31 augustus 2008

Het anti-Zionisme en de macht van AIPAC
(Vincent De Roeck)

Via de weblog van David Duke, niet meteen mijn grootste idool maar toch, vond ik onlangs twee interessante links terug: één naar een artikel van sociologieprofessor James Petras van Binghamton University, één van de vier onderdelen van de “State University of New York” (SUNY), en één naar een vijfdelige documentairereeks op YouTube over de belangrijkste pro-Israëlische drukkingsgroep in de Verenigde Staten, de “American Israel Political Affairs Committee” of AIPAC. David Duke, tegenwoordig doctor David Duke omdat hij recentelijk een doctoraat behaald zou hebben aan een Oekraïense universiteit, maakte furore als oprichter van de “European American Unity and Rights Organisation” (EURO) en de “National Association for the Advancement of White People” (NAAWP), als webmaster van Stormfront.org, als gewezen Republikeins lid van het deelstaatsparlement in Louisiana, als gewezen gouverneurs- en meervoudig presidentskandidaat voor zowel de Democraten als de GOP, en - vooral - als de meest zichtbare voorman van de Ku Klux Klan in de tweede helft van de 20ste eeuw.

Niet meteen een cv dus om met op te scheppen me dunkt, maar David Duke laat zich dit alles niet aan het hart komen. En waarom zou hij ook? Het gaat David Duke de laatste tijd voor de wind. Uitgespuwd en constant gemarginaliseerd in de VS, toert hij tegenwoordig rond in Europa en het Midden-Oosten om overal het mooie weer te maken met speeches en actes-de-présence op ultra-rechtse conferenties. In 2007 gaf hij ook in Vlaanderen twee redevoeringen met alle bijhorende commotie. Verder was hij de enige Amerikaanse deelnemer aan het laatste Holocaustontkenningscongres in Teheran en teert hij momenteel op de honoraria van zijn autobiografie “My Awakening” dat ondanks alles een heuse bestseller geworden is in bepaalde Oost-Europese en Arabische streken.

Ook al staat alles waarin ik geloof haaks op de standpunten van David Duke, uitgezonderd zijn slogan “For our heritage and freedom!” die ik ook al jaren als motto op mijn eigen weblog heb staan, toch ben ik een occasionele bezoeker van zijn website. “Keep your friends close, but your enemies closer”, weet je wel… In hetzelfde kader bezoek ik ook af en toe andere websites van antisemieten, Holocaustontkenners of blanke supremacisten, zoals die van “Jew Watch”, het “Vanguard News Network”, “Vrij Historisch Onderzoek” of “Historical Review”. Nu mag dit misschien vreemd in jullie oren klinken of overkomen als bizar en verkeerd, toch wil ik dit nuanceren, for the record.

Ik ben een overtuigde libertariër, een échte pro-Amerikaan en een moderne Zionist, ik schrijf geregeld voor “Joods Actueel”, ik heb goede contacten met professoren aan de universiteit van Haifa, ik heb joodse vrienden en ik ken jongeren die voor de Israëlische ambassade in Brussel werken. Even de puntjes op de “i” zetten dus: ik bezoek dit soort websites uitsluitend maar om te weten welke opinies mijn ideologische tegenstanders allemaal aan het uitwerken zijn en met welke leugens zij opnieuw gaan komen aandraven in het maatschappelijke debat. Mijn vermeldingen van en links naar deze ultra-rechtse websites houden dan ook geen enkele vorm van “endorsement” of aanvaarding van hun missie en argumenten in.

Hieronder vinden jullie een door “American Free Press” in het Engels herwerkte Nederlandse documentaire van “Tegenlicht” over AIPAC. Dit interessante vijfluik brengt de draagwijdte en de invloed van AIPAC mooi in beeld, en ook al ben ik het als Zionist natuurlijk totaal niet eens met de onderliggende doelstellingen en achtergronden van de makers hiervan (als David Duke iets aanraadt, is dat meestal niet écht de vertaling van mijn kijk op de wereld), is deze 50 minuten durende YouTube-film toch wel degelijk één van de meest volledige analyses van de macht van de joodse lobby in de Verenigde Staten, en alleen al daarvoor is ze zeker en vast het bekijken waard.











Professor James Petras is een typische David Duke-volgeling: hooghartig, eigenwijs, zelfingenomen, zwakzinnig én bovenal leugenachtig. De waarheid wordt overschat en de percipiëringsdrang primeert te allen tijde. Een verhaal is maar zo belangrijk als de commotie die er rond kan ontstaan. Tegen deze achtergrond moeten we ook zijn laatste essay lezen: “Israel’s War with Iran and the Zionist Power Configuration in America”. Ik neem dit hieronder integraal over. Petras is één van die personen met ronkende titels die prat gaat op zijn groot aantal geschreven boeken en zijn talrijke literaire onderscheidingen, ook al gaan deze laatste meestal uit van sinistere groupuscules en overstijgen de eerste nauwelijks het niveau van politieke pulp. Twee boeken van hem zijn echter wel het vermelden én het lezen waard, maar opnieuw: houdt alstublieft rekening met zijn antisemitische achtergrond! Het gaat om “The Power of Israel in the United States” (2006) en “Empire or Republic: Global Power or Domestic Decay in the United States” (1994).
Zionists and their allies in Congress authored, implemented and enforced sanctions against Iran, which hinder the ambitions of the world’s biggest oil and gas companies. Israeli war exercises and public declarations threatening a massive air assault on Iran has pushed petroleum prices to world records. This spring 2008, the most powerful pro-Israel Jewish Lobby in the US, AIPAC held their annual conference and secured the support and commitment of both major US Presidential candidates and the majority of US members of Congress for an Israeli initiative to impose extreme economic sanctions on Iran with threats of a US/Israeli military attack. In early summer 2008, the AIPAC operatives, who wrote this US Congressional resolution, successfully rounded up Congressional leaders’ support of an air and naval blockade of all critical imports into Iran - a blatant act of war.

Israel adopts a ‘peace policy’ designed to isolate Iran in preparation for an attack - and then immediately violates its terms. The entire spectrum of major Jewish organizations unquestioningly and unconditionally give their active support, as they have in the past, to AIPAC’s domination of the US Presidential candidates as well as to the twists and turns in Israel’s war preparations via military exercises and phony peace gestures. In the entire history of US relations with oil and gas-producing countries, there is not a single previous case in which it sacrificed profitable investments by its major oil companies at the behest of a foreign power (Israel) and its “lobby” - the Zionist Power Configuration. Israel’s Two Track Policy Toward Iran. Israel’s policy to obliterate Iran, in much the same war that the US has devastated Iraq, has followed a carefully planned multi-prong strategy. Israel has relied on direct military attacks, all out wars, economic blockades and the use of overseas Zionist front organizations to destroy Iran’s allies and strangle its economy. The Israeli strategy is directed at undermining, weakening and enticing Iranian allies to politically and militarily isolate Tehran, in order to facilitate a full-scale massive air assault without having to deal with military fallout from Iranian allies on its borders.

In pursuit of this ‘isolate and destroy’ strategy, Israel launched a full-scale invasion and massive air and missile bombing of Lebanon knocking out critical civilian infrastructure in the hopes of obliterating Hezbollah, a staunch Iranian ally. Israeli preparation for its Lebanese war began a full year before its sneak attack, using a common minor border incident to invade Hezbollah strongholds in Southern Lebanon. Israel’s offensive against Hezbollah made no sense from the point of view of its border security. No Israeli military official ever envisioned Hezbollah being any kind of military threat to its national security. At most Israel saw Hezbollah as a serious counterweight to its anemic puppet allies in Beirut.

From the perspective of Israel’s regional hegemonic perspective, an attack and destruction of Hezbollah would isolate Iran and allow Israel to develop a strategic Middle East client in Beirut, facilitating an air attack. Hezbollah’s defeat of the Israeli invasion seriously weakened Tel Aviv’s military based strategy to ‘isolate Iran’ and strengthened Hezbollah’s power in Lebanon, raising its prestige immensely among the Arab and Muslim populations. The second prong in Israel’s strategy was to destroy the democratically elected Hamas government in Palestine by financing and arming a coup attempt by its Arab clients in the Palestinian Authority,Abbas and Dahlens. Hamas successfully routed the putschists and proceeded to consolidate its rule in Gaza. Israel turned toward a destructive blockade to starve the 1.5 million Palestinian civilians in Gaza into revolt against Hamas. Israel’s allies in the US and EU poured hundreds of millions of dollars and euros to prop up the corrupt Israeli client regime in the West Bank. Once again Israel failed to militarily or economically destroy Hamas, but that didn’t prevent the Jewish state from turning to its third target - Syria.

In 2007 Israel launched an air invasion of Syria, bombing what it described as a ‘military target’, a low-grade non-military nuclear facility in order to intimidate Syria and weaken the Assad regime’s ties to Iran. While Israel demonstrated its military capacity to violate Syrian sovereignty with impunity, its action did not have any major impact on Iran-Syrian ties. In response to the repeated failures of the Israeli military strategy of undermining Iran’s allies, Tel Aviv turned toward a different ‘divide and conquer’ approach. Israel, through its Turkish ally, began ‘peace negotiations’ with Syria, offering to discuss the return of the Israeli-occupied Golan Heights. The trade off for Israel takes the form of peace talks over the Golan in exchange for lessening Damascus’ military dependence on Iran. Since the Israeli public and most of the Knesset are overwhelmingly opposed to returning the Golan, the peace talks are not intended to end Israeli occupation, but to give the Assad regime a certain credibility among the Western imperial powers and lessen its isolation. The Israeli regime had no trouble selling its new line on Syria to its highly subservient and disciplined supporters among the Presidents of the fifty-two leading American-Jewish organizations. They are well practiced in following the zig-zag of Israeli policy, switching policy of demonizing Syria one day and acknowledging its pragmatism the next. French President Sarkozy followed up the Israeli initiative by inviting Syrian President Assad to Paris with all the pomp and honors of a chief of state.

Two years after its failed military invasion of Lebanon, Tel Aviv sought and pursued negotiations with Hezbollah to exchange prisoners (and/or their remains) as part of a tactical mini-‘détente’. Once again, the US Zionist Power Configuration, after years of denouncing Hezbollah as a mere tool of Iran, accommodated the new Israeli line of recognizing Hezbollah as an independent political interlocutor. At about the same time (June 2, 2008), Israel finally and perhaps temporarily recognized it could not militarily or economically destroy Hamas, or prevent its military retaliation against Israeli attacks or undermine its mass base of support and signed a military truce to end armed incursions and open entry points in exchange for the end of retaliatory rocket attacks on Israeli towns.

