7 augustus 2008

Freedom University 2008 (Vincent De Roeck)

Het residentiële Westchester County in Upstate New York, of het historische stadje Irvington om precies te zijn, was tussen 28 juli en 1 augustus de setting van de 2008-editie van de “Freedom University”, die al tientallen jaren ononderbroken doorgang vindt en uitgaat van ’s werelds oudste libertarische onderwijs- en onderzoeksinstelling, de Foundation for Economic Education of gewoon FEE. In tegenstelling tot andere soortgelijke zomerseminaries werd hier niet geopteerd voor een campusomgeving, maar voor een luxehotel en een Socratische debatstijl op de 18de eeuwse Estate van de FEE, antieke bibliotheek incluis. Maar gelukkig was het prestigieuze kader niet het enige hoogtepunt van deze vijfdaagse, maar overtroffen ook de lezingen alle verwachtingen en bood ook dit seminarie alweer een schitterende kans om te netwerken en socializen met libertariërs van over de ganse wereld. Ongeveer de helft van de zestig deelnemers waren immers maar Amerikanen, en Europa was ditmaal wél goed vertegenwoordigd, en zowel het “oude” als het “nieuwe” trouwens.

Naast de maiden speech van de kersverse FEE-voorzitter Lawrence Reed, die de erfenis van zijn in libertarische wol geverfde voorganger Richard Ebeling niet enkel moet zien te bewaren, maar ook eigen toekomstgerichte accenten moet zien aan te brengen binnen FEE, en de urenlange gesprekken over het libertarische gedachtegoed in Europa met FEE-hoofdonderzoeker Greg Rehmke, die jarenlang de zomeruniversiteit van het Institute of Economic Studies in Aix-en-Provence mee vorm heeft gegeven, waren het toch vooral de hoogwaardige gastprofessoren die over het algemene niveau van het seminarie waakten en de deelnemers voortdurend aanspoorden om out of the box te denken. In tegenstelling tot andere seminaries lag de nadruk hier immers op kennisverspreiding en stonden ook de vrije momenten integraal in het teken daarvan. De eerste lezing begon steevast om 9u30 en de laatste eindigde pas om 20u30, en de dagorde werd enkel onderbroken door twee ultra-korte koffiepauzes, een lunchbreak en een diner. Het was met andere woorden een zéér intensieve vijfdaagse, en ook verstek geven was geen mogelijkheid omdat er steeds aanwezigheden opgenomen werden en het transport tussen het hotel en de Estate enkel ’s ochtends en ’s avonds door FEE-Lincolns verzorgd werd.

De onderwezen onderwerpen waren doorgaans economisch van aard, maar omdat vaak ook praktische vertalingen gebruikt werden in plaats van ijle grafieken en wiskundige berekeningen konden ook de niet-economiestudenten probleemloos mee, mezelf incluis. De FEE is apolitiek en stelt zich tot doel om de socio-economische principes van de Oostenrijkse School te verspreiden onder jongeren. Gene Callahan, een onderzoeker van het Ludwig von Mises Institute aan Auburn University in Alabama en de auteur van het boek “Economics for Real People”, volgens velen de meest leesbare en meest volledige inleiding tot de Oostenrijkse School, nam de algemene economische inleiding op zich en vertaalde deze ook in concrete politiek-filosofische en historische toepassingen. Geoffrey Lea, de programmadirecteur van de FEE en een docent aan George Mason University in Washington D.C., besprak in hoofdzaak dan weer de plaats van de vrijheidsleer in de hedendaagse politiek en gaf ons ook een aantal basisinzichten in de libertaire filosofie, zoals het verschil tussen positieve en negatieve rechten, en de interne discussies over natuurrechten tegenover consequentialisme.

Sheldon Richman, de hoofdredacteur van het FEE-maandblad “The Freeman” en een libertarische autodidact, haalde in zijn lezingen het minimumloon onderuit, net als overheidsingrijpen in het onderwijs en de sociale zekerheid. Het minimumloon zou enkel vakbonden en andere belangenorganisaties dienen, de allerarmsten hun laatste kansen op sociale promotie ontnemen en een negatieve impact hebben op de economische groei van een land. Staatsonderwijs zou burgers indoctrineren, ondermaatse leerniveau’s cultiveren en vaak uitsluitend dienen als openbaar tewerkstellingsproject voor zwakkelingen en lafaards die de “rat race” van de échte private economie niet aandurven. Sociale zekerheid zou niet nodig zijn om mensen te helpen. Tot diep in de 20ste eeuw lag het primaat immers op coöperatieven, verzekeringspools, liefdadigheid en mutualiteiten, en ook toen werden de pechvogels gedepanneerd wanneer ze ziek, te oud of werkloos waren. En “sinds wanneer is Bismarck, de uitvinder van de sociale zekerheid, plots de held van links geworden?” was een andere retorische vraag die Richman zich stelde.

