Arm Vlaanderen (Jens Moens)
Op 17 oktober was het alweer de Werelddag van Verzet tegen Armoede. Naar aanleiding van deze dag publiceerde de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie een persbericht om de bevolking erop te wijzen dat in België nog steeds 14,7 % van de bevolking in armoede leeft. Dit werd natuurlijk massaal overgenomen in de nationale pers: één Belg op zeven is arm! Maar wat wordt er nu juist verstaan onder een arme Belg, met andere woorden: hoe definieert men armoede? Volgens het FOD Economie is een persoon die als alleenstaande minder verdient dan 822 euro per maand arm, een gezin (2 volwassenen en 2 kinderen) is arm als het gezinsinkomen onder 1726 euro per maand ligt. Nieuw zijn deze cijfers niet, ze komen uit de enquête die het EU-SILC (European Union - Statistics on Income and Living Conditions) jaarlijks houdt. Maar hoe komt het EU-SILC dan aan deze getallen?
Er zijn grosso modo twee manieren om armoede te meten: in absolute en in relatieve cijfers. Wanneer men armoede in absolute cijfers meet, stelt men een grens. Met dit grensbedrag moeten de spullen aangekocht worden die de opsteller nodig acht opdat iemand niet als arm bestempeld kan worden: voedsel, onderdak, kleding, … Natuurlijk is zo een grens subjectief: het is aan de opsteller om te beslissen wat al dan niet noodzakelijk is en welke middelen nodig zijn om deze aan te schaffen. Met dit systeem meet de Wereldbank de armoede in de ontwikkelingslanden (voor geïndustrialiseerde landen bleek deze methode ‘te optimistisch’). De tweede methode is meten in relatieve cijfers: men is arm ‘ten opzichte van’ zijn medemens. Concreet wordt de mediaan (of soms het gemiddelde) genomen van de beschikbare inkomens (brutoloon min taksen, sociale bijdragen en andere transfers), en is men arm als men minder verdiend dan een vooraf vastgelegd percentage van dit bedrag. Het is duidelijk dat ook deze manier van meten zeer subjectief is, welk percentage moet er immers genomen worden?
Een partijpolitieke analyse van de Belgische economie kan je hier en hier terugvinden. Een analyse van de neergang van de Europese economieën kan je dan weer hier en hier terugvinden.
Nu gebruikt het EU-SILC deze tweede methode voor het vastleggen van hun ‘armoederisico’: men neemt de mediaan van de beschikbare inkomens en legt de grens op 60 % van dit bedrag. Men moet geen wiskundige zijn om te zien dat ook dit systeem rammelt langs alle kanten. Relatieve meetsystemen meten namelijk niet de armoede maar de ongelijkheidsverdeling die leeft in een maatschappij.
Bekend is de uitspraak van de Zweedse professor Assar Lindbeck van de universiteit van Stockholm, gewezen voorzitter van het Nobelprijscomité voor Economie:
Een interessante tekst van Jim Cox over de nefaste gevolgen van een minimumloon kan je hier nalezen.
Het wordt echter helemaal te gek als men ook nog zijn beleid gaat afstemmen op deze cijfers. Volgens SP.a moeten de leeflonen, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen opgetrokken worden tot boven de armoedegrens… Het optrekken van de leeflonen en werkloosheidsuitkeringen zou nefast zijn. De beste manier om uit de armoede te geraken is vooralsnog gewoon door te werken (een feit dat ook door SP.a wordt erkend en zelfs duidelijk blijkt uit de enquête). Wanneer men de loonspanning tussen deze uitkeringen en de laagste lonen nog zou verkleinen zou dit de activering zeker niet ten goede komen. Integendeel: men moet de mensen een incentive geven om een job aan te nemen door de uitkeringen niet te verhogen en te beperken in de tijd. Hier en daar wordt dan geopperd om ook de minimumlonen op te trekken. Dit is al helemaal absurd: het zou de werkloosheid enkel verhogen. Bedrijven zouden die werkkrachten die dit verhoogde loon niet opbrengen maar al te gauw op straat zetten. Het optrekken van de pensioenen kwam er na het alarmerende nieuws dat er maar liefst 21,8 % van de “armen” de leeftijd van 65 gepasseerd was. Hierbij wordt nogal makkelijk vergeten dat hun inkomen (=hun pensioen volgens de enquête) niet meer gebruikt moet worden om bepaalde zaken als huizen, auto’s,… af te betalen en dat zij ook al de nodige tijd hebben gehad om kapitaal (spaarrekening, huis,…) op te bouwen…
Een interessante tekst van Frank Karsten over de mythe van de Amerikaanse armoede kan je hier nalezen.
