8 september 2008

Better off out! (Vincent De Roeck)

In de aanloop naar het Ierse referendum over het Verdrag van Lissabon in juni zagen we er iets wonderbaarlijks: ondernemers en arbeiders, natuurbeschermers en landbouwers, libertariërs en vakbonden, nationalisten en integrationisten, links en rechts, politici en burgers - maatschappelijke actoren wiens ideeën doorgaans diametraal tegenover elkaar staan - verenigden zich onder de “Libertas”-vlag en voerden gezamenlijk campagne tegen de Protocollen van de Wijzen van Brussel. Ondanks al hun meningsverschillen over eizona elk domein van het maatschappelijke debat, waren zij het met elkaar over één ding wel eens: de Ieren waren in hun ogen best in staat om zichzelf te besturen in een vrij en onafhankelijk soeverein staatsbestel, onafhankelijk van de bemoeizucht van de centrale EUSSR-overheid in Brussel. Meer nog zelfs: zelfbestuur was in hun ogen het geboorterecht, de heilige plicht en de manifeste lotsbestemming van het Ierse volk.

De Keltische Tijger

Ierland en de Europese Unie leven al jaren in een haat-liefdeverhouding met mekaar. Ierland kende de voorbije jaren immers een ongeziene economische groei en zoals zo vaak heeft een succes vele vaders en blijft een mislukking vaak wees. Zo ook hier. De EU klopt zichzelf graag op de borst en wendt het sprookje van de “Keltische Tijger” graag aan als voorbeeld van het welslagen van haar (plan)economisch beleid.

De Ieren zijn het natuurlijk niet eens met deze voorstelling van de feiten: volgens hen hebben in hoofdzaak de eigen ingrijpende economische hervormingen, o.a. inzake fiscaliteit, deze groei mogelijk gemaakt en hebben de massa’s EU-subsidies de groei zelfs eerder vertraagd dan ondersteund omdat ze vooral bepaalde archaïsche sectoren ten goede kwamen en zo het proces van “creative destruction”, inherent aan elke vrijemarktwerking, nodeloos uitgesteld hebben.

Het Amerikaanse “Cato Institute” wijdde enkele jaren geleden - in tempore non suspecto dus – trouwens ook een onderzoek aan het Ierse wonder en kwam tot de vaststelling dat Ierland niet economisch floreerde door de EU-subsidies maar eigenlijk ondanks deze externe geldinjecties.

De propaganda van het isolement

Ook op vlak van de Eurozone voelt Ierland zich bedrogen. Eire moest immers zware inspanningen doen om de Euro te mogen invoeren en kreeg in ruil daarvoor garanties dat ook andere landen soortgelijke inspanningen zouden doen, vooral dan inzake schuldafbouw en inflatiecontrole. Vandaag blijkt niet enkel dat de Europese niet-EMU-landen economisch “boomen” en de Eurolanden niet, maar ook dat landen in Zuid-Europa zoals Frankrijk, Italië, Portugal en Griekenland elke EMU-overeenkomst ongestraft met de voeten treden.

Vele landen voerden de Euro trouwens ook niet in uit noodzaak, maar louter uit angst voor de eventuele gevolgen van het alom gepropageerde “monetaire isolement”. Zo ook in casu Ierland. Het was bijvoorbeeld bonton om de angstgevoelens onder de Ierse bevolking, en onder die van de andere EU-landen in de hoop om zoveel mogelijke lidstaten op de EMU-trein te krijgen, aan te wakkeren. De oude Europese munten zouden volatieler worden en verdrukt worden op de internationale markten door de US Dollar en de Euro, de buitenlandse investeringen zouden afnemen, de financiële diensten zouden wegtrekken naar de EMU-landen, de werkloosheid zou hoge toppen scheren en Frankfurt zou sowieso toch de wereldhoofdstad van de kapitaalmarkt worden, erbij zijn was dan ook de boodschap.

