De fabeltjeskrant van Marc Reynebeau en Misjoe Verleyen
Marc Reynebau, de kampioen van de demythologisering als het op Vlaamse of Belgische "mythes" aankomt (en ik erken ruiterlijk dat hij zowel Vlaamse als Belgische beelden probeert te deconstrueren) presteert het in de islâm-bijlage van De Standaard (6 maart) het sprookje over het ontstaan van de islâm zonder één kritische bedenking voor waar te presenteren. Misjoe Verleyen doet hetzelfde in een extranummer van Knack. Dat dit uit onwetendheid geschiedt kan ik me alvast bij Reynebeau moeilijk voorstellen: wie een klein beetje de wetenschappelijke literatuur volgt, zelfs nog maar via de kwaliteitskranten (en daarmee bedoel ik natuurlijk niet de Fabeltjeskrant "Standaard" maar kranten zoals Trouw (een indrukwekkende reeks historisch-kritische artikelen over "het ontstaan van de islam"), de Frankfurter Allgemeine (bv. deze bijdrage van Ohlig), die Welt ("Der Koran erklärt die Bibel auf Arabisch"), die Presse, die Zeit ("Keine Huris im Paradies"), the Guardian ("Virgins? What virgins?") of de Neue Zürcher Zeitung ("Wie aramäisch ist der Koran") weet dat de hedendaagse historische wetenschap en hulpwetenschappen van het klassieke verhaal over de vroege islâm nauwelijks iets heel laten.
De Standaard gaat nog steeds zonder enige kritische bedenking uit van de sirat an-nabi, verhalen die vanaf het begin van de 9e eeuw geschreven zijn over een profeet die meer dan 150 jaar voordien zou geleefd hebben (namelijk tussen 570 en 632 nC) en de naam Muhammad zou gedragen hebben. Die verhalen strekten er op de eerste plaats toe om de teksten van de Korân, die in vele gevallen voor de Arabieren van de vroege 9e eeuw onbegrijpelijk waren, te proberen te verklaren (de meeste Korânteksten bestonden inderdaad reeds in de 7e eeuw, daarover is er wetenschappelijk geen twijfel). In functie van de Korânteksten werden allerlei verhalen opgesteld die de duistere teksten probeerden te verklaren op basis van het leven van de persoon aan wie die verzen zouden zijn gedicteerd en die deze zou hebben doorgegeven (Dit is duidelijk aangetoond in het boek "De historische Mohammed" van prof. Hans Jansen). Een van de grote vergissingen die men daarbij volgens de hedendaagse taalwetenschappelijke studie van de Korân beging, is dat men ervan uitging dat Muhammad (woord dat in de Korân viermaal voorkomt) een persoonsnaam was, terwijl het in het Arabisch van de 7e eeuw naar alle waarschijnlijkheid enkel een adjectief was, namelijk "gezegend". Juister nog: het was een Aramees woord, dat overeenkomst met het Latijnse adjectief "benedictus". Als de Korân enkele malen schrijft "Muhammad is de gezant van God" betekent dat dus gewoon "gezegend is de gezant van God". De kans is zeer groot dat met de gezant van God gewoon Christus werd bedoeld. Talloze andere passages van de Korân hebben trouwens in de recente dissidente taalwetenschappelijke studies een heel andere en ook veel zinvoller betekenis gekregen dan in de klassieke tafsir of Korâncommentaren van de negende eeuw en latere eeuwen - het beruchtste voorbeeld daarvan zijn natuurlijk de hoeris die de vrome moslims en moslimas zouden ontvangen bij hun aankomst in het paradijs en die helemaal geen maagden maar wel witte druiven blijken te betekenen (heeft voordien niemand gemerkt dat het toch wel zeer vreemd is dat ook een moslima als beloning voor haar vroomheid bij aankomst in het paradijs 72 maagden zou krijgen ?).
