"Om niet te delen in haar zonden" (Op. 18, 4). Beschouwingen over de rechtvaardiging van secessie bij aantasting van de "vrijheit hunder constitutien"
Dit is de voorlopige tekst - zonder voetnoten - van mijn Openingsrede op de plechtige openingszitting van de balie te Oudenaarde op 16 november 2007. De tekst met voetnoten is te vinden op storme.beEen verslag ervan door John De Wit in de Gazet van Antwerpen luidt: "Storme: "Cassatie levert basisrechten over aan vreemde heersers""
Het kan geen toeval zijn dat U mij laat spreken op een 16e november ....
Op 16 november 1813 brak in het Vlaamse land de opstand uit tegen de Franse bezetting, één dag na Amsterdam en Den Haag, en maakte ons land zich weer los van Frankrijk.
Op 16 november 1776 erkende de Republiek der Verenigde Provinciën, dit zijn de Staatse Nederlanden, als eerste land ter wereld de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten van Amerika, die in opstand waren gekomen tegen de Britse Kroon en op 4 juli van dat jaar hun onafhankelijkheid hadden uitgeroepen door middel van de roemrijke Declaration of Independence .
Slechts enkele dagen voor de 16e november, op 8 november 1576 werd de Pacificatie van Gent ondertekend als een bondgenootschap tussen de verschillende opstandige provincies der Spaanse Nederlanden. Dit leidde tot het handvest voor de regering van aartshertog Matthias als landvoogd (17 december 1577) tot de Unie van Utrecht (23 januari 1579) als "Particuliere Unie van vlaamse provincies ", tot de Akte van Verlatinge (26 juli 1581) , waarbij Filips II vervallen werd verklaard van de troon, en zo tot de succesrijke Republiek van de Verenigde Provinciën (in het Latijn Confoederatio Belgica).
Nog interessanter zijn de gebeurtenissen van en na 16 november 1789 , vlak na de slag bij Turnhout. Op die dag werd te Gent een patriottisch comité gevormd, ook Comité van de Verenigde Staten genoemd, dat in opstand kwam tegen de keizer-koster Jozef II en met de hulp van patriotten uit het leger van generaal Jan Andries vander Mersch die nacht nog de keizersgezinden uit de stad verdreef.
Een van de patriotten was een illustere zoon van deze stad Oudenaarde, Jan Jozef Raepsaet, advocaat bij de Raad van Vlaanderen en griffier van de kasselrij Oudenaarde . Hij was samen met Charles Joseph de Graeve de belangrijkste auteur van het "Manifest van de provintie van Vlaenderen ". De Graeve, voormalig advocaat en magistraat in de Raad van Vlaanderen, had in 1787 reeds een Memorandum opgesteld betreffende de fundamentele wetten en gebruiken van het graafschap en kort tevoren een ontwerp-Manifest geschreven om de talloze grieven te manifesteren bij de keizerlijke regering in Brussel, en wel geschreven in Franse alexandrijnen .
Toen de Staten van Vlaanderen, het parlement van het graafschap Vlaanderen, dat hoofdzakelijk bestond uit afgevaardigden van de lokale besturen, op 22 november 1789 in het Stadhuis te Gent beslisten om de Vlaamse onafhankelijkheid uit te roepen, werd De Graeve benoemd tot raadspensionaris van de Staten van Vlaanderen. De Graeve en Raepsaet kregen de opdracht die uitroeping van de Onafhankelijkheid te rechtvaardigen in een Manifest. Dat werd plechtig voorgelezen op de Vrijdagmarkt te Gent op 4 januari 1790 . Intussen was op 30 november reeds een Plan opgesteld voor een Confederatie met andere opstandige provinciën. In uitvoering daarvan werd op 11 januari 1790 het Tractaet van Vereeninge gesloten met Brabant en de andere Zuidelijke Nederlanden, waarbij alle federale instellingen waren afgeschaft en enkel een confederatie overbleef, slechts bevoegd voor de munt, defensie en buitenlandse zaken.
Tussen de meeste van deze separatistische gebeurtenissen is er bovendien een ideële band, een lijn bestaande uit juridische teksten die gaat van de Pacificatie van Gent, Unie van Utrecht en Akte van Verlatinge naar de Declaration of Independence en Articles of Confederation (1777) en vandaar terug naar de Manifesten van Vlaanderen, Brabant en andere. Juristen hebben nu eenmaal de goede of slechte gewoonte om hun beslissingen te rechtvaardigen op basis van eerdere rechtsteksten, en zo zien we dat de Declaration of Independence geïnspireerd is door de Akte van Verlatinge en het Manifest van Vlaanderen bijna letterlijk passages overneemt uit de Declaration of Independence. Zo zien we dat de amerikaanse Articles of Confederation (1777) duidelijk geïnspireerd zijn door de Unie van Utrecht en op hun beurt duidelijk het Tractaat van Vereeninge hebben geïnspireerd . En mocht U vragen waarom ik de Belgische onafhankelijkheidsverklaring van 4 oktober 1830 niet vernoem, dan moet ik U melden dat de opstandelingen van 1830 het in tegenstelling tot de genoemde voorbeelden, niet nodig hebben gevonden om hun opstand en separatisme formeel in een dergelijke verklaring te rechtvaardigen; die opstand was allicht niet toevallig begonnen met de Stomme van Portici veeleer dan met Guillaume Tell, ou la révolution de la Suisse die in 1789 bij ons furore maakte . De Grondwet van 1831 anderzijds, op vele vlakken een bewonderenswaardig document, steekt duidelijk af tegen de genoemde gebeurtenissen doordat er van federalisme noch confederalisme enige sprake is.
Juridische structuur
De aangehaalde Verklaringen of motiveringen zijn in zekere zin allemaal in de vorm van een vonnis of arrest geschreven: ze bevatten allemaal het stellen van fundamentele rechtsbeginselen als uitgangspunt, een lijst van grieven waaruit de schending van die beginselen blijkt, en een beschikkend gedeelte waarmee de gevolgen van die schending worden uitgesproken. Minstens het Plakkaat van 1581 is bovendien voorafgegaan door een pleidooi, de Apologie van Willem van Oranje uit 1580. De structuur van onze rechtspraak lijkt zo toch een vrij universele vorm te zijn voor rechtvaardiging van belangrijke beslissingen. Ook belangrijke wijsgerige werken uit de moderne tijd, zoals de Kritik der reinen Vernunft van Immanuel Kant , moeten begrepen worden als een vonnis, zij het door het tribunaal van de rede; recente wijsgerige literatuur toont ons dat Kant daarbij in sterkere mate een juridische en geen louter filosofische wijze van argumenteren gebruikt dan traditioneel wordt gedacht . En Thomas Jefferson beschouwde zijn onafhankelijkheidsverklaring als een "appeal to the tribunal of the world for our justification" .
