Wat als voetbalclubs de banken gevolgd hadden (Tuur Demeester)
Stel dat banken voetbalclubs waren: private organisaties die een dienst (het voetbalspektakel) aanbieden aan hun klanten (de voetbalfans). De clubs die het kwalitatief meest hoogstaande spektakel bieden, hebben het meeste fans en verdienen dus het meeste geld. Een club met minder goede leiding heeft moeilijkheden haar gebouwen te onderhouden, haar spelers te betalen en heeft geen geld om te investeren in nieuw talent. Als dat een tijd aansleept, gaat ze failliet en trekt haar afgekalfde fan- en spelersbasis naar een andere club, of soms naar een andere sport.
Voor het grootste deel van de geschiedenis waren ook banken private instellingen die failliet gingen bij slecht management; ook was de muntslag (de productie van geld) een vrij ambacht op de markt.
Het gaat niet goed in het voetbal. Recentelijk ging een grote voetbalclub over de kop en een aantal mensen uit de voetbaltop en de overheid besluiten daarop de koppen bij elkaar steken. Doel is een "Centrale Voetbalbond" op te richten. Op de oprichtingsvergadering van deze bond, wordt naast de problematiek van clubfaillissementen, ook het algemene probleem van de concurrerende sportclubs besproken. Voetbalclubs verliezen namelijk fans en spelers aan uitheemse sporten als basketbal en baseball. De Minister van Sport zit mee rond de tafel en vindt het belangrijk dat het populaire voetbal de status van nationale sport blijft behouden. Het zou immers "al te jammer zijn als Amerikaanse sporten als baseball en basketbal het cultuureigen karakter van onze sportclubs zouden aantasten". De minister is ook enthousiast over de mogelijkheden die de Centrale Voetbalbond (ook CVB genoemd) biedt om het toezicht over de voetbalwereld te vergroten om zodoende "de wildgroei aan voetbalclubs in de hand te houden".
Een crisis in de economie was vaak de aanleiding voor de oprichting van centrale banken. Ironisch genoeg ontstonden de crises precies doordat overheden oogluikend toestonden dat banken gingen speculeren met het geld dat ze van hun klanten in bewaring kregen. In ruil eiste de staat dan goedkope leningen van de bank—die vaak in het geheel niet terug werden betaald.
Op de oprichtingsvergadering wordt beslist dat de CVB volgende doelstellingen heeft*:
- Zorgen dat voetbal de nationale sport blijft
- De voetbalclubs superviseren en reguleren waar nodig
- Zorgen dat het voetbalaanbod voldoende hoog blijft
- De stabiliteit van het 'voetbalsysteem' bewaren en de risico's voor voetbalclubs zo laag mogelijk houden
- Op vraag diensten leveren aan de overheid
- De positie van het Belgische voetbal in de sportwereld versterken
In de weken na de oprichtingsvergadering werken de voetbalclubs naarstig aan een nauwere samenwerking met hun nieuwe partner, de overheid. Er wordt besloten dat de CVB voortaan een "lener in laatste instantie" wordt voor de voetbalclubs: deze kunnen vanaf nu steeds bij de Bond aankloppen om een lening of schenking als ze in de financiële problemen zitten. De CVB schrijft haar leningen aan de voetbalclubs uit in de vorm van voetbalcheques. Deze voetbalcheques worden door de overheid als wettig betaalmiddel erkend: alle winkels van het land moeten ze aanvaarden; burgers kunnen er zelfs hun belastingen mee betalen.
Een centrale bank is steeds "lener in laatste instantie" (lender of last resort); ze kan geld uit het niets creëren om daarmee overheden en private banken van vers krediet te voorzien. Ook heeft ze het monopolie op het "wettig betaalmiddel"; de burgers zijn verplicht om haar (officieel verklaarde) geld te gebruiken, en geen ander.
Er gaat een golf van enthousiasme door de voetbalwereld heen. Met de voetbalcheques worden nieuwe, weelderige stadions gebouwd en de trainers en spelers krijgen veel hogere lonen nu het bestuur verzekerd is van voldoende geld. Ook aan de fans wordt gedacht: waar ze vroeger flink wat moesten betalen voor een zitje, kosten de tickets nu nog maar een schijntje meer. Sommige clubs bieden gratis zitjes aan, en er wordt zelfs geëxperimenteerd met het betalen van supporters om naar de voetbalwedstrijden te komen kijken. De voetbalclubs worden in geen tijd oppermachtig in de sportwereld, en de andere clubs klagen steen en been over de oneerlijke concurrentie. In de media verschijnen de eerste berichten over "buitenmatige excessen in voetballand".
