"Het betere Marshallplan: Socio-economische autonomie voor Wallonië"
Er is de laatste tijd nogal wat beroering rond een behoorlijk objectieve maar gedurfde publicatie van de denkgroep “In de Warande”, getiteld “Manifest voor een zelfstandig Vlaanderen in Europa”. Onterecht worden dergelijke publikaties en standpunten enkel bekeken vanuit een separatistisch standpunt die het debat polariseren. Er zijn evenwel heelwat economische motieven die maken dat de Belgische burgers via een maximaal doorgedreven regionale aanpak er beter van kan worden zonder dat de politieke eenheid dient te verdwijnen. Meer dan 20 generatiepacten en marshallplannen samen.
Regio’s, niet de politieke staten zijn de economische polen.
Staatsgrenzen, van oudsher cultureel of militair ontstaan, hebben economisch nog weinig zin. Vandaag kan elke regio economisch en cultureel een succesvolle speler zijn op de wereldmarkt. Vooreerst is er het baanbrekende werk van Schumacher “Small is Beautiful: Economics as if People Mattered, 1973”. Hij verdedigt hierin dat een hogere macht telkens maximaal moet delegeren en zich enkel bezig houden met die zaken die het lagere niveau niet aan kan. Het resultaat is uiteindelijk meer macht voor de (afgeslankte) overheid en meer verantwoordelijkheid voor de kleinere eenheden. Merkwaardig genoeg haalt Schumacher hiervoor zijn inspiratie bij Paus Pius XI, al zal een aandachtige lezer ook bij Machiavelli dergelijke zinsneden kunnen vinden. Het principe van Schumacher is universeel en grotendeels terug te brengen tot het naakte feit dat alle organisaties tenslotte afhangen van de kracht die individuen halen uit hun zelfontplooiing. Het moge merkwaardig zijn, maar Schumacher’s principe wordt aangehaald in de meest diverse domeinen: duurzame ontwikkeling, decentralisatie voor grote bedrijven en zelfs voor de ontwikkeling van software.
Een recentere publicatie is “The Size of Nations, 2003” geschreven door Prof. Dr. Spolaore en Prof. Salesina. Het boek heeft bij zijn publicatie in 2003 een ware revolutie teweeggebracht in het denken betreffende het splitsen van staten in kleinere eenheden. In dit boek gaan de schrijvers vooral op zoek naar de ideale grootte van een staat. Veel aandacht wordt besteed aan de economische aspecten. Hun conclusie is duidelijk: hoe kleiner een staat, hoe meer kans hij heeft op een grotere welvaart. Paradoxaal genoeg is dit in de hand gewerkt door de toenemende globalisatie. Het aantal onafhankelijke staten is razendsnel gegroeid. Op het einde van de tweede wereldoorlog waren er in de wereld 76 onafhankelijke staten. Thans zijn er 193. Méér dan de helft hiervan hebben een bevolking van minder dan 6 miljoen inwoners, dus minder dan Vlaanderen of Wallonië. Van de tien welvarendste landen ter wereld, (volgens BBP/capita) zijn er slechts drie met méér dan zes miljoen inwoners (de VS, Canada en Zwitserland). Vier hebben een bevolking tussen 1 en 5 miljoen inwoners. De overige drie hebben minder dan 1 miljoen inwoners.
Socio-economische autonomie voor de Belgische regio’s
In tegenstelling tot de publicatie van de denkgroep “In de Warande”, die pleit voor een onafhankelijk Vlaanderen, zouden wij bij voorrang willen pleiten voor een vergaande socio-economische autonomie van de Belgische deelstaten: Wallonië, Vlaanderen en Brussel in de eerste plaats, maar daar hoeft men niet te stoppen. Het principe van Schumacher is schaalbaar naar beneden toe, zelfs tot op het niveau van de burger zelf. Hoewel vooral Wallonië in de huidige staatsstructuur helemaal niet meer bestuurbaar is en hiervan zeer belangrijke economische nadelen ondervindt, er zijn net zoals in Vlaanderen grote verschillen tussen de kleinere, dikwijls stadsgebonden regio’s. Het meeste logische scenario voor een verdere decentralisatie zou zijn dat het initiatief uitgaat van onze zuiderburen en niet van de Vlamingen want zij hebben er het meest bij te winnen. De huidige hybride toestand verlamt elke daadwerkelijke vooruitgang. Een socio-economische decentralisatie zou vooral toelaten dat de regio’s zich zelfstandig kunnen ontwikkelen en daardoor zouden zij vanuit een gezondere positie beter met elkaar kunnen concurreren maar ook samenwerken dan dat dit nu het geval is.
