Deelstaat of republiek? (Johan Sanctorum)
Hoog tijd voor een écht constitutioneel debat…
Nu zowat iedereen de ‘verdamping van de Belgische staat’ vaststelt, en zelfs de Franstaligen hun pionnen herzetten in de richting van het klein-Belgische Wallobrux, zou men verwachten dat intellectueel en politiek Vlaanderen al flink wat denkwerk heeft verzet omtrent de juridisch-ethische fundamenten (de ‘grondwet’) van de toekomstige Vlaamse natie. Dat valt bij nader toezien nogal tegen, afgezien van wat papieren geschuifel in en rond het Vlaams Parlement
In 1999 dienden het Algemeen Nederlands Zangverbond en het Overlegcentrum van Vlaamse Verenigingen een petitie met 24000 handtekeningen in (daar is het Gravensteenmanifest nog ver van af…) bij het Vlaams Parlement, met het verzoek om een ‘Grondwet voor de Vlaamse Staat’ voor te bereiden. De achtbare vergadering ketste het verzoek af, omdat hij ‘de Belgische instellingen niet ter discussie wilde stellen’ (sic), en draineerde het vraagstuk naar een commissie, alwaar het een stille dood stierf. Alleen het toenmalige Vlaams Blok steunde het verzoekschrift. Het is ook deze partij die in 2001 in het kader van zijn congres 'Vlaanderen onafhankelijk' - een 'Proeve van Grondwet van de Republiek Vlaanderent' publiceerde,- een lezenswaardig document dat door de klassieke media werd genegeerd.
In 2004 dienden Nobert de Batselier en Herman Lauwers in het Vlaamse Parlement weerom een voorstel van resolutie in, getiteld, “Handvest van Vlaanderen - Een basistekst voor een eigentijds Vlaanderen”. “Handvest” dus, geen grondwet. Waarom? Omdat de tekst uitging van zijn eigen juridische ongerijmdheid binnen het Belgisch kader, en zichzelf dus eigenlijk fantomiseerde tot een puur Platonische denkoefening. Jawel.
Begin 2006 organiseerde CD&V/NVA tenslotte een colloquium waarin oud-Minister-President Luc Van den Brande als een founding father wel mocht orakelen over een Vlaamse grondwet, maar tegelijk stelde dat ‘absolute statelijke soevereiniteit voor Vlaanderen een fictie is’. Tja.
Uit heel deze historiek van warm-en-koudblazen blijkt duidelijk hoezeer de traditionele politieke partijen, inclusief het trouwe groene aanhangsel, de ‘Vlaamse Grondwet’ hooguit zien als een confederaal gebeuren (cfr. Duitsland, Zwitserland, Canada), en niet als het juridisch fundament van een onafhankelijke natie.
Dat is een fatale piste, die samenvalt met de ultieme strategie van het neo-Belgicisme. De uitdaging stelt zich immers veel fundamenteler, op dit historisch momentum.
Het is namelijk zo dat het bestuurkundig bankroet van België, de emotionele frigiditeit die Europa uitstraalt, en het onbehagen omtrent een geglobaliseerde, enkel op snelheid en kwantiteit georiënteerde wereldcultuur, nu net samen aanleiding geven tot een radicale herdenking van de democratie en de schaalgrootte van samenlevingsverbanden. Daarbij ontstaan nieuwe territoria, waarbinnen een democratische opwaardering kan gedijen, gericht op kleinschaligheid, decentralisatie en participatie.
Europa’s historische regio’s (Schotland, Catalonië, Vlaanderen…) zijn de aangewezen embryo’s van die territoriale herschikking die zich in de loop van de 21ste eeuw zal voltrekken. De politieke, economische en culturele eenheid die Vlaanderen zou kunnen zijn binnen een Europese statenbond, is echter onmogelijk zonder identiteitsbevraging. Wie zijn we? Waar komen we vandaan en waar willen we naartoe? In dat existentieel bezinningsproces komen twee cruciale noties boven water: de formulering van een nieuwe grondwet als civiele beginselverklaring, en anderzijds de definitie van de res publica, als levendig-dynamisch, interburgerlijk participatieplatform.