De zekerheid die de centrale bank biedt, zorgt voor een groot vertrouwen bij de banken. De reserveratio's (verhouding liquide kapitaal in kas tegenover de uitstaande schuld aan de klanten) worden steeds lager (er wordt m.a.w. steeds meer gespeculeerd met het spaargeld van klanten) en de omzetten en winsten worden steeds hoger.
De Minister van Sport wordt overstelpt met telefoontjes tot het niet leuk meer is. Hij besluit een nieuwe vergadering van de CVB bij elkaar te roepen. De voetbalclubs komen met tegenzin opdagen. "Wat is precies het probleem?" gromt de voorzitter van een grote voetbalclub uit West-Vlaanderen—"We streven toch de doelstellingen van de CVB na? Er zijn zelfs meer voetbalfans dan ooit tevoren!". Toch is de Minister van Sport niet tevreden. "De publieke opinie vindt dat jullie te veel geld uitgeven." zegt hij, "Het parlement heeft daarom besloten striktere voorwaarden op te leggen voor het opvragen van de voetbalcheques." De voetbalclubs sputteren tegen. Een bestuurslid van een Brusselse club neemt het woord: "De dreiging van de niet-voetbalsporten is reëel. Als we willen dat België een echt voetballand wordt, dan zullen we er misschien wel een nationale sport van moeten maken." De Minister kijkt op. "Hoe bedoel je precies?" "Wel," antwoordt het bestuurslid, "enkel subsidiëren werkt duidelijk niet. Laat de regering maar eens steviger maatregelen nemen." "Je bedoelt" zegt de Minister "de niet-voetbalsporten verbieden?". Rondom de tafel knikken een paar hoofden. De minister schuift zijn papieren bij elkaar en staat op: "Ik zal zien wat ik kan doen".
Na enkele weken van verhitte debatten besluit het parlement om werk te maken van de nationalisering van de voetbalsport. Een nieuwe wet wordt uitgevaardigd waarin bepaald wordt dat "burgers die evenementen bijwonen, steunen of deelnemen aan activiteiten van sportclubs andere dan voetbalclubs, voortaan onderhevig zullen zijn aan het betalen van een sportbelasting". Later zal dit worden uitgebreid met de "Wet Ter Promotie van het Voetbal", die het beoefenen van andere sporten verbiedt. De voetbalclubs blijven niet bij de pakken zitten: ze richten afdelingen op in alle gemeentes van het land en bouwen verder aan hun droom van voetbalstadions als "paleizen voor het volk". In de stadions worden nationalistische liederen gespeeld. Voetbalclubs richtten tientallen nieuwe afdelingen op—de voetbalsport floreert als nooit tevoren.
De geldcreatie van de centrale bank zorgt voor een groter geldaanbod, en dus voor een steeds verminderende waarde van elke geldeenheid. Als mensen dit opmerken kunnen ze het overschakelen op andere soorten geld, waardoor het geld van de centrale bank waardeloos en ongebruikt dreigt te worden. Daarom wordt de concurrentie van andere geldsoorten (private muntslag) meestal verboden.
Om spelers te vinden voor de kersverse ploegen doen de clubs beroep op agentschappen die een vaste premie krijgen per aangeleverde voetballer. De agenten gebruiken een korte checklist om kandidaten te screenen, waarna ze meteen worden aangenomen als professional. Iedereen is tevreden, zo lijkt het: de clubs krijgen voetballers, de kandidaten hebben werk, en de agenten strijken hun premie op.
Doordat geld zo makkelijk beschikbaar is, delegeren banken het uitlenen van geld aan gespecialiseerde firma's die dan heel goedkoop "bijzonder krediet" of "subprime leningen" aan de man brengen.
Maar hoe zit het ondertussen met de fans? Die blijven meer en meer op hun honger zitten. De kwaliteit van het voetbal zakt immers steeds verder weg, sommige 'professionals' lijken wel twee linkervoeten te hebben. Sinds de opkomst van satelliettelevisie en het internet raken sportliefhebbers steeds meer verslingerd aan het buitenlandse aanbod, en de stadia lopen langzaam leeg.
Ook elders roert het. Advocaten klagen aan hoe de 'premiejagers' van de agentschappen zomaar mensen uit het gewone leven plukken en zonder voorbereiding in de mallemolen van het professionele voetbal gooien. De kranten staan vol met berichten over de 'voetbalcrisis' en commentatoren bekritiseren het 'ongebreidelde kapitalisme' van de voetbalwereld. Hier en daar richten mensen in achtertuintjes en verscholen akkers clandestiene sportclubs op.