While the new Israeli turn toward peace negotiations, cease fire agreements and prisoner negotiations seems to augur a less belligerent and more realistic assessment of the Middle East balance of power, in fact the new policy is linked with a more extremist, aggressive and war-threatening military policy toward Iran. In late May and early June 2008, while Israel was proposing a more conciliatory approach toward Iran’s allies, it engaged in a massive military exercise, involving over a hundred warplanes and thousands of commandos in an unmistaken dress rehearsal for an offensive war against Iran. Top officials from the Israeli military command, cabinet and Knesset publicly pronounced their intention to bomb Iran if it proceeded in its entirely legal and non-military uranium enrichment program. Israeli officials secured the tacit and overt approval of US and European Union for its military posture. More important Israel practically dictated the terms of debate in the United Nations Security Council by insisting that it would launch a war unless the harshest economic sanctions (and even a military-economic blockade) were not implemented and enforced by the United Nations.

Israeli policy was operating on several parallel and reinforcing tracks: The ‘peace track’ to engage and neutralize Iran’s Middle East allies, to isolate Iran and polish up its image in the Western mass media; the ‘military track’ to prepare for war, which remains its defining strategy in order to destroy an isolated (from its allies) and economically weakened (by US/EU/UN sanctions) Iran. In pursuit of its relentless drive for Middle East supremacy and the implementation of its two-track strategy, the Israeli state depends on the power of the major American Jewish organizations to promote the policies of the Jewish state in the US. The Centrality of the ZPC in Israel’s Pursuit of the Destruction of Iran

The Zionist Power Configuration (ZPC), through its dominant role in making US-Middle East policy, plays a central part in the implementation of all aspects of Israeli foreign policy goals in the region. Israel’s principle goal over the past five years is the destruction of Iran, to end its opposition to Israel’s domination of the region. In pursuit of the Israeli agenda, the ZPC led by AIPAC (the American Israel Public Affairs Committee) has exploited its control and influence over the US Congress and Executive branches. AIPAC has leveraged the presence of highly placed Israel-Firsters in key positions in Treasury, the Pentagon, Commerce, the National Security Council, the Justice Department and Homeland Security to design and pursue economic and military policies in line with Israel’s war policies toward Iran. AIPAC, through its media and economic leverage undermined domestic opposition. Israel’s power over US bellicose policy toward Iran is so complete that even critics of Washington’s military posture toward Iran refrain from mentioning the powerful role of the ZPC in designing and implementing that policy.

Zionist power was on open display at its annual conference in Washington. At the 2008 AIPAC Conference, over 7,000 delegates representing 100,000 members, met to discuss how to force Washington to implement Israel’s Middle East priorities, overwhelmingly focused on the Jewish State’s stated objective of militarily destroying Iran. Over 300 US Congress members attended (over 60% of all members of both houses) along with the three major presidential candidates, major cabinet members, including the Secretary of State, Vice President Cheney from the White House and a host of Hollywood celebrities, media moguls and prominent financial and real estate billionaires from Wall Street and its environs.

Presidential candidates competed with each other in swearing their total and unconditional servility to Israel, swearing their utmost to back any and all past, present and future Israeli military attacks. Hillary Clinton promised to implement the equivalent of twelve holocausts against Iran’s 70 million citizens in her rant to ‘obliterate Iran’ if it endangered Israel. Obama backed the ultra-orthodox Jewish demand to give Israel sole control over Jerusalem, and joined John McCain and Clinton in promising to bomb Iran if it continued its uranium enrichment program (which they equated with a nuclear weapon – despite the objections of the IAEA and the US intelligence community). All endorsed Israel’s starvation of Gaza’s 1.5 million inhabitants and rejected any concessions or negotiations with Hamas, Syria and Hezbollah – even as Israel was already engaged in negotiations for tactical reasons. AIPAC’s entire agenda has been endorsed by the US Congress, the Executive and both parties, including a military blockade of Iran, harsher world sanctions against all global oil and gas corporations, banks and industries dealing with Iran, the immediate transfer of the most advanced missile and attack technology to Israel to facilitate an attack on Iran, and a substantial increase in yearly US military grants to Israel totaling an additional $30 billion dollars over the next decade. The top Israeli officials present, Foreign Minister Tzipi Livni and Prime Minister Olmert took the opportunity to reiterate and re-affirm their will to use military power to force Iran to submit or face destruction, to standing ovations and wild cheering from the ecstatic AIPAC delegates, deriving delirious pleasure from these blood thirsty calls for US military and economic sacrifice!

Nary a single word of dissent was heard from the entire Congressional entourage in attendance; the Presidential candidates assured the zealous Israel-firsters that for the next 4 years Israeli interests would be the centerpiece of US Middle East policies. The AIPAC conference was no simple ‘show of force’ nor an exercise in ‘group think’ meant to keep the faith of the zealots. It was the kick-off to a full-scale ZPC campaign to implement a series of measures designed to accelerate a US and Israeli military assault against Iran. The Congressmen and women in attendance at the AIPAC were there for a purpose: to be instructed on what Middle East policies Israel and the ZPC would demand of them. Their presence at the AIPAC conference was not just a courtesy call intended to ‘network’ with wealthy Jewish campaign fund contributors. They were there because of long-standing and intense relations with the ZPC, which made it obligatory to show up and pay obeisance to demanding paymasters who shortly thereafter visited their offices and presented them with proposals and resolutions for immediate action. The Aftermath of the AIPAC Conference

Under AIPAC tutelage, if not actual authorship, a Congressional resolution was introduced, which called for a naval blockade of the Islamic Republic of Iran, a deliberate act of war. H. Con. Res. 362 calls on the President of the United States to stop all incoming international shipments of refined petroleum products from reaching Iran by any means. By the middle of June 2008, three weeks after it was introduced, the resolution had attracted 146 co-sponsors. In the Senate in two weeks time a similar measure secured 19 co-sponsors. The Congressional resolutions use almost the exact wording of an AIPAC memo issued just prior to the Congressional action. AIPAC got its cue from Israeli Prime Minister Ehud Olmert who, in early May 2008, told House Speaker Nancy Pelosi that sanctions were not enough and called a US naval blockade ‘a good possibility’ (Global Research June 18, 2008). The loyal AIPAC servants made their Israeli masters’ wish a reality – in a matter of days. (Who says critical issues get ‘bogged down’ in Washington?)

In late June 2008, under AIPAC leadership and direction, the US Congress added $170,000,000 dollar increase in military assistance to Israel as part of a 10 year, $30 billion dollar war commitment to the Jewish state. AIPAC was instrumental in drawing up the bill and openly declared that the addition was designed to maintain Israel’s military dominance and superiority in the Middle East but specifically designed for its war preparation against Iran and the Palestinians. AIPAC pointedly emphasized that, “The US commitment to maintaining Israel’s qualitative military edge is the cornerstone of American (sic-ZPC) policy in the region…This year’s package holds heightened significance…as the US and Israel face new challenged from Iran’s drive to acquire (sic) nuclear weapons…” (AFP June 27, 2008).

At a time when the US government faces a major financial crisis and refuses to refinance millions of Americans facing loss of their homes through foreclosures, AIPAC secured a 25% increase in military handouts to Israel. Olmert praised his US Zionist agents for improving Israel’s take. The 52 Presidents of the Major American Jewish Organizations and their million members and affiliates successfully pursued AIPAC’s proposal to increase economic sanctions on Iran via its captive US Congressional bloc, its appointed agents in the Treasury Department and in the UN Security Council via its influence in the White House. Each and every sanction introduced by the US representative in the United Nations is a thinly veiled copy of memos and resolutions written and powerfully pushed in the Executive branch by AIPAC. They are backed by several hundred professional lobbyists and scores of pro-Israel PACs (political action committees) and ten propaganda mills (the so-called ‘think tanks’) with tight links to AIPAC. Through their influence in the US, the ZPC has successfully secured the acquiescence of other members of the UN Security Council.

Throughout 2008, a presidential election year, the ZPC has successfully engaged in sustained interrogation and pressure on the major candidates, securing pledges of unconditional support for every aspect of Israel’s murderous policies in Gaza and the West Bank, including its policies of starvation and assault. All major candidates have echoed the ZPC-Israeli line of labeling the elected Hamas movement, Hezbollah, Iran and Syria as ‘terrorist’ organizations and states and pledged to attack or back an Israeli offensive war against Iran.

In so far as the Middle East is the center of US foreign policy, the ZPC has ensured that the next President of the United States will continue the bellicose pro-Israel policies pursued by George W. Bush. The ZPC’s influence over the next US President guarantees that the issues of war and peace will be dictated by a minority of a minority ethno-religious group, comprising less than 3% of the population and loyal to a foreign state. Whichever party wins the Presidential election or controls Congress, the ZPC will set the Middle East agenda, the head of which is the destruction of the Islamic Republic of Iran.

During the entire run-op to the November 2008 elections, not a single political leader has raised the issue of the catastrophic consequences of a war with Iran for the world economy, the astronomical rise in oil prices, which will result in the conversion of the US recession into a depression, the killing of hundreds (if not millions) of Iranian citizens and the loss of American lives. In other words, the greatest of all ZPC successes is their ability to focus the entire political elite and mass media on the advantages of launching a preemptive war for Israel and to distract public and political attention away from any reports relating the world-shattering destructive consequences. Zionist Power: Big Oil and Liberal Obfuscation

One of the most salient issues in the run-up of oil and gas prices has been the power and policies of the ZPC. Iran possesses some of the most potentially productive and rich oil and gas fields, which are not yet exploited. Iran possesses 15-17% of the world’s supply of gas. It is number two in the world. Israel, and therefore the ZPC, has been the leading voice in blocking all investment and financing in Iran by the world’s leading public and private gas and oil multinationals. Thanks to AIPAC authored Congressional legislation, any and all oil and gas companies investing more than $20 million dollars in Iran are barred from the US market and subject to criminal investigation and fines (if not imprisonment of executives). AIPAC authored Congressional legislation, which labeled the Iranian National Guard, the so-called ‘Revolutionary Guard’, as an international ‘terrorist organization’, subject to military attack by thePentagon.