Een ethisch charter
Eerst de grondwet. Politici (met het advocatenberoep in de absolute meerderheid) hebben de onbedwingbare neiging om zelfs zoiets elementairs als een grondwet tot een technische opgave te herleiden, terwijl het eigenlijk om een begeesterend burgermanifest (neen, géén pamfletaire monoloog à la Verhofstadt…) zou moeten gaan, een geheel van geloofsartikelen waar een gemeenschap zich in kan vinden. Dit is dus géén voer voor juridische techneuten. Ik wil hier evenmin het versleten woord ‘maatschappelijk project’ gebruiken, want de uitdaging is van een veel grotere, historische draagwijdte. Het is namelijk een gouden kans om grote, duurzame, collectieve ijkpunten naar de komende honderd jaar uit te zetten op ethisch vlak, na decennia van mentale versplintering, individualisme en groepsegoïsme in het Belgisch bestuurskader.
Eenvoud, helderheid en waarachtigheid sieren zo’n constitutioneel document. De originele grondwet van de VS, waaraan de filosoof J.J. Rousseau nog heeft meegeschreven, bestaat uit niet meer dan zeven artikelen, waarop sinds 1789 in totaal 27 amendementen werden aangebracht. Meer moet dat niet zijn, elk lagere-schoolkind kent ze vanbuiten en begrijpt waar het om gaat. Dit vodje papier vormt de ultieme waarborg dat het hele wettensysteem niet uitgehold wordt door spitstechnologische abrakadabra (het probleem van de Romeinse rechtstraditie), opportunistische dagjeswetgeving à la carte, of een onernstige postmoderne casuïstiek die het maatschappelijk proces reduceert tot een amalgaam van modes, trends en hypes. Ergens moet men op grote principes en duurzame ankers kunnen terugvallen, ik noem er maar een paar: de scheiding der machten, de persvrijheid en het recht op vrijemeningsuiting, het recht op vereniging, het gelijkheidsbeginsel, de solidariteit tussen sterken en zwakken, het recht op eigendom, het primaat van psychisch en fysiek welzijn op economische groei, het principe van decentralisatie en lokale autonomie, het basisrecht van elke burger op elementaire voorzieningen, enz.
Daar kunnen ook culturele archetypes op geplakt worden. Zijn wij het ‘Latijnse’ bestuursmodel dat België steeds heeft gedomineerd, met zijn traditionele verticale structuur, zijn hang naar intransparantie, bureaucratie, complexe communicatiecodes en omslachtige retoriek, zijn onvermijdelijke neveneffecten van parallelle lobbycultuur, nepotisme en corruptie… niet grondig beu? Is het ‘Germaanse’ model, gebaseerd op eenvoud, transparantie, horizontaliteit, kleinschaligheid, individuele responsabilisering, en een institutioneel laagprofiel, ons niet vertrouwder? Als de gemiddelde Vlaming een modelstaat moet uitkiezen, dan vermoed ik dat die ergens in Scandinavië moet liggen, Noorwegen, Denemarken, Zweden. Landen met een sterk onafhankelijkheidsgevoel, doorzichtige structuren en een intense belangstelling voor welzijn en leefbaarheid. Maar ook met een ontwikkeld identiteitsbesef en hoge inburgeringscriteria voor inwijkelingen. Dat bedoel ik met ‘nieuwe, duurzame collectieve ijkpunten’: kijken op de wereldbol waar je zou willen wonen, je kinderen en kleinkinderen wil zien opgroeien.
Het terapeutisch proces, verbonden aan de constitutionele discussie, is niet te onderschatten. Alleen al daarom is het heilzaam dat de Belgische constructie zijn definitieve opzeg krijgt. Dit is het moment waarop heel het gestaag gegroeide complex van burgerlijke apathie, apolitisme, maatschappelijke onverschilligheid, juist te wijten aan de institutionele chaos, ten goede kan gekeerd worden, in de richting van een globale bewustzijnsverruiming, waarin elk individu zijn relatie tot de gemeenschap herdefinieert.
Ik stel me daar iets helemaal anders bij voor dan een induttend Vlaams Parlement. De grondwet is het juridisch fundament van de rechtstaat, maar ook een ethisch-politiek charter waarin de gemeenschap zich met een grote meerderheid kan vinden,- men zou het zelfs een ‘collectief geweten’ kunnen noemen. Die dimensie ontbreekt bv. totaal in het bureaucratisch knutselwerk rond de ‘Europese grondwet’ van 2005 (door de Fransen en de Nederlanders bij referendum verworpen, onze mening werd niet gevraagd) en het Verdrag van Lissabon van 2007 (dit jaar door de Ieren afgewezen,- wat hen het stigma van ‘slechte Europeanen’ opleverde). Een preconstitutioneel proces kan niet zonder hoge graad van burgerbetrokkenheid, inclusief de conflicten en confrontaties van levensbeschouwingen die deze met zich meebrengt.