Onrust schuifelt door de gangen van de voetbalclubs. Inkomsten vanwege de televisierechten en merchandising nemen angstaanjagend snel af. Steeds vaker moeten de clubs gaan lenen bij de CVB, steeds vaker gebruiken ze voetbalcheques om hun onkosten te betalen. De meeste clubs staan op het randje van het faillissement. Enkel de permanente steun van de CVB lijkt soelaas te kunnen bieden. Bij de overheid gaan stemmen op om met belastinggeld alle aandelen van de clubs op te kopen en zo het noodlijdende voetbalbedrijf uit het slop proberen te halen.
In een groot huis zitten vier grijze ruggen rond de kaartentafel—bestuursleden met pensioen. De minst verdraaide leunt voorover en zet met een bewogen gebaar zijn laatste centen in: "De tijd dat de clubs failliet konden gaan was misschien al bij al zo slecht nog niet".
*Als leiddraad heb ik hiervoor de doelstellingen van de Amerikaanse Federal Reserve genomen, zie hier. Voor de Europese Centrale Bank, zie hier.
6 Comments:
@ Vincent
De gemaakte vergelijking loopt mank in verschillende opzichten. Twee voorbeelden:
-- Een doelstelling van een centrale bank mag NIET zijn van een "groter geldaanbod" te scheppen, maar eerder van het geldaanbod op de geldvraag (proberen te helpen) af te stemmen. De geldvraag gaat afhangen van vele factoren (conjunctuur, technologie, enz...).
-- Het mag ook niet de bedoeling zijn van te discrimeren tussen geldscheppende instellingen (zoals tussen sporten door de fictieve Minister van Sport).
Twee verdere punten:
1) Het monopolie op het "wettig betaalmiddel" betekent enkel dat men (bijvoorbeeld in euroland) een euro (onder bepaalde vormen, hoofdzakelijk als bankbiljet en als debitering van bepaalde bankrekeningen) MOET accepteren als betaling. Dat sluit niet uit dat u een schuld tegenover bijvoorbeeld Pieter Cleppe zou kunnen vereffenen met andere middelen (e.g. papieren schuldbekentenissen van uzelf of van anderen), en zelfs in een andere rekeneenheid uitgedrukt, zolang dat acceptabel zou zijn voor Cleppe natuurlijk.
2) Overheden kunnen zowel goede als slechte dingen doen. Voorbeelden van het tweede kunnen het eerste niet ontkennen of wegnemen. Maar, voorzichtigheid is natuurlijk altijd geboden. Ook - en vooral - met overheden.
De vergelijking maakt vooral hierom: banken maken een wezenlijk deel uit van onze economie. Als ze vallen (wat de oorzaak is, daar spreek ik me niet over uit), dan heeft dat zware gevolgen voor duizenden mensen.
Wanneer een voetbalclub over kop gaat, dan raakt dan misschien ook heel wat mensen maar nooit in de zin van de banken.
@ anonieme
Ik begrijp uw eerste zin niet. U komt af met een verdere reden waarom de gemaakte vergelijking niet opgaat, namelijk dat een bankfaling vele mensen echt zou kunnen "raken" en een faling van een voetbalclub niet (of minder erg).
Of een bankfaling een bepaalde mens zou kunnen raken wordt bepaald door de manier waarop die mens een client is van die bank. Bijvoorbeeld, als hij enkel een deposito aanhoudt (beneden een bepaald minimum) dan zal hij niet "geraakt" worden, vermits depositos verzekerd zijn in vele westerse landen. Als eventuele aandeelhouder (of mede-eigenaar) van die bank, zal hij natuurlijk wel geraakt worden.
Deposito's zijn slechts verzekerd tot een bepaald bedrag. Tenzij je streeft naar een egalitaire maatschappij, kan je een bankfaillissement enkel betreuren.
@ Marc Huybrechts:
-- Een doelstelling van een centrale bank mag NIET zijn van een "groter geldaanbod" te scheppen, maar eerder van het geldaanbod op de geldvraag (proberen te helpen) af te stemmen. De geldvraag gaat afhangen van vele factoren (conjunctuur, technologie, enz...).
Ik heb niet geschreven dat het doel van de CVB was om "een *hoger* voetbalaanbod te scheppen", maar wel "een voldoende hoog" voetbalaanbod. Een centrale bank kan enkel het geldaanbod verhogen, vandaar dat ik het "managen van de geldhoeveelheid" vertaald heb naar "zorgen dat het aanbod voldoende hoog blijft"—dat is wat in de mainstream economische theorie nodig geacht wordt om de productiviteitsgraad van de economie voldoende hoog te houden. (zie bijv. de doelstellingen van de Federal Reserve op: http://en.wikipedia.org/wiki/Federal_Reserve#Purpose)
-- Het mag ook niet de bedoeling zijn van te discrimeren tussen geldscheppende instellingen (zoals tussen sporten door de fictieve Minister van Sport).