Nieuw denkkader
Vroeger waren staatsgebonden schaalvoordelen te verdedigen, zoals tijdens de industriële revolutie. Maar nu is er door de open markten zoals Europa een nieuw denkkader nodig. In de nieuwe structuur van de open markten kan men zowel politiek als economisch fors decentraliseren, wat vroeger niet het geval was. Het feit dat kleiner wordende eenheden (bv. kleinere staten) thans mogelijk worden, komt omdat de economische context groter is geworden. Voorbeeld: Een stad als Antwerpen of Luik heeft een hinterland nodig, maar dit is enkel economisch van aard, en niet van politieke aard. Dit hinterland is er sowieso ongeacht de structuur waarin Antwerpen of Luik functioneert. Vroeger was dit niet het geval, omdat de politieke en de economische structuren samen vielen. In de grotere vrijhandelszones van vandaag valt de noodzaak van een sterke politieke eenheid weg omdat de economische context er haaks op staat. Als Antwerpen of Luik een onafhankelijke staat(je) zou worden, dan zou er weinig aan het hinterland veranderen. Het kan veel beter bestuurd worden, omdat het de noodzakelijke maatregelen zelf kan nemen en niet meer afhankelijk moet zijn van een centrale (dikwijls zeer logge) bureaucratie, die met tal van politieke gevoeligheden moet rekening houden en die door een compromissen politiek een aanzienlijke rem zet op het economische dynamisme. De bevolking zelf kent zijn mandarissen ook beter en zal dan ook sneller een slecht beleid afstraffen. Openbaarheid van bestuur wordt vanzelfsprekend wat ook betekent dat de lokale overheid de burger beter van dienst zal zijn. In Het Groot Hertogdom Luxemburg bv. worden de verslagen van de gemeenteraad gratis in ieders brievenbus gestopt. In Zwiterserland beslist de burger via referendum mee over elke substantiële uitgave maar is er ook geen gedoogbeleid voor zachte of harde corruptie.
In tegenstelling tot wat eurofiele politici denken, doet de economische eenwording van Europa de nood aan politieke eenwording afnemen. Méér nog, de economische eenwording, maakt opsplitsen in steeds kleinere politieke eenheden mogelijk en zelfs wenselijk. Let wel, het principe van Schumacher leert ons ook dat dit geen alles-nietes voorstel mag worden. Infeite leert het ons dat omwille van het groter worden van de context, er juist moet gezocht gestreefd worden naar maximale decentralisatie, behalve voor die dingen die een algemenere coördinatie vergen. Dat is uiteindelijk de rol van de overheid: er voor zorgen dat het speelveld er komt en onderhouden wordt. In grote mate slaat dit op infrastructuur, orde en recht.
Ook Hans Herman Hoppe van Duitse afkomst, nu hoogleraar economie aan de universiteit van Nevada in Las Vegas, ziet in het opsplitsen in kleine staten enorme kansen voor de liberalisering van de economie. Kleinere socio-economische eenheden zullen immers met elkaar gaan concurreren in het uitwerken van het beste economische beleid om aldus investerende ondernemingen en mensen aan te trekken. Hoppe verklaart de economische bloei van de Nederlanden en van Noord-Italië in de Middeleeuwen door het feit dat deze regio’s uit een veelvoud van kleine zelfstandige stadstaten en provincies bestonden. Ierland heeft zijn groei ook grotendeels te danken aan het tegenstroom gaan varen t.o.v. het Europese vasteland. De overheidsschuld werd afgebouwd en de belastingen fors verlaagd. Zelfs Zwitserland is niet alleen rijk maar sterk gedecentraliseerd. Voor elke belangrijke beslissing heeft de burger medezeggenschap. Niet het referendum op zichzelf maar de voorafgaande openbare discussie versterkt er de democratie. De begroting is er geen geheim en ligt niet vast zolang de uitgaven niet gestemd werden.