Fata Morgana
Dat brengt ons op het tweede sleutelwoord: de republiek. Als het woord ‘grondwet nog wordt gebezigd –zij het schroomvallig en vrijblijvend- in de gematigde intentieverklaringen van het Vlaamse politiek establishment, dan rust er op de term ‘republiek’ een taboe. Wellicht omdat het vanaf dan pas menens wordt, en de constructie van 1830, waarin een niet-verkozen staatshoofd het institutionele raderwerk bewaakt en zonodig depaneert, resoluut moet afgewezen worden.
Het is een vreemd taboe, want de republiek geldt als het democratisch optimum. De res publica is letterlijk de zaak van iedereen en de concrete resonantie van de maatschappelijke polyfonie. Is de grondwettelijke discussie een uitzonderingsfenomeen, dan staat de republikeinse idee voor een permanente burgerlijke interactie, die ook en zelfs vooral buiten het parlement haar beslag krijgt. Na een kleine 180 jaar schipperen binnen de intrinsieke dubbelzinnigheid van de constitutionele monarchie, moet de republiek heruitgevonden worden, als democratisch vormbeginsel dat elke moderne natie kenmerkt. Het verkiezen van een tijdelijk staatshoofd is daarin een essentieel ritueel, omdat op dat moment de lijn tussen basis en top wordt kortgesloten en het grondwettelijke kader absoluut primeert. In het huidige België is dit laatste element zo schrijnend en grotesk aan de orde, dat specialisten de verkiezingen van 2009 a priori als ongrondwettelijk beschouwen zonder splitsing van BHV (zie de recente uitspraak van Marc Bossuyt, de nieuwe voorzitter van het grondwettelijk Hof). De staat is dus ziek, de grondwet stelt enkel nog een deficitaire democratie vast, het volk kan zich niet meer uitspreken. Hilarisch,- een reden te meer om schoon schip te maken.
Het republikanisme gaat uit van een maatschappij in beweging. De discussie rond het ‘gemenebest’ (het afwegen van het algemeen belang versus de individuele vrijheid) is er een van permanente aard en zindert door in alle geledingen van het dagelijkse leven, van ‘Wat eten we vandaag?’, tot ‘Is die Lange Wapperbrug echt nodig?’. Ik kan me geen civiele maatschappij indenken zonder republikeins idee van een work-in-progress, een cultus van de onenigheid en de diversiteit in een onvoltooide samenleving. Het referendum vormt een hoeksteen van deze directe democratie, wat de aan de klassieke particratie gelieerde politologen ook mogen vertellen.
Het constitutionele verhaal en het republiek-gegeven vormen zo twee antagonistische krachten van een waarachtig democratisch bestel waar Vlaanderen uitkijk op krijgt Zonder constitutionele essentie is de republiek drijfzand; zonder republikeins dynamisme is de grondwet een hoopje stenen tafelen. De grondwet verankert, waakt over identiteit en waarborgt continuïteit; terwijl de republiek beweging mogelijk maakt, verandering uitlokt en geschiedenis schrijft.
Met een biologische metafoor zou men kunnen stellen: de grondwet vormt de genetische structuur van een natie, de republiek is het levende weefsel dat zich aanpast en evolueert.
Maar ondertussen geraakt Leterme nog altijd niet verder dan de vaststelling dat niets nog lukt. Conclusie: de burger moet zelf de waan van de dagjespolitiek overstijgen en overgaan tot een prerevolutionaire toestand, een veralgemeende invraagstelling van het ancien Régime. Vermoedelijk is die situatie dichter bij dan de politieke bovenbouw zelf vermoedt of wenst. Ik schreef vroeger al dat impasses en momenten waarop de geschiedenis schijnbaar stilstaat, dikwijls achteraf net die fases blijken te zijn waarin de dingen keren. De tijd die we verliezen met regeringscrisissen en gepalaver over BHV, kunnen we terugwinnen door in een breder perspectief de democratische krijtlijnen van het post-Belgische Vlaanderen uit te tekenen. Die brainstorming moet plaatsvinden boven de partijgrenzen heen, en zonder uitsluiting of cordons. Maak er vooral geen ‘Europees’ kluwen van reglementjes en voorschriften van, en beperk het zeker niet tot het gefluister in besloten cenakels of expertencommissies. In de limiet moet dit het onderwerp van de kroeggesprekken worden, op straat, bij de kapper, aan het frietkot, op school, in de bedrijfsrefters. Dat is weer eens wat anders dan Fata Morgana, speculeren over de afloop van Big Brother, of foeteren op ‘de politiek die niet deugt’. Benieuwd wanneer een programmamaker van de Vlaamse openbare omroep met die springstof eens iets doet.