Grieven
Laat mij even de grieven bekijken, en U uitnodigen erover na te denken of dergelijke grieven vandaag misschien ook niet aanwezig zijn.
Beginnen we met de grieven waartegen de Belgische opstand reageerde in 1830-1831, en die blijken uit de Grondwet en de voorbereidende werken ervan. Het gaat onder meer over:
- de inmenging in het onderwijs;
- de inperking van de vrijheid van drukpers en het petitierecht;
- het ontbreken van de juryrechtspraak;
- onvoldoende openbaarheid van de rechtspraak;
- overdreven en onbillijke belastingen;
- onrechtvaardige verdeling van de overheidsfuncties tussen Nederlanders en Belgen .
Kijken we vervolgens naar het Vlaams Manifest van einde 1789. De stelling van rechts- en contractbreuk door de keizer wordt vooral gestaafd met volgende grieven:
- de inmenging in het gerecht. Zo had Jozef II in 1787 (met het keizerlijk edict van 12 maart 1787) de Raad van Vlaanderen en omzeggens alle lokale rechtbanken afgeschaft en vervangen door een gecentraliseerd systeem van rechtbanken, waarbij de rechters door de koning zelf werden benoemd (in plaats van door de lokale overheden, en in grote mate door de rechtscolleges zelf);
- het onttrekken van geschillen aan de natuurlijke rechter;
- de centralisering van de macht, met inperking van de bevoegdheden van de lokale overheden, in het bijzonder op het gebied van rechtspraak;
- de inmenging in de uitoefening van de godsdienst, de liturgie, de feestdagen, enz. en het usurperen van bevoegdheden die traditioneel aan religieuze instellingen toekwamen;
- inmenging in het onderwijs met de invoering van een eenheidsschoolsysteem onder leiding van buitenlanders zonder moraal, zonder kennis, zonder religie;
- de benoeming in openbare functies van buitenlanders die zelfs de taal van het land niet spreken;
- een voortdurende "hagel van nieuwe wetten en verklaringen door kranke hersenen verzind en elkanderen onophoudelyk tegensprekende";
- invoering van bloed- en geldgierige dwingelanden (de fiscalen) die zich ook bezighielden met de repressie van opiniedelicten wat leidde tot veralgemeende toename van wantrouwen en argwaan in de samenleving;
- aantasting van eigendomsrechten;
- de sloping van de vestingen en andere verdedigingswerken waarmee de steden hun veiligheid wensten te verzekeren.
In het Tractaat van Vereeninge luidt het dat "de Reght-stoelen van het Volk wirden omverre geworpen, de Wetten willekeuriglyk verandert ofte verbroke, de Eygendommen, den persoonelyken Vrydom, van den welken de Nederlanders van allen tyden zoo nyd-iverig geweest zyn, en waeren niet meer gedeckt tegens de Grondwet-strydige ondernemingen, de magteloose Wetten swygden voor het sweerd van den Krygs-man, ende de oude gebruycken waeren van alle kanten verminckt ofte wederroepen, eene nieuwe schickinge wird verwisselt tegen de oude, ende vervult door den veranderlyken ende onbepaelden wille van den Vorst, ofte van de gene, die heerschsten in zynen naem ende handelden onder zyn gezag"
Wanneer er einde 1790 o.m. door Raepsaet en De Graeve in Den Haag onderhandeld wordt met de keizerlijke afgevaardigden over een restauratie van het keizerlijk gezag, overhandigden de afgevaardigden van de Staten van Vlaanderen aan de Mercy d'Argenteau een resolutie met een opsomming van minimumeisen . Daaruit haal ik onder meer:
- de eis van een vaste vertegenwoordiging van de Staten van Vlaanderen bij de centrale overheid en niet slechts indirect via België, en
- een verbod voor het openbaar ministerie om deel te nemen aan de beraadslaging van de arresten van de Raad van Vlaanderen.
Gaan we enkele jaren terug in de tijd, dan vinden we als grieven in de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring onder meer dat de Britse overheid:
- geweigerd heeft de door de Amerikaanse provincies gevraagde wetten voor de inirichting van het gerecht goed te keuren en daardoor "has obstructed the Administration of Justice";
- de vastheid van ambt van de rechters niet waarborgde en al evenmin hun inkomen;
- een massa nieuwe instellingen oprichtte en zwermen van ambtenaren gezonden heeft "to harass our people", om de mensen lastig te vallen;
- "has combined with others to subject us to a jurisdiction foreign to our constitution, and unacknowledged by our laws; giving his Assent to their Acts of pretended Legislation";
- de waarborg van de juryrechtspraak ontnam;
- belastingen oplegde zonder de instemming van de belastingplichtigen.
Gaan we nog twee eeuwen verder terug en bekijken we het Plakkaat van Verlatinge van 1581 Daarin wordt aan de vorst verweten:
- dat hij "(...) in stede van zijne ondersaten te beschermen, deselve soeckt te verdrucken, t'overlasten, heure oude vryheyt, privilegien ende oude herkomen te benemen";
- dat hij de inquisitie heeft ingevoerd;
- dat hij vreemden zoals de hertog van Alva tot meesters in't land heeft aangesteld;
- dat hij de Spaanse inquisitoriale wijze van procederen in de rechtbanken invoerde "dierecktelick teghens de previlegien van den lande";
- dat hij het zelfs heeft aangedurfd een belasting van niet minder dan 10 procent in te voeren: "ende ten lesten wesende buyten alle vreese, eenen thienden penninck fortselick willen oprechten op de coopmanschappen ende handtwercken, tot gantsche verderfenisse van den lande".
Ook vinden we in al die verklaringen de uiteenzetting dat men eerst geprobeerd heeft door middel van dialoog en onderhandelingen de centrale overheid te overtuigen, maar dat dit niet tot een opheffing van de rechtsschendingen heeft geleid.
Rechtsgrondslag
Een tweede luik betreft de rechtsbeginselen waarop men zich beroept, preciezer nog de grondslagen van elk gezag van de overheid. Telkens opnieuw wordt eraan herinnerd dat de gevestigde overheid geen doel op zichzelf is, maar een gebonden bevoegdheid heeft en dat zij ook gebonden is aan fundamentele regels die die overheid logisch en historisch voorafgaan en voorrang hebben op de door de politieke overheid genomen beslissingen of gemaakte wetten.
