Profetie en strategie
In de Standaard vanmorgen werd ik als volgt geciteerd (verkort, maar wel correct) in (Quid N-VA ?)
En dus is er weer ruimte voor de revolutionaire taal van N-VA. Taal die op het congres ongetwijfeld ook te horen zal zijn. Of zoals professor en N-VA-lid Matthias Storme het verwoordde:
‘De enige conclusie is dat er na 15 maanden nog niks is. Dat men hier in dit land op de een of ander manier toch zal moeten inzien dat het écht rien ne va plus is. We zullen toch manieren moeten zoeken waarop de gewesten en gemeenschappen de zaak overnemen. Zolang de Vlamingen blijven beweren dat ze zeker niets eenzijdigs zullen doen, staan we zwak, ontstellend zwak.’
Dit is inderdaad een basisbeginsel van onderhandelen: als een partij op voorhand zegt dat ze zeker nooit iets zal doen zonder het akkoord van de andere partij, is ze aan de "goodwill" (nou ja) van die andere partij overgeleverd. En dus zijn de commentatoren, à la Peter Vandermeersch in de Standaard, die steeds blijven herhalen dat onafhankelijkheid niet kan en niet mag, dat we geen separatisten zijn, dat er enkel een onderhandelde oplossing mogelijk is, dat ook over BHV onderhandeld zal moeten worden, rampzalig voor de Vlaamse belangen. In dezelfde krant is een commentator als Bart Sturtewagen , een stukje norser en zeker niet altijd sympathiserend met de flaminganten, ook in dit dossier een stuk lucider dan Vandermeersch die vooral graag aan zelfbewieroking doet en zich vooral boos maakt wanneer een beeld van Vlamingen schetst dat niet het zijne is, maar misschien wel iets reëler (ik alludeer natuurlijk op de ziedende reactie van Vandermeersch ("nous en avons marre") na de uitzending van Bye Bye Belgium, die zijn anti-identitaire zelfbeeld had verstoord).
Zo schreef Sturtewagen op 6 september jl. ("Opening gemaakt") terecht in een overigens optimistische commentaar: "(De Franstaligen) kunnen ook oordelen dat ze over de hele lijn gelijk hebben gehaald met hun catenaccio-tactiek en daaruit besluiten dat ze slechts ceremonieel aan het gesprek van gemeenschap tot gemeenschap moeten deelnemen. Dan plaatsen ze de Vlaamse onderhandelaars finaal voor de plicht om de stop eruit te trekken. Dan veroorzaken ze wat ze, met woorden althans, altijd hebben willen vermijden".
Ik heb niet gezegd dat de Vlaamse onderhandelaars nu de plicht hebben om in alle opzichten de stop eruit te trekken. Maar ze hebben wel de plicht om te zeggen dat de Vlaamse onafhankelijkheid inderdaad een mogelijk scenario is, en dat het bovendien ook een mogelijk scenario is om die uit te roepen zonder het akkoord van diegenen van wie men staatkundig afscheid neemt (zie ook K. Elst, "Onafhankelijkheid Moet Je Nemen", Brussels Journal 4 januari 2007). Op voorhand zeggen dat men dat niet zal doen is een profetie die zichzelf bevestigt en de mogelijkheid van onafhankelijkheid vernietigt, op voorhand zeggen dat men bereid is dat zonodig wel te doen zal de mogelijkheid daartoe al een stuk dichterbij brengen. En ze zal maken dat we onze aandacht richten op datgene waarop ze nu moeten richten: die stap ook effectief voorbereiden om ze te kunnen nemen wanneer het kairos daar zou zijn.
En het is niet omdat er op dit ogenblik geen meerderheid in het Vlaams Parlement zou te vinden zijn voor een dergelijke eenzijdige stap, dat diegenen die er wel voorstander van zijn, hun opinie daarover zouden moeten inslikken of, erger nog, moeten meedoen aan een cordon rond diegene die daar wel voorstander van zijn. Natuurlijk zullen we eerst een meerderheid van de Vlamingen moeten overtuigen, maar dat doet men niet door al op voorhand te zeggen dat men de eigen doelstelling niet echt ernstig neemt.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home