Negationismepolitiek rond de Armeense Holocaust: de laffe aanval op Gie van den Berghe
Beweren dat Gie van den Berghe er Israël ervan beschuldigt verantwoordelijk te zijn voor de ontkenning van de Armeense Holocaust ("Halve waarheden over genocide, dS 25 oktober 2007) is wel een van de meest groteske verdachtmakingen die ik bij ons heb gelezen. Het is ook onvoorstelbaar hoe de auteurs enkele stellingen van Gie van den Berghe verdraaien.
Beginnen we met de bekritiseerde stelling: "De Armeniërs en de Turken moeten er maar zelf uitraken, 'de gebeurtenissen moeten worden onderzocht, niet veroordeeld'. Beeld je maar even in dat we dit na de tweede wereldoorlog tegen de Duitse daders en joodse slachtoffers hadden gezegd." Reactie: "Hij vergeet het Neurenbergtribunaal (1946-1949) om te oordelen over de nazimisdaden tegen de menselijkheid. Vindt hij er graten in dat de Jodenuitroeiing veroordeeld werd als een misdaad tegen de menselijkheid?" Wat heeft dat er mee te maken ? Gie van den Berghe klaagt aan dat we met Turkije (onder)handelen en samenwerken alsof er niets gebeurd is. Kan men zich voorstellen dat Duitsland lid zou kunnen geworden zijn van de EU indien het geweigerd had de Shoah als genocide te erkennen ? Dat de andere Europese landen er genoegen mee zouden hebben genomen dat de nieuwe Duitse regering zou gezegd hebben dat er eerst maar eens een Duits-Israëlische commissie moest komen om te onderzoeken of het wel een genocide was of enkel maar een spijtig nevengevolg van de Tweede Wereldoorlog ?
Vervolgens het verwijt aan Gie van den Berghe dat hij "het als historische waarheid voorstelt dat Hitler gezegd heeft: 'Wie tenslotte heeft het vandaag nog over de uitroeiing van de Armeniërs?' Er bestaat hiervoor geen enkel formeel bewijs", terwijl de bron precies door het Amerikaanse Holocaust Museum gepubliceerd werd (Michael Berenbaum - The World Must Know. The History of the Holocaust as told in the United States Holocaust Memorial Museum,
1993, p. 62). Dat is geen formeel bewijs, maar voldoende om niet verdacht te worden gemaakt omdat men dit citaat overneemt.
Of de uitspraak van de Israëlisch-Armeense aartsbisschop Shirvanian in Haaretz (11 oktober 2007, zie http://www.haaretz.com/hasen/spages/911630.html) dat de erkenning van de genocide door de VS wellicht pas zal plaatsvinden als Israël die stap ook zou zetten, juist is of niet, is minder relevant dan de merkwaardig overtrokken reactie van de journalist van Haaretz, overgenomen door de kritikasters in dS: de stelling van de aartsbisschop wordt om die reden gelijkgeschakeld met een van de meest verderfelijke vervalsingen uit de moderne geschiedenis (de protocollen van de wijzen van Zion, in meerdere Arabische landen ook vandaag nog als waarheid verspreid). Ze is overtrokken, omdat die journalist zelf precies de feiten aanhaalt die Gie van den Berghe blijkbaar verdacht maken, zoals het getal van 20.000 Armeniërs in Israël en de tussenkomst van Shimon Peres tegen de erkenning als genocide. In hetzelfde artikel wordt er terecht op gewezen dat anderen in Israël daar anders over denken, en herinnerd aan de aanwezigheid van gedenktekens voor de Armeense genocide in Jeruzalem. Er is in de Armeense wijk in Jeruzalem ook een museum gewijd aan de Armeense holocaust; ik heb het bezocht toen ik gastdocent was aan de Hebrew University in Jeruzalem en de beelden hebben mij sindsdien niet meer losgelaten.
Het bedroeft me dan ook des te meer dat de hetze tegen Gie van den Berghe, waarvoor men zich in allerlei bochten moet wringen, door een reeks joodse medeburgers wordt ondertekend. Die hetze heeft misschien te maken met het feit dat hij het onderzoek over de Shoah heeft verruimd naar andere themata waar de slachtoffers en diegene die zich ermee identificeren minder interesse voor hebben. Dat hij zich sterk interesseert voor de oorzaken van het kwaad, voor de oorzaken waarom mensen zulke gruwelijke dingen doen. Alsof de historici ook die vraag niet zou mogen stellen? En alsof men ook niet zou mogen vragen waarom sommige mensen misdaden tegen de mensheid ontkennen ? Men moet het daarom niet eens zijn met alle conclusies die Gie van den Berghe uit zijn onderzoek trekt - ik ben het daar meermaals niét mee eens, en ik heb een kritisch stuk gepubliceerd tegen de stellingen in de brochure over het Holocaustmuseum waaraan hij meegeschreven heeft -, om zijn waarde als wetenschapper te erkennen en zijn stellingen op intellectueel eerlijke manier te bestrijden.
De poging tot sluipmoord op Gie van den Berghe is bovendien zeer onverstandig: indien men bv. had geargumenteerd dat men moeilijk van Israël kan verwachten dat het vooroploopt in de strijd tegen het negationisme over de Armeense Holocaust, gezien de ligging van het land en de historische ervaringen van het joodse volk, dan hadden we een normaal debat gehad. Maar uit de heftige reactie zullen vele lezers alleen maar afleiden dat er geen rook is zonder vuur. Dat er misschien toch een joodse verantwoordelijkheid is voor de negatie van de Armeense Holocaust die verborgen moet worden gehouden. En dat is jammer. Ook het respect voor de slachtoffers van de Shoah is ermee gediend dat de ontkenning van de Armeense Holocaust door Turkije wat steviger wordt aangeklaagd en dat diegenen die de moed hebben dat publiek te doen niet in de rug worden geschoten.
Matthias Storme
M.A. (Yale), hoogleraar KU Leuven
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home