In het Plakkaat van Verlatinge luidt het in een beroemde zin dat "d'ondersaten niet en sijn van Godt geschapen tot behoef van den Prince om hem in alles wat hy beveelt, weder het goddelick of ongoddelick, recht of onrecht is, onderdanig te wesen en als slaven te dienen: maer den Prince om d'ondersaten wille, sonder dewelcke hy egeen Prince en is" .
In de Declaration of Independence luidt het dat "Governments are instituted among Men to secure certain unalienable Rights, among these Life, Liberty and the pursuit of Happiness" en dat zij "derive their just powers from the consent of the governed".
Telkens wordt erop gewezen dat de gewraakte handelingen en beslissingen van de gevestigde overheid een inbreuk zijn op het fundamentele contract tussen de overheid en het volk.
In de akten uit de Nederlanden, 1581 zowel als 1789, wordt dat contract, anders dan bij de antihistorische liberale en socialistische denkers van het contrat social, van Rousseau tot Rawls, niet gegrond op een abstractie, op een theoretische hypothese die vanuit een zogenaamd neutrale rede wordt gefabriceerd, maar op de historische ervaring en historische verworvenheden: men verwijst naar de "Huldinge", de voorwaarden waaronder de vorst is ingehuldigd, de Blijde Inkomste van Brabant uit 1356, de Blijde Inkomste van Jan zonder Vrees als graaf van Vlaanderen in 1402 , het Groot privilegie van 1477 e.d.m . De grieven zelf betreffen ook grotendeels inbreuken op concrete rechten en vrijheden. In het Plakkaat van verlatinge luidt het dat onze landen "van allen tijden zijn gheregeert geweest ende hebben ook moeten geregeert worden navolgdende den eedt by heure Princen t'heuren aencome gedaen, na uutwijsen heurer privilegien, costumen ende ouden hercomen" en dat onze landen "hebbende haren Prince ontfangen op conditien, contrackten ende accoorden" en dat "welcke brekende oock nae recht den Prince van de heerschappye van den lande is vervallen."
De wezenlijke inhoud van dat contract bestaat er dus in om de bestaande "aloude" fundamentele rechten, vrijheden en privilegies te handhaven en te versterken . Het is de schending of de inkrimping of afschaffing van aloude rechten die de opstand, de afzetting van de vorst en de secessie rechtvaardigt. De opstand wordt dus niet gerechtvaardigd door de bedoeling om een "Nieuwe orde" te scheppen, wel om de oude te handhaven of te herstellen. In het Plakkaat van verlatinge luidt het: "volghende de wet der natueren, tot beschermenisse ende bewaernisse van onsen ende den andere landtsaten rechten, privilegien, oude hercomen ende vryheden van ons vaderlant, van het leven ende eere van onse huysvrouwen, kinderen ende nacomelingen". De Unie van Utrecht werd gesloten "tot verdediging van "privileges en costuymen" .
Secessie
In de gegeven voorbeelden gaat het immers niet enkel om een afzetting van een vorst, maar op de eerste plaats om een secessie, een afscheuring, een onafhankelijkheidsverklaring. De opstand is gericht tegen vorsten die als vreemde vorsten worden beschouwd, die proberen om de macht over vele volkeren of landen te centraliseren. De poging om het volk te onderwerpen aan een vreemd recht en/of een vreemde rechtsmacht van de centrale overheid is duidelijk een motief in de Akte van Verlatinge en het Manifest van Vlaanderen, maar ook in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring.
Het is ook niet toevallig dat het kwaad in de Bijbel vaak gesymboliseerd wordt door de stad Babylon, die door middel van de centralisatie van de krachten de hemel wou bestormen, en dat de veelheid aan talen en volkeren gezien wordt als het wapen tegen deze hoogmoed en deze machtsconcentratie. In de Openbaring van Johannes is Babylon de grote hoer die aan vele wateren zit:
"Babylon, de grote stad, de moeder van de hoeren en de gruwelen van de hele aarde. De wateren waaraan de hoer is gezeten, dat zijn de volken en mensenmassa's en naties en talen" (Op. 17,5).
En het is na die kwalificatie dat een stem uit de hemel zei: ''Trek uit haar weg, mijn volk, om niet te delen in haar zonden en niet getroffen te worden door haar plagen" (Op. 18,4).
De secessie is dan ook niet enkel een recht, het is een plicht geworden. Om niet te delen in de zonden moét het volk secessie plegen. Of zoals de Declaration of Independence zegt: "it is their right, it is their duty, to throw off such Government".
Wel vinden we in geschriften die deze theorieën ontwikkelden van de late Middeleeuwen tot de moderne tijden, discussie over de vraag of het recht van verzet toekwam aan de individuele burgers dan wel aan de "magistratuur", waarmee wel de lokale en regionale besturen zowel als rechtscolleges werden bedoeld. Mijn analyse is dat het telkens ging om een gezamenlijk verzet van volk en magistratuur: de juridische ondersteuning van het volksverzet legitimeerde het verzet door het te motiveren in de vorm van een vonnis, waarbij geldende rechtsregels werden toegepast op politieke feiten, en maakte het in die zin legitiem. De soevereiniteit van het volk wordt niet ontkend, integendeel, maar wel niet uitgeoefend in de wilde vorm van de natuurstaat maar op beredeneerde wijze. Daarbij vinden we telkens ook de idee weer dat de "magistraten" een bijzondere verantwoordelijkheid hebben om te waken over de rechten van het volk tegenover de macht, een verantwoordelijkheid die hen ook het recht en zelfs de plicht tot verzet verschaft . Op de bijzondere taak van met name de hoge rechtscolleges, de Gerechtshoven, kom ik dadelijk nog terug.
Beschikkend gedeelte
Het beschikkend gedeelte van de genoemde Verklaringen hield dan ook in dat de vorst formeel vervallen werd verklaard van zijn territoriale zowel als personele heerschappij en dat de onafhankelijkheid werd uitgeroepen. Het opzeggen van elke medewerking en gehoorzaamheid was in onze landen trouwens uitdrukkelijk voorzien in documenten zoals de Blijde Inkomste en andere akten van Huldinge of aanvaarding van de vorst . Het opzeggen van die band hield ook een terugkeer naar onafhankelijkheid in van elk van de delen van het rijk, dus van alle Provinciën in de Nederlanden van 1581 , van alle kolonies in het Amerika van 1776, van alle Provinciën in de Oostenrijkse Nederlanden van 1789. In Amerika en de Zuidelijke Nederlanden gaat het formeel om onafhankelijkheidsverklaringen van élk van die staten, al sluiten zij kort nadien onder elkaar een confederatie. Die confederatie houdt trouwens precies in dat elk van de lidstaten zijn soevereiniteit behoudt en ten allen tijde uit de Bond kan stappen.