By extension, any multinational corporation, which signs economic agreements over Iranian oil assets, is considered to be financing terrorism. Huge quantities of Iranian gas and oil are not coming onto the world market and lowering the price of gasoline, solely due to US Congressional policies authored and enforced by the ZPC. According to the Financial Times (June 25, 2008) every major US, European and Asian oil company is eager to invest in Iran but are blocked by Zionist authored legislation: “American companies are prohibited from any involvement in Iran’s energy sector. Those non-US international groups that have invested in Iran are for now going slow. They are trying to avoid pressing ahead with investments that would anger Washington, while also trying to avoid pulling out; which could annoy Tehran.” (FT July 25, 2008. p.9).

The US Treasury Department houses the most influential enforcement agency for policing the behavior of Big Oil, Big Banking and Big Construction companies, which would normally invest in Iran, given the world historic prices. According to investigator Grant Smith (Classified Deceptions: 2007): “In 2004, AIPAC and its affiliated think tank, the Washington Institute for Near East Policy (WINEP), lobbied for a new separate US Treasury unit to be created – the ‘Office of Terrorism and Financial Intelligence’ (OTFI). It is headed by AIPAC vetted leadership and many OTFI briefings are delivered directly to WINEP. OFTI’s secretive financial operations that target Iran and its trading partners are tightly coordinated with Israel’s leadership.” (Smith. page 59). Stuart Levey, sub-secretary of the Treasury and a zealous Zionist, who runs OTFI, and his staff have successfully pressured many of the biggest multi-billion dollar public pension funds in states like New York, Florida, Texas and California to disinvest in any company investing, trading or engaged in any economic activity with any Iranian public or private enterprise. Secondly, it has arbitrarily labeled any humanitarian organization dealing with Iran as a possible ‘terrorist conduit’. Levey has made frequent visits to Europe and Asia, threatening US reprisals to any country or corporation trading or investing in Iran. Levey and the OTFI have formulated Treasury policy memos which have decisively shaped US sanctions policy and proposals to the United Nations. It is clear that Cheney, Bush and the Democratic Congress make decisions largely drawn up, promoted and enforced by AIPAC and its key operative in Treasury, who in turn openly coordinate policy with their mentors in the Israeli foreign and financial ministries and the office of the Israeli Prime Minister.

Clearly the power of the ZPC is as much from its capacity to leverage malleable non-Zionist Congress people, public agencies, private financial institutions as it is to apply direct control over public policy. In other words for every dues paying member or leader of AIPAC, and of the 52 leading Jewish organizations in America, there are a multiplicity of state and civil society leaders and organizations who are influenced to initiate and implement pro-Israeli policies. The surprise expressed by some critical overseas Israeli observers, like Uri Avnery, over how a tiny minority of American Jews can dominate US Middle East policy, overlooks their leverage, access, and power to shape the agenda of vast sectors of US public and civil society policy makers.

While the oversight of foreign observers is understandable, what is absolutely inexcusable is the behavior of liberal critics of US war policy toward Iran. Bill Moyers, ignoring the abundant evidence published in all the major financial media on the economic sanctions against the oil companies spearheaded by the ZPC, argues that the Middle East wars are “about oil”. (Moyers and Winship June 28/29, 2008 Counterpunch). Citing as evidence for Big Oil’s role in Middle East wars, they quoted a number of former top Zionist officials in the US government (Greenspan, Wolfowitz and others). They argued that the signing of oil contracts in Iraq eight years after the start of the war is evidence that US policy was a product of Big Oil. Instead of examining Wolfowitz and over three dozen pro-Israel top policymakers in the Bush Administration who designed and executed the policy to invade Iraq - and the current all out push by the ZPC toward war with Iran – Moyers and Winship cite obscure meetings between Cheney and the oil companies. Instead of discussing the public overt campaigning for war with Iraq and Iran by the 52 leading Jewish organizations in the United States and the public policies of leading policymakers in the government, Moyers resorts to individual conspiracies between Cheney and the ‘oil industry’. Moyers admits he knows nothing about the content of the meetings and why the secret meeting did not lead to any direct lobbying for war by Big Oil (in contrast to AIPAC and its affiliates). Moyers article in Counterpunch totally avoids making a single reference to the massive, sustained and successful Zionist war campaign in the Executive and Legislative offices as well as in the Op-Ed pages of all the major daily and weekly newspapers and magazines.

A similar kind of liberal cover-,up is found in the July 17, 2008 issue of the New York Review of Books, entitled “Iran: The Threat” by Thomas Powers who puts the entire burden for war policy toward Iran solely on Bush and Cheney, overlooking the intense and successful economic sanctions and war resolutions authored by AIPAC and implemented by the Democratic Congress. Powers omits the entire war propaganda campaign which appears in the mass media written by academics from Zionist ‘think tanks’, the entire groveling for Israel exercises by the US presidential candidates and three-quarters of the US Congress and Senate at the AIPAC conference, (which took place just prior to the Powers article). Powers says nothing about the entire political class’ blind support for Israel’s promise to go to war with Iran. Powers, a supporter of killer sanctions as an alternative to an air and missile attack, doesn’t even mention the fact that the ZPC is the leading advocate of sanctions. His research didn’t include the crucial fact that the implementation and enforcement of sanctions are in the Treasury Department (OTFI), which coordinates with Israeli agencies and is run by Stuart Levey, an Israel-Firster.

Noam Chomsky has long been one of the great obfuscators of AIPAC and the existence of Zionist power over US Middle East policy. One of his most blatant examples of cover-up occurred during the AIPAC conference in early June 2008. In answer to a question on what it would take to change US unconditional support for Israel, Chomsky ignored the servility of US Presidential candidates to Israel and the AIPAC at the AIPAC conference; Congressional approval of AIPAC authored sanctions resolutions and their implementation by Treasury Department Under-Secretary Levey; the role of the ZPC in shaping media demonizing of Iran, Palestine, Hezbollah and Syria. Instead Chomsky engages in vacuous circumlocution. With reference to US support for Israel, he claims, “We have to consider the sources of support. The corporate sector in the US, which dominates policy formation, appears to be quite satisfied with the current situation. One indication is the increasing flow of investment to Israel by Intel, Hewlett-Packard, Microsoft and other leading elements of the high tech economy. Military and intelligence relations remain very strong. Since 1967, US intellectuals have had a virtual love affair with Israel, for reasons that relate more to the US than to Israel, in my opinion. That strongly affects portrayal of events and history in media and journals.”

Chomsky deliberately omits the elementary step of actually looking at the process of ‘policy formation’ and noting the role of the AIPAC lobby in shaping US Middle Eastern policy, a point noted by every major expert, Congressional staffer and observer on and off the scene. He mentions ‘the corporate sector’, a vague entity without mentioning how the Zionist lobby has successfully blocked the major oil companies from investing billions in Iran and who undermined US investment agreements with pre-war Iraq. None of the high tech investors he cites has ever lobbied to shape US policy in the Middle East, least of all pressured the US to support Israeli occupation and eviction of Palestinians, the invasion of Lebanon, its military attack of Syria. To suggest that Micro-Soft’s Bill Gates has been lobbying for Israel, as Chomsky does, is the height of silliness. But the Presidents of the 52 Major Jewish Organizations in America have. No conference organized by high-tech companies have ever drawn 65% of the members of Congress and the Senate and all major Presidential candidates to pledge their allegiance to their corporate interests in Israel. But the AIPAC conference in June drew a huge majority of Congress members and McCain, Obama and Clinton who pledged their unconditional support for Israel’s policies and interests.

Chomsky’s claim that the US has a love affair with Israel omits the systematic repression by pro-Israel and mostly Jewish professors of any critics of Israel, including the firing, smearing and censorship of critical fellow academics. What makes Chomsky’s simple-minded and blatant cover up of Zion-power in shaping US policy so grotesque is that it occurs at a time when it is at its highest point of power – when AIPAC has presidential candidates publicly swearing unconditional support to Israel at its major conference in Washington even as two top officials of AIPAC have been indicted for espionage for Israel. Chomsky, Moyers and Powers (and a host of liberal critics of US threats to bomb Iran) ignore the power of US Zionists backing of Israel’s overt war exercises and naked threats to bomb Iran. By covering up the role of the ZPC, who are the principle Congressional and Presidential backers of sanctions, embargo and war, the liberal critics undermine our efforts to prevent a catastrophic war.

Intellectuals silently complicit with the main purveyors of war for Israel are abdicating their responsibility to speak truth to power – in this case Zionist power. At some point intellectual abdication becomes co-responsibility for a Middle East catastrophe. In the face of the complicity of our political leaders and their Zionist mentors in pursuit of Israel’s apocalyptic war strategy toward Iran, the American public becomes of utmost relevance (contrary to Chomsky). To argue otherwise is to become complicit with the great crimes committed in our names, by leaders and ideologues with foreign allegiances. To continue to masquerade as ‘war critics’ while ignoring the central role of the Zionist Power Configuration makes pundits like Chomsky, Moyers and Powers and their acolytes irrelevant to the anti-war struggle. They are part of the problem, not part of the solution.


Read more...

Let the eagle soar...

Op vraag van Marc Huybrechts die meer achtergronden wou hebben over de betrokkenheid van gewezen justitieminister John Ashcroft in de folteraffaires zoals beschreven in het artikel “Torture and liberty” van libertarisch veelschrijver James Bovard, zal ik in deze post de min of meer normale formulering van Wikipedia overnemen, alsmede met een leuke noot en een muziekfilmpje afsluiten.

Wikipedia over John Ashcroft en "civil liberties":
Ashcroft's positions on privacy and some civil liberties issues made him an extremely disliked figure by rightist libertarian as well as left-wing and liberal groups. Groups opposed to the Bush administration often mentioned him as epitomizing all the reasons for their opposition. Some of his most prominent critics were organizations such as the American Civil Liberties Union and pro-choice groups. Opponents claimed that Ashcroft used fear of terrorism to further political goals.

Examples cited include:
-- In July 2002, Ashcroft proposed the creation of Operation TIPS, a domestic program in which workers and government employees would inform law enforcement agencies about suspicious behavior they encounter while performing their duties. The program was criticized in the media as an encroachment upon the First and Fourth Amendments, and the United States Postal Service balked at the program, refusing outright to participate. Ashcroft defended the program as a necessary component of the ongoing War on Terrorism, but the proposal was eventually abandoned.
-- Ashcroft was responsible for draft legislation — the Domestic Security Enhancement Act of 2003, which proposed to greatly expand the powers of the U.S. government to fight crime and terrorism, while simultaneously eliminating or curtailing judicial review of these powers for incidents involving domestic terrorism. The bill was leaked and posted to the Internet on February 7, 2003.
-- On May 26, 2004, Ashcroft held a news conference at which he said that intelligence from multiple sources indicated that al Qaeda intended to attack the United States in the coming months. Critics said this was an attempt to distract attention from a drop in the approval ratings of President Bush, who was campaigning for re-election.