Kortom: de armoedecijfers zoals ze verschijnen in de media zeggen weinig of niets over de absolute (en dus daadwerkelijke) armoede. Ze geven vooral weer hoe de inkomens gespreid zijn over een bevolkingsgroep. Het is dan ook intellectueel oneerlijk ze zo weer te geven zonder te duiden waarvoor ze staan, en de indruk te wekken dat 1 op 7 Belgen niet in zijn basisbehoeftes kan voorzien. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de werkwijze wel weergegeven staat op de laatste bladzijde van het persbericht, maar het zal waarschijnlijk niet sensationeel genoeg zijn deze ook mee op te nemen in de krantenartikels. Het zou de mooie kop boven het artikel wel eens kunnen nuanceren. Arm Vlaanderen…
Deze tekst van Jens Moens verscheen ook in Blauwdruk.
Meer economische opinies op www.workandwealthforall.net.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.
Er zijn grosso modo twee manieren om armoede te meten: in absolute en in relatieve cijfers. Wanneer men armoede in absolute cijfers meet, stelt men een grens. Met dit grensbedrag moeten de spullen aangekocht worden die de opsteller nodig acht opdat iemand niet als arm bestempeld kan worden: voedsel, onderdak, kleding, … Natuurlijk is zo een grens subjectief: het is aan de opsteller om te beslissen wat al dan niet noodzakelijk is en welke middelen nodig zijn om deze aan te schaffen. Met dit systeem meet de Wereldbank de armoede in de ontwikkelingslanden (voor geïndustrialiseerde landen bleek deze methode ‘te optimistisch’). De tweede methode is meten in relatieve cijfers: men is arm ‘ten opzichte van’ zijn medemens. Concreet wordt de mediaan (of soms het gemiddelde) genomen van de beschikbare inkomens (brutoloon min taksen, sociale bijdragen en andere transfers), en is men arm als men minder verdiend dan een vooraf vastgelegd percentage van dit bedrag. Het is duidelijk dat ook deze manier van meten zeer subjectief is, welk percentage moet er immers genomen worden?
Een partijpolitieke analyse van de Belgische economie kan je hier en hier terugvinden. Een analyse van de neergang van de Europese economieën kan je dan weer hier en hier terugvinden.
Nu gebruikt het EU-SILC deze tweede methode voor het vastleggen van hun ‘armoederisico’: men neemt de mediaan van de beschikbare inkomens en legt de grens op 60 % van dit bedrag. Men moet geen wiskundige zijn om te zien dat ook dit systeem rammelt langs alle kanten. Relatieve meetsystemen meten namelijk niet de armoede maar de ongelijkheidsverdeling die leeft in een maatschappij.
Bekend is de uitspraak van de Zweedse professor Assar Lindbeck van de universiteit van Stockholm, gewezen voorzitter van het Nobelprijscomité voor Economie:
In een land waar negentig van de honderd inwoners 1.000.000 dollar verdienen en tien inwoners 200.000 dollar, zijn er volgens u dus tien procent armen. Volgens uw definitie is dat land dus slechter af dan een buurland waar alle honderd inwoners slechts 1.000 dollar verdienen, want dat heeft volgens u nul procent armen terwijl er in werkelijkheid honderd procent armen zijn. Monaco is dus armer dan Noord-Korea.Om het op een andere manier te stellen: indien we ieders loon zouden verdubbelen, zou het aantal “armen” constant blijven. De mate van armoede wordt nog verder duidelijk als we eens naar de andere cijfers (uit de huishoudbudgettenenquête) kijken die bij het rapport gevoegd zijn: 98% percent van de “armen” heeft een TV, 77,3% heeft een computer, ze geven 4,5% meer uit aan tabak dan de “rijken”… Nu zijn deze cijfers sociologisch gezien nog wel interessant, bijvoorbeeld indien men wilt weten hoe de inkomens per land gespreid zijn.