Zelfs het grote Duitsland dat wel een gemeenschappelijke buitenlandse politiek voert is zeer decentraal georganiseerd op economisch vlak, maar ook op gebied van bv. onderwijs. Wie richting München rijdt, kan bij de grensovergang de ‘Freistaat Bayern’ niet missen. Beieren is dan ook een van welvarendste gebieden in Duitsland en de bakermat van veel technologische vernieuwing.
Geglobaliseerde economie
De globalisering van de economie maakt kleinere staatkundige entiteiten steeds leefbaarder en aantrekkelijker. Vroeger hadden grote landen een comparatief voordeel omdat de economische markten grotendeels nationaal georganiseerd waren. Grote landen genoten daardoor schaalvoordelen omdat ze in eigen land produceerden en veelal verkochten.
Door de globalisering zijn de handelsmarkten supranationaal geworden, zodat klein niet langer een nadeel is. Een klein land heeft thans toegang tot een even grote economische (geglobaliseerde) markt als een groot land. Vroeger was dit anders. Toen was er een wereld van tolgrenzen, protectionisme en handelsbelemmeringen. In die structuur was de grootte van een land wel belangrijk.
De toenemende economische integratie in supranationale organisaties, zoals de EU en NAFTA (Noord-Amerika) leidt bijgevolg tot een toename van de aantrekkelijkheid van bewegingen die streven naar lokale zelfstandigheid. Vrijhandel vergroot de kansen van kleine landen als regio waarbij de huidige staatsgrenzen dikwijls historische anachronismen geworden zijn. Ten lande bv. is het initiatief van DSP Valley een voorbeeld. Het werkingsterrein werd gedefinieerd als een straal van 200 km of 2 uur rijden rond het centrum van Leuven. Sinds kort heeft DSP Valley een afdeling in Eindhoven en wordt er uitgekeken naar Aken. Niet de Belgische grens is belangerijk, wel het vermogen van te communiceren en zich te verplaatsen binnen een straal van 200 km.
Huidige tendensen
De tendensen tot autonomie steken overal de kop op. Slechts enkele voorbeelden:
In de U.S.A. : West-Kansas wil los van de rest van Kansas. Noord Louisiana ergert zich aan Zuid-Louisiana. West-Michigan wordt zich bewust van zijn eigen identiteit. Het Noorden van de staat New York wil het juk van New York City kwijt. Binnen New York City zelf willen de State Islands een volledig onafhankelijke staat worden. New York State bestaat uit het dichtbevolkte New York City (NYC) in het Zuiden en uitgestrekte dunbevolkte landelijke gebieden in het Noorden. De Noorderlingen zien niet in, waarom zij rekening moeten houden met wetgeving en taxatie, die dikwijls specifiek zijn afgestemd op de stedelijke problematiek van de City. Binnen NYC zelf wil de meer welvarende buurt Staten Island zich losmaken van de rest van de stad.
Tsjechië en Slovakije: De motieven voor de splitsing, (die zich heeft doorgevoerd) zou men kunnen vergelijken met een mogelijke echtscheiding tussen Wallonië en Vlaanderen. Tsjechië was het beu om het meer socialistische Slowakije steeds geld toe te stoppen. Zeer leerrijk wat er is gebeurd: Slowakije heeft zijn economie open gegooid (o.a. vlaktaks) en is nu het grootste auto-assemblageland in Europa. Het kent een sterk groeiende welvaart en merkwaardig genoeg wordt nu door beide landen het Tchecho-Slovakisch imago terug nieuw leven ingeblazen omdat dat voor de buitenwereld een beter imago heeft.
België: Een verdere decentralisatie van België zou voor Wallonië meer dan waarschijnlijk hetzelfde resultaat hebben als voor Slovakije. Wallonië zal snel zijn het huidig statisch economisch beleid verlaten en overschakelen op een economie van groei.
De vroegere hoofdredacteur van de West-Europese editie van “The Wall Street Journal”, Matt Rees kent de Belgische situatie zeer goed. Hij gaf hierover destijds een interview met “Trends” (Trends 20 juli 1995). Hij zegt o.m. : “Ik zie niet in waarom je België slechts in twee zou opdelen, en niet in acht of negen of meer stukken. Waarom zou Waals en Vlaams separatisme mogen en Antwerps separatisme niet. Het idee is verleidelijk. Als Luxemburg onafhankelijk en welvarend is, waarom kan Antwerpen of Luik dat dan niet zijn? De “Vrijstaten Antwerpen en Luik” zouden een fiscaal paradijs kunnen worden. Internationale banken en bedrijven, die zich thans in Luxemburg vestigen, zouden kunnen gelokt worden, met een grote creatie van werkgelegenheid tot gevolg.
En Brussel?
André Monteyne, voormalig lid van het Brusselse parlement heeft heel wat studies gepubliceerd over de positie van Brussel ingeval er een opsplitsing van België zou komen. Hij is van mening dat het een verouderde opvatting is om enkel het alternatief te bekijken: “Brussel bij Wallonië of Brussel bij Vlaanderen”.
In het nieuwe denkkader zoals het ontwikkeld werd in het bovenvermelde boek “The Size of Nations” is hij van mening dat er een derde weg is, nl. een totaal onafhankelijke Brussel. Hiervoor geeft hij heel wat argumenten. Hij haalt ondermeer het voorbeeld aan van Singapore. Wat schrijft hij hierover:
“Een voorbeeld misschien op Brussel toepasselijk, is Singapore. Tweeëntwintig jaar geleden werd de voornaamste stad van Maleisië geplaagd door alle kwalen van een grootstad in verval en werd ze bovendien geteisterd door een massale inwijking van “gastarbeiders”, waardoor de bevolking opliep tot méér dan twee miljoen, samengeperst op een gebied dat niet zoveel groter is dan dat van de Brusselse agglomeratie. Zoals Brussel telde Singapore een heterogene bevolking met zelfs vier hoofdtalen. Toen deze stad onafhankelijk werd, zagen vele waarnemers hierin een onbegrijpelijk staaltje van collectieve zelfmoord.
Toch is Singapore heden een der zindelijkste en veiligste steden ter wereld. De republiek heeft de hoogste economische groeivoet in Zuid-Oost Azië en heeft inmiddels een welvaartspeil bereikt, dat ver boven dat van de buurlanden uitsteekt. Maar de staat had dan ook drastische maatregelen getroffen, die er op neer kwamen, een uiterst liberaal economisch klimaat te scheppen, met krachtige ingrepen op het vlak van de veiligheid, de strijd tegen vandalisme en de demografie. Niets zegt, dat Brussel, waarvan de problemen zeker nog niet te vergelijken zijn met die van het vroegere Singapore, deze evenmin zou kunnen oplossen, wanneer het daartoe verplicht zou worden . ( …….) Een zelfstandig Brussel zou waarschijnlijk in de EU blijven. In dat geval zou het gesofisticeerde financieel en economisch communicatieapparaat van Brussel optimaal benut blijven, ook de belangrijke relatie met het Antwerps handelscentrum zou behouden blijven.”
Het voorbeeld van Singapore kan voor Brussel leerrijk zijn. Het draaiboek is beschikbaar, men hoeft het maar aan te passen. Als Brussel onafhankelijk wordt hebben zij niet meer af te rekenen met Vlaanderen, noch met Wallonië. Zij zullen hun eigen baas zijn. En tussen haakjes, het piepkleine Singapore heeft zelfs twee grote luchthavens waar de halve wereld gebruik van maakt. Zonder twijfel zijn er meerdere formules mogelijk maar gezien Brussel de facto de hoofdstad van Europa aan het worden is en een groeiende kosmopolitische bevolking van tijdelijke of permanente immigranten kent, gaat het oorspronkelijke Belgisch karakter verloren en zou dit nieuwe statuut perfect aansluiten bij de werkelijkheid.
België: verder decentraliseren of niet?
Naar onze overtuiging zijn er voor ons land meerdere belangrijke redenen waarom een verdere daadwerkelijke decentralisatie niet alleen grote voordelen biedt, maar ook noodzakelijk is. Wij zullen ons hierna beperken tot een drietal redenen, (deels geïnspireerd op de hierboven genoemde publicaties) nl. onze huidige hopeloos ingewikkelde en onwerkbare staatsstructuur, een verschillende economische context in Wallonië, Vlaanderen en Brussel en tenslotte de eraan gekoppelde financiële transfers. Solidariteit is wenselijk voor een beperkte tijd, maar wordt pervers als het een mechanisme van afhankelijkheid in het leven schept.
België economisch onbestuurbaar wegens te ingewikkelde staatsstructuur
Heel wat grootsteden, met meer inwoners dan België, doen het met één burgemeester en een twintigtal schepenen. België heeft daar o.a. voor nodig: 6 regeringen, 7 parlementen, 51 ministers en staatssecretarissen, 650 gemeentebesturen met evenveel burgemeesters, 3000 schepenen, 3 gemeenschapscommissies, een overlegcomité en een Arbitragehof. Indien dezelfde ratio per inwoner zou gehanteerd worden voor een land als China, dan had dit land thans 6000 ministers!
De complexiteit is dusdanig dat dit onvermijdelijk leidt tot chaos in de besluitvorming, tenminste als het al tot een besluitvorming komt. Want heel dikwijls verdwalen voorstellen in het labyrint van de ingewikkelde structuren, of monden uit in een patstelling. In dit laatste geval na soms maandenlange discussies en vergaderingen om uiteindelijk vast te stellen, dat men met de talloos betrokken partijen tot geen overeenstemming kan komen. Recente voorbeelden kennen wij allemaal : het dossier DHL, het dossier Zaventem met de nachtvluchten, de (niet)-splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Heeft iemand al eens de kostprijs berekend van de verloren tijd (jaren) die aan zulke dossiers werd verspeeld? De impact op het huidige en toekomstige BNP is zelfs moeilijk berekenbaar, maar aanzienlijk. Tienduizenden werkplaatsen worden erdoor op de tocht gezet, maar de vraag wie de factuur zal betalen wordt angstvallig ontweken.
De structuur is niet alleen complex, maar ook de bevoegdheden zijn niet altijd duidelijk afgebakend, wat meermaals leidt tot overlappende of zelfs tegenstrijdige beslissingen. Geen enkele politicus laat staan burger lijkt nog in staat klaar te zien in het hele wespennest van wie bevoegd is voor wat. Er zijn gevallen bekend, waarbij niet minder dan negen ministers moesten betrokken worden om tot een beslissing te kunnen komen. Het kan alleen verbazing wekken, dat wij dit alles tot hiertoe hebben kunnen overleven. Maar hoe lang nog?
Een verschillende economische ideologie
Wallonië blijft nog steeds een grote nadruk leggen op de rol die de overheid moet spelen in het economische beleid. De privé-sector wordt er nog altijd argwanend bekeken. De gevolgen van deze aanpak zijn duidelijk negatief. Zo ligt de (officiële) werkloosheid in Wallonië met circa 18 % dubbel zo hoog als in Vlaanderen. Maar in werkelijkheid ligt dit percentage veel hoger. Wallonië heeft immers in plaats van mensen te laten stempelen, deze “tewerkgesteld” in allerlei overheidsinstellingen. Zo bedraagt de overheidstewerkstelling in Wallonië thans 40 % van de beroepsbevolking tegenover 25 % in het Vlaamse landsgedeelte (dat laatste cijfer is ook veel te hoog).
Nochtans is het in eerste plaats de privé-sector die onze welvaart voortbrengt en zorgt voor de belastinginkomsten van de overheidssector. Zonder een goed draaiende en winstgevende privé-sector kan de overheidsstructuur niet betaald worden en kan de overheid ook niet de noodzakelijke investeringen doen om het maatschappelijke en juridische kader te scheppen waarin de economie kan floreren. Dat is dan ook de reden dat Wallonië beroep doet op de Vlaamse belastingbetaler Jammer genoeg lijken onze Waalse vrienden niet zinnens een bloeiende privé-sector uit te bouwen, integendeel. Alle herstelplannen die tot hiertoe werden uitgewerkt gaan in grote mate uit van overheidssubsidies, waarbij men zich blijkbaar niet afvraagt vanwaar die subsidies moeten komen. Op 20 oktober 2005 verklaarde Elio Di Rupo, de Waals Minister-President aan het dagblad De Tijd het volgende : “als een bedrijf 8 % winst maakt en daarmee zijn toekomst veilig stelt, waarom moet dat dan per se 12% worden?”