Domme doemsvoorspellingen

Natuurlijk zijn dit soort doemsvoorspellingen een dankbaar iets voor Eurosceptici zoals mezelf, omdat we ze vandaag naar waarheid kunnen evalueren, en mijn analyse is even duidelijk als schandalig: de voorspellingen waren immers over de ganse lijn fout. De munten van de niet-EMU-landen zijn vandaag immers stabieler en waardevaster dan de Euro, tot groot jolijt van landen als Zwitserland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk, die nota bene ook geen terugval gezien hebben van directe buitenlandse investeringen, dit in tegenstelling tot bijna alle (West-Europese) Eurolanden.

Tussen 2005 en 2007 was het Verenigd Koninkrijk immers het meest populaire Europese land voor directe buitenlandse investeringen. En Frankfurt is helemaal niet uitgegroeid tot de wereldhoofdstad voor financiële diensten. Ook die eer is voor het VK voorbestemd en hun hoofdstad, de “City of London”. En gemiddeld hebben de niet-Eurolanden in Europa vandaag gemiddeld maar de helft van de werkloosheid dan de landen in de Eurozone.

Meer en meer ongebonden analisten hebben dan ook de idee dat het Euroverhaal een treincrash in slowmotion is. Is het dan vreemd te moeten vaststellen dat de Ieren het hun leiders verwijten dat zij mee op die trein zitten terwijl hun Britse buren de crash vanop afstand kunnen afwachten en gadeslaan?

De Ieren, en bij uitbreiding de Eurosceptici van alle landen, hebben doorgaans drie kritieken en/of angsten ten overstaande de EUSSR. De Europese monsterstaat bedreigt niet enkel onze welvaart of ondermijnt onze democratie, maar zij maakt ook een terdege veiligheidsbeleid onmogelijk. Ik zal deze drie punten verder elk afzonderlijk bespreken in deze tekst.

De illusie van de gemeenschappelijke markt

Op vlak van economie en welvaart heb ik mijn mening onlangs grondig moeten herzien. De indoctrinatie op school dat de Gemeenschappelijke Markt meer welvaart en welzijn gebracht heeft in de EU-landen dan welk ander beleid uit de geschiedenis ook, vergde jaren van intellectueel tegengif om die foutieve idee-fixe definitief te kunnen doorprikken. Ik verwijt het diegenen dan ook niet die nog steeds vasthouden aan de vermeende economische prestaties van de EU, want zij zijn gewoon onwetend en gehersenspoeld, en ook zij zullen ooit het licht wel zien, zoals ikzelf de laatste jaren.

Want, tabula rasa, stel nu eens de situatie voor in Europa zodra een grote nettobetaler zoals het Verenigd Koninkrijk of Nederland de EU zou verlaten en in het “worst case scenario” geen individueel vrijhandelsakkoord met de EU-landen zou afsluiten. Wat zou er dan gebeuren? Zou de handel verdwijnen? Natuurlijk niet, maar de handel zou voortaan gebeuren onder de gangbare internationale standaardvoorwaarden en het “common external tariff” voor de export van goederen van buiten de Europese Unie naar EU-lidstaten. De ironie wil echter dat in het geval van het VK en Nederland vandaag, of Ierland en België in de nabije toekomst, deze landen minder zouden moeten betalen aan importtaksen dan ze vandaag jaarlijks via hun nettobijdrage aan de EU ophoesten! En als ze natuurlijk ook een apart vrijhandelsverdrag zouden bedingen, wat elk weldenkend niet-EU-land onmiddellijk zou overwegen, betekent het opzeggen van EU-lidmaatschap nog meer economische winst voor de landen in kwestie.

Bureaucratie en overregulering

Een ander economisch punt dat onze aandacht verdient in dit essay, is de meerkost van Europese (over)regulering en bureaucratie, de zogenaamde “red tape”, voor de nationale economieën van de EU-lidstaten. De stroom van Europese richtlijnen is niet meer te stuiten. Een voorbeeld: sinds 1999 zijn er al meer richtlijnen doorgevoerd dan in de veertig jaren daarvoor. En elk jaar breken de Eurocraten op vlak van regelneverij nieuwe records.