Het confederalisme is een dode mus. Het is weinig meer dan het ultiem krimpscenario van de Belgische francofonie. Regelmatig word ik op schooldebatten gevraagd, en de vaststelling van prof. Swyngedouw klopt: de jeugd neigt in grote mate naar partijen als het Vlaams Belang, LDD en NVA (Groen! is vrijwel nergens een optie). Alleen zijn conclusie klopt niet: het gaat hier niet om een ‘rechtse’ reflex, maar vooral om een affiniteit met partijen die de verandering uitdragen en het oude België, inclusief zijn kosmetisch opgesmukte variant, resoluut afwijzen. Ik kan dat moeilijk ‘rechts’ noemen, of nog minder ‘conservatief’. Het is een uiting van politiek radicalisme dat hoop geeft voor de toekomst.
Met een aantal filosofen, politologen en opiniemakers zijn we het boek aan het schrijven dat heel deze secessiebeweging van brandstof wil voorzien. Om te vermijden dat het Vlaams Parlement zich nogmaals met fata morgana’s inlaat.
Johan Sanctorum
www.visionair-belgie.be
3 Comments:
Interessante tekst. Men mag inderdaad wel al eens beginnen nadenken over een proeve van Vlaamse Grondwet.
Ik hoop echter dat een onafhankelijk Vlaanderen zich niet zal spiegelen aan de Scandinavische politieke cultuur, maar resoluut kiest voor de echte traditie die in onze contreien leeft, en dat is de LOTHARISCHE traditie.
Vlaanderen, en bij uitbreiding Nederland, Zuid-West Duitsland, Noord-Italie en ook Zwitserland hebben een gemeenschappelijke cultuur die de liberale tegenhanger op het continent is van de liberale Angelsaksische cultuur.
Heilig respect voor eigendomsrecht (dus geen socialistisch falend economisch systeem zoals in Zweden), een afkeer van betutteling (dus recht op wapenbezit zoals in Zwitserland, vrije drugs en prostitutie zoals in Nederland, geen verbod op prostitutie of hoge lasten op alcohol zoals in Zweden) en vooral sterke decentralisatie waarbij overheden zoveel mogelijk als bedrijven werken (naar Zwitsers voorbeeld waar 1/3 van de belastingsopbrengsten naar de gemeenten gaat of de Italiaanse traditie van stadstaten en onorthodoxie die zoveel creativiteit in dat land mogelijk maakt).
In een Grondwet kun je dat eigenlijk niet gieten (a republic, if you can keep it - NOT), eerder is het een opgave om de politieke instellingen in het gareel te houden en geen nieuw Belgie te stichten: dat betekent alvast drie vierde van de zieke Vlaamse regelgeving afschaffen).
Uit deze interessante tekst, van een buitengewone gedrevenheid (waarom komt dit niet bv. in een krant als De Standaard?, leer ik onder meer dat vooral het Vlaams Belang, en eigenlijk die partij alleen, het denkwerk rond de 'Vlaamse grondwet' ernstig neemt. Intellectueel is deze partij beslist aan een opwaardering bezig, zie ook het voorbije colloquium rond mei '68 in het Vlaams Parlement (waar Sanctorum trouwens spreker was.
Noch NVA, noch LDD zijn in dergelijke mate ernstig bezig met de juridisch-ethische uittekening van een Vlaamse staat.
Ik vind deze tekst een mooie aanzet, tot de noodzakelijke denkoefening omtrent een onafhankelijk Vlaanderen. In grote trekken ben ik het met de schrijver eens. Het is de taak van elke Vlaming om van Vlaanderen iets beters te maken, dan wat België ons te bieden had. Als Vlaanderen alleen een voortzetting zou zijn van de Belgische politiek dan is het een maat voor niets geweest. De skandinavische denkpiste lijkt mij bijzonder vruchtbaar, omdat ze streeft naar meer gelijkheid (geneeskunde, onderwijs voor iedereen) zonder te beletten dat mensen aan individuele vrijheid inboeten.Ook in de Noorderlanden kan je miljonair worden, zij het dat je wat meer moet afdragen dan hier.Ook een grondwet die in een begrijpelijke taal geschreven is, naar angelsaksisch model lijkt mij een must. Aan een dergelijk project wil ik graag meewerken!
bram
Een reactie posten
<< Home