Bij de dood van Gerard van het Reve (victa placet mihi causa)
Gerard Kornelis van het Reve is niet meer. Ik noem hem nog even bij zijn oude naam, want onder die naam leerde ik hem als auteur kennen. Ooit had ik ook het voorrecht om, samen met nog enkele anderen een paar pinten te drinken met van het Reve, in een lang verdwenen café in de Lammerstraat in Gent. 1967 of ‘68 moet dat zijn geweest, want hij wachtte nog op de uitspraak in beroep van zijn ezelsproces.
Reve was door de faculteitskring Germania uitgenodigd voor een lezing, en hij had ook enkele gedichten voorgelezen. De avond was een groot succes, auditorium E zat afgeladen vol, ook al wist ik van geen enkele boekhandel in Gent waar je toen een werk van hem zomaar uit het rek kon plukken. Goed, ook voor Carmiggelt moest je de grens nog over, en enkel Bomans was hier soms en min of meer verkrijgbaar.
We gingen in dat café wachten op de terugkomst van Willem Bruno van Albeda, ons beter bekend als Teigetje. Misschien had Teigetje geen zin in een zoveelste lezing, in ieder geval had Reve hem meteen bij aankomst in het StPietersstation enkele briefjes van honderd in de hand geduwd: “ga jij de stad maar eens in”.
In afwachting van Teigetje dus konden wij van het Reve eens van nabij bekijken, en hem tactvol en met veel omwegen vragen: of dat nu serieus was van dat katholicisme. Die bekering was bij mij namelijk, en ik vermoed bij de meesten van het gezelschap nogal hard aangekomen. Veel wijzer zijn we uit zijn antwoorden niet geworden, maar hij was wél heel grappig en sprak ook op café een koninklijk Nederlands dat wij nog nooit hadden gehoord.
Een soortgelijke, voor ons plotse bekering hebben wij enkele jaren daarop moeten verwerken, toen Bob Dylan zich tot het christendom bekende. Weliswaar was dat in zijn geval kortstondig, en enkel om aan een vrouw te behagen, maar daar waren wij onwetend van en wij moesten onze troost vinden in de reactie van Joan Baez, toen die van de jongste bekering had gehoord: poor Bobby...
Ja, nu denk ik daar wel anders over. Wat van het Reve toen aanvoelde, en wat wij nog niet wisten, was dat de positie van de schrijver radicaal verandert in een wereld die geen transcendentie meer kent. Zijn katholicisme had niets met een vrouw vandoen, maar wel met de muze. Het had met het schrijverschap zelf te maken. Ik geloof ook nu niet dat zijn persoonlijke oplossing blijvend soelaas kan brengen, maar ik meen wel te zien waarom hij die beweging, minder religieus dan wel mystiek van aard, heeft willen maken.
Deze man nu, die schreef zoals niemand schrijft (op zijn broer na), verdient een in memoriam van een speciaal soort. Het moet gaan over de zaken die hijzelf belangrijk vond en waar hij altijd, zij het vaak impliciet over schreef: met name de grote culturele traditie van Europa, de teloorgang van een beschaving die elke identiteit afwijst, de situatie waarin een Europese auteur zich nu bevindt. Niet voor niets schrijft hij archaïserend, statig, bijbels. Toch schreef hij vaak over …zo goed als niets. Zelfs waar hij over seks schrijft zit er weinig vlees aan. Hij ouwehoert maar, of zevert zoals wij zeggen. Maar het zijn wel grote boeken. Hoe kan dat? Gerard van het Reve beheerst de Nederlandse taal en stijl, en als auteur is daarmee zijn geraamte intact. Hij was onaanraakbaar voor zijn eigen cultuurloze tijdvak.
Maar wat zou een Vlaming gerechtigd zijn om een in memoriam voor hem te schrijven? Een volk dat een figuur als Bert A. aanvaardt als minister van cultuur, kan op een moment als dit niets beters doen dan zijn muil houden. Inderdaad, uns ziemt es das Maul zu halten, en in diepe schaamte te denken aan de Prijs der Nederlandse Letteren van het jaar 2001. Toen liet die microcefale Bert A., zelfverklaarde republikein en democraat, niet toe dat Albert Coburg, zijn soeverein, aan Reve de prijs overhandigde. Bert A., maar dat weet hijzelf niet natuurlijk, hanteerde toen een redenering die uit oudere rechtssystemen voortkomt. De Germanen kenden dat, vele islamieten kennen dat nog, en wij noemen het: Sippenhaftung. Je bent verantwoording verschuldigd voor wat je naasten doen: een pre-napoleontische opvatting.
Nee, ik wil verder geen woorden vuilmaken aan dat kereltje, waarvan alleen al de oogjes, en de muil de leegte laten zien zoals die, je zou zweren op maat, werd beschreven door de vorige maand overleden Franse auteur Philippe Muray:
Voilà à quoi un écrivain d’aujourd’hui a affaire: à des lieux et à des personnes qui ignorent la castration et la Bible. C’est cette ignorance extraordinaire, et sans précédent dans l’histoire humaine, qui produit ces faces hilares, ces regards inhabités, ces cerveaux en forme de trous noirs, ces propos dévastés d’où tout soupçon de pensée critique s’est en allé, cette flexibilité à toute épreuve, et cette odieuse nouvelle innocence qui les entoure comme une aura.
Festivus festivus,
conversations avec Élisabeth Lévy
Librairie Arthème Fayard, 2005, pp. 60-1
conversations avec Élisabeth Lévy
Librairie Arthème Fayard, 2005, pp. 60-1
Ik laat het hierbij, Gerard Reve.
.
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home