Bij wijze van consequentie werden de burgers ontslagen van hun eed van trouw aan het oude regime en werd de naam of beeltenis van de vorst geschrapt van de munt, de rechterlijke uitspraken e.d.m. Vanzelfsprekend diende aan de vorst ook geen belasting meer te worden betaald; interessant is overigens dat de Blijde Inkomste van Vlaanderen uit 1402 al voorzag dat men in belastingstaking mocht gaan vanaf de 8e dag na een ingebrekestelling aan de vorst. De burgers keerden evenwel niet weer naar een zogenaamde natuurtoestand, maar wel naar de "oude vrijheid" op regionale basis.
Remedies
Rechtsherstel hield ook in dat aan de rechtsschendingen een einde werd gemaakt, de oude vrijheden en de waarborgen daarvoor werden hersteld, en dat instellingen die de inperking ervan hadden veroorzaakt, werden afgeschaft.
Zo werd de rechtsmacht van, als ik zo mag zeggen, supranationale rechtscolleges afgeschaft: de Amerikaanse onafhankelijkheid brak natuurlijk met de rechtsmacht van de rechtscolleges in Engeland. In het Manifest van Vlaanderen wordt de Rechtsmacht van de Grote Raad van Mechelen afgeschaft.
Zo vinden we in de Pacificatie van Gent een amnestie voor alle straffen die wegens religie of opnemen van wapens tegen de koning zijn opgelegd, en een teruggave van dan wel schadevergoeding voor verbeurd verklaarde goederen. Behalve bepalingen over de godsdienstvrijheid vinden we weinig over fundamentele vrijheden en rechtswaarborgen, omdat dit een zaak was van het bestaande recht van de verschillende provinciën. Ook in de Amerikaanse Articles of Confederation vinden we geen bepalingen over fundamentele vrijheden en waarborgen, omdat die een zaak waren voor de afzonderlijke staten; in de Grondwetten van die staten kwamen ze uitvoerig aan bod. Het zou me te ver leiden daar uitvoerig uit te citeren, hoe interessant deze documenten ook mogen zijn.
Dichter bij ons vinden we duidelijke voorbeelden na de Belgische opstand van 1830. Zeer snel, op 16 oktober 1830, werden drie fundamentele decreten uitgevaardigd: tot herstel van de vrijheid van onderwijs, de vrijheid van vereniging en de vrijheid van drukpers en meningsuiting. In deze tijden van toenemende repressie van politieke incorrectheid is het goed even te citeren uit dat laatste decreet:
Toute loi ou disposition qui gêne la libre manifestation des opinions et la propagation des doctrines par la voie de la parole, de la presse ou de l'enseignement, est abolie.
Toute institution, toute magistrature créée par le pouvoir, pour soumettre les associations philosophiques ou religieuses, et les cultes, quels qu'ils soient, à l'action ou à l'influence de l'autorité, sont abolies.
Kort nadien wordt de jury weer ingesteld door de Grondwet van 1831, in het bijzonder voor alle drukpersmisdrijven en alle politieke misdrijven en werden enkele andere concrete waarborgen hersteld of ingevoerd, die zo dadelijk nog ter sprake komen.
Natuurlijk is een nieuw bewind na een opstand of secessie nooit immuun voor machtsmisbruik. Eenmaal het nieuwe regime is gevestigd, zal de verleiding vaak groot zijn om de vrijheden opnieuw in te perken. Ook zullen de ronkende verklaringen over de onafhankelijkheid van de magistratuur vaak gevolgd worden door een nieuwe centralisatie van de rechterlijke macht. Daarom alleen al moet men een duidelijk onderscheid maken tussen de revoluties die resulteerden in een unitaire staat zoals België en diegenen die resulteerden in federale of confederale constructies zoals de Verenigde Nederlanden of de Verenigde Staten van Amerika. Waar de Belgische Grondwet voorbeeldig was wat de rechten en vrijheden betreft en belangrijke waarborgen ervoor, werd de rechterlijke macht binnen de kortste keren onder controle gebracht en werden de rechters sedert dan door de regering benoemd .
Een belangrijke vraag is daarom welke waarborgen er hersteld of ingevoerd werden voor het behoud van de vrijheden en tegen nieuw machtsmisbruik.
De ongeschreven fundamentele wetten en de taak van de rechtscolleges
Uit de zopas gemaakte uiteenzetting over de lijst van de grieven, de rechtsgrondslag voor het oordeel en de remedies kan men enkele krachtlijnen afleiden. Ik zou er de volgende willen uithalen:
- het grote belang van rechtscolleges die onafhankelijk zijn van de centrale overheid en zelfstandig kunnen functioneren vanuit de lokale of regionale gemeenschap;
- de inperking van de bevoegdheid van de politieke machthebbers om het recht te wijzigen;
- de afwijzing van inmenging van de overheid in onderwijs, meningsuiting, religie;
- de afwijzing van gezagsuitoefening door vreemden die de taal van het land niet spreken;
- de bescherming van de individuele eigendom en de lokale collectieve eigendom;
- de verwerping van te hoge belastingen en zonder instemming van de burgers ingevoerde belastingen.
Maar er is ook nog een belangrijke krachtlijn die wat meer tussen de regels te lezen valt en staatkundig en rechtstheoretisch van groot belang is: de overtuiging dat er een "ongeschreven" grondwet is van het land en dat het de taak van de rechtscolleges is om die te handhaven tegen aantastingen ervan door de politieke macht.
Te vaak immers denkt men dat de toetsing van wetten aan de grondwet een uitvinding is van de 19e en 20e eeuw, terwijl het veeleer omgekeerd is, namelijk dat sindsdien de grondwet in handen is gekomen van de politieke instellingen en zij de rechterlijke macht ten dele buiten spel hebben gezet. Men ziet het begin van de judicial review in het beroemde arrest Madison v. Marbury van het Amerikaanse Supreme Court uit 1803 , terwijl dat arrest in een lange traditie stond: het werd voorafgegaan door rechtspraak op het niveau van verschillende van de Amerikaanse States , en gaat terug op een doctrine gemeen aan een reeks Europese tradities, al verschilt de precieze inhoud daarvan natuurlijk wel.