Peter Mandelson, de huidige socialistische Eurocommissaris voor Handel en allesbehalve een Euroscepticus, gaf in 2006 een rapport vrij waaruit bleek dat de vrije toegang tot de Europese Interne Markt gemiddeld een meerwaarde van 1,8% van het nationale BNP met zich meebracht. Eén jaar later stelde diezelfde Peter Mandelson in een conferentie voor de verzamelde kamers van koophandel van de EU-lidstaten echter dat de kost van Europese “red tape” voor de gemiddelde EU-lidstaat net geen 4% van het BNP zou bedragen! De Europese regelneverij kost de nationale economieën met andere woorden 2,2% van hun BNP per jaar.

En daarenboven is de Interne Markt niet eens een vrijhandelszone, maar gewoon een ordinaire douane-unie zoals er tientallen anderen bestaan hebben in de 19de eeuw zonder échte economische meerwaarde te genereren, dit in tegenstelling tot échte vrijhandelszones die een ongeziene economische groei mogelijk maken zoals doorheen de 20ste eeuw o.a. in het Verre Oosten bewezen werd.

De economische neergang van Europa

In 2005 publiceerde de OESO een onderzoek waaruit bleek dat de Europese Unie er tussen nu en 2030 economisch enorm op achteruit zou gaan. De EU-landen zouden binnen amper 22 jaren niet langer het grootste handelsblok van de wereld zijn en de economische achteruitgang zou in de EU relatief groter zijn dan in Noord-Amerika of Azië. De oorzaken van dit verval zijn volgens het OESO-onderzoek hoofdzakelijk demografisch van aard, maar ook monetaire problemen, sociale onrust en het onafwendbare faillissement van de moddervette Europese welvaartsstaten zullen de economische neergang versterken.

Het heeft mijns inziens dan ook geen enkele zin meer om vast te blijven zitten in de Europese monsterstaat als deze volgens onafhankelijke parameters afstevent op haar eigen ondergang. Misschien kan “crossboarder competition” soelaas bieden, misschien ook niet, maar de kans op een economische heropleving is sowieso groter in onafhankelijke staten die elkaar permanent beconcurreren, in andere woorden de interstatelijke “race to the bottom”, dan in een door allerhande harmoniseringen en nivelleringen gedraaide Europese éénheidsworst.

Een bijkomende bevinding is dat de Europese Unie wereldwijd met eizona alle landen (vrij)handelsverdragen bedongen heeft, maar niet met Canada, Australazië, India, de VS en andere Commonwealth-landen, ofschoon ook deze zeker een economische meerwaarde kunnen bieden op de Europese handelsbalans. En waarom is dit dan? Omdat in de door Frankrijk en Duitsland gedomineerde EU politieke spelletjes en het paaien van de eigen oud-kolonies primeren op terdege economisch beleid.

Nochtans zijn Vlaanderen, Nederland, Ierland en, natuurlijk, het Verenigd Koninkrijk eerder Angelsaksisch georiënteerd en snakken zij naar de onontgonnen markten in de veelal Anglosphere-landen. Maar waarom worden zij door de EU dan toch in een carcan gedwongen dat hen maar in mindere mate toelaat om met Anglosphere-landen handel te drijven, ook al betekent dat een enorme gemiste kans voor meer welvaartscreatie?

Internationale bevindingen

In 2004 bleek uit hoorzittingen van de “Trade Commission” van het Amerikaanse Congres dat 4 van de toenmalige 15 EU-landen beter af zouden zijn zonder EU-lidmaatschap. Het Verenigd Koninkrijk en Nederland spanden de kroon, maar ook Zweden en Duitsland waren toen al “better off out”. Als we deze bevindingen van toen naar vandaag en de Unie van 27 lidstaten extrapolleren, zouden ook landen als Ierland en België zonder twijfel beter af zijn zonder lidmaatschap van de vermaledijde Europese Unie.

Maar onze politici weigeren dit debat terdege te voeren. Twee jaar geleden stelde Lord Pearson of Rannoch, lid van het Britse Hogerhuis, een parlementaire vraag aan de minister van financiën om een kosten-batenanalyse van het Britse EU-lidmaatschap bij een onafhankelijk bureau te bestellen. Na hem jarenlang aan het lijntje gehouden te hebben, gaf de bevoegde Labour-minister pas vorig jaar in het “House of Lords” een definitief antwoord op dat verzoek. Het populistische “Well the benefits of EU membership are self-evident” volstond kennelijk als antwoord in de ogen van die minister.

Een betrouwbare onafhankelijke analyse was klaarblijkelijk teveel gevraagd, of zelfs gewoon maar een objectieve verifieerbare cijferkundige balans. Mijn vraag daarbij is dan ook de volgende: als de meerwaarde van EU-lidmaatschap zo voor zichzelf zou spreken, waarom durft hij het dan niet gewoon om zulk een analyse te bestellen of om aan te komen draven met cijfers? De vraag stellen, is ze beantwoorden, en niet alleen voor het Verenigd Koninkrijk, maar ook voor alle andere nettobetalers in de Europese Unie. Mijn slotsom, de EU bedreigt wel degelijk onze welvaart, is met dit alles ook aangetoond.

De Europese vervreemdingsdemocratie

Het tweede punt, het gigantische democratische deficit, kan het best verwoord worden aan de hand van het gekende verhaal “de kleren van de keizer” waarbij elke burger afzonderlijk wel zag dat de keizer naakt was, maar waarbij iedereen - omdat niemand anders reageerde - dacht dat hij het verkeerd zag. Tot een klein kind plots begon te roepen dat de keizer geen kleren droeg en iedereen pas dan besefte dat zij het niet verkeerd gezien hadden. De Europese Unie volgt identiek hetzelfde stramien.

Elke weldenkende burger stelt vragen bij de gang van zaken in Brussel, maar omdat de pers de problemen doodzwijgt en het debat over Europa weigert te voeren, denken alle burgers dat zij een verkeerd beeld van de EU hebben en dat alles wel degelijk perfect verloopt in Brussel. Gelukkig zijn er af te toe nog nationale referenda die voor een “klein kind moment” kunnen zorgen waarbij de maskers (even) afvallen en de individuele burgers beseffen dat zij het niet verkeerd hadden.

In 1992 zei Denemarken neen tegen Maastricht, in 2000 zei Ierland neen tegen Nice, in 2005 zeiden Frankrijk en Nederland neen tegen de Europese Grondwet en in 2008 zei Ierland neen tegen Lissabon. Het democratisch deficit werd toen pas ten volle geopenbaard. Voor héél even althans, want de Eurocraten weigeren doorgaans rekening te houden met de uitkomst van deze referenda: Maastricht en Nice traden toch in voege, de Europese Grondwet werd anders ingepakt, en ook Lissabon zal uiteindelijk zonder veel dralen doorgevoerd worden.

Democratie is ook meer dan het optellen van stemmen en het zoeken naar regeermeerderheden. Het vergt “demos” zoals in het oude Griekenland: een groep burgers die niet enkel in het stemproces participeren maar ook aan het debat deelnemen, vrijwillig bereid zijn om samen bestuurd te worden en een afdoende arsenaal aan mogelijkheden voor handen hebben om het beleid te controleren en waar nodig bij te sturen. Deze drie kenmerken ontbreken allemaal op het EU-niveau.