In de praktijk is dat wel het geval: geen andere instelling dan de ECB heeft toestemming om euro's te drukken. En mensen die in landen wonen waar de nationale munteenheid de euro is, zijn verplicht om een aantal betalingen (bv. belastingen) in euro's uit te voeren. De euro geniet dus een gepriviligeerde status boven alle andere valuta's—en de valuta's op zich zijn ook artificieel overgewaardeerd ten opzichte van alternatieve geldsoorten die op particulier initiatief worden uitgegeven.
Twee verdere punten:
1) Het monopolie op het "wettig betaalmiddel" betekent enkel dat men (bijvoorbeeld in euroland) een euro (onder bepaalde vormen, hoofdzakelijk als bankbiljet en als debitering van bepaalde bankrekeningen) MOET accepteren als betaling. Dat sluit niet uit dat u een schuld tegenover bijvoorbeeld Pieter Cleppe zou kunnen vereffenen met andere middelen (e.g. papieren schuldbekentenissen van uzelf of van anderen), en zelfs in een andere rekeneenheid uitgedrukt, zolang dat acceptabel zou zijn voor Cleppe natuurlijk.
Akkoord, dat is een slordigheid van mijn kant. Toch zijn burgers voor een heel aantal transacties verplicht om het wettige betaalmiddel (of in andere erkende wettige fiat-betaalmiddelen) te gebruiken. Alle geld die van en naar de overheden, en van en naar de banken gaat, moet de vorm van een wettig betaalmiddel hebben aangenomen. Dat laat nog maar weinig bestaansruimte over voor andere geldsoorten, bijvoorbeeld niet-fiduciair geld dat op particulier initiatief gemunt wordt.
2) Overheden kunnen zowel goede als slechte dingen doen. Voorbeelden van het tweede kunnen het eerste niet ontkennen of wegnemen. Maar, voorzichtigheid is natuurlijk altijd geboden. Ook - en vooral - met overheden.
Ik weet niet of ik hier je punt helemaal vat. Je bedoelt dat de overheid ook goede dingen kan doen in de monetaire wereld?
@ anoniem:
Deposito's zijn slechts verzekerd tot een bepaald bedrag. Tenzij je streeft naar een egalitaire maatschappij, kan je een bankfaillissement enkel betreuren.
Ik weet niet of het voorkomen van bankfaillissementen zo betreurenswaardig hoeft te zijn. Door de geschiedenis heen was meestal het zo dat banken geen andere status hadden dan andere bedrijven—en dat ze dus ook failliet kunnen gaan. Faillissementen zijn natuurlijk altijd een jammere zaak, voor de werknemers en de gedupeerde klanten, maar waarom zouden banken anders moeten behandeld worden dan andere bedrijven? Het lijkt me ook goed steeds de kost in de gaten te houden van het uitbannen van bankfaillissementen: de nodige onvrijwillige welvaartstransfer van de andere actoren in de economie naar de banken (door de gecreëerde inflatie om de banken te redden), de dreiging van hyperinflatie (wat als gevolg het ineenklappen van het monetaire systeem kan hebben), en ook het verder in leven houden en voeden van een inherent frauduleus systeem dat de economie steeds weer blootstelt aan systemische cycli van kunstmatige groei en economische crises.
@ Tuur Demeester
1) Centrale banken "scheppen" zelf normaal geen geld, of zeer weinig geld. Zij beinvloeden het geldaanbod op indirecte wijze, via reglementering en via interest beleid. Dat geldaanbod in de economie kan zowel omhoog als naar beneden gaan. Er bestaan vele definities van geldaanbod (of monetaire aggregaten), maar normaal worden die wel groter over de tijd omdat economieen normaal ook groter worden over de tijd.
2) De euro is een gemeenschappelijke rekeneenheid. Als betaalmiddel kan die vele vormen aannemen. "Gedrukte" bankbiljetten vomen maar een klein onderdeel van het geldaanbod in de economie. De omvang van dat onderdeel wordt niet bepaald door de ECB, maar wel grotendeels door het 'gedrag' van economische agenten in de economie die de compositie van de geldvraag bepalen. En de ECB discrimineert in principe niet tussen de geldscheppende instellingen (i.e. die bepaalde soort van 'banken' waarvan bepaalde 'deposit liabilities' of passiva onder de definitie(s) van monetaire aggregaten vallen).
Een reactie posten
<< Home