Dergelijke verklaringen getuigen van weinig economische basiskennis. Winstmaximalisatie is levensnoodzakelijk voor een bedrijf om te kunnen overleven, ook al zal prijsconcurrentie die dikwijls automatisch in toom houden. Winsten zijn de bron van investeringen. En investeringen zijn de bron van de tewerkstelling. Indien een bedrijf belet wordt voldoende winst te maken en het niet voldoende kan investeren, dan wordt het van de kaart geveegd in de globale economie. Andere bedrijven uit dezelfde sector, die in een ander, meer fiscaal-vriendelijk en ondernemersvriendelijk klimaat opereren, zullen het bedrijf wegconcurreren. Alhoewel men zwaar subsidieert, blijft Wallonië nog in mindere mate dan Vlaanderen aantrekkelijk voor buitenlandse investeerders met blijvende hoge werkloosheid en armoede als gevolg.
De miskende neveneffecten van solidariteit
De hoge werkloosheid en de veel te dure staatsstructuur kan Wallonië zelf niet betalen, bij gebrek aan een bloeiende privé-sector die hiervoor het nodige belastinggeld zou kunnen leveren. Daarom doen de Waalse politici al vele jaren beroep op de Vlaamse belastingbetaler. Maar de bedragen die thans getransfereerd worden zijn zo omvangrijk geworden, dat het hele mechanisme dringend aan herdenken toe is. De meeste recente cijfers wijzen op een jaarlijks transfert van méér dan 10 miljard Euro. Zelfs voor Vlaanderen is het onmogelijk die last te blijven dragen. Die last draagt bij tot de zeer hoge belastingdruk op arbeid, ook al is het niet de enige reden. Die hoge belastingdruk begint ons economisch weefsel duidelijk te verzwakken met een toenemende werkloosheid als gevolg. Politieke stagnatie is er nu al een duidelijk gevolg van. Hier moet iets ingrijpend aan gebeuren of the stagnatie slaat om in een gevaarlijke instabiliteit en onafwendbare catastrofe.
Deze transfers zijn ook niet langer productief. Zij dragen ertoe bij dat Wallonië niet de nodige inspanningen doet om over te schakelen op een economie van groei, door aanmoediging van het privé-initiatief. Op die manier kan dit landsdeel niet loskomen uit de negatieve spiraal, waarin het thans gevangen zit. Een geleidelijke afbouw van de subsidiestroom is dan ook een conditio sine qua non om Wallonië aan te zetten om de juiste maatregelen te treffen, die tot een heropstanding kunnen leiden. Het Marshall plan is dan ook een illusie. Het bestaat voor 92 % uit subsidies waar de rekening eens te meer zal betaald worden door de hard werkende belastingplichtigen, of het nu Vlamingen, Walen of Brusselaars zijn. Liefdadigheid heeft grenzen net zoals ontwikkelingshulp. Solidariteit moet dienen om de andere de kans te geven de draad terug op te pakken, niet om hem afhankelijk en passief te maken. In dezelfde context is de inefficiëntie van de huidige Belgische Staat ook de reden waarom arbeid torenhoog belast wordt en meer dan een miljoen burgers virtueel gevangen houdt in een vorm van vervangingsinkomen. Ook dit was ooit bedoeld als solidariteit maar is dit nu verworden tot een toestand die noch vanuit moreel noch vanuit democratisch oogpunt aanvaardbaar is.