In de 19de eeuw zei John Stewart Mill al dat een “democratie” zonder deze drie kenmerken gedoemd was om te mislukken: “Where peoples lack fellow feeling, and especially when they read and speak different languages, the common public opinion necessary for representative government cannot exist”. Meer recentelijk stelde Tony Benn het zo: “The test of a true democracy is whether you can fire the people who make your laws?” Ook dit criterium is niet van toepassing op de Europese Unie. Welke burger kan een lid van de Europese Commissie tot ontslag brengen? En wie heeft hen überhaupt verkozen? Een vergelijkende studie van de “Bruges Group” in begin dit jaar toonde zelfs aan dat er in kieskringen van EU-landen zonder stemplicht soms meer mensen stemmen voor de lokale versie van “Big Brother” dan in de vijfjaarlijkse Europese verkiezingen! Als bewijs van het heersende democratische deficit kan zoiets in mijn ogen anders wel tellen.

Europa is een huismus, geen vredesduif

Het derde argument vóór Europa dat ik in dit essay nog graag ontkracht had, was de idee-fixe dat de Europese Unie de vrede in Europa zou hebben weten te bewaren gedurende de laatste zes decennia, iets wat in de eeuwen daarvoor gewoon ondenkbaar geweest zou zijn. En laat ik beginnen met een bekentenis: of de Europese Unie daarmee iets van doen gehad heeft, weet ik niet, maar omdat ook andere Europese landen zoals Noorwegen en Zwitserland een vredesvol bestaan hebben kunnen lijden, heb ik er wel sterk mijn twijfels bij. Ook de genocides in de Balkan, de Europese inertie ten overstaande de communistische vijand tijdens de Koude Oorlog en de schanddaden tijdens de dekolonisering zijn niet meteen de mooiste hoofdstukken van Europa’s “vredesvolle” periode na het einde van de Tweede Wereldoorlog.

En eigenlijk, laat ons een kat eens een kat noemen: het was ook niet het leger Brusselse Eurocraten dat Europa’s vrijheid waarborgde, maar de 100,000 Amerikaanse GI’s in West-Duitsland. Het was niet de Europese Commissie die de Balkans uitzuiverde, maar de NAVO-bondgenoten. En het was zeker niet Brussel dat de USSR uiteindelijk op de knieën dwong of de Berlijnse Muur naar beneden haalde, maar het visionaire beleid van Eurosceptici als Margaret Thatcher en Ronald Reagan. De Europese éénmaking werd écht niet mogelijk gemaakt door de kartonnen soldaten van het “Europese leger” in Saint-Malo maar door de nucleaire afschrikkingscapaciteit van Amerika en de paraplu van het NAVO-bondgenootschap waaronder de zwakke introverte Europese natiestaten konden schuilen.

Europraat en Anti-Amerikaans nihilisme

Maar de Eurofielen horen deze waarheid niet graag. Liever verhullen zij zich achter “backdoor politics” of het propageren van onverbloemd anti-Amerikanisme in de hoop dat ze zo de aandacht van hun falende beleidsbeslissingen kunnen afweren. Het is in Europa tegenwoordig immers de normaalste zaak van de wereld om de NAVO aan te vallen of zich te distantiëren van elke vorm van diepgaande transatlantische samenwerking. Liever bakken de Eurocraten zoete broodjes met de dictators en potentaten van deze planeet of hangen ze de grote jan uit op banketten van hun straatarme oud-kolonies.

De EU heeft daarenboven ook nog eens de zielige drang om zichzelf voortdurend te bejubelen. “Er is niets wat de VS kunnen, dat wij in de EU ook niet zouden kunnen,” is de kern van de van weinig realiteitszin getuigende dikke-nekkenmentaliteit van de Eurocraten vandaag. De Euro werd niet gelanceerd omdat het een economische troef zou zijn, maar in de eerste plaats om per se een Europese tegenhanger van de US Dollar te hebben. Het Galileo-project, een letterlijke kopie van het Amerikaanse GPS, werd niet opgestart uit noodzaak maar gewoon om de prestaties van de VS te evenaren, ook al werden zo miljarden Euro’s belastinggeld verspild en moest de EU voor dat project zelfs beroep doen op Chinese en Russische hulp. Zijn die twee landen misschien stabielere bondgenoten van Europa dan de VS? De toekomst zal het uitwijzen, maar ik vrees alvast het ergste.