However, groups supporting the civil liberties protected by the Second Amendment lauded Ashcroft's Justice Department support for the Second Amendment. He said specifically, "the Second Amendment protects an individual's right to keep and bear arms," thus embracing the position that the second amendment expresses an individual, not collective, right. At the time NRA president Sandra Froman said, "When these Bush Administration officials affirmed that the Second Amendment protects an individual right, the enemy's of freedom were outraged because they fear the Second Amendment for what it really is — a shield against oppression."
John Ashcroft was één van George W. Bush’s meest trouwe toeverlaten, en toen hij in 2000 niet herkozen geraakte als senator van Missouri, ook al was zijn tegenstander tijdens de campagne komen te overlijden, benoemde Bush hem dan maar als zijn minister van justitie. Ashcroft was een kleurrijke politicus die ook furore maakte met het patriottische zangerskwartet “The Singing Senators”, waartoe ook zijn collega’s James Jeffords, Trent Lott en Larry Craig behoorden. In onderstaand filmpje kunnen jullie hem het lied “Let The Eagle Soar” zien en horen zingen: een nationalistische “red state anthem” dat door John Ashcroft zelf geschreven is. Het lied werd bekend door de documentaire “Fahrenheit 9-11” van Michael Moore.



En in de slagzin “Only God, No Other Kings” meen ik zelfs een libertarische ondertoon te onderscheiden, los van de conservatieve overtuiging van de uitvoerder natuurlijk.

Read more...

30 augustus 2008

Open Vld maakt het land kapot (Hoegin)

Het is eens iets ander: een partijvoorzitter die de andere partijen onverantwoord gedrag verwijt. Zelden was het echter zo duidelijk dat de pot de ketel verwijt dat hij zwart ziet, want de klacht dat de houding van «sommigen» onverantwoord is, is nog het meest van al op de top van de Open Vld zelf van toepassing. De manier waarop die top deze week nog maar eens een politiek spelletje speelde om de CD&V nog eens te kunnen jennen is daar trouwens een goed zeer voorbeeld van.

Eerst was er Vlaams minister Dirk van Mechelen –inderdaad, van de Open Vld– die liet vaststellen dat hij zich niet meer gebonden voelt door de belofte van de Vlaamse Regering om 400 miljoen euro opzij te zetten om de federale begroting in evenwicht te houding nu het duidelijk wordt dat er dit jaar geen grote staatshervorming meer zal komen. Karl-Heinz Lambertz, één van de drie «bemiddelaars» die een «interinstitutionele dialoog» op gang willen trekken, roept dat toch al enkele weken van de daken. Minister Dirk van Mechelen doet dan ook niet meer dan zowel Karl-Heinz Lambertz als Kris Peeters op hun woord te nemen, waardoor hij als Minister van Begroting de kans ziet Sinterklaas te mogen spelen. En dat op minder dan een jaar voor de volgende verkiezingen – hij zou gek zijn dat niet te doen.

Minister-president Kris Peeters had na de uitlatingen van Dirk van Mechelen natuurlijk weinig andere keus dan de vaststelling van de laatste te bevestigen. Ook voor hem komen er over minder dan een jaar verkiezingen aan, en bovendien zou een terugfluiting van Dirk van Mechelen niet bepaald in goede aarde gevallen zijn bij het Vlaamsgezinde gedeelte van de CD&V-achterban, om over de N-VA nog maar te zwijgen. Dus liet ook Kris Peeters in de media verstaan dat die 400 miljoen euro ook wat hem betroffen niet meer geblokkeerd zaten. Met als voorspelbaar gevolg een zware communautarisering van de volgende begrotingscontrole, want de facto werd de federale begroting deze week door Dirk van Mechelen en Kris Peeters grondig gekelderd.

Zo voorspelbaar als de reactie van Kris Peeters was, zo voorspelbaar was het ook dat na de Vlaamse kaart van Dirk van Mechelen er een Belgische kaart van iemand anders uit de Open Vld-top moest volgen. En die kwam er deze morgen dan ook, in het interview van Bart Somers in De Morgen. Waarbij Bart Somers er overigens niet bepaald een probleem van maakte om in zijn redeneringen hier en daar wel heel kort door de bocht te gaan. Hij vraagt immers de «anderen» (Wie? Dirk van Mechelen soms die communauteir stokebrand speelt?) zich vooral te concentreren op de economische problemen, in het bijzonder de welvaart, de koopkracht en de armoede. Laat het nu echter zo zijn dat aan Vlaamse zijde iedereen het er al meer dan een jaar over eens is dat een staatshervorming een conditio sine qua non is om die problemen überhaupt te kunnen aanpakken – met uitzondering van Groen! natuurlijk, maar het zou anders de eerste keer geweest zijn dat die partij in een sociaal-economisch dossier de plank eens niet volledig mis zou slaan.

Laat er echter geen twijfel over bestaan: had de CD&V de Vlaams kaart van Dirk van Mechelen niet opgevolgd, dan had Bart Somers deze morgen ongetwijfeld een heel ander verhaal laten noteren, en zou hij er zeker niet vies van geweest zijn om aan zijn verhaal meteen ook één of andere deadline te koppelen. Het zou trouwens niet de eerste keer geweest zijn. Waarom hij dat doet is ook niet moeilijk om te raden: de spanning zowel binnen het Vlaams Kartel tussen N-VA en CD&V als intern in de CD&V zelf zoveel mogelijk opdrijven, zeker in het vooruitzicht van de partijcongressen van 21 en 27 september. Dat hij daarmee het land communautair of sociaal-economisch om zeep zou helpen is daarbij nog wel het minste van zijn zorgen, inclusief of het daarbij over Vlaanderen of België zou gaan.

Het merkwaardigste aan de zaak is eigenlijk nog dat de Open Vld met deze tactiek weg kan blijven komen. Het is de Open Vld niet die in de media slechte punten uitgedeeld krijgt omdat zij nu al meer dan een jaar flink meehelpt om de boel zoveel mogelijk te verlammen. Indien de partij het afgelopen jaar loyaal en consequent de Vlaamse kaart zou getrokken hebben, zou de regering-Leterme I nooit van start hebben kunnen gaan. Had de partij even loyaal en consequent de Belgische kaart getrokken, zou van een regering-Leterme I waarschijnlijk zelfs nooit sprake geweest zijn. Het is echter precies de januskopperij van de Open Vld die er mee voor zorgt dat het Vlaams Kartel met zichzelf blijft worstelen. Men kan nog redeneren dat de Open Vld uiteindelijk niet meer doet dan haar eigen partijbelangen te verdedigen, maar wanneer de voorzitter vervolgens op zo'n groteske manier zijn handen in onschuld probeert te wassen zonder dat er in de media daarover nog maar zoveel als een kleine opmerking verschijnt, is toch iets te gortig naar mijn smaak.

Labels: , , ,

Read more...

Het Rijnlandmodel is dood (Vincent De Roeck)

Duitsland viert de 60ste verjaardag van haar naoorlogs Wirtschaftswunder deze zomer. Toen de oorlog in Europa in 1945 ten einde kwam, was Duitsland een puinhoop: haar steden waren vernietigd, miljoenen burgers waren gedood, veelvouden daarvan waren gewond, voedsel was schaars, hongersnood loerde om de hoek, de vluchtelingenkampen barstten uit hun voegen en ook de gevangenissen puilden uit met iedereen die ook maar van de kleinste misdaad beticht kon worden. De Nazi’s hadden doorheen de jaren een allesomvattend controlesysteem op poten gezet dat zowel productiequota als de prijzen van goederen en de lonen van werknemers overspande. De oorlogsmachine van de Nazi’s werd hoofdzakelijk gefinancierd door het bijdrukken van waardeloze Reichsmarken met een ongeziene vorm van “repressed inflation” tot gevolg. Zeldzame goederen werden eerst gerantsoeneerd maar ook dat bracht geen soelaas: na enige tijd werden deze goederen gewoon niet meer geproduceerd. Tegen de overgave van de Nazi’s in mei 1945 bengelde Duitsland socio-economisch dan ook over de afgrond. En daar hadden zowel hun mislukte planeconomie als de oorlog schuld aan.

Na de overgave van Nazi-Duitsland werd het land in vier bezettingszones onderverdeeld. In Sovjetgebied werd de industrie ontmanteld en naar het moederland verscheept als herstelbetalingen (oorlogsbuit), werd een Stalinistisch communistisch schrikbewind geïnstalleerd en kregen Sovjetsoldaten de toestemming om de lokale Duitse bevolking te terroriseren. Honderdduizenden van hen kwamen later om in sinistere strafkampen in Siberië. De drie Westerse bezettingszones maakten zich niet schuldig aan Sovjettoestanden maar hun medeleven voor de Duitsers was even gering. De Duitsers, ofschoon officieel dan wel “gedenazificeerd”, bleven nog steeds “vijanden” in de ogen van de VS, het Verenigd Koninkrijk, en - vooral - Frankrijk. Buitensporige gulheid jegens de lokale Duitsers kon van hen dan ook niet verwacht worden. Daarenboven hadden de militaire bezettingsoverheden ook geen enkele economische bagage. Gevolg? De Nazi-planeconomie met prijs-, loon- en productiebeperkingen bleef ook na de oorlog behouden.

Gelukkig voor de Duitsers waren niet alle intelligentsia door de Nazi’s uitgemoord of door de Amerikanen naar de VS verscheept. Onder de hoede van Walter Eucken, een professor aan de universiteit van Freiberg, ontstond langzamerhand een kleine dissidente denkgroep van vrijemarktadepten. Deze groep bestond al voor de oorlog, maar moest onder het Nazibewind ondergronds gaan, zodat het na de oorlog moeilijk heropgericht kon worden, maar uiteindelijk lukte het dan toch. Hun inspiraties waren de gekende Oostenrijkse economen Ludwig von Mises, Friedrich von Hayek en Wilhelm Röpke, wiens boeken ook onder het Nazibewind clandestien in hun groepje circuleerden. Euckens luitenant Ludwig Erhard werd in 1946 door de Amerikanen aangesteld als de kersverse Beierse economieminister, een functie die hij tot 1948 met verve zou blijven bekleden. Als minister in de Amerikaanse bezettingsoverheid van Beieren bleef hij de vrije markt verdedigen en trachtte hij een ommeslag in de geesten van de Duitsers te bewerkstelligen. Volgens Erhard hadden de Duitsers zelf schuld aan de economische chaos en konden zij de situatie enkel maar omkeren door hard werk en veel sparen. Erhard stond voor zelfverantwoordelijkheid en was geen pessimist: hij geloofde dat Duitsland ondanks alles een nieuwe plaats te wachten stond in het rijtje van de beschaafde en welvarende landen van de wereld.

