Eergisteren was het drie jaar geleden dat een coalitie van voornamelijk Amerikaanse en Britse troepen militaire operaties begonnen met het oog op de verwijdering van het regime van Saddam Hoessein. Ik wil deze ‘verjaardag’ aangrijpen om de gebeurtenissen van de afgelopen jaren (inclusief de aanloop naar de oorlog) nog eens op een rijtje te zetten en in hun juiste context te plaatsen.
Het humanitaire argument
Saddam Hoessein stond aan het hoofd van een regime dat zijn bevolking terroriseerde, vermoordde tot zelfs vergaste en twee oorlogen begon tegen buurlanden (Iran en Koeweit). Waarom deze dictator verjagen en niet een andere? Moet je het echter daarom laten? Los van welke andere bijbedoelingen de instigatoren van de oorlog volgens sommigen ook mogen gehad hebben, de val van de dictator moet an sich worden toegejuicht. Waarom hebben de demonstranten, die afgelopen weekend in steeds kleinere getale de straat zijn opgegaan, nooit dit resultaat verwelkomd zonder daar meteen een MAAR te menen aan moeten toevoegen? Is het zo moeilijk om Bush, Blair en co tenminste deze historische verdienste toe te dichten? Na het onheil dat Saddam had aangericht, was hij weliswaar in bedwang gehouden door een embargo, VN-inspecties en no-fly-zones die moesten verhinderen dat hij zijn eigen bevolking en andere landen opnieuw zou bedreigen, maar de kansen om dit beleid van ‘containment’ vol te houden, erodeerden over de jaren. Saddam moest dan ook weg en deze doelstelling is in de aanloop naar de oorlog altijd prominent aanwezig geweest in de motivering voor de invasie.
Terrorisme en massavernietigingswapens
Na 9/11 is hét ultieme nachtmerriescenario een nieuwe terroristische aanslag met massavernietigingswapens met de dood van duizenden tot mogelijk zelfs miljoenen mensen tot gevolg. De impact van een dergelijke aanslag op het vrije karakter van een samenleving kan nauwelijks geminimaliseerd worden: de vrije maatschappij zou simpelweg ophouden te bestaan. Vermijden dat vijandige staten met dergelijke wapens deze doorspelen aan terroristen, lijkt me dan ook een evidente beleidsoptie voor een regering die haar opdracht om de veiligheid van haar burgers te verzekeren, ter harte neemt.
De banden van het regime van Saddam met terroristen (hiermee worden niet noodzakelijk Al Qaeda of de daders van 9/11 bedoeld, al wordt deze bedoeling wel - zij het onterecht - aan de Amerikaanse regering toegeschreven) zijn bewezen. Dit blijkt ondermeer uit de massa documenten die in Irak zijn gevonden na de invasie en die nu stilaan in de openbaarheid komen. Saddam had zelfs zijn eigen terroristische bende, de fedayeen, opgericht. Het zou me niet verbazen als deze documenten nog meer ‘verrassingen’ opleveren, al zal je daar waarschijnlijk niet veel over horen in de media gezien hun contrast met de gevestigde ‘waarheid’.
Het is daarnaast een vaststaand feit dat Saddam Hoessein tot drie jaar geleden beschikte over minstens de intentie om zijn wapenprogramma opnieuw op te starten. Bij de inlichtingendiensten (en niet enkel de Amerikaanse) bestond de sterke overtuiging dat Saddam Hoessein nog over verboden wapentuig beschikte. Zelfs Saddam’s eigen generaals waren hiervan overtuigