Open brief aan de hoofdeconoom van premier Verhofstadt
Zoals de aandachtige lezer zal opgemerkt hebben, het artikel van WorkForAll over de statistische stijging van de tewerkstelling in De Tijd op 13 Februari 2007 is niet in goede aarde gevallen bij het Planbureau. Vermits wij hier geen polemiek willen starten maar eerder een positieve bijdrage leveren tot het debat hebben we voor wat verdere toelichting gezorgd in een open brief. We zijn het in alle geval eens met het Planbureau en de premier over de maatschappelijke uitdagingen en delen de doelstellingen. Hieronder de open brief, gevolgd door de repliek op 15 Februari 2007 van Stan Maes, de hoofdeconoom van premier Verhofsdat
Over het verschil tussen tewerkstelling en werk.
Enkele suggesties daaromtrent.
Geachte heer Maes,
Laat mij toe even in te gaan op uw repliek in De Tijd naar aanleiding van ons opiniestuk over de toename van de tewerkstelling. Ik ben vooreerst een beetje verrast door de emotionele en persoonlijke toon. Tenslotte gaat het vooral over een correcte lezing van statistieken die op de website van het Planbureau te vinden zijn.
Komt daarbij dat u ons opiniestuk voorstelt als een persoonlijke aanval op Verhofstadt, of althans Verhofstadt-II. U moet weten dat in de tekst die wij naar De Tijd gestuurd hebben de naam Verhofstadt zelfs niet voorkomt. Die associatie heeft De Tijd erbij gezet. Een regering dient op haar resultaten bekeken te worden en niet op haar naam. Haar samenstelling is trouwens zeer heterogeen met zowel blauwe maar vooral rode schakeringen. Ook het naschrift heeft u blijkbaar niet gelezen. Daarom neem ik het hier over.
"Men kan zich afvragen of die 200 000 jobs een maat voor niets geweest zijn. Tenslotte is toch een deel van de werklozen geactiveerd en dat is sociaal te verkiezen boven ze te laten verkommeren in een kleefmat. Dat is niet alleen een sociaal maar ook een moreel probleem waarbij er gevallen bekend zijn van derde generatie werkloosheid. Wat betekent dat er een groeiende groep is van mensen die opgevoed zijn in een omgeving waar ze hun ouders nooit zien werken hebben. Dit leidt dan tot moreel verval zoals Theodore Dalrymple het treffend weergeeft in zijn boeken zoals 'Life at the bottom.' Dit is ook een uitgesproken probleem van de grootsteden. Er is blijkbaar in Charleroi zelfs een betoging geweest om de aangehouden corrupte politici terug uit de gevangenis te halen. Het kon ook elders gebeuren maar het toont aan hoe zelfs corrupte maar machtige leiders als 'anti-held' door 'het volk' kunnen binnen gehaald worden. Brood en spelen is al eeuwen oud.
De vraag is evenwel wat de gevolgen zijn om deze gesubsidieerde jobs in het leven te roepen. Om te beginnen is het moreel en sociaal bedenkelijk. Men zet mensen aan het werk, en sommigen worden betaald om niet te werken, maar de vraag is of dit wel het beste is voor de ontplooiing van deze mensen. Is het een vorm van bezigheidstherapie of draagt het bij tot de zelfontplooiing van deze mensen als burgers van deze samenleving? Het doet een beetje denken aan de massale aanwervingen door de overheidssector in de jaren 70. Dit was ook de beginperiode van het einde van de golden sixties.
De kost is duidelijk ook niet neutraal voor de overheidsfinanciën en dus via de belastingsdruk evenmin voor de competitiviteit van de private sector. Stel nu even dat men die 15 miljard zou aangewend hebben als een vermindering van de globale belastingsdruk met 10 %. Stel nu ook even dat men deze belastingsvermindering exclusief zou toekennen aan de private arbeidsmarkt. Dit is niet zo onrealistisch want arbeid wordt in de publieke sector in feite niet belast behalve op papier. De bedragen worden gewoon van de ene overheidsdienst naar de andere overgeboekt. Dit komt grosso modo overeen met 5000 euro per werkende Belg in de private economie.