Tegenkanting is te verwachten
Het idee dat thans gelanceerd is om werk te maken van een verdere decentralisatie van België zal in talrijke middens zonder twijfel op enthousiasme onthaald worden. Ook in Wallonië is al het idee geopperd dat men wellicht beter af zou zijn zonder Vlaanderen en zonder de afhankelijkheid van de transfers. Niet iedereen zal daar even open over zijn want dergelijke objectieve analyses worden niet altijd even objectief onthaald.
Anderzijds zal men zich kunnen verwachten aan een sterke tegenkanting van unitaire krachten, die in ons land nog altijd zeer machtig zijn. Niet alleen de monarchie, maar ook de federale overheid is wellicht (ten onrechte) bevreesd voor een eventuele verdere splitsing, omdat beide instellingen dan hun bestaansrecht zouden kunnen verliezen. Instellingen vergaan, maar mensen blijven bestaan. Een splitsing zal voor elk van de deelgebieden grote economische voordelen bieden, en daar gaat het om. Hoe moeten we dan bv. het pleidooi van Premier Guy Verhofstadt in zijn boek “De Verenigde Staten van Europa” inschatten? Het spreekt vanzelf dat een verdere decentralisatie van België geen enkele afbreuk doet aan een Europese eenmaking. De Europese eenmaking zou evenwel beter geschieden volgens de oorspronkelijke opvatting, zijnde een van vrij verkeer van personen, goederen, kapitalen en diensten. De politieke eenmaking, zoals zij thans evolueert, gaat naar onze mening helemaal niet de goede richting uit. Het lijkt meer op de creatie van een logge en zeer dure centraal geleide bureaucratie, die niet steunt op een democratische inbreng, maar van bovenaf wordt opgelegd. Zoiets kan natuurlijk niet werken. En de Europese burger zou daar best van op de hoogte gebracht worden. Het Europese niveau moet zich beperken tot het scheppen van een gemeenschappelijke basis en zich niet inlaten, al dan niet als resultaat van lobbying, met de kleine details die het leven van de burger bepalen. Franse Brie hoeft niet verboden te worden omdat er al eeuwen heilzame bacteriën inzitten. Hetzelfde geldt voor het Belgische niveau. Als men de moed heeft de bevoegdheden ondubbelzinnig af te bakenen en te stoppen met het uitvaardigen van micro-maatregeltjes, dan kan dit niveau, weliswaar beperkt tot enkel die zaken die echt niet decentraal kunnen, nog een tijdje meegaan. In laatste eeuw heeft het kapitaal plaats geruimd voor het socialisme. Laat het socialisme nu zijn banden met het kapitalisme doorsnijden en plaats maken voor de burger.
Hopelijk zullen er echter voldoende weldenkende politici en beleidsmakers te vinden zijn, die de idee van een verdere socio-economische decentralisatie van het land, met zakelijke nuchterheid en met zin voor objectiviteit kunnen beoordelen. Paradoxaal genoeg kan dit op termijn terug de samenwerking tussen alle Belgen vergroten. Eens ieder zijn eigen boontjes dopt, is er geen reden meer om met afgunst of wrok naar de buren te kijken, maar kan daadwerkelijke samenwerking alleen maar een win-win situatie opleveren. Een socio-economisch onafhankelijk Wallonië, Vlaanderen en Brussel (of op niveau van de provincies) kan best zelf zijn eigen beste strategie kiezen. In het Oude Europa is Ierland dat ongeveer even groot is en geografisch heel wat minder gunstig gelegen een voorbeeld dat het anders kan. In de nieuwe lidstaten geldt Slowakije als een voorbeeld. Waarom zou Wallonië dit niet kunnen? Walen zijn ook Belgen en Belgen zijn bij uitstek pragmatici die kiezen voor oplossingen die werken. Le petit Belge tire son plan et n’est pas si con que l’on pense.
Willy De Wit Medewerker
Eric Verhulst, Voorzitter van de onafhankelijke denktank “Workforall
1 Comments:
Probleempje voor Monteyne:
A) Brussel is volledig omsloten door Vlaanderen.
B) Brussel is financieel ongezond.
C) Brussel is afhankelijk van Vlaanderen voor toegang.
D) Brussel is historisch Brabants & Nederlandstalig.
E) De Franstaligen kwijlen over Brussel met aanhechtingsfantasmes.
Een reactie posten
<< Home