Het Amerikaanse interventiebeleid wordt eveneens voortdurend op de korrel genomen door de Eurocraten, maar tegelijkertijd is de enige poot van de “Europese defensie” die al operationeel is, net een eigen Europese interventie-éénheid! De VS mogen van de Eurocraten geen wereldpolitieagent meer zijn, maar alle EU-operaties van enig formaat in het buitenland zijn wel net zelf, inderdaad, politieopdrachten! En in de nabije toekomst zie ik ook nog een middelenverslindend Europees ruimtevaartprogramma opgestart worden om de “eerste Europeaan op de Maan” te kunnen zetten, gewoon een kwestie van tijd.

Net zoals mensen met buitenproportionele en nutteloze auto’s in Europa als zielige klein geschapen mensjes beschouwd worden, is de EU verworden tot het schoolvoorbeeld van zo’n zielig mensje. Maar geen haan die er kennelijk naar kraait, tenminste voor zolang de honderden miljarden elk jaar nog zonder omdraaien gebudgetteerd en uitgegeven kunnen worden. De Europese Unie is misschien wel de kampioen van de ambities en de plannen, maar in de uitwerking ervan schort er steeds iets. En zo verliezen de Europese landen kostbare middelen en tijd om zich te wapenen tegen de uitdagingen van de 21ste eeuw. Kortom: volgens mij kan de EU niet terdege in onze veiligheid voorzien.

Een eenzame stem in de woestijn

Volgens mij zijn er voor landen als het Verenigd Koninkrijk, België, Nederland en Ierland geen rationele argumenten voor handen om hun lidmaatschap van de EUSSR te rechtvaardigen. Enkel emopolitieke propaganda wordt aangevoerd om Europa als politiek-economische éénheid op te hemelen. Enkel allerhande verwijten worden van stal gehaald om Eurosceptici te brandmerken en de goedkoopste paniekzaaierijen worden aangewend om de burgers af te dreigen.

Niet-EU-landen zouden marginaal zijn en internationaal geïsoleerd worden? Vertel dat maar aan sterke alom gerespecteerde staten als Noorwegen en Zwitserland! Niet-EU-landen zouden nauwelijks aanzien hebben in de wereld? En Eurosceptici zouden allemaal xenofoben zijn? Niets van aan natuurlijk! Niemand in de wereld weet wat de EU allemaal doet en de Eurosceptici zijn net de enigen die écht van de andere landen houden, want zij zijn de enigen die andermans eigenheid willen conserveren, tegen de Hitleriaanse harmonisatiedrang van de EUSSR in.

Zijn wij in staat om onze eigen levens te leiden en onszelf te besturen? Of geven we toe dat onze voorouders het bij het verkeerde eind hadden en dat overheden beter geplaatst zijn dan wijzelf om onze individuele levens vorm te geven? En is de planning van ons bestaan plots een kerntaak van een supranationale structuur die zonder veel erg naar vreemde bureaucraten geoutsourced mag worden? Dat zijn de échte existentialistische kernvragen in het Europadebat. En ofschoon overal ontweken en genegeerd, is het antwoord voor mij, de moderne Jeremias, de eenzame stem in de woestijn, even eenvoudig als duidelijk: neen, neen en nog eens neen, we zijn wel degelijk “better off out”!


Het feiten- en cijfermateriaal dat in deze tekst aangehaald wordt, is afkomstig uit de nieuwsbrieven van de "Better Off Out Campaign", de "Bruges Group" en de "Campaign for an Independent Britain".

Meer Eurosceptische informatie op www.betteroffout.com.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.


1 Comments:

At 28/9/08 03:48, Anonymous Anoniem said...

Niet veel nuttigs hier en niet veel zin voor luciditeit.

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>