We hoeven hier geen tekening bij te maken maar dit zou een echte economische boom als effect hebben. De loonkost zou voor de bedrijven met 10 à 20 % dalen (afhankelijk van het bedrijf en het arbeidsintensieve karakter). Men kan verwachten dat er zich verschillende effecten zouden voordoen. Die 15 miljard zal men terugvinden in hogere nettolonen, extra personeelsaanwervingen, wellicht ook in nieuwe economische activiteiten en een verbetering van de export positie op de internationale markt. De werknemers zelf zullen wellicht iets meer consumeren maar ook meer sparen en investeren. Via het spaarwezen komt dan een deel ter beschikking van de bedrijven om opnieuw te investeren waardoor er meer aanwervingen gebeuren, enz. Er zal ook een ander effect optreden: werken wordt terug lonend en werkloosheid zal met al die niet ingevulde vacatures snel gaan dalen. Tenslotte, men zal wellicht een half miljoen meer mensen terug een job bezorgd hebben maar deze keer zullen het productieve jobs zijn waarvoor er een echte vraag bestaat. M.a.w. de huidige negatieve spiraal zal een positieve spiraal geworden zijn.
Wat illustreert dit alles? Namelijk dat er niet alleen niets gratis is maar vooral dat de juiste (lange termijn) beleidsopties kiezen en uitvoeren wel degelijk een verschil maken. Dit moet dringend duidelijk worden voor alle stemgerechtigde burgers. Het is ook dringend dat de overheidssector zich terugtrekt en zich gaat focussen op haar kerntaken. En dat geldt ook voor de politici en hun aanhangsels. Micromanagement kan men beter aan de markt overlaten."
Ik volg hier even uw repliek in volgorde.
Dat WorkForAll geen nieuwe ideeën zou aanreiken klopt helemaal niet met de werkelijkheid. WorkForAll werd zelfs opgestart naar aanleiding van een voorstel om 1 miljoen mensen terug een waardige job te bezorgen . Dit plan werd het KickStartPlan genoemd en vertrok van het principe dat de belasting op arbeid dermate hoog is dat ze grondig de markt verstoort. Daarom het idee om toe te laten alle werklozen te laten aannemen aan een nettoloon met behoud van SZ dekking. Na een overgangsfase van 5 jaar zou dit dan voor iedereen gelden. Hoewel men kan discussiëren over de praktische modaliteiten van de invoering in ons verstard sociaal systeem, zou een dergelijke maatregel vooreerst blijvende effecten ressorteren, effectief de competitiviteit ten goede komen, de koopkracht verhogen en de inactiviteitsval wegwerken en geen extra middelen van de begroting vergen. Integendeel, men kan zich verwachten aan stijgende inkomsten voor de overheid. Voorwaarde is wel dat de overheid zelf ook saneert en efficiënt wordt en al dan niet met verschuiving van de belastingsdruk naar verbruikersbelasting moet de globale belastingsdruk drastisch verlaagd worden. Als dat goed uitgevoerd wordt dan zal de burger geen enkele dienst moeten ontberen en zal de verbruikersbelasting globaal gezien niet moeten verhoogd worden. De ECB studie over de overheidseffïëntie levert hiervoor de basis. Ierland heeft ook 25 jaar geleden empirisch bewezen dat het werkt.
Onafhankelijk zijn wij ook. En wij leveren correcte en genuanceerde analyses. Wij zijn in de eerste plaats onafhankelijk omdat wij geen bindingen hebben met welke belangengroep dan ook. Onze analyses mogen dan bij wijlen scherp zijn, we doen er alles aan ze te baseren op objectieve feiten en data. Wij gaan niet uit van een ideologische analyse, maar vanuit een analyse die de mens als burger als de centrale actor beschouwt in de samenleving. Met zijn goede en slechte kantjes. Daarom werd ook een multiple regressieanalyse uitgevoerd om de groeifactoren in Europa te analyseren. Deze studie was een van de eerste in zijn soort. Uit deze studie kwam naar voren dat een overmatig overheidsbeslag de eerste oorzaak is van de hoge werkloosheid, met daaraan gekoppeld een te grote afhankelijkheid van belastingsontvangsten uit inkomsten. Er zijn natuurlijk correlaten. Het gebrek aan flexibiliteit van de arbeidsmarkt, het gebrek aan ondernemingszin, de complexiteit van onze instellingen, wetgeving en sociale zekerheidssysteem zijn er de uitingen van. Er is een hele waslijst op te noemen, maar ze zijn vooral een weerspiegeling van de entropie die in ons systeem binnen geslopen is. De voorbije week zijn er nog anderen die dit nogmaals aan de kaak gesteld hebben. Om te beginnen de Nationale Bank, maar zelfs de ambtenaren van het ministerie van financiën en Minister Van de Lanotte. Ook het VLD congres heeft hier een paar pijnpunten beproken (maar niet noodzakelijk in de resoluties opgenomen).
Dit alles spreekt de facto tegen als zou WorkForAll zich niet bewust zijn van de uitdagingen. Integendeel, onze doelstellingen zijn veel ambitieuzer dan wat de meeste groeperingen aandurven maar vergen dan ook meer ingrijpende maatregelen. Structurele systeemfouten en misgroeiingen kunnen niet verholpen worden door een resem micromaatregeltjes maar vergen een radicale vernieuwing van de basisstructuur.
Voor de cijfers hebben wij de synoptische gegevens van het Planbureau gebruikt. Ten einde de cijfers toegankelijker te maken, werd hierbij in grafiekvorm de aangroei van de tewerkstelling t.o.v. 1999 in beeld gebracht. Wij bevestigen dat de tewerkstelling gestegen is. Wij spreken echter tegen dat het aanbod van effectieve productieve arbeid ("werk") gestegen is.
De tewerkstelling is inderdaad gestegen min of meer op een lineaire manier tussen 1996 en 2007 met een snellere groei tot 2001 om dan twee jaar zelfs lichtjes negatief te worden en dan vanaf 2003 zijn normale groei te hernemen. We herkennen hierin de opkomst van de internet en telecom boom die in 2001 tot een halt kwam.
Deze discussie gaat evenwel vooral over de laatste jaren en wie in de tabellen naar de labels kijkt, ziet onmiddellijk dat dit in eerste plaats een statistisch gegeven is. Daarom is het belangrijk de componenten van deze aangroei te vinden. Het volstaat daarvoor naar de componenten te kijken die in dezelfde periode evenzeer gestegen zijn. Die twee componenten zijn enerzijds een aangroei van het ambtenarenbestand en anderzijds een aangroei van de personen met een RVA-uitkering. In deze tweede groep gaat het vooral over loopbaan onderbrekingen en activeringsprogrammas. De som van de twee grote componenten is nagenoeg identiek aan de aangroei van de tewerkstelling. Deze twee componenten worden beide grotendeels met belastingsontvangsten bekostigd. Het valt ook op dat deze componenten gestadig gestegen in lijn met de groei van de totale bevolking en met een zekere stabilisatie in de laatste jaren. Het lijkt er dan ook op dat deze aangroei eerder een continue gegeven zijn dat weinig te maken heeft met een regerinsgwisseling.
Vooreerst het ambtenarenbestand. Dit is effectief nog eens met 51 000 eenheden toegenomen. De cijfers laten niet toe na te gaan of hier statutaire contractuelen tussen zitten, maar we nemen aan dat dit effectief benoemde ambtenaren zijn. U zegt dat dit een inhaalbeweging is, maar dat is dan wel een inhaalbeweging die al 50 jaar aan de gang is met een toename die veel sterker is dan de bevolkingsaangroei. In vergelijking tot andere landen scoren we hier ook slecht. Nochtans, veel administraties kunnen het werk niet aan. Dit alles heeft veeleer te maken met een onnodige complexiteit van de structuren en wetgeving waarbij extra ambtenaren aannemen geen soelaas zal bieden. Het legt wel een domper op de productiviteit en competitiviteit van het land als geheel want de kost ervan worden uiteindelijk door de private sector gedragen.