De Amerikaanse rechtspraak stond in de Engelse traditie van "The English Constitution" of nog "The Ancient Constitution" . Volgens deze doctrine zijn de politieke instellingen en de verhoudingen tussen burgers en overheid gegrond op het recht, en met name op the common law, dat in wezen berust op immemorial custom, op aloude gewoonten waarvan de rechtspraak en wetgeving slechts partiële uitdrukkingen en ontwikkelingen zijn. Het zijn de fundamentele regels van dat gewoonterecht die de Engelse polis eerst geconstitueerd hebben en dus de constitutie ervan vormen . De bekendste vertegenwoordiger van deze doctrine is sir Edward Coke , de Engelse chief justice, die in Bonham's case rond 1610 besliste dat de koning niet de bevoegdheid had om in te gaan tegen het common law als supreme law of the land. Enkele van zijn bekendste uitspraken in dit verband luiden:
“The common law is the best and most common birth-right that the subject hath for the safeguard and defense, not merely of his goods, lands and revenues, but of his wife and children, his body, fame and life. . . .
No man ecclesiastical or temporal shall be examined upon secret thoughts of his heart. . . .
the house of an Englishman is to him as his castle.”
In Engeland heeft deze doctrine uiteindelijk op het einde van de 17e eeuw het onderspit moeten delven voor de ook nu nog geldende doctrine van de supremacy of Parliament, doch in de Verenigde Staten haalde de doctrine van de supremacy of law het, die de macht van politieke instellingen beperkt door de bepalingen en rechten van de Grondwet als supreme law of the land . Het is vooral deze Engelse doctrine die ertoe geleid heeft dat het woord "constitution" de moderne betekenis heeft gekregen van lex fundamentalis, de term die alvast in de 18e eeuw frequenter op het Europese continent werd gebruikt . Zij het dat Willem van Oranje reeds in 1580 de hertog van Anjou verzocht landsheer te worden op basis van rechten en vrijheden der onderdanen, de "Vrijheit hunder constitutien" .
In dezelfde tijd als Coke ontwikkelde Hugo de Groot (Lat. Grotius) in zijn werk De antiquitate reipublicae Batavicae, vertaald als Tractaet vande Oudtheyt vande Batavische nu Hollantsche Republique (Leiden 1610) eveneens een doctrine over het gelden van een aloude gewoonterechtelijke constitutie van Holland, met concrete rechten en vrijheden alsook de regel dat de soevereiniteit niet bij de vorst berust maar bij de Raden en Staten van het volk . Grotius aanvaardde wel niet het bestaan van fundamentele wetten die de soevereiniteit van die organen inperkten en verschilde daarin duidelijk van de federalistische school met o.a. Johannes Althusius .
In Frankrijk vinden we de theorie van de "lois fondamentales de la France" reeds in de teksten van de zgn. Monarchomachen en in het bijzonder in het werk Francogallia van Hotman uit 1573 ; de allereerste betekenis van deze wetten was dat zij grenzen bepaalden aan de macht van de koning om wetten te maken. Belangrijk is dat de Franse Parlementen, die zoals U weet de Gerechtshoven waren en geen parlement in onze betekenis, zich minstens vanaf de 16e eeuw ook de bevoegdheid hebben toegeëigend om koninklijke wetten te toetsen aan die lois fondamentales en de afkondiging en toepassing ervan te weigeren wanneer zij daarmee in strijd waren . Enkele van die lois fondamentales werden geformuleerd in een arrest van het Parlement van Parijs uit 1593, waardoor de latere Henri IV van de troon werd gehouden zolang hij zich daar niet bij neerlegde (en zich daartoe bekeerde tot het katholicisme). Die lois fondamentales bevatten de basisregels inzake de troonopvolging en de werking van de monarchie, maar evenzeer de garantie van de diverse privilegies alsook een fundamentele inperking van de koninklijke macht: diens bevoegdheid strekte zich niet verder uit dan het "publieke domein" van de staat en het was hem niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan het privaatrecht, dat bestond uit het gewoonterecht zoals het door de Parlementen zelf werd gevonden, uitgelegd en ontwikkeld . Nog op 3 mei 1788 heeft het Parlement van Parijs in een arrêt de règlement, of juister nog een déclaration , een opsomming gegeven van de meeste lois fondamentales, waaronder ook precies "Le droit des cours de vérifier dans chaque province les volontés du Roi et de n'en ordonner l'enregistrement qu'autant qu'elles sont conformes aux lois constitutives de la province ainsi qu'aux lois fondamentales de l'État".
In Duitsland ontwikkelde zich een gelijkaardige theorie die eveneens "grondwettelijke" rang toekende aan de "Reichs-Herkommen" als een geheel van aloude fundamentele regels met voorrang boven andere rechtsregels .
Net als de Franse Parlementen had ook de Raad van Vlaanderen zich de bevoegdheid toegeëigend om koninklijke ordonnanties niet uit te vaardigen en dus buiten werking te stellen wanneer ze in tegenspraak waren met de gewestelijke of lokale privilegies. Het geheel van die privilegies vormde aldus de constitutie van het graafschap Vlaanderen, of althans een belangrijk stuk ervan. In 1787 hebben de Staten van Vlaanderen een poging ondernomen om deze constitutionele normen in één Memorandum samen te brengen .
Het is ter bescherming daarvan dat de onafhankelijkheid van Vlaanderen is beslist in 1789 en afgekondigd op 4 januari 1790. Daardoor verschilt die revolutie sterk van de Franse revolutie, of minstens van de draai die de Franse revolutie uiteindelijk heeft gekregen - want in de pre-revolutionaire periode was er in Frankrijk een minstens even sterke oud-constitutionele stroming als revolutionaire in de engere zin .
Twee visies op grondwet en toetsing eraan
Het is de machtsgreep van de Franse Revolutie die de genoemde bevoegdheid van de rechterlijke macht heeft afgeschaft, met name expliciet in art. 10 en 11 van de Grondwet van 24 augustus 1790 . Rousseau's theorie van het sociaal contract die hieraan mede ten grondslag ligt, is dan ook radicaal tegengesteld aan de contractuele grondslag van de natie die gehuldigd wordt in de theorie van de ancient constitution: deze laatste is een theorie die de souvereiniteit van politieke organen inperkt en die de voorrang geeft aan de "artificial reason" van de geschoolde jurist die het recht "vindt" in de massa aan precedenten en andere historische bronnen van het recht boven de "natural reason" van de filosoof die redeneert vanuit "eerste beginselen".