In 1948 fuseerden de drie Westerse bezettingszones in één administratief geheel met Ludwig Erhard als minister voor economische zaken. Zijn eerste grote maatregel was munthervorming. Erhard wist de inflatie terug te dringen en monetaire stabiliteit te verzekeren door de invoering van een nieuwe Duitse munteenheid, de Deutsche Mark en door dit te koppelen aan een vermindering van de munthoeveelheid in circulatie. West-Duitsers konden tien Reichsmark inwisselen voor één Deutsche Mark. De tweede stap in de sanering van de naoorlogse Duitse (plan)economie was het afschaffen van de controles op prijzen, lonen en productie. Erhard kondigde deze afschaffing zondags af op de radio en liet deze maatregel de dag nadien al in voege treden, tegen het advies van alle anderen in. Naar verluidt zou de Amerikaanse legerbevelhebber Lucius Clay hem gezegd hebben dat “al zijn adviseurs zeggen dat hij een enorme fout maakt”, waarop Ludwig Erhard “luister niet naar hen, mijn adviseurs zeggen hetzelfde” geriposteerd zou hebben. Deze anekdote is treffend voor de gangbare economische modellen van die tijd.

De positieve effecten van deze twee maatregelen bleven niet lang op zich wachten: goederen werden minder schaars, meer en meer Duitsers konden een job vinden en de prijzen namen gestaag af - na in het begin wel even te stijgen, maar dat is normaal in zulke schokeffectsituaties. Een half jaar later was de productie al met 46% gestegen, en nog eens zes maanden later al met 81%. Tegen eind 1950 was de zieke Duitse economie aan de betere hand: de landbouw- en industriële output was dermate gigantisch dat de prijzen ettelijke factoren lager waren dan in 1948 en dat de levenskosten van de Duitsers drastisch teruggedrongen konden worden. Maar de Duitse motor zou pas echt uitzonderlijk beginnen draaien in de tweede helft van de jaren 1950 en tien jaar later zou Duitsland met een enorme voorsprong de sterkste economie van gans Europa zijn, ook in vergelijking met landen als Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk die de oorlog nochtans gewonnen hadden. De gelden van het Marshallplan droegen minder bij tot deze remonte dan in andere Europese landen en de verwezenlijkingen van de Duitse economisten zijn dan ook meer te danken aan hun beleid en visie dan aan externe subsidies.

Maar het is niet al goud wat blinkt: de hervormingen in West-Duitsland maakten wel komaf met de meest schrijnende uitingen van de Nazi-economie zoals de centrale planning, de controles op prijzen, productie en lonen, en het monetaire wanbeleid, maar van een échte vrijemarkteconomie was geen sprake. Eucken, Röpke en Erhard waren filosofisch misschien wel libertariërs, maar in de praktijk lieten ze het politieke pragmatisme vaak zegevieren, onder het motto van de promotie van “sociale cohesie”. Hun economisch beleid werd later bekend als het “Rijnlandmodel”: een middenweg tussen een vrijemarkteconomie en een genereuze herverdelende welvaartsstaat. Het Rijnlandmodel zou later ook elders als “social market economy” doorgevoerd worden, zijnde dan wel met véél minder succes dan in Duitsland dat omwille van historische redenen meer dan eender welk ander land bereid was de vangnetten te vrijwaren van sociale parasieten op zoek naar een hangmat.

Ook lieten de Duitsers de planzucht van de overheid niet ontsporen omdat de gevolgen van een overdreven planeconomie hen nog vers in het geheugen zaten. De twee aspecten van het Rijnlandmodel die de vrije markt het meest ondermijnen, tot op vandaag, waren ook toen de strakke reguleringen van grote bedrijven en het systeem van “medezeggenschap” tussen vakbonden en directie via permanente sociale onderhandelingen. Vanaf het begin van de naoorlogse Duitse economie bestonden de instellingen al die later de deur zouden open zetten voor almachtige belangengroepen, hoge inkomstenbelastingen, de herverdeling van meer dan 40% van het BNP, de chantage van bedrijven door vakbonden en de algemene cultus van politiek paternalisme, en de gehele Duitse economie zouden verlammen.

Zestig jaar na de introductie van het Rijnlandmodel is het voor iedereen duidelijk dat de beleidsmakers van toen de zaden voor hun eigen ondergang geplant hebben door structuren te creëren die mettertijd opnieuw zouden leiden tot politieke corruptie, intellectuele fraude en nieuwe vormen van verregaande overheidsinmenging in de economie. In mijn ogen, en in die van éénieder met een minimale kennis van macroeconomie, is de markt ofwel vrij ofwel is ze dat niet. Ofwel bepalen consumenten en producenten de prijzen, de lonen en de productie, ofwel bepaalt de overheid dat. Ofwel mag de individuele burger een vredesvol leven leiden zonder lastiggevallen te worden en mag hij vrijwillig met anderen handel drijven en zich associëren, ofwel mag hij dat niet. Ofwel mag hij deelnemen aan de samenleving, ofwel is hij een pion op een politiek schaakbord die gemanipuleerd en gecontroleerd mag worden wanneer zijn individuele keuzes niet die van de staat reflecteren. Ofwel is de burger vrij en verantwoordelijk, ofwel is hij dat niet. Guy Verhofstadt, Bill Clinton, Wim Kok en Tony Blair hadden ongelijk: er is geen derde weg.


Deze tekst is gebaseerd op de speech van Richard M. Ebeling op een privé-conferentie van het Fraser Institute in “The Suites at 1 King West” in Toronto vorige maand, waarop ik aanwezig was. Ebeling is de gewezen voorzitter van de Foundation for Economic Education.

Meer over deze libertarische professor op www.fee.org.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.


Read more...

Torture and liberty (James Bovard)

Is torture compatible with liberty? Unfortunately, this is no longer a hypothetical question. Many Americans who claim to support individual freedom also favour permitting the government to torture suspected terrorists or other purported enemies of the United States. This controversy is reminiscent of a disagreement between the famous economists F. A. Hayek and John Maynard Keynes. Hayek’s Road to Serfdom (1944) brilliantly restated the classical warnings on Leviathan, showing the similarities in trends between Nazi Germany and Western democracies. Keynes claimed that Hayek had gone too far in his criticism because “dangerous acts can be done safely in a community which thinks and feels rightly, which would be the way to hell if they were executed by those who think and feel wrongly.” Many have embraced Keynes’s assumption in the post-9/11 era. They have accepted that a democratic government should be permitted to unleash itself if the rulers promise to do good things. They have ignored or shrugged off the specific methods used because of their confidence that politicians “think and feel rightly.”

President George W. Bush exploited this confidence by invoking American values in response to his critics. Shortly after the Abu Ghraib prison photos were published, Bush brushed aside a question about his personal responsibility by assuring a French interviewer that “America is a great and generous and decent country.” After Amnesty International declared that the United States had become “a leading purveyor and practitioner” of torture, Bush sought to refute the charge by invoking American moral greatness: “The United States is a country that promotes freedom around the world.” Much of the American media continued praising Bush as a visionary idealist long after the evidence of grave abuses had surfaced. The Bush administration’s invocation of freedom to justify its interrogation policies is premised on the assumption that the U.S. government could never be a threat to Americans’ freedom. The Founding Fathers recognized that individual liberty depends on a “government of laws, not of men.” Unfortunately, the Bush administration decided that the law could not be permitted to impede its war against terrorism.

Justice Department lawyers busied themselves creating legal pretexts for the President to scorn the federal Anti-Torture Act and the Geneva Conventions. A secret 2002 memo written by Justice Department official John Yoo proclaimed that “the President enjoys complete discretion in the exercise of his Commander-in-Chief authority and in conducting operations against hostile forces (…) We will not read a criminal statute as infringing on the President’s ultimate authority in these areas. “White House counsel Alberto Gonzales publicly declared that Bush had a “commander-in-chief override.” Thus the statute book no longer applied to the nation’s Supreme Leader. Bush and his defenders continually portray the torture scandal as problems caused by a “few bad apples” or simply the equivalent of college-fraternity hazing. In reality, the abuses ranged from the endless high-volume repetition of a “Meow Mix” cat-food commercial at Guantanamo to tearing out toenails in Afghanistan to compulsory enemas for recalcitrant prisoners to beating people to death in Iraq and kicking them to death outside Kabul to illegally sending detainees to foreign governments to be tortured by proxy and creating a system of “ghost prisoners” worthy of a banana republic.

U.S. torture has been confirmed by FBI agents, former U.S. military interrogators, a Department of Defense Inspector General report, and court cases around the globe. Yale law professor Jack Balkin wrote, “The President has created a new regime in which he is a law unto himself on issues of prisoner interrogations. He decides whether he has violated the laws, and he decides whether to prosecute the people he in turn urges to break the law.” After 9/11 the CIA constructed an interrogation program by “consulting Egyptian and Saudi intelligence officials and copying Soviet interrogation methods,” the New York Times noted last year.

The United States had long condemned Soviet, Egyptian, and Saudi torture. But interrogation systems designed to compel victims to sign false confessions provided the model for protecting America in the new millennium. Torture regimes crafted to perpetuate repressive systems suddenly became engines of freedom - at least in the eyes of some Bush supporters. The Justice Department produced a secret legal opinion in 2005 permitting CIA interrogators to use “combined effects” on detainees, including head slapping, simulated drownings (“waterboarding”), frigid temperatures, manacling people for many hours in stress positions, and blasting them with loud music to assure sleep deprivation. The New York Times, which published the leaked memo, labeled it an “expansive endorsement of the harshest interrogation techniques ever used by the CIA.” The memo signaled that the Bush administration explicitly rejected the definition of torture that had been used for the previous century.