Tabel. Tewerkstelling per 1000 inwoners (bron: Knack 2005).
Privaat Overheid Overheid/Privaat
Portugal 310 122 0,39
Italië 272 103 0,38
Ierland 317 126 0,40
Denemarken 304 186 0,61
Zweden 282 182 0,65
Finland 279 149 0,53
Oostenrijk 317 124 0,39
Frankrijk 263 144 0,55
België 249 145 0,58
Nederland 310 165 0,53
Luxemburg 249 155 0,60
Laat we het nu even hebben over de RVA-uitkeringen. Bij de loopbaan onderbrekers gaat het erom dat men ervan uitgaat dat deze mensen door de werknemers volledig of deeltijds vervangen worden waardoor er een nieuwe job zou ontstaan. De facto is er wel geen nieuwe job ontstaan. Een bestaande job wordt nu door twee mensen uitgevoerd, waarvan een de job effectief uitvoert en de andere effectief met steun van de RVA thuis blijft of ze gaan mekaar afwisselen. Dat dit mogelijk gemaakt wordt is sociaal zeker verdedigbaar maar het is niet correct om dan deze job dubbel te tellen in de tewerkstelling. In tegendeel, de facto is er sprake van een vermindering van de productiviteit want de kost om hetzelfde werk uit te voeren is nu verhoogd. Onrechtstreeks betaalt de werkgever zelfs mee aan de uitkering van de RVA. De deeltijdse tewerkstelling neemt nog steeds toe (23,4 % in 2005).
Hetzelfde geldt voor de activeringsprogramma’s waarvan het systeem dienstencheques het best gekend is. Hier ligt de subsidiëringsgraad zeer hoog. Men kan argumenteren dat hierbij een zwarte job wit is geworden, maar dan vergeet men dat deze job eerst zwart was geworden door de belastingsdruk en men hem nu met behulp van nog meer belastingen terug wit gekregen heeft. Die job bestond al dus voordien en qua economische bijdrage is de aangroei zeer beperkt. De dienstencheques hebben vooral bewezen dat als men de loonkost grondig verlaagd de vraag automatisch de aanbieders aan werk kan helpen. Het is dan ook positief dat o.a. de VLD maar ook andere groepen nu beginnen te pleietn voor een blijvende en substantiële daling van de belasting op arbeid.
In conclusie kunnen we zeggen dat we in eerste plaats met een statistisch probleem zitten. Men verwart tewerkstelling met werk. Dit laatste moet in de economische zin begrepen worden en handelen over de productie van toegevoegde waarde. Hetzelfde werk verdelen over meerdere mensen of er een ander label aan geven verhoogt de economische productie niet en legt alleen nog maar zwaardere lasten op aan de productieve private sector. Het is sociaal verdedigbaar om mensen uit hun isolement van de inactiviteitskleefmat te halen, maar dat moet in de eerste plaats gebeuren door aan de oorzaken te werken.
Dit misbruik van statistieken heeft trouwens zijn precedenten. Reeds vorig jaren wezen wij erop dat de werkelijke werkloosheid bijna driemaal hoger was dan het officiële cijfer , tevens dat men een dermate losse definitie gebruikt dat het cijfer niet meer relevant is. De Scandinavische landen en voordien Nederland hebben nog steeds relatief goede officiële tewerkstellingscijfers, maar een groot deel ervan is zuiver statistisch. Denemarken kent zelfs meer zieken (die daarom niet meer als werkloos geteld worden) dan werklozen. Nederland had op een gegeven moment meer dan 10% van zijn bevolking in het WAO systeem. De premier zelf wist trouwens op het VLD congres niet wat het juiste cijfer was en gaf dit ruiterlijk toe. In de wandelgangen was te horen dat hij niet goed wist wat aan te vangen met deze onverwacht goede cijfers.
U heeft het ook even over de economische groei. Eerlijk gezegd is een groei van 2% gedurende 35 jaar geen benijdenswaardige prestatie want dit ligt beduidend onder wat de echte groeilanden halen. Ierland daarentegen is na een ommekeer begin jaren 80 beginnen groeien aan 5%/jaar en heeft zijn BBP dat gelijk was aan de helft van dit van België zien stijgen tot meer dan 150 % van dit van België, terwijl ze een beduidend lager overheidsbeslag en ambtenarenbestand hebben.
Een groei van 2% is stagnatie en slaat snel om in een reële negatieve groei en verarming. Het is een beetje zoals met de lage rente op een spaarboekje. Als men inflatie en bankkosten aftrekt, is het rendement zelfs negatief. Daarenboven rijst de vraag hoe ernstig men een groei van het BBP moet nemen als het overheidsbeslag de helft van dat BBP uitmaakt. Vermits arbeid aan de basis ligt van elke reële welvaartsgroei, en vermits we vaststellen dat de werkelijk groei van nieuwe jobs in de private sector beperkt moet zijn, kan men alleen concluderen dat de productiviteitsgroei in de private sector nog steeds positief is. Wil men hetzelfde bereiken in de overheidssector, dan zal men er drastisch moeten afslanken en de tewerkstelling overhevelen naar de private sector in plaats van tewerkstelling te subsidiëren.
Tenslotte, we hebben ons inderdaad vergist. Guy Verhofstadt heeft de belofte van 20000 jobs inderdaad gedaan over de laatste regeringsperiode en niet over twee regeringsperiodes. Wij hadden dit uit het oog verloren maar wij zijn daarbij ook minder ambitieus geweest dan de premier zelf. Wanneer men de laatste periode alleen beschouwt, is het duidelijk dat volgens de bestaande tewerkstellingsgrafieken die doelstelling niet zal behaald worden. Spijtig.
Nu, laat ons op een positieve noot afsluiten, want voor zover wij kunnen opmaken uit uw repliek, hebben we gelijkaardige doelstellingen. Daarom enkele voorstellen.
- Bouw de overheidsschuld en het overheidsbeslag zo snel mogelijk af. Dit kan het best door vooreerst de overheidssector transparant te maken qua bestuur en qua boekhouding. Dit houdt in dat het gros van de overheidsinstellingen verzelfstandigd worden en hun wettelijk monopolies afgeschaft worden. Dit is trouwens conform met de Europese richtlijnen en is de snelste manier om via de marktwerking een snelle en minder pijnlijke sanering door te voeren. Men kan best het overheidsbeslag grondwettelijk beperken.
- Verschuif de belasting op arbeid (inclusief de basis sociale zekerheidsbijdragen) naar belasting op verbruik. Dit kan men nog steeds sociaal invullen door basisbehoeftes minder te belasten. Grote verbruikers zullen dan automatisch ook meer betalen in functie van hun inkomen. Zuinige verbruikers zullen beloond worden en zullen ook meer kapitaal ter beschikking stellen voor investeringen.
- Wil men de inkomstenbelasting behouden, voer dan zo snel mogelijk een vlaktaks in met vrijstelling. Men kan evenwel overwegen de inkomsten belasting in zijn geheel af te schaffen. Tenslotte zijn inkomsten uit vermogen ook inkomsten uit arbeid en remmen ze de investeringen af. Dat zal ook nuttig zijn in het aanpakken van de enorme pensioenlast. Vorige week nog heeft de OESO dergelijke politiek specifiek aanbevolen aan Zweden in een policy brief.
- Het sociale systeem dient grondig vereenvoudigd. Ons voorstel is alle statuten (ambtenaren, bedienden, arbeiders, zelfstandigen, ...) op gelijke voet te brengen. Het huidige systeem discrimineert op een onhoudbare en immorele manier. Het staat ook een flexibele arbeidsmarkt in de weg. Die laatste met de mogelijkheid om voortdurende vorming tot norm te maken. .
- De Sociale Zekerheid dient ook grondig vereenvoudigd. Men zou zich vanuit de overheid best beperken tot een eerstelijns maar wel universele sociale zekerheid, die een minimum maandelijks inkomen garandeert, zowel tijdens de actieve loopbaan als tijdens de periode van pensioen. Dit betekent ook dat als men werkt dit bedrag dient voor een pensioenopbouw met kapitalisatie. Dit systeem kan gecombineerd worden met de vlaktaks met vrijstelling op voorwaarde dat men overgaat op maandelijkse afrekeningen, wat geen probleem is als men alles automatiseert.
Twee opmerkingen tenslotte. Vooreerst, dit sluit geen bijkomende sociale zekerheidsdekkingen uit via de werkgever of individueel. Ten tweede, dit is in feite een veralgemening van het systeem van loopbaan onderbrekingen maar dan op een manier die niet discrimerend werkt omdat de regeling voor iedereen gelijk is.
Tenslotte, willen wie hier nogmaals een lans breken voor degelijke en bruikbare statistieken. Men kan geen beleid sturen als men niet over juiste en ondubbelzinnige economische cijfers beschikt. Dit is natuurlijk niet alleen een kwestie om benamingen te gebruiken die de lading dekken maar ook een kwestie om structuren te hebben die correcte tellingen mogelijk maken.
Met vriendelijke groet,
Eric Verhulst
Voorzitter WorkForAll
Hieronder vindt u de repliek door het Stan Maes van het Planbureau op 15 Februari 2007 in De Tijd.
Banengroei onder Paars
Wat mag men van een opinie-artikel van een onafhankelijke socio-economische denktank verwachten? Op de eerste plaats dat het nieuwe ideeën aanreikt (denktank). Op de tweede plaats dat het op een correcte en genuanceerde manier een bestaand socio-economisch probleem vlijmscherp analyseert en de geïnteresseerde lezer correct informeert (onafhankelijk).
Het WorkForAll opinie-artikel van gisteren voldoet aan geen van beide criteria. Er staat geen nieuw idee in. Tot daar aan toe. Belangrijker, de analyse bevat factuele fouten zodat de lezer met een onjuiste conclusie achtergelaten wordt: “de extra jobs worden allemaal door de overheid gesubsidieerd”.
Het artikel onderschat daarenboven in sterke mate de uitdagingen waar we voor staan en de ambitie van de regering om hieraan tegemoet te komen. Zo zijn de 200 000 extra jobs een expliciete en ambitieuze resultaatsverbintenis van Verhofstadt aan de start van zijn tweede legislatuur, en niet aan de start van zijn eerste, zoals de auteur beweert. Een dergelijk ambitieus doel past in een verantwoord beleid en het doel realiseren is broodnodig om onze toekomstige welvaart en solidariteit veilig te stellen.
De centrale stelling van de auteur zal eerst ontkracht worden en vervolgens zal een juister beeld geschetst worden van de samenstelling van de jobcreatie onder Paars.
De centrale stelling van de auteur is dat de extra jobs onder Verhofstadt louter en alleen uit gesubsidieerde jobs zouden bestaan; geheel gesubsidieerde jobs zoals ambtenaren, of gedeeltelijk gesubsidieerde jobs zoals dienstencheques, loopbaanonderbreking en tijdskrediet. Deze argumentatie is manifest onjuist. Alleen al omdat de mensen die kiezen voor loopbaanonderbreking of tijdskrediet vanzelfsprekend eerst een job moeten hebben vooraleer ze tijdelijke hun prestaties kunnen stopzetten of verminderen in ruil voor een deeltijdse uitkering. Deze jobs mogen dus niet meegerekend worden om het aantal gecreëerde jobs te relativeren.
Hoe kunnen we een juister inzicht krijgen in de samenstelling van de tewerkstellingsgroei? Uit de nationale rekeningen blijkt dat de tewerkstelling in de private sector groeit met gemiddeld 0.9% op jaarbasis over de volledige periode 1999-2007, met name met 0.7% gemiddeld onder Verhofstadt I en met 1.1% onder Verhofstadt II. Ter vergelijking, in de periode 1992-1999 bedraagt de gemiddelde groeivoet van de tewerkstelling in de private sector slechts 0.6%. Verkijk u niet op de kleine groeipercentages. Op een totaal van 4.2 miljoen werkenden staat 1% voor 42 000 extra jobs per jaar.