Het opstellen van geschreven grondwetten hield trouwens al evenzeer in dat aan de magistratuur de bevoegdheid werd ontnomen om deze constitutie te vinden en te interpreteren. Bovendien hield en houdt dit ook een bijkomend gevaar in, namelijk dat men in de Grondwet allerlei politieke doelstellingen gaat inschrijven op basis waarvan het bestaande recht kan worden opzijgezet. Dit gevaar is des te groter wanneer rechtsregels, in plaats van aan de Grondwet, aan allerlei supranationale regels en internationale rechtsbeginselen en verklaringen worden getoetst, die de nieuwste vorm zijn waarmee aan de aloude nationale constitutie en de aloude rechten en vrijheden afbreuk wordt gedaan.
Vergeten we niet dat de judicial review oorspronkelijk alleen de toetsing kon inhouden van nieuwe politieke beslissingen (wetten e.d.) aan een aloude constitutie, en zeker nooit omgekeerd. Judicial review was een middel "to limit the powers of political bodies" en niet om traditionele rechtsregels door rechters te laten afschaffen. Daarvan is met name in de Verenigde Staten in de 20e eeuw niet veel over gebleven, doordat activistische rechters in de Grondwet allerlei "nieuwe" mensenrechten zijn gaan lezen waaraan dan bestaande regels werden getoetst. Het EHRM is de jongste jaren dezelfde toer opgegaan. De weerstand hiertegen werd treffend verwoord door de huidige Amerikaanse opperrechter Antonin Scalia, en wel als volgt: "the Constitution serves to protect us from and not to adapt us to momentary dominant opinions" . Hetzelfde gevaar dreigt echter ook in Europa, waar aan het EVRM en de Europese Verdragen meermaals een "evolutieve" interpretatie wordt gegeven die ingaat tegen oude rechten en vrijheden.
Meer bepaald zijn er ook vandaag duidelijk verschillende opvattingen over de toetsing van wetten aan hogere rechtsnormen, en met name over de grondslag van die hogere rechtsnormen: al zijn er ook vele posities tussenin, we kunnen toch onderscheiden tussen :
- de ene die de grondslag zoekt in "des principes simples et incontestables" , in "truths we hold to be self-evident" , nl. "de rechten en vrijheid van dé mens" als een stel van rechten die door middel van de natuurlijke rede afgeleid worden uit een ideologisch beeld van de mens in abstracto, en
- een andere die de grondslag zoekt in "het recht en de vrijheden van de mensen", en met name in fundamentele instellingen van het recht die door trial and error doorheen de geschiedenis van een concrete gemeenschap zijn ontwikkeld en niet door de natuurlijke rede alleen kunnen worden begrepen.
Concrete fundamentele waarborgen en hun bedreiging vandaag
In het bijzonder wil ik uw aandacht vragen voor het belang van concrete fundamentele waarborgen, vaak van procedurele of vergelijkbare aard. Van bijzonder belang zijn waarborgen die self-executing zijn, die geen bijzondere procedure of toetsing vereisen om te worden toegepast. De paradox is inderdaad dat de historische ervaring leert dat dergelijke waarborgen weliswaar het product zijn van een complexe geschiedenis, maar hun functie precies maar kunnen vervullen wanneer de toepassing ervan niet complex is, geen afweging vereist aan de hand van vage beginselen zoals het gelijkheids- of evenredigheidsbeginsel.
De grote fundamentele vrijheden, zoals die in de Belgische Grondwet van 1831 door duidelijke bepalingen zonder veel uitzonderingen werden gegarandeerd, staan vandaag sterk onder druk. Ik heb het dan over de vrijheid van meningsuiting, van vereniging, van onderwijs en de vrijheid die voortvloeit uit de private eigendom. Vandaag de dag leren de ketters dat deze vrijheden moeten "afgewogen" worden tegen andere rechtsbeginselen. Daar waar de Belgische Grondwet een veel sterkere bescherming bood aan deze vrijheden dan allerlei internationale verklaringen, heeft het Hof van cassatie deze grondwettelijke vrijheden uitgehold door op een perverse wijze de Grondwet ondergeschikt te maken aan bv. het EVRM. Op die manier worden onze vrijheden overgeleverd aan vreemde heersers.
Die vreemde heersers zijn dan een excuus voor de Belgische wetgever om wetten uit te vaardigen die zelfs loutere opinies zonder meer strafbaar stellen, zoals bv. in art. 21 van de Antiracismewet (zoals vastgesteld bij wet van 10 mei 2007): het loutere verspreiden van denkbeelden "gegrond op rassuperioriteit" is in dit land strafbaar.
De concrete grondwettelijke waarborgen voor deze vrijheden zijn ook maar al te vaak uitgehold door de rechtspraak dan wel door de politieke instellingen.
Daarbij denk ik bv. aan de instelling van de jury voor politieke misdrijven en drukpersmisdrijven. Wat de politieke misdrijven betreft werd de grondwettelijke waarborg van de jury vakkundig uitgehold door het Hof van cassatie en ook door onze parketten duidelijk miskend - zo diende ik eergisteren nog cliënten te verdedigen voor het Hof van beroep die geweigerd hebben te zetelen bij de ongrondwettige verkiezingen van 10 juni van dit jaar en daarvoor manifest uitsluitend politieke bedoelingen hadden - zodat de parketten duidelijk onbevoegd zijn en enkel de assisenprocedure mag worden gevolgd. Wat de drukpersmisdrijven betreft werd deze fundamentele waarborg vooreerst door de rechtspraak uitgehold en vervolgens door het parlement middels de discriminerende afschaffing van de jury voor drukpersmisdrijven "die door racisme of xenofobie ingegeven zijn", een grondwetswijziging die manifest door politieke partijen werd doorgevoerd om een politieke tegenstander te treffen.