Een interessante tekst van Jim Cox over de nefaste gevolgen van een minimumloon kan je hier nalezen.
Het wordt echter helemaal te gek als men ook nog zijn beleid gaat afstemmen op deze cijfers. Volgens SP.a moeten de leeflonen, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen opgetrokken worden tot boven de armoedegrens… Het optrekken van de leeflonen en werkloosheidsuitkeringen zou nefast zijn. De beste manier om uit de armoede te geraken is vooralsnog gewoon door te werken (een feit dat ook door SP.a wordt erkend en zelfs duidelijk blijkt uit de enquête). Wanneer men de loonspanning tussen deze uitkeringen en de laagste lonen nog zou verkleinen zou dit de activering zeker niet ten goede komen. Integendeel: men moet de mensen een incentive geven om een job aan te nemen door de uitkeringen niet te verhogen en te beperken in de tijd. Hier en daar wordt dan geopperd om ook de minimumlonen op te trekken. Dit is al helemaal absurd: het zou de werkloosheid enkel verhogen. Bedrijven zouden die werkkrachten die dit verhoogde loon niet opbrengen maar al te gauw op straat zetten. Het optrekken van de pensioenen kwam er na het alarmerende nieuws dat er maar liefst 21,8 % van de “armen” de leeftijd van 65 gepasseerd was. Hierbij wordt nogal makkelijk vergeten dat hun inkomen (=hun pensioen volgens de enquête) niet meer gebruikt moet worden om bepaalde zaken als huizen, auto’s,… af te betalen en dat zij ook al de nodige tijd hebben gehad om kapitaal (spaarrekening, huis,…) op te bouwen…
Een interessante tekst van Frank Karsten over de mythe van de Amerikaanse armoede kan je hier nalezen.
Kortom: de armoedecijfers zoals ze verschijnen in de media zeggen weinig of niets over de absolute (en dus daadwerkelijke) armoede. Ze geven vooral weer hoe de inkomens gespreid zijn over een bevolkingsgroep. Het is dan ook intellectueel oneerlijk ze zo weer te geven zonder te duiden waarvoor ze staan, en de indruk te wekken dat 1 op 7 Belgen niet in zijn basisbehoeftes kan voorzien. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de werkwijze wel weergegeven staat op de laatste bladzijde van het persbericht, maar het zal waarschijnlijk niet sensationeel genoeg zijn deze ook mee op te nemen in de krantenartikels. Het zou de mooie kop boven het artikel wel eens kunnen nuanceren. Arm Vlaanderen…
Deze tekst van Jens Moens verscheen ook in Blauwdruk.
Meer economische opinies op www.workandwealthforall.net.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.
3 Comments:
Weer een goede portie neo-liberale propaganda van Vincent De Roeck en zijn al even reactionnaire LVSV-vriendjes.
Eind augustus 2007 verscheen er immers aan de Universiteit Antwerpen een rapport dat de analyse van Jens Moens volledig tegenspreekt. Uit een groot onderzoek van de Universiteit Antwerpen blijkt dat 1 op de 8 Belgen arm is (dat klopt ongeveer met de cijfers van Jens).
Maar de onderzoek(st)ers gebruikten deze keer eens een nieuwe manier om armoede te meten. Ze hielden niet enkel en alleen rekening met het inkomen, maar ook met bijvoorbeeld schulden en huisvestingsproblemen. In Brussel is de armoede het grootst. Daar is 28 procent van de inwoners arm. In Vlaanderen is dat 6 procent.