From the time when the first Abu Ghraib photographs were published, President Bush emphatically denied that the U.S. government ever used or approved of torture. But this past April,ABC News revealed that Vice President Dick Cheney and other top Bush administration officials would sit around a table in the White House and specify the precise extreme interrogation methods that would be used on Muslim detainees. ABC noted: “The high-level discussions about these ‘enhanced interrogation techniques’ were so detailed (…) some of the interrogation sessions were almost choreographed - down to the number of times CIA agents could use a specific tactic.” Thus the number of times each prisoner could be whacked upside the head or almost drowned - or how long he could be shackled in a painful position - were decreed by the administration’s top officials. Attorney General John Ashcroft, who was the loudest apologist for Bush power grabs, warned, “History will not judge this kindly.” Bush later confirmed that he was aware that his top officials were dictating exactly how brutal the interrogations would become.

The torture scandal has made clear how little protection American laws provide to U.S. victims. Lawyers for four British citizens who had been locked up at Guantanamo from 2002 to 2004 sued U.S. officials, seeking damages for the illegal detention and torture they suffered. In January 2008 federal Judge Karen Henderson rejected their lawsuit, declaring that “torture is a foreseeable consequence of the military’s detention of suspected enemy combatants.” A federal appeals court ruled: “It was foreseeable that conduct that would ordinarily be indisputably ‘seriously criminal’ would be implemented by military officials responsible for detaining and interrogating suspected enemy combatants.” The court ruled that the officials could not be sued because they were merely carrying out their official duties. The fact that they were following Bush’s orders gave them legal immunity in American courts - a tacit revocation of the Nuremberg doctrines established in the war-crimes trials after WW II. Eric Lewis, the detainees’ lawyer, lamented, “It is an awful day for the rule of law and common decency when a court finds that torture is all in a day’s work for the defense secretary and senior generals.”

In recent years, the U.S. government has appropriated the title of the Supreme Defender of World Freedom, akin to the Catholic Church's role as the defender of the true faith in earlier centuries. During the Inquisition, torture was justified to rid the world of heresy. Bush, who promised to “rid the world of evil,” perhaps feels justified in using torture to achieve his transcendent goal. But this is where one of the problems arises. In the days after the 9/11 attacks, Bush talked about al Qaeda as the target of U.S. efforts.The target list soon expanded to include the Taliban, the Afghan rulers who had provided sanctuary to al Qaeda. Bush later added “radicals” and “extremists” to the list of enemies. Attorney General Gonzales declared in 2006 that it is “essential that we continue to develop the tools we need to investigate (…) and prosecute those who travel down the road of radicalization.” There is nothing to constrain a politician from labeling his opponents “radicals” - as has happened repeatedly in American history.

Some people support torture because they are confident that the government will only barbarize foreigners. This was how Bush’s power to designate enemy combatants was first sold to the public - as something that would only be applied to foreign perils. But after José Padilla was arrested in Chicago in 2002, his American citizenship did not save him from brutality while incarcerated in South Carolina and elsewhere in the United States. Once the government decrees that someone has no rights, it is a small step to declare that there will be no limits on how the government treats that person. Some Americans support torture because of their distrust or hostility to Muslims, the usual target of contemporary extreme American interrogation methods. But the government claims the right to designate as enemy combatants (and thus eligible for torture) alleged members or supporters of any designated terrorist group. Irish Americans could be at risk of torture if the feds alleged they were linked to the Real Irish Republican Army, and Jews could face similar perils if the feds alleged their connection to the Sword of David or American Friends of the United Yeshiva Movement.

Human Rights Watch warned in 2005 that the government’s terrorist-group designation process has been “challenged in the courts for being vague, overbroad, and for there being no transparent criteria for listing entities on the lists or removing entities from the lists.” Torture supposedly saves lives by providing the surest way to get the evidence of a “ticking time bomb.” There are no good verified examples of that from American experience. However, it was torture that produced “evidence” that spurred the American public to support Bush’s rush to war against Iraq. The “smoking gun” linking al Qaeda to Saddam Hussein came from an al Qaeda operative captured in Afghanistan, Ibn al-Shaykh al-Libi. Secretary of State Colin Powell relied on al-Libi’s information for his February 2003 presentation to the United Nations Security Council. However, Powell did not know that al-Libi had been tortured in Egypt – where he was “renditioned” by U.S. agents. Had it not been for the torture of al-Libi, thousands of American soldiers might still be alive, and hundreds of thousands of Iraqis would not have perished in the 2003 invasion and the subsequent civil war.

Torture is not a “bleeding heart” issue; instead, it is simply a question of whether a president will have absolute power. In reality, the Bush administration’s torture policies are simply the most vivid example of its belief that the president is now permitted to do as he pleases. Assistant Attorney General Steven Bradbury declared in 2006: “Under the law of war, the president is always right.” Bradbury also informed a closed congressional committee in 2006 that Bush has the authority on his own to order killings of suspected terrorists within the United States. Bradbury’s assertion stirred zero controversy - despite the administration’s long record of false accusations of terrorist connections. The vast majority of people charged in federal terrorist investigations have not been convicted on terrorism charges.

The genius of the Founding Fathers was to recognize that the existence of perils cannot justify absolute power. The Constitution was created by a generation of men who had fought a war against the most powerful government in the world. At the same time, it was also a civil war, thanks to the pervasive Tory sympathizers in many parts of the colonies. The Constitution was not made for sunny days and smooth sailing. Instead, it was crafted for hard times, with many provisions for dealing with deadly threats to the nation’s survival. For a president to effectively claim that he can no longer be bound by the Constitution is an insult to the Founding Fathers who survived far harsher tests in their time than America did on and after 9/11.


James Bovard is een Amerikaanse libertarische auteur. Dit artikel verscheen oorspronkelijk in “The Freeman” en werd nadien ook ter publicatie aangeboden aan binnen- en buitenlandse weblogs.

Read more...

De zoon van Paul Goossens spreekt al ! (vpmc)

.
Jan Goossens, zoon van zijn vader, en artistiek leider van de KVS, vertelt vandaag in De Standaard dat de islam helemaal in Europa thuishoort. En wie anders zegt is een dwingeland, en van Istendael is een dwingeland eerste klas.
Mooi, maar Goossens heeft zijn feiten niet goed op een rijtje, en ook zijn er woordjes waar hij nog niet goed overweg mee kan.
Zijn artikel is te lang en te vervelend om het helemaal door te nemen, de zon schijnt buiten, maar een enkel zinnetje zullen we toch bekijken. Hij schrijft:

"Alsof de islam niet al sinds de 7de eeuw deel uitmaakt van onze Europese traditie, maar handig uit de meeste geschiedenisboeken is weggegomd."

Vooraf iets over dat "weggommen". Misschien dacht Jan, gegrepen als hij is door het multiculturalisme, aan Arabische gom, of anders aan een stukje vlakgom, maar zijn werkwoord is in het Nederlands onbekend.

Intrigerender is zijn mededeling over de 7de E.
Waar in Europa was de islam toen aanwezig, volgens Jan? Het Iberisch schiereiland kan hem niet voor ogen hebben gestaan, want ik neem aan dat hij, als hoogopgeleide zoals hij zelf zegt, goed weet dat de bloedige islamveroveringen daar pas in de achtste eeuw zijn begonnen, ongeveer honderd jaar na de veronderstelde Mohammed zijn hegira.
Nu ja, zult u zeggen, sub specie æternitatis, wat is honderd jaar? Akkoord, maar in de zevende eeuw was die islam volgens Jan zelfs al een deel van onze Europese traditie!

Dat zal dan toch een zeer jonge, en bovendien onvrijwillige traditie zijn geweest, want zelfs in de Arabische wereld was het christendom toen nog overwegend, al was de uitroeiing ginds al flink op gang gekomen.

Misschien dat voor een adoptieve Brusselaar het woord traditie een andere betekenis heeft dan wij gewend zijn. Tenslotte hebben ze daar sinds kort ook de aloude Zinnekenstraditie.
.

Labels: , , , ,

Read more...

Hoe reageren tav/d Russische beer?

Na het gadeslaan van de recente Russische handelingen in het Georgische conflict is het tijd voor een reactie. De Europese Unie, bij monde van de Franse president en minister v Buitenlandse Zaken, kwam tussenbeide als een 'soft power actor' om een staakt-het-vuren tot stand te brengen dat door Rusland geschonden blijft (gezien de blijvende bezetting van Poti). Angela Merkel was duidelijk niet al te blij met Rusland.

A) Geen Sancties. Wel het stilletjes verwijderen van Gazprom en het wegwerken van de afhankelijkheid aan Russische energetische grondstoffen.

B) de vorming van een Europese Defensie Gemeenschap.

Opvallend is de aandacht tav/d aankomst van Amerikaanse oorlogsbodems, een duidelijk Amerikaans signaal van gematigde 'hard power response'. Dit weekend zou er een Europese reactie uit de bus moeten komen. Een 'duidelijke' reactie vanwege een economische grootmacht met 'nothing to back it up with real power' door een gebrek aan gecoördineerde powerprojection. Rusland liet ondertussen al verstaan de export van energetische grondstoffen naar Europa stop te zetten indien de EU sancties nemen tegen Rusland.

Ik zou opteren voor het niet nemen van sancties tegen Rusland. Voor een doorgedreven liberalisering van de energiemarkt en het subtiel verjagen van Gazprom e.a. Russische energiebedrijven/investeringen binnen de EU (Nordstream). Naast een actief beleid om de afhankelijkheid van Russische energetische grondstoffen af te bouwen (onder alle EU-leden) gepaard met opgevoerde investeringen in alternatieve 'brandstoffen' voor consumptie. Officieel geen sanctie, enkel 'gezond verstand'-beleid. Sancties werken hier contraproductief...enkel meer olie op het vuur gooien. Het helpt Georgië niet, het helpt de Oost-Europese lidstaten niet en het zal de confrontatie tussen Rusland en de EU-leden niet verzachten.

Tweede beleidsoptie zou de vorming zijn van een Europese Defensie Gemeenschap die de Europese partnerlanden binnen de NAVO samenbrengt in één defensieorganisatie, ten einde het machtsevenwicht binnen de NAVO te herstellen. Het EDG komt feitelijk neer op een Europese variant van de NAVO, geïntegreerd/verbonden (met) in de NAVO (kwestie van moeilijk te doen) en slechts losjes verbonden met de Europese Unie.