Onder Verhofstadt II groeit de totale tewerkstelling gemiddeld met 0.9% en sneller dan het gemiddelde in onze buurlanden, zoals opgemerkt door het IMF. De tewerkstelling in de publieke sector nam echter ook toe. Eerder fors onder Verhofstadt I met een gemiddelde groei van 1.3%, en met een matigere 0.4% onder Verhofstadt II. De relatief sterke groei van de publieke sector onder Verhofstadt I heeft alles te maken met een inhaalbeweging op het niveau de steden en gemeenten en de Gewesten en Gemeenschappen. In de aanloop naar de euro is er noodgedwongen bespaard om aan de Maastricht-criteria te voldoen. Na het wegvallen van de Maastricht restricties werd, mede als gevolg van het uitbreidende takenpakket, dan ook extra personeel aangeworven door de lokale besturen en in mindere maten door de Gewesten en Gemeenschappen.
Deze groei van de tewerkstelling in de publieke sector moet echter in zijn context geplaatst worden omdat de tewerkstelling in de private sector in absolute termen een stuk hoger ligt. Zo heeft maar liefst 85% van de totale tewerkstellingscreatie in de periode 1999-2007 zich in de private sector voorgedaan. Indien we de private sector corrigeren voor de 29.000 dienstencheques-jobs (het Instituut voor de Nationale Rekeningen plaatst deze jobs in de private sector), dan daalt de gemiddelde jaarlijkse groei van de tewerkstelling in de private sector in de periode 1999-2007 van 0.9% naar 0.8%, nog steeds merkelijk beter dan de 0.6% in de periode 1992-1999. Abstractie genomen van de dienstencheque jobs, worden nog steeds 75% of drie jobs op de vier in de private sector gecreëerd (volgens de nationale rekeningen).
Naast de forse banengroei in de private sector, is de stijging van de participatiegraad van vrouwen en 55-plussers opmerkelijk. Zo is er vandaag één op de drie 55-plussers aan het werk, terwijl dit nog maar één op vier was bij het aantreden van Verhofstadt I. We moeten gestaag verder evolueren naar één op twee. Noteer dat de toename van de participatie van vrouwen in de arbeidsmarkt mede te danken is aan de introductie van de systemen van loopbaanonderbreking en tijdskrediet welke het mogelijk maken om werk en gezin beter te combineren. België behoort bij de allerbesten ter wereld wat arbeidsproductiviteit betreft (beter dan de Amerikanen). Dus even kunnen temporiseren om alles draaglijk te houden is welkom voor heel wat ouders in een tweeverdieners gezin. De toename van de participatiegraad van ouderen is gedeeltelijk te danken aan een mentaliteitswijziging en aan de doorgevoerde hervormingen zoals de pensioenbonus en het niet langer fiscaal aanmoedigen van brugpensionering (Generatiepact). Tenslotte kan een daling van de werkloosheid verwacht worden, mede door het installeren van een systeem van controle en begeleiding.
Het is duidelijk dat we van ver komen. De werking en performantie van de arbeidsmarkt blijft een zwakke plek in dit land. Maar de regeringen Verhofstadt hebben tenminste de arbeidsmarkt centraal durven plaatsen in hun regeerprogramma en boeken stilaan de vruchten van de doorgevoerde hervormingen en mentaliteitswijzigingen (hervorming personenbelasting, lastenverminderingen, Generatiepact, etc.). We moeten, aangemoedigd door de goede resultaten en binnen een verantwoordelijk budgettair kader de weg blijven bewandelen van lastenverlagingen en van het verschuiven van lasten op arbeid naar andere grondslagen, waarbij tegelijk de stijging van de primaire uitgaven moet beheerst blijven en afhangen van de gerealiseerde economische groei. Dat is ook wat internationale instellingen zoals OESO en IMF stellen in recente rapporten.