De Standaard gaat er nog steeds van uit dat de islâm in de 7e eeuw zou zijn ontstaan in Mekka en Medina als een nieuwe godsdienst gesticht door de profeet Muhammad, en dat vandaaruit Syrië en Irak/Perzië werden veroverd. De moderne geschiedwetenschap gaat ervan uit dat Mekka nog niet eens bestond in die tijd (Medina wel) en dat de islâm in de 7e eeuw niets anders was dan een christelijke secte die intern de macht veroverde in Syrië en Irak/Perzië en zich pas langzamerhand (vanaf de 8e eeuw) sterker ging afzetten van het mainstream christendom. De Korân bestaat grotendeels uit Syrisch-christelijke teksten van monofysitische christelijke secten (de Syrische Jacobieten). Het monofysitiime wordt in de islaam geradicaliseerd tot een anti-trinitarische leer (Christus was niet letterlijk de zoon van God, er is maar één God in plaats van een Drievuldigheid). De Korân was een reciteerboek, een lectionarium (dat is ook de betekenis van het woord Qurân), dat zeer grote gelijkenissen vertoont met het diatessarion (ook diatessaron genoemd) of Syrisch-christelijke evangelieharmonie van Tatianus, een lectionarium bestaande uit aangepaste bijbelteksten in de Aramese taal) en dus allicht een vroeg-Arabische vertaling van dat diatessarion en aanverwante teksten (de volledige naam van de Korân betekent letterlijk "een lectionarium in het Arabisch"). Rémi Brague (in Phronesis) vat Luxenbergs revolutionaire conclusie als volgt samen: “Le Coran était ce que son nom dit très précisément, une fois qu'on le comprend à partir du syriaque : un lectionnaire (L, 56, 79), c'est-à-dire une anthologie de passages tirés de livres saints préexistants et adaptés en langue vernaculaire, anthologie faite pour la lecture liturgique (L. 275). C'est ce qu'affirme le début de la sourate XII, qui raconte l'histoire de Joseph (Genèse, 37-50), si on la traduit comme le fait Luxenberg : «Voici les versets de l'Écriture expliquée ; nous l'avons fait descendre comme un lectionnaire arabe, afin que vous puissiez comprendre. » (XII, 1-2) (L, 80s.) Ou encore XLI, 3 : «Écriture que nous avons traduite comme un lectionnaire arabe» (L, 96). Ou enfin LXXV, 17- 18 : «il nous incombe de le (le Coran, le lectionnaire) compiler (à partir d'extraits de l'Écriture) et de l'exposer (en enseignant). Si nous l'avons exposé (en enseignant), suis son exposé (c'est-à-dire la façon dont il t'a été enseigné)» (L, 97)”. Een Vlaamse oriëntalist (Jan van Reeth) heeft voor die stelling recent bijkomende argumenten gevonden: van het Syrische diatessarion bestaan er immers maar stukken meer in het origineel. Maar in het archief van de abdij van Sint-Truiden in Luik bevindt zich een Middelnederlandse bewerking van het diatessarion, dat door Van Reeth met de Korân werd vergeleken (gepubliceerd in Acta Orientalia Subisidia III).
De Standaard presteert het bovendien als belangrijkste bron voor de geschiedenis van de islâm een boek van de uitgetreden non Karen Armstrong te noemen. Nu kan het wel zijn dat die over islamitische spiritualiteit zinnige dingen geschreven heeft, maar historisch heeft haar werk de waarde van een sprookjesboek. Knack geeft een 6-tal boeken aan, maar al evenmin één wetenschappelijk historisch werk. Geen spoor van de massa kritisch-wetenschappelijke literatuur van de laatste 30 jaar: de boeken van de islâmhistorici John Wansbrough, Michael Cook, Patricia Crone, de filoloog Christoph Luxenberg (Die Syro-Aramäische Lesart des Koraan, 2e uitgave Hans Schiler Verlag 2004; zopas ook in het Engels verschenen (The Syro-Aramaic reading of the Koran), de archeoloog Gerd Puin die afwijkende oude Korânteksten uit archeologische opgravingen in Jemen analyseerde en samen met de godsdienstwetenschapper Karl-Heinz Ohlig het boek "Die dunklen Anfänge" publiceerde, de muntendeskundige Volker Popp, enz.
Het contrast met de informatie die een krant als Trouw ons geeft kan niet groter zijn.
Het gaat mij niet om de vraag of deze wetenschappers gelijk hebben; zij zijn het ook onderling niet eens (volgens sommigen hebben Muhammad en de vier eerste kaliefen werkelijk bestaan, volgens anderen niet; voor sommigen is er inderdaad vanuit Medina een verovering geweest van Syrië en Perzië, volgens anderen niet en ging het om een interne machtsovername; volgens sommigen waren de Umayyadenkaliefen in Damascus in de tweede helft van de zevende eeuw nC christenen, volgens anderen had de islâm zich dan reeds volledig tegen het christendom afgezet). De vraag is wél waarom de Standaard en Knack ons dit alles verzwijgen en van hun islâm-bijlagen dus een fabeltjeskrant maken. Zou het werkelijk enkel domheid zijn ? Of is het de schrik van de dhimmi om ook maar iets te zeggen, hoe wetenschappelijk ook, dat het zelfbeeld van de islâm over zijn historische grondslagen zou kunnen verstoren ?
2 Comments:
Ik volg DS niet, maar naar ik begreep gaat het om een hele serie, dus ik weet niet of deze uiterst interessante stemmen aangehaald zullen worden. Zoniet, dan is het inderdaad vreemd, omdat de wetenschappelijke "kritieken" (versta: beschouwingen) die ik las, in een respectvolle, tot misschien zelfs liefdevolle houding tov de Islaam gebracht werden.
Natuurlijk is tegelijkertijd zelfs de meest liefdevol gebrachte studie over "tekstcorrupties" in de Quraan, een spreekwoordelijke bom die één van de pijlers van de doorsnee Islamgelovige onderuit haalt: de rotsvaste overtuiging dat in deze teksten nooit 1 woord zou kunnen wijzigen of ooit veranderd zou zijn geweest.
Als dit mis blijkt te zijn, stort (voor het gros van de gelovigen) heel die godsdienst in.
Zie in dit verband ook de doctoraatsdissertatie (Universiteit van Straatsburg ruim duizend bladzijden) van Edouard-Marie Gallez: Le Messie et son prophète. Aux origines de l'Islam.2005.
Een reactie posten
<< Home