Verder denk ik aan de zogenaamde "getrapte aansprakelijkheid" inzake publicaties van meningen, die kort gezegd inhoudt dat voor een onrechtmatige publicatie de auteur, drukker en verspreider niet elk kunnen worden vervolgd, maar de tweede pas als de eerste niet bekend is en de derde pas als de eerste en tweede niet bekend zijn (nu art. 25 Grondwet); een waarborg die verkracht wordt door de antiracismewet die het lidmaatschap van een vereniging die discriminerende meningen verspreidt zelfstandig strafbaar stelt (art. 22 Antiracismewet, zoals vastgesteld door de Wet van 10 mei 2007). Die bepaling is overigens ook een aanfluiting van de vrijheid van vereniging en strijdig met het nog steeds voorrang hebbende decreet van 16 oktober 1830 dat duidelijk stelt dat "la loi ne pourra atteindre que les actes coupables de l'association ou des associés et non le droit d'association lui-même". Ook deze grondwetsverkrachting wordt gemotiveerd met verwijzing naar Europese of supranationale verplichtingen.
Daarbij denk ik ook aan de concrete waarborg van het censuurverbod, d.w.z. de onmogelijkheid om publicatie en verspreiding van geschriften preventief te verbieden. Jammer genoeg heeft dat de rechtspraak er niet van weerhouden om preventieve verboden uit te vaardigen (bv. door middel van stakingsvorderingen) of preventieve maatregelen van overheidsinstellingen te tolereren, waarbij het Grondwettelijk Hof gelukkig art. 25 van de Grondwet wel strikt handhaaft.
Daarbij denk ik ook aan de hoger geciteerde bepaling van het decreet van 16 oktober 1830 op de vrijheid van meningsuiting, volgens hetwelk "Toute institution, toute magistrature créée par le pouvoir, pour soumettre les associations philosophiques ou religieuses, et les cultes, quels qu'ils soient, à l'action ou à l'influence de l'autorité, sont abolies", nu vandaag een reeks inquisitoriale overheidsinstellingen bestaan wiens activiteit, indien al niet hun wettelijke taak, er essentieel in bestaat om meningen te bestrijden die zouden aanzetten tot volgens de heersende ideologie niet redelijk verantwoorde vormen van ongelijke behandeling in het maatschappelijk leven.
Andere belangrijke concrete waarborgen, zoals het recht van antwoord, de exceptie van waarheid die maakt dat er geen misdrijf van laster is, en dergelijke, hebben jammer genoeg geen grondwettelijke verankering; het is m.i. de taak van de rechtspraak om daaraan eenzelfde constitutionele bescherming te geven, zoals het Grondwettelijk Hof dit in beginsel gedaan heeft met het beroepsgeheim van de advocaat - waarover verder meer. Volgens een zuiver positivistische visie op de rechtspraak kan dit niet, maar zolang dit stapsgewijze gebeurt kan dit wel in de visie van het aloude constitutionalisme. Hetzelfde geldt bv. ook voor de uitbreiding van de waarborgen van de drukpers naar andere communicatietechnieken, die in 1831 nog niet bestonden.
Ook andere fundamentele procedurele waarborgen staan vandaag onder druk. De grondwettelijke waarborg van openbaarheid van de rechtspraak en de rechterlijke uitspraak (art. 149 GW) is te weinig concrete realiteit. De grondwettelijke motiveringsplicht wordt regelmatig als hinderlijk bestempeld en er zijn plannen tot inperking ervan onder het eufemisme van een "positieve" motiveringsplicht, zoals nu voorzien in de justitienota van de regeringsonderhandelaars.
Nog een fundamentele waarborg is het recht van elke burger op bijstand van een advocaat en de waarborg van het beroepsgeheim van de advocaat. Dit behoort in onze traditie terecht tot de harde kern van liberties & privileges van de burger. Het Grondwettelijk Hof heeft dat ingezien en het beroepsgeheim constitutionele rang gegeven hoewel het niet in onze geschreven grondwet staat . Maar supranationale en Europese instellingen storen zich daar niet aan en verplichten de Europese lidstaten om dit beroepsgeheim in te perken in een aantal gevallen en de advocaat zelfs te verplichten zijn cliënt te verklikken zonder de cliënt te mogen waarschuwen (o.a. RL 2001/97 van de EU). Het is de plicht van de eigen magistratuur om in zo'n geval onze zelfs ongeschreven constitutie voorrang te geven en te weigeren "to subject us to a jurisdiction foreign to our constitution". We moeten immers jammer genoeg vaststellen dat het niet van de Europese rechters is dat we de nodige rechtsbescherming krijgen, getuige het arrest HJEG d.d. 26 juni 2007 nr. C-305/05.
Ook de toegang tot de rechter wordt door de Europese rechtspraak niet langer gegarandeerd, zoals blijkt uit de rechtspraak inzake de inbeslagname van goederen ingevolge internationale boycots (in casu ex-Joegoslavië) of wegens verdenking van banden met terroristen : het Europees Gerecht van Eerste Aanleg heeft de toegang tot de rechter verworpen in de zaak-Segi (beschikking van 7 juni 2004). In de zaak-Bosphorus oordeelde het EHRM als een ware Pilatus op 30 juni 2005 dat het niet was aangetoond dat het systeem van rechtsbescherming van de EU ter bescherming van fundamentele rechten van burgers tegen beslissingen van de EU manifest onvoldoende was; kort nadien op 21 september 2005 kreeg het EHRM een slag in het gezicht vanwege het Europees Gerecht van eerste aanleg in de gelijkaardige zaak- Yusuf en Al Barakaat : het Gerecht stelde in absolutistische bewoordingen dat beslissingen van de Veiligheidsraad voorrang hebben boven welke andere rechtsregels ook, zowel boven het nationale recht als dat van de Europese Unie en zelfs boven het Europees Verdrag inzake Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden. Erger nog, het Gerecht oordeelt dat zelfs wie geen lid is van de Verenigde Naties (zoals de Europese Unie bv.), daaraan gebonden is. In de recentere arresten-Ayadi en Hassan (12 juli 2006) wordt al evenmin rechtsbescherming geboden.
In onze aloude constituties is het verder een fundamentele waarborg dat er zeer strikte voorwaarden gelden voor de uitlevering van eigen burgers aan het buitenland. Ook deze waarborg werd geheel uitgehold door het Europees kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten dat lidstaten verplicht zelfs eigen burgers uit te leveren voor feiten die in eigen land zijn begaan en daar niet eens een misdrijf hoeven uit te maken (de vereiste van dubbele strafbaarstelling wordt niet meer in alle gevallen gegarandeerd). Het Duitse weekblad Die Zeit had het fijntjes over de gevaren van een delocalisatie van de strafvervolging: "Schon jetzt ist es üblich geworden, des Terrorismus Verdächtigte nach Spanien abzuschieben, weil dort das Machtgefälle zwischen Anklägern und Beschuldigten steiler ist als hierzulande. Die Globalisierung lädt eben nicht nur Lohnarbeit und Kapital dazu ein, sich die günstigsten Standorte zu suchen, sondern offenbar auch die Strafverfolgungsbehörden. Doch was der Ökonomie billig, ist dem Rechtsstaat nicht in jedem Falle recht" .