Alles kan altijd beter, maar de hierboven geschetste prestaties qua jobcreatie zijn zeker lovenswaardig. Het goede resultaat is te danken aan de expliciete Paarse beleidskeuze weg van het belasten van arbeid en naar het ondersteunen van de koopkracht van de burgers. Dit is de belangrijkste Paarse trendbreuk en ze staat in schril contrast tot de periode ervoor, waarin de lasten op arbeid werden verhoogd. Paars heeft de budgettaire ruimte op een verantwoorde manier gebruikt om de lasten te verlagen en de koopkracht van de mensen te verhogen. Dit werpt –steeds met enige vertraging - zijn vruchten af door een relatief hoge economische groei en jobcreatie. Bij een reële groei van het BBP per capita van 2% verdubbelt de koopkracht elke 35 jaar.
Ons land staat, zoals ieder ander land, voor de grote uitdaging van de vergrijzing. Wat ons land relatief atypisch maakt is de nog steeds te hoge overheidsschuld en de nog steeds te rigide situatie op de arbeidsmarkt. Deze handicaps laten dus geen plaats over voor berusting en zelfgenoegzaamheid. Maar anderzijds draagt misplaatste en gratuite kritiek ook niet bij tot het maatschappelijk debat. Laat ons samen proberen politiek haalbare oplossingen te bedenken en door te voeren. Het opinie artikel van WorkForAll levert in deze geen constructieve bijdrage.
Stan Maes, economisch adviseur van Premier Verhofstadt
Totaal Publiek Privaat
1992-1999 0,5% 0,0% 0,6%
1999-2007 0,8% 0,8% 0,9%
1999-2003 0,8% 1,3% 0,7%
2003-2007 0,9% 0,4% 1,1%
(Bron: nationale rekeningen)
Annex: Factuele fouten in het artikel
“Bij het aantreden van paars, nu bijna 8 jaar geleden, beloofde de regering dat ze 200 000 jobs zou bij creëren”
• Dit is incorrect. De belofte werd gemaakt bij het aantreden van Verhofstadt II (niet Verhofstadt I), 3.5 jaar geleden. Verhofstadt is dus dubbel zo ambitieus geweest dan de auteur insinueert. Deze graad van ambitie is ook noodzakelijk, gegeven de uitdaging van de vergrijzing waar we voor staan.
Het artikel stelt dat het wel “heel toevallig” is dat de prognoses voor de tewerkstellingsgroei en werkloosheidsgraad in 2007 gunstig zijn.
• De insinuatie dat de FPB cijfers gemanipuleerd worden is frappant en grotesk. De gunstige prognoses qua tewerkstelling lopen gelijk op met die van de NBB. Temeer, tewerkstelling reageert vaak met een zekere vertraging op de economische groei, zodat een sterke prestatie in 2007 na het zeer goede jaar 2006 in de lijn van de verwachting ligt. Internationaal is de tendens identiek.
“De stijging van de tewerkstelling is vooral toe te schrijven aan de verdere groei van het ambtenarenkorps en aan het aantal mensen dat kiest voor loopbaanonderbreking of tewerkgesteld wordt via een of ander activeringsprogramma.”
En
“In alle gevallen gaat het over jobs die door de overheid gesubsidieerd zijn en dat is slecht nieuws.”
• De auteur telt het aantal jobs uit tewerkstellingsprogramma’s (47 000) op bij het aantal mensen die kiezen voor loopbaanonderbrekingen en tijdskrediet (146 700) en bij de stijging van het aantal ambtenaren (51 000). Hij zet dit totaal, 244 700, af tegen het aantal gecreëerde jobs en trekt daaruit de conclusie dat alle banengroei geheel of gedeeltelijk gesubsidieerd is. Dat men een job moet hebben, vooraleer te kunnen genieten van loopbaanonderbreking of tijdskrediet is een detail dat hij over het hoofd schijnt te zien. Dat de jobs uit tewerkstellingsprogramma’s volwaardige jobs zijn die voorheen niet of in het zwart werden uitgevoerd is een ander detail. Dat de toename van de werkgelegenheid in de private sector tenslotte sneller is aangegroeid onder paars dan onder vroegere periodes wordt volkomen verzwegen.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home