeurd over de voorbije halve eeuw, en de stompzinnige interpretatie die men nu algemeen geeft aan termen als "sociaal" en "progressief" (totaal losgemaakt van enige serieuse bekommernis om individuele verantwoordelijkheid en/of deugdelijkheid), dan moet ik denken aan de liefde van Vanderkerken voor de 19de eeuwse Amerikaanse dichteres Emily Dickinson, en de manier waarop zij het supreme afscheidsgevoel vertolkte:
"Good-by to the life I used to live,
And to the world I used to know,
And kiss the hills for me, just once.
Now I am ready to go."
Een reactie posten
<< Home