Arm Vlaanderen (Jens Moens)
Er zijn grosso modo twee manieren om armoede te meten: in absolute en in relatieve cijfers. Wanneer men armoede in absolute cijfers meet, stelt men een grens. Met dit grensbedrag moeten de spullen aangekocht worden die de opsteller nodig acht opdat iemand niet als arm bestempeld kan worden: voedsel, onderdak, kleding, … Natuurlijk is zo een grens subjectief: het is aan de opsteller om te beslissen wat al dan niet noodzakelijk is en welke middelen nodig zijn om deze aan te schaffen. Met dit systeem meet de Wereldbank de armoede in de ontwikkelingslanden (voor geïndustrialiseerde landen bleek deze methode ‘te optimistisch’). De tweede methode is meten in relatieve cijfers: men is arm ‘ten opzichte van’ zijn medemens. Concreet wordt de mediaan (of soms het gemiddelde) genomen van de beschikbare inkomens (brutoloon min taksen, sociale bijdragen en andere transfers), en is men arm als men minder verdiend dan een vooraf vastgelegd percentage van dit bedrag. Het is duidelijk dat ook deze manier van meten zeer subjectief is, welk percentage moet er immers genomen worden?
Een partijpolitieke analyse van de Belgische economie kan je hier en hier terugvinden. Een analyse van de neergang van de Europese economieën kan je dan weer hier en hier terugvinden.
Nu gebruikt het EU-SILC deze tweede methode voor het vastleggen van hun ‘armoederisico’: men neemt de mediaan van de beschikbare inkomens en legt de grens op 60 % van dit bedrag. Men moet geen wiskundige zijn om te zien dat ook dit systeem rammelt langs alle kanten. Relatieve meetsystemen meten namelijk niet de armoede maar de ongelijkheidsverdeling die leeft in een maatschappij.
Bekend is de uitspraak van de Zweedse professor Assar Lindbeck van de universiteit van Stockholm, gewezen voorzitter van het Nobelprijscomité voor Economie:
In een land waar negentig van de honderd inwoners 1.000.000 dollar verdienen en tien inwoners 200.000 dollar, zijn er volgens u dus tien procent armen. Volgens uw definitie is dat land dus slechter af dan een buurland waar alle honderd inwoners slechts 1.000 dollar verdienen, want dat heeft volgens u nul procent armen terwijl er in werkelijkheid honderd procent armen zijn. Monaco is dus armer dan Noord-Korea.Om het op een andere manier te stellen: indien we ieders loon zouden verdubbelen, zou het aantal “armen” constant blijven. De mate van armoede wordt nog verder duidelijk als we eens naar de andere cijfers (uit de huishoudbudgettenenquête) kijken die bij het rapport gevoegd zijn: 98% percent van de “armen” heeft een TV, 77,3% heeft een computer, ze geven 4,5% meer uit aan tabak dan de “rijken”… Nu zijn deze cijfers sociologisch gezien nog wel interessant, bijvoorbeeld indien men wilt weten hoe de inkomens per land gespreid zijn.
Een interessante tekst van Jim Cox over de nefaste gevolgen van een minimumloon kan je hier nalezen.
Het wordt echter helemaal te gek als men ook nog zijn beleid gaat afstemmen op deze cijfers. Volgens SP.a moeten de leeflonen, werkloosheidsuitkeringen en pensioenen opgetrokken worden tot boven de armoedegrens… Het optrekken van de leeflonen en werkloosheidsuitkeringen zou nefast zijn. De beste manier om uit de armoede te geraken is vooralsnog gewoon door te werken (een feit dat ook door SP.a wordt erkend en zelfs duidelijk blijkt uit de enquête). Wanneer men de loonspanning tussen deze uitkeringen en de laagste lonen nog zou verkleinen zou dit de activering zeker niet ten goede komen. Integendeel: men moet de mensen een incentive geven om een job aan te nemen door de uitkeringen niet te verhogen en te beperken in de tijd. Hier en daar wordt dan geopperd om ook de minimumlonen op te trekken. Dit is al helemaal absurd: het zou de werkloosheid enkel verhogen. Bedrijven zouden die werkkrachten die dit verhoogde loon niet opbrengen maar al te gauw op straat zetten. Het optrekken van de pensioenen kwam er na het alarmerende nieuws dat er maar liefst 21,8 % van de “armen” de leeftijd van 65 gepasseerd was. Hierbij wordt nogal makkelijk vergeten dat hun inkomen (=hun pensioen volgens de enquête) niet meer gebruikt moet worden om bepaalde zaken als huizen, auto’s,… af te betalen en dat zij ook al de nodige tijd hebben gehad om kapitaal (spaarrekening, huis,…) op te bouwen…
Een interessante tekst van Frank Karsten over de mythe van de Amerikaanse armoede kan je hier nalezen.
Kortom: de armoedecijfers zoals ze verschijnen in de media zeggen weinig of niets over de absolute (en dus daadwerkelijke) armoede. Ze geven vooral weer hoe de inkomens gespreid zijn over een bevolkingsgroep. Het is dan ook intellectueel oneerlijk ze zo weer te geven zonder te duiden waarvoor ze staan, en de indruk te wekken dat 1 op 7 Belgen niet in zijn basisbehoeftes kan voorzien. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de werkwijze wel weergegeven staat op de laatste bladzijde van het persbericht, maar het zal waarschijnlijk niet sensationeel genoeg zijn deze ook mee op te nemen in de krantenartikels. Het zou de mooie kop boven het artikel wel eens kunnen nuanceren. Arm Vlaanderen…
Deze tekst van Jens Moens verscheen ook in Blauwdruk.
Meer economische opinies op www.workandwealthforall.net.
Meer teksten van Vincent De Roeck op www.libertarian.be.