En nu komt de catch ... De daklozen en de verdoken armoede zit hier niet in vervat, evenmin als de mensen die geholpen worden door buren, familie en vrienden. Als deze hulp zou wegvallen, of als men intellectueel eerlijk zou zijn en ook dit meenemen in de statistieken, zullen de cijfers nog VEEL hoger zijn.
http://www.vlaams-netwerk-armoede.be/
@Hugo: zou u niet beter reageren op de kern van de boodschap, namelijk dat volgens een relatieve maatstaf van armoede Noord-Korea rijker is dan Monaco?
Vlaams Netwerk Armoede is vanzelfsprekend een mooi initiatief. Ik hoop dat ze niet enkel aan symptoombestrijding doen, maar ook durven nadenken over oplossingen voor de diepere oorzaken van armoede. Ik hoop dan vooral dat men inziet dat die niet liggen in het verhogen van uitkeringen allerhande, maar wel in de afbouw van de welvaartstaat, die door diens verstikkende belastingsdruk jaarlijks veel rijkdom vernietigt. Belastingsverminderingen zorgen voor meer jobs en zijn de enige duurzame langetermijnoplossing voor dit probleem.
Beste Hugo,
Een interessante reactie die het mij mogelijk maakt mijn tekst nog wat te verduidelijken, hetgeen wel nodig blijkt te zijn. Ofwel heeft u enkel de kop en de auteur gelezen en toen gedacht uw antwoord reeds klaar te hebben (uw aanhef laat zoiets uitschijnen), ofwel heeft u de tekst weinig aandachtig gelezen. Wat is de these van de tekst: op 17 oktober zijn er artikels verschenen naar aanleiding van een persbericht van het FOD Economie. Deze zijn gebaseerd op cijfers van EU-SILC (en dus niet op het door u geciteerd onderzoek) die een relatieve armoedegrens hanteren. Tot zover enkel feiten. Daarna mijn ‘analyse’: volgens mij is een relatieve armoedegrens geen goede waardemeter om armoede te meten, wel om inkomensspreiding te meten (ook dit is pure statistiek), en is het percentage waarop men de grens trekt nauwelijks onderbouwd. En het ergert mij dat de manier van meten van armoede niet vermeld wordt in de bewuste artikels. Ik heb aan verschillende vrienden en kennissen (en het zijn zeker niet allemaal reactionaire (overigens met 1 n) LVSV-vriendjes) gevraagd wat zij dachten dat er met arm bedoeld werd in de artikels. Ik kan u zeggen dat de antwoorden ontnuchterend waren voor beide partijen.
Het onderzoek van de UA kan ik niet beoordelen, ik heb het nog niet bekeken (als u eventueel een link kan plaatsen). Ik stel mij alleen vragen hoe in deze de grens is getrokken, naar ik aanneem ook op relatieve wijze… Maar ik ben benieuwd te lezen hoe in deze studie armoede is ‘gedefinieerd’.
Kortom: ik eigen mij niet de arrogantie toe te gaan bepalen hoeveel percent armen er in België zouden zijn, ik stel alleen mijn vragen bij de meting en de communicatie hieromtrent.
Een tweede deel van mijn ‘analyse’ is hoe we armoede/werkloosheid kunnen tegengaan. Mijns inziens niet door de uitkeringen te verhogen. Dit verhoogt de lasten (het geld moet ergens vandaan komen) en verkleint de loonspanning voor de laagste lonen. Nu al is het verschil tussen wel en niet werken soms veel te klein (ook al door de vele andere voordelen als gratis openbaar vervoer).
Zoals u ziet is mijn betoog vooral een weergave van de feiten en niet zozeer een analyse die al dan niet tegengesproken kan worden. Maar ik ga hierover graag verder in discussie met u, indien het niveau dan een beetje bewaard kan blijven. Ik weet niet welke teksten van Vincent u hebben aangezet tot een dergelijk aanhef, en nog minder of ik de standpunten waarover ze gaan deel, maar het zou u sieren mocht u het gescheld achterwege laten en antwoorden op de kern van de tekst met onderbouwde tegenargumenten (hetgeen u mijns inziens in uw vorige reactie achterwege laat.)
Met vriendelijke groeten
Jens Moens
Een reactie posten
<< Home