De professoren Paul Cwik van Mount Olive College en Daniel D’Amico van Loyola University spraken dan weer over de enorme meerwaarde van ondernemers voor de economie, in tegenstelling tot overheidsgecontroleerde “groei”, over de verkrachting van de vraag-en-aanbodgrafieken door klassieke economen en de media, over de praxeologie waarbij de handelingen van de mens centraal staan in plaats van lege statistieken, overroepen probabiliteiten en economische modellen, de vrijemarktantwoorden op de klimaathype via het privatiseren van de natuur en het decommoniseren van lucht en water, de link tussen instellingen en economische groei, met een extra nadruk op de ontwikkeling van de derde wereld, de impact van fiatgeld op inflatie en de meerwaarde van alternatieve muntstandaarden, en het Oostenrijkse antwoord op “business cycles”. Volgens de Oostenrijkse School zijn “business cycles” inherent aan elke economie, maar worden vermeende negatieve gevolgen van een recessie steeds onterecht benadrukt. Kunstmatige bubbels moeten openspatten zodat de foute investeringen geliquideerd kunnen worden. Een recessie is immers zéér heilzaam voor de economie, omdat nieuwe opportuniteiten mogelijk gemaakt worden en verouderde weinig competitieve industrieën zich drastisch gaan moeten herstructureren. Dit is wat Joseph Schumpeter het proces van “creative destruction” noemt. Paul Cwik nuanceert wel: de Oostenrijkse School pretendeert niet dat de bubbels en crunches in een vrije markt zouden verdwijnen, maar wel dat het overheidsingrijpen van vandaag om crunches tegen te gaan via subsidiëringen en reguleringen, contraproductief werkt.

Uiteindelijk waren het echter de lezingen van professor Ivan Pongracic van Hillsdale College in Michigan die als mijn absolute favorieten golden. Hoe hij socialisten en etatisten de mantel uitveegde, en onverstoord populaire personaliteiten als John Stewart bleef afdoen als “pinko-communists”, was ongezien én meesterlijk. De vrije markt was zijn credo, ook (vooral?) in het “public choice”-debat. Volgens Pongracic, die opgroeide onder het communisme in Joegoslavië, was er in de economie geen enkele plaats voor enig overheidsingrijpen. Aan de hand van honderden statistieken, analyses en vergelijkende onderzoeken, toonde hij onweerlegbaar aan dat regulering faalt, en de initiële situatie steeds verslechtert. De New Deal bracht immers geen einde aan de Great Depression, maar verlengde deze laatste gewoon. Verder was het vooral zijn frisse kijk op antikartel- en antimonopoliewetten die mij heeft weten te overtuigen. Kartels zijn inherent onstabiel en dus per definitie tijdelijk. Monopolies kunnen enkel behouden blijven als het monopoliebedrijf voortdurend blijft innoveren, en dan is hun marktmonopolie de normaalste zaak van de wereld, of als de overheid via allerlei marktreguleringen de positie van de monopolist betonneert, wat onaanvaardbaar is voor liberalen omdat zo alle incentives tot innovatie van tafel geveegd worden. Pongracic maakte ook komaf met antidumpingwetten, omdat een dumpingpolitiek doorheen de geschiedenis nog nooit écht gewerkt heeft, en met de idee-fixe dat monopolisten steeds woekerwinsten nastreven. Woekerwinsten zijn immers de grootste incentives voor nieuwe spelers om zich op de monopoliemarkt te wagen.


Meer over deze zomerschool op www.fee.org/summerseminars/.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.


2 Comments:

At 7/8/08 16:48, Anonymous Anoniem said...

just for the record...how many woman participated ?

Savannah

 
At 7/8/08 17:27, Blogger Vincent De Roeck said...

@ Savannah

I believe some 35% of participants were women. And that is in fact a very high female turnout for this kind of political events. Thanks to Eastern Europe of course!

 

Een reactie posten

<< Home

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>