Commentaren bij de komkommertijd in de media (Vincent De Roeck)
Het is komkommertijd, en dat hebben we alweer geweten. Moest er geen “politieke crisis” in de lucht hangen, zouden onze vaderlandse dag- en weekbladen al dagenlang uitsluitend maar opgevuld worden met nietszeggende commentaren over verkeersongelukken, zomerfestivals en onsamenhangende gebeurtenissen uit het buitenland, dat - raar maar waar - nauwelijks nieuwsluwe periodes schijnt te kennen, maar dat is een heel andere discussie.
Knack was deze week - alweer - het schoolvoorbeeld van komkommertijd-mediaduiding: Rik Van Cauwelaert kreeg met zijn voorwoord niet eens één volledige A4-pagina gevuld en Hubert Van Humbeeck maakte zich er van af met een mini-column over de recente Iraanse raketproeven en de Grieks-Israëlische militaire manoevers, die als twee druppels water leek op een artikel in “The Economist” van de week daarvoor, maar dat zal toeval zijn...
Maar de komkommertijd biedt, ironisch genoeg, ook ongeziene kansen. Onze pers legt minder nadruk op de eigen duiding, die doorgaans toch van een belabberde kwaliteit is, en geeft meer ruimte aan buitenlandse inbreng. Daarbovenop kopen meer Vlamingen dan anders in deze periode buitenlandse magazines, wat hun kijk op de wereld alleen maar objectiever kan maken. In deze blogpost zal ik dan ook een aantal interessante elementen uit de laatste nummers van Knack en “The Economist” citeren, aanhalen en/of bespreken.
In Rusland leidt Jozef Stalin de Rossiya-televisiepoll “De Grootste Rus” met net geen 200,000 uitgebrachte stemmen achter zijn naam: 50,000 meer dan Vladimir Vysotsky en 80,000 meer dan Lenin. Ook personae zoals Ivan De Verschrikkelijke, tsaar Nikolaas II, Peter De Grote, Joeri Gagarin, Alexander Nevsky en Boris Jeltsin scoren voor een velerlei aan redenen goed in deze populariteitswedstrijd.
In Saoedi-Arabië worden terreurverdachten en veroordeelde terroristen niet op handen gedragen, maar ook niet uitgespuwd. Zij krijgen van de overheid een tweede kans. Onder het motto “if you can’t beat them, join them”, moeten zij een afkickprogramma volgen over de échte islamstandpunten inzake de Jihad en worden zij geïndoctrineerd met een verregaand Saoedi-nationalisme, alvorens zij terug vrijgelaten worden en als “gerehabiliteerden” zonder meer terug in de Saoedi-samenleving opgenomen worden. De voorlopige resultaten zouden hoopgevend zijn: slechts 1 à 2% van de “terroristen” die dit zéér kostelijke afkickprogramma volmaken, wordt later opnieuw aan terreur of radicalisme gekoppeld.
In Frankrijk is het deze zomer verbazingwekkend rustig. Nicolas Sarkozy heeft zich herpakt na een aantal maanden van controverse en persoonlijke blamage. Niet enkel kon hij een groot deel van de lof stelen van de Colombiaanse president Uribe in het kader van de vrijlating van Ingrid Bettancourt, of kon hij de eerste steen leggen voor een verregaande samenwerking tussen de Europese Unie en de landen aan de andere kant van de Middellandse Zee (“Club Med”), maar vooral de schijnbare aanvaarding van zijn hervormingsplannen door de Franse burgers én belangenorganisaties is zéér uitzonderlijk. Of zoals “The Economist” het - meesterlijk ironisch - samenvat:
Summer in France is usually just a lull between the strikes of spring and those of the autumn rentrée. But this year ministers are heading off on their holidays amid an unsettling calm.België is dan weer kop van jut in een column van Charlemagne over de NAVO en de defensieverantwoordelijkheid van de EU-partners.