Het Duitse Bundesverfassungsgericht heeft de moed gehad om n.a.v. een Spaans verzoek tot uitlevering van een Duitser van Syrische afkomst de Duitse omzettingswet ongrondwettig te verklaren ; volgens dat Hof vereist de rechtsstaat dat een vermeend misdrijf in eigen land begaan niét door een vreemd gerecht kan worden beoordeeld, dat een burger voor zo'n gedraging niet mag worden onderworpen aan een strafprocedure in een vreemd land, in een andere taal, met een andere procedure, een cultureel verschillende context en/of een ander strafrecht (overweging 85). Ik hoor sommige van de oude grieven weerkeren. De Belgische omzettingswet van 19 december 2003 daarentegen werd door ons Grondwettelijk Hof in zijn arrest van 10 oktober 2007 onaangeroerd gelaten ingevolge een prejudicieel dictaat van het Europees Hof van Justitie en heeft daardoor de kans gemist om in de Belgische grondwet de nodige waarborgen te lezen.
De bescherming van de eigen burgers door het Duitse Grondwettelijk Hof gaat ook in tegen de bij ons heersende politieke correctheid, volgens dewelke het zelfs verboden is wetswijzigingen voor te stellen die buitenlanders anders zouden behandelen dan Belgen, hoewel onze Grondwet het uitdrukkelijk over de grondrechten van de Belgen en de gelijkheid van de Belgen voor de wet heeft.
Conclusies
Ik zou nog lang kunnen doorgaan over de reële en dreigende inperkingen van onze vrijheden door de huidige politieke instellingen, op Belgisch, Europees en jammer genoeg ook meermaals op Vlaams vlak. Maar wanneer het boek der Openbaring van de grote hoer Babylon zegt "met haar hebben de koningen van de aarde ontucht bedreven" (Op. 17, 2) en "(zij) rijdt op het beest met de zeven koppen en tien hoorns" (Op. 17,7), waarbij "de tien hoorns zijn tien koningen; zij regeren nog niet, maar voor één uur zullen zij koninklijke macht ontvangen, samen met het beest. Zij zijn eensgezind, en hun macht en gezag geven ze aan het beest" (Op. 17, 12-13), dan zien we hierin vandaag toch stilaan de contouren van Europese en andere supranationale instellingen, waarvan onze instellingen te vaak de gewillige uitvoerders zijn. Iets vriendelijker gezegd vormen zij de hedendaagse versie van de keizer-koster die door onze voorouders werd afgezet hier te lande. Het "trek weg uit haar om niet te delen in haar zonden" houdt m.i. dan ook in dat een einde wordt gemaakt aan de kritiekloze overlevering van onze aloude vrijheden aan het supranationale recht. Een van de prioriteiten voor onze juristen vandaag is dan ook weer de voorrang te bekrachtigen van onze constitutie boven het internationaal recht.
Niet alleen schijnt onze rechterlijke macht vandaag niet bereid te zijn de Grondwet voorrang te geven en heeft het Hof van cassatie in een "ondraaglijk licht" arrest de grondwettelijke vrijheden geheel terzijde geschoven omwille van de zogenaamde voorrang van het internationale recht ; ook wanneer het erop aankomt de belangen van de constituerende Gemeenschappen van België , en in het bijzonder de Vlaamse gemeenschap mee te beschermen en het zelfbeschikkingsrecht van die Gemeenschap te ondersteunen, is er nog een lange weg te gaan. Minstens op het niveau van het Hof van cassatie werden we de laatste jaren niet op veel goeds getracteerd, noch wat de vrijheid betreft om voor het eigen volk op te komen, noch wat de garanties betreft voor de tweetaligheid van het gerecht in Brussel. En op de openingszitting van dit jaar werden we getracteerd op een mercuriale van procureur-generaal J.F. Leclerc die waarschuwde tegen pogingen om de sociale grondrechten en sociale verworvenheden uit te hollen via de toekenning van bevoegdheden aan de Gewesten of Gemeenschappen . De creatieve interpretatie van de Grondwet wordt hier dus niet gebruikt om het zelfbeschikkingsrecht van Vlaanderen te beschermen maar om het te verhinderen.
Slotscène
Op 4 januari 1790 trokken de magistraten onder het luiden van de klok 'Triumphante' en van de beiaard van het Belfort in stoet van het Gentse stadhuis naar de Vrijdagmarkt, de plaats waar de graven traditioneel werden ingehuldigd. Er waren niet minder dan 72 rijtuigen nodig voor het vervoer van de overheidspersonen. Ze werden begeleid door de ruiterij in zwart en geel uniform onder leiding van Jan Baptist de Lauretan. In die openbare ruimte werd dezelfde ceremonie uitgevoerd als bij de inhuldiging van de graaf, werd het Manifest voorgelezen door de griffier van de Staten van Vlaanderen , werd dienvolgens de keizer-koster afgezet en werd de Raad van Vlaanderen uitgeroepen tot soeverein hoogste rechtscollege en verklaard dat "alle Jurisdictie van hogere rechtscolleges over Vlaanderen nu en voor alsdan ten eeuwigen dage zal onderblyven". Vervolgens trokken de afgevaardigden naar de Sint-Baafskathedraal waar een Te Deum werd gezongen om de Heer te danken voor de bevrijding .
Anders dan in de Verenigde Provinciën en de Verenigde Staten van Amerika heeft het jammer genoeg niet erg lang geduurd vooraleer buitenlandse troepen, Oostenrijkse en Franse, een einde zouden maken aan dit experiment. En het was in grote mate door de verdeeldheid van de Vlamingen dat dit gebeurde. Wellicht was het ook omdat de nieuwe bestuurders de aloude constitutie te letterlijk en punctueel opvatten en de instellingen er te weinig in geslaagd zijn de nieuwe natie in zijn geheel te representeren.
Maar op zijn minst hebben Raepsaet en de Graeve net zoals de auteurs van het Plakkaat van Verlatinge de historische kans, het Kairós, proberen te benutten en op zijn minst hebben zij, in de traditie van dat Plakkaat, een beargumenteerd juridisch precedent geschreven, een vonnis dat ons ook vandaag moge inspireren.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home