De primaire rol van het EDG is een defensieve rol op het Europese continent. Indien de territoriale soevereiniteit van een lidstaat geschonden wordt door een andere Staat (die niet tot het EDG behoort) dan komt dit neer op een aanval op alle EDG-leden, deze laatsten zijn genoodzaakt militaire bijstand te verlenen om de territoriale soevereiniteit van de getroffen lidstaat te herstellen. Secundaire rol van het EDG is het vrijwaren van de communicatiekanalen (handelstransport & energetisch transport) van de Europese Unie en het militair beschermen van de Exclusieve Economische Zone van de Europese lidstaten [expeditionair karakter]. Landen van Strategisch belang voor de EU of het EDG kunnen onder de bescherming geplaatst worden van het EDG (mits beperkingen & onder voorwaarden) zonder volwaardig lidmaatschap te bekomen tot het EDG, de NAVO of de Europese Unie. Ik denk hierbij - voorlopig - aan Georgië en Oekraïne [zouden dan geen lid worden van de NAVO]. Ik ga ervan uit dat de huidige lidstaten van de Europese Unie en de overige Europese leden van de NAVO (vb. Noorwegen) zouden toetreden tot het EDG. Het is de bedoeling om een alternatief aan te bieden dan het NAVO-lidmaatschap en het ontstaan van een Europese persoonlijke ruimte voor handelingen zonder dat de VSA het voortouw nemen of beslissingen opdringen. Het EDG werkt eigenlijk zoals de NAVO...maar dan onder Europees gezag.

Het politieke orgaan van deze organisatie zou moeten bestaan uit 2 niveau's: een besluitvormingsniveau en een politiek coördinatieniveau. Op het Besluitvormingsniveau zullen de Staats- en Regeringsleiders van de lidstaten alsook hun Ministers van Buitenlandse Zaken zetelen, zij moeten finale beslissingen nemen over expansie van het bondgenootschap en andere algemene beleidsbeslissingen. Op het coördinatieniveau zullen de Ministers van Landsverdediging van de lidstaten zetelen, zij moeten zorgen voor meer streamlining van de nationale veiligheidsbeleiden. Het politieke orgaan zou (theoretisch) los moeten staan van de politieke Europese Unie en strikt intergouvermenteel handelen.

Onder het gezag van het politieke orgaan zouden drie suborganisaties ontstaan:
- De Europese Militaire Organisatie - EMO.
- De Europese Militaire Inlichtingenagentschap - EMI.
- Het Europese Defensie Agentschap - EDA.

De EMO zou een Centrale Staf vormen die nu al bestaat als de Staf van het EUROCORPS, haar taak zou erin bestaan om de militaire coöperatie tussen de lidstaten op poten te zetten, coördinatie met de NAVO, beheer van gezamenlijke infrastructuur en materiaal [Ballistic Missile Defense], coördinatie van mulitnationale militaire oefeningen, coördinatie van opleiding, enz. . Onder het militaire gezag van de EMO zouden de Europese Battle Groups komen (nu onder EU gezag, Europese Raad). Deze zouden bestaan uit nationale en multinationale BG's met respectievelijk nationale en multinationale BG-command & control. Het is aan de lidstaten uit te maken met wie ze samenwerken. In een eerste fase zouden de BG's moeten ageren als snelle interventiegroepen voor europese defensie en de basis vormen voor expeditionaire eenheden.

Het EMI moet zorgen voor een doorgedreven coördinatie op vlak van inlichtingen [infrastructuur, verzamelen, delen, gebruiken]. Het EDA bestaat al onder het gezag van de Europese Unie. Deze zou ik plaatsen onder het gezag van het EDG.

Het is de bedoeling om geen 'Europees Leger' tot stand te brengen maar de Europese Unie wel te voorzien van een militaire arm om haar politieke macht in haar eigen achtertuin te versterken. Diplomatiek zal men eerder nog steeds de 'soft power approach' hanteren (Economische macht & diplomatie) en hopelijk zal deze geloofwaardiger worden door het EDG.

Ergens is er een noodzaak deze organisatie los te koppelen van de Europese Unie. De EU is verwikkelt in een existentiële (doch ontkende) crisis van haar Politieke Unie [evolutie 'Confederaal' naar 'Federaal'] terwijl de Economische Unie stabiel blijft bestaan (voorlopig). Het zou onvoorzichtig zijn de Europese Unie een Gemeenschappelijk Defensie beleid toe te vertrouwen, het zou tevens de federalisering van de Europese Unie enkel versterken. Het EDG kan een voorlopig framework voor Europese coördinatie vormen tot er een echte [democratisch gedragen] bereidheid is voor verdere integratie.

Labels: , , , , , , , ,

Read more...

29 augustus 2008

Volgens de Venezolaanse staatstelevisie won Michael Phelps zijn gouden medailles in 1972 in Munchen en was Hitler toen nog aan de macht...



(Sorry voor de personen die doorgaans komen klagen als ik hier een videofragmentje post, maar ditmaal zullen ze toch moeten toegeven dat dit YouTube-filmpje echt wel de moeite is, althans dat hoop ik.)

Read more...

28 augustus 2008

Warning by Friedrich Nietzsche

Somewhere there are still peoples and herds, but not with us, my brethren: here there are states.
A state? What is that? Well! open now your ears unto me, for now will I say unto you my word concerning the death of peoples.
A state, is called the coldest of all cold monsters. Coldly lieth it also; and this lie creepeth from its mouth: “I, the state, am the people.”

It is a lie! Creators were they who created peoples, and hung a faith and a love over them: thus they served life.
Destroyers, are they who lay snares for many, and call it the state: they hang a sword and a hundred cravings over them.
Where there is still a people, there the state is not understood, but hated as the evil eye, and as sin against laws and customs.
This sign I give unto you: every people speaketh its language of good and evil: this its neighbour understandeth not. Its language hath it devised for itself in laws and customs.
But the state lieth in all languages of good and evil; and whatever it saith it lieth; and whatever it hath it hath stolen.
False is everything in it; with stolen teeth it biteth, the biting one. False are even its bowels.
Confusion of language of good and evil; this sign I give unto you as the sign of the state. Verily, the will to death, indicateth this sign! Verily, it beckoneth unto the preachers of death!
Many too many are born: for the superfluous ones was the state devised!
See just how it enticeth them to it, the many–too–many! How it swalloweth and cheweth and recheweth them!
“On earth there is nothing greater than I: it is I who am the regulating finger of God”—thus roareth the monster. And not only the long–eared and short–sighted fall upon their knees!
Ah! even in your ears, ye great souls, it whispereth its gloomy lies! Ah! it findeth out the rich hearts which willingly lavish themselves!
Yea, it findeth you out too, ye conquerors of the old God! Weary ye became of the conflict, and now your weariness serveth the new idol!
Heroes and honourable ones, it would fain set up around it, the new idol! Gladly it basketh in the sunshine of good consciences,—the cold monster!
Everything will it give YOU, if YE worship it, the new idol: thus it purchaseth the lustre of your virtue, and the glance of your proud eyes.
It seeketh to allure by means of you, the many–too–many! Yea, a hellish artifice hath here been devised, a death–horse jingling with the trappings of divine honours!
Yea, a dying for many hath here been devised, which glorifieth itself as life: verily, a hearty service unto all preachers of death!
The state, I call it, where all are poison–drinkers, the good and the bad: the state, where all lose themselves, the good and the bad: the state, where the slow suicide of all—is called “life.”
Just see these superfluous ones! They steal the works of the inventors and the treasures of the wise. Culture, they call their theft—and everything becometh sickness and trouble unto them!
Just see these superfluous ones! Sick are they always; they vomit their bile and call it a newspaper. They devour one another, and cannot even digest themselves.
Just see these superfluous ones! Wealth they acquire and become poorer thereby. Power they seek for, and above all, the lever of power, much money—these impotent ones!
See them clamber, these nimble apes! They clamber over one another, and thus scuffle into the mud and the abyss.
Towards the throne they all strive: it is their madness—as if happiness sat on the throne! Ofttimes sitteth filth on the throne.—and ofttimes also the throne on filth.
Madmen they all seem to me, and clambering apes, and too eager. Badly smelleth their idol to me, the cold monster: badly they all smell to me, these idolaters.
My brethren, will ye suffocate in the fumes of their maws and appetites! Better break the windows and jump into the open air!
Do go out of the way of the bad odour! Withdraw from the idolatry of the superfluous!
Do go out of the way of the bad odour! Withdraw from the steam of these human sacrifices!
Open still remaineth the earth for great souls. Empty are still many sites for lone ones and twain ones, around which floateth the odour of tranquil seas.
Open still remaineth a free life for great souls. Verily, he who possesseth little is so much the less possessed: blessed be moderate poverty!
There, where the state ceaseth—there only commenceth the man who is not superfluous: there commenceth the song of the necessary ones, the single and irreplaceable melody.
There, where the state CEASETH—pray look thither, my brethren! Do ye not see it, the rainbow and the bridges of the Superman?—
Thus spake Zarathustra.

Read more...

27 augustus 2008

Een update uit de Kaukasus (Vincent De Roeck)

Ik weet niet hoe het in België met de berichtgeving over Georgië gesteld is, maar hier in Georgië zelf is de toestand eigenlijk nog maar weinig veranderd in vergelijking met vorige week. De Russen hebben immers niet enkel Abchazië en Zuid-Ossetië als onafhankelijke landen erkend, maar bezetten ook nog steeds strategische punten rond Gori en steden in West-Georgië zoals de havenstad Poti. De geprojecteerde economische groei voor 2008 van 12,5% in Georgië werd al teruggebracht tot maximum 5% en de regering discussieert hier zelfs over dollarisering van de economie om de negatieve impact van de herstelwerken en de influx van buitenlands kapitaal na deze crisis op de Georgische munt, de Lari, te neutraliseren. Verder zijn er nog steeds honderdduizenden mensen op de dool en dreigt het gebruik van schoollokalen voor de opvang van vluchtelingen het begin van het nieuwe schooljaar te hypothekeren.

Maar het meest bedreigende element zou naar verluidt het wangedrag van de Russen in bezet (“bevrijd”) gebied zijn, althans dan toch volgens de pers en mensen ter plaatse. In Abchazië en Zuid-Ossetië zouden Russische ambtenaren bezig zijn met het massaal uitreiken van Russische paspoorten en zouden weigeraars geëxecuteerd of gedeporteerd worden. Nochtans is het leven in Georgië helemaal niet tot een stilstand gekomen. In Tbilisi is de toestand genormaliseerd en verdringen aftandse taxi’s elkaar opnieuw in de wirwar van nauwe straatjes en kronkelende bergpaadjes.

En ook al zaten er maar twaalf passagiers op mijn vliegtuig en had mijn hotel in Oud-Tbilisi maar drie gasten op een vijftigtal kamers, Turken en Azeri’s komen nog steeds met plezier naar de berg- en waterresorts van Georgië, oorlog of geen oorlog. In de oude Sovjet-vakantiekolonie aan het meer van Bazaleti, het complex waar ik momenteel verblijf, is wel maar een vijfde van de appartementen bezet, maar dat heeft naar verluidt meer te maken met de grootheidswaanzin van de Joods-Amerikaanse eigenaar dan met de huidige toestand in deze Kaukasusrepubliek.

En ook de export leeft terug op ondanks de blokkade van de haven van Poti, net als de handel tussen Armenië, Azerbeidjan en Georgië, want ook al zijn deze drie landen niet meteen elkaars beste vrienden, toch voelen ze zich verenigd in hun strijd tegen de Russische dominantie in deze regio. En dat het toerisme nog steeds hoogtij viert, is eigenlijk niet eens zo verwonderlijk. Georgische meisjes ogen immers verlegen en jongens lijken zelfingenomen maar achter dit uiterlijk vertoon schuilt een extrovert volk dat zich - niet geheel onterecht - “het vriendelijkste volk van de wereld” pleegt te noemen.

Ook de gastvrijheid en het geloof kenmerken deze bergcommune van 4,5 miljoen orthodoxe Christenen, net als de adembenemende panorama’s, de uitstekende keuken met lokale topwijnen, de afgelegen dorpjes, de bergkloosters, de nationale parken, de spa’s en thermen, en de natuurpracht van dit Kaukasusland. Georgië is volgens mij één van 's werelds laatste pure gemeenschappen en ook hun landschap vertaalt deze puurheid. Hun gebrekkige talenkennis is wel een minpunt maar met wat goede wil en geduld kan je hier ver komen, of met een basis Georgisch of Russisch natuurlijk…

Verder valt mij hier ook het enorme gevoel van verbondenheid tussen de buitenlanders op. Tijdens zowel mijn ontbijt in het Marriott op het Vrijheidsplein als een latere lunch in het Radisson (ik had geen flauw benul van de toestand of de kwaliteit van het eten in Georgië dus dacht ik op “safe” te spelen, maar dat bleek achteraf helemaal onnodig) op het Rozenplein - daar waar de anti-Shevernadze-revolutie plaatsvond - kwamen andere Europeanen spontaan bij mij aan tafel aanschuiven om ervaringen uit te wisselen.

Maar wat mij hier wel ook bijblijft is de precaire situatie van de nutsvoorzieningen en de vreemde politieke situatie. Een drietal maal per avond valt de elektriciteit hier uit en ook van generatoren heeft men kennelijk nog nooit gehoord. De airconditioning oogt middeleeuws, het internet valt regelmatig weg en gsm-verbindingen zijn maar zelden beschikbaar. Nu heeft dit misschien iets te maken met de conflictsituatie, maar de lokale Georgiërs zeggen van niet.

Tenslotte blijkt ook de impressie in het Westen dat Saakasjvili enorm populair is onder zijn bevolking een fantasie te zijn. De meerderheid hier heeft een afkeer van deze ultra-nationalist die zich laat omringen met oud-KGB-mensen en lokale oligarchen, en een enkeling durft zelfs de idee te opperen dat Saakasjvili op dit conflict aanstuurde om zo de opkomst van een échte oppositie tegen te houden en in de volgende verkiezingen zeker herkozen te worden.

Dat Saakasjvili zelf geen heilige is, blijkt trouwens ook uit een aantal recente maatregelen. Hij liet enkele dagen geleden immers de toegang tot alle Russische webservers blokkeren en haalde ook alle Russische televisiestations uit de ether. Saakasjvili is misschien wel beduidend beter dan Poetin, maar een echte liberale heilige is ook hij zeker en vast niet. Het aan banden leggen van de pers, ook al is die Russisch, is eigenlijk gewoon onaanvaardbaar.

Read more...

Drie lezersbrieven over Georgië

Deze week schreef ik enkele korte stukjes over de crisis in Georgië die ik naar drie verschillende media opgestuurd heb als lezersbrieven.

The Economist
SIR - Let me thank you and your lay-outing staff for their great and courageous job last week (V388 N8593), showing on The Economist’s cover Mr. Vladimir Putin and his armies smashing down villages in a Stalin-like poster cartoon. Never have I ever entered a non-EU country quicker and easier than last week Thursday at Tbilisi Airport. A passport issued by a small and neutral country like Belgium and that week’s edition of The Economist in hands was sufficient to pass Georgia’s airport security in no time.

Vincent De Roeck
Antwerp, Belgium
Georgia Today
SIR - As citizen of a small and neutral country like yours, which was overrun numerous times in history by foreign forces and suffered under various tyrannies as well, I strongly condemn the atrocities of war committed in and outside South Ossetia. But the real priorities now should not lie in the blame game but in the recovery of the regions involved. Military operations must be ceased and both sides must return to their original positions, so peace and stability can emerge and the refugees can return to their homes again. War crimes must be investigated and war criminals must be brought to justice. The great political philosopher Grotius once stated that the rationale behind war is not important; only the way warriors behave in wartime is. And so, in the South Ossetian crisis, the country which respected the Rule of Law and all international conventions, and hence kept the moral authority over the other, deserves to be honoured and supported, regardless of the legitimacy of the initial act of war, and in this case that country is, without any doubt, Georgia. I applaud them for this and wish from the bottom of my heart that the horrors may be halted and that everyday life can go back to normal the soonest as possible.

Vincent De Roeck
Belgian Student, enrolled in the
International Summer School on Economic Growth
Free University of Tbilisi
Knack
Geachte Heer Hoofdredacteur,

Bij deze had ik graag gereageerd op de Knack-berichtgeving van vorige week rond het conflict in Georgië. Ikzelf verblijf immers al enige tijd in dat land als zomerstudent aan de Vrije Universiteit van Tbilisi en heb enkele bemerkingen bij de algemene voorstelling van de feiten én de gekleurde opinie van uw dienaar Hubert Van Humbeeck.

Eerst en vooral viel het mij op dat u naast een driepaginalang interview met Gerhard Schröder, die natuurlijk ondubbelzinnig de kant van zijn broodheer Gazprom-Rusland kiest, slechts een halve pagina besteedde aan een soortgelijk interview met de Georgische president Mikhail Saakasjvili. Maar daar blijft het jammer genoeg niet bij. Boven een als objectief artikel vermomd opiniestuk van Hubert Van Humbeeck drukt u een foto van Saakasjvili af met het weinig verhullende onderschrift “een onverantwoordelijke waaghals”.

En ook in het artikel is subjectiviteit schering en inslag. Zo is de pijplijn helemaal geen doorn in het oog van Rusland “om begrijpelijke redenen”. Zo is Saakasjvili helemaal geen oorlog begonnen en is hij zeker niet “dom” of wat dan ook. Rusland voert hier wel degelijk een annexatiepolitiek en de Georgiërs zijn helemaal niet “hooghartig”. Het Westen heeft “de beer” (Rusland) helemaal niet “in zijn hol zitten treiteren”, laat staan dat de revolutie in Georgië iets van doen gehad zou hebben met Westerse inmenging, zowel van denktanks als van landen. En bovenal “haat” Saakasjvili Rusland niet en staat hij zeker niet aan het hoofd van een “propagandamachine”.

Van Humbeeck gaat in een column ook aan de realiteit voorbij wanneer hij zegt dat we best twee keer nadenken alvorens we “stokebrand” Georgië bij de NAVO halen en wanneer hij stelt dat er zekerheid moet zijn dat niet “elke verloren kogel een kernoorlog kan uitlokken”. De geschiedenis van de Koude Oorlog heeft ons net het tegendeel geleerd. Het nucleair evenwicht is niet gestoeld op de angst voor een kernoorlog maar op een wederzijds inzicht dat de andere met kernwapens zal terugslaan. De rede is hier belangrijk, niet de angst. En dus is het onjuist om deze populistische vrees te cultiveren in zulk een opiniestuk. Als Georgië lid geweest was van de NAVO zou Rusland de kleine Kaukasusrepubliek zeker niet binnengevallen zijn. Het is dan ook absurd om in deze situatie over een eventuele kernoorlog te spreken, tenzij je natuurlijk een eigen agenda hanteert en koste wat het kost wil bewijzen dat Georgië geen plaats verdient binnen de NAVO.

De échte vraag in dit conflict werd trouwens ook niet gerezen. Met name die van het morele gezag. En los van de eventuele oorzaken van dit conflict, heeft Georgië ten alle tijden dat morele gezag over de andere weten te bewaren. Op 16 augustus sprak “The Economist” al over Russische oorlogsmisdaden naar aanleiding van het eerste rapport van “Human Rights Watch” over deze situatie. Rusland zou zich schuldig maken aan folteringen, plunderingen, verkrachtingen en moordpartijen. Op 21 augustus pakte de “International Herald Tribune” op haar voorpagina uit met een bericht over doodseskaders en de etnische zuivering van Zuid-Ossetië door pro-Russische milities. Op 22 augustus publiceerde “Georgia Today” dan weer een stuk over het gebruik van clusterbommen voor burgerdoelwitten en over brandbombardementen op Georgische natuurparken, zoals dat van Borjomi, ook al zijn deze van geen enkel strategisch belang. In de pers vinden we verder gevallen van cyberoorlogvoering, het voortdurend negeren van eerdere beloftes, de installatie van een tirannieke bezettingsmacht en de uitgelekte plannen om Tbilisi hermetisch af te sluiten en uit te hongeren. Georgië mag misschien fouten gemaakt hebben, maar in vergelijking met de horrorberichten over Rusland, verdienen zij zeker en vast onze steun.

De teksten van Hubert Van Humbeeck in Knack kan ik doorgaans wel smaken, maar deze week deden ze de waarheid oneer aan. En laat de waarheid nu net datgene zijn wat een kwaliteitsmagazine doorgaans van riooljournalistiek onderscheiden moet.

Met vriendelijke groeten,

Vincent De Roeck
Belgische student aan de Vrije Universiteit Tbilisi


Read more...

<<Oudere berichten     Nieuwere berichten>>