With luck, Belgian ears were burning on July 15th, when Barack Obama set out his transatlantic vision. (…) It was time to strengthen NATO by asking more of our allies. (…) Mr Obama’s message was aimed precisely at countries like Belgium, a small but rich place with almost 40,000 men and women in its armed forces. Only 1,103 Belgian troops are deployed overseas. The largest contingent is with NATO in Afghanistan, guarding Kabul airport. But fearing casualties, the Belgian government has ruled that its troops may not leave the airfield. Another group serves with the United Nations in Lebanon, clearing mines and running a field hospital. Its deployment in 2006 sparked a squabble among Belgium’s military trade unions over how dangerous the Lebanese mission might be. A few Belgians also serve in the EU mission in Chad: some 75 soldiers are busily building and repairing EU camps there. Belgium may be an extreme example of Euro-timidity. But Germany also keeps its soldiers well away from Afghan regions with heavy fighting. (…)Verder hekelde “The Economist” ook nog de rigide internetcensuur in Syrië die niet zou moeten onderdoen voor de “Great Firewall of China” of die in Myanmar, en wijdde het Britse magazine uitgebreide analyses aan de Tory-standpunten over het Verdrag van Lissabon en de EU. De Eurosceptici zouden het pleit definitief gewonnen hebben en “The Economist” kijkt al vooruit naar de heronderhandeling van een vrijhandelsverdrag tussen het VK en de EU tegen 2011-2015, nadat een Tory-regering de EU-verdragen zou herroepen. Ook worden de Tories van “libertarian paternalism” beschuldigd:
Tory writers argue, people can be prompted to make better decisions, for example via information campaigns and the promotion of positive “social norms”. The underlying political philosophy is “libertarian paternalism”, a hybrid creed that holds that government can and should sway citizens’ behaviour, so long as it stops short of prohibition or compulsion: by steering choices rather than constraining them. David Cameron, the Tory leader, has talked reverentially about “social norms” in speeches about the family, the environment and the voluntary sector.“The Economist” schetste tevens een intrigerend beeld van de huidige Amerikaanse houding tegenover globalisering, maar bleef intellectueel eerlijk en bewierrookte de VS omdat ze ook in het verleden soortgelijke uitdagingen het hoofd wist te bieden.
The “Washington consensus” told the world that open markets and deregulation would solve its problems. Yet American house prices are falling faster than during the Depression, petrol is more expensive than in the 1970s, banks are collapsing, the euro is kicking sand in the dollar’s face, credit is scarce, recession and inflation both threaten the economy, consumer confidence is an oxymoron and Belgians have just bought Budweiser, “America’s beer”. (…) Economic envy, once seen as a European vice, is now rife. (…) Globalisation is under fire: free trade is less popular in the United States than in any other developed country, and a nation built on immigrants is building a fence to keep them out. People mutter about nation-building beginning at home. (…) Americans are discussing the rise of China and their consequent relative decline; measuring when China’s economy will be bigger and counting its missiles and submarines has become a popular pastime in Washington. A few years ago, no one would have been seen with a book called “The Post-American World”. (…) The faster China and India grow, the more American goods they buy. And they are booming largely because they have adopted America’s ideas. America should regard their success as a tribute, not a threat, and celebrate in it. (…) Everybody goes through bad times. Some learn from the problems they have caused themselves, and come back stronger. Some blame others, lash out and damage themselves further. America has had the wisdom to take the first course many times before. Let’s hope it does so again.Tenslotte wil ik hier nog even stilstaan bij het interview met Gunnar Heinsohn, de auteur van “Söhne und Weltmacht”, in Knack. Heinsohn stelt dat fanatisme niet gevoed wordt door armoede, onrecht of religie, maar door “een overschot aan goedgevoede jongemannen”, de “youth bulge” volgens Heinsohn waarbij meer dan 20% van de bevolking jonger is dan 30 en ouder dan 15: zeg maar gerust de “overtollige zonen”. Heinsohn staaft zijn stelling met tal van historische voorbeelden. In Frankrijk verlopen de jaren 1920 ongezien rustig, terwijl in Italië en Duitsland overal rellen en straatoorlogen uitgevocht werden. Frankrijk had na WO-1, in tegenstelling tot Italië en Duitsland, geen overschot meer aan jongemannen.
De burgeroorlog van El Salavador vond plaats op een moment dat meer dan de helft van de lokale bevolking jonger was dan 30, en op een moment dat de opleidings- en voedingsgraad daar ongezien hoog was. Gewelddadigers zijn doorgaans dus geen armen of ondervoeden, maar juist opgeleide zonen met een volle maag en een allesverslindende manifesteringsdrang, net omdat er té veel jongemannen voor handen zijn in de samenleving. In Zuid-Amerika kenden de dictaturen enkel maar een opmars in tijden van “youth bulge” en zodra de demografische evolutie terugviel, viel ook het machtssysteem in duigen en werden de dictators ten val gebracht. Volgens Heinsohn schuilt daarin ook het Europese pacifisme: de jongeren bij ons zijn vaak enige zonen. Wij hebben hier immers geen jongerenbevolkingsoverschot.
Heinsohn wijst ook naar zijn theorie om het conflict in het Midden-Oosten beter te kunnen plaatsen. De Palestijnen kampen immers met zo’n “youth bulge”, met alle gevolgen vandien. De laatste zestig jaar is de Palestijnse bevolking met factor zeven toegenomen, en het percentage jongeren in Palestina ligt bijna dubbel zo hoog als in Israël. En cynisch genoeg worden 90% van de Palestijnse jongeren onderhouden met Europees geld. De EU financiert zonder nadenken via haar ontwikkelingsprogramma’s een groeiend legioen jonge vechtersbazen. Volgens Heinsohn is het eigenlijk de EU die met haar hulp het conflict in het Midden-Oosten in stand houdt. En ook de Europese keuze voor “soft power” zou ingegeven zijn door demografische factoren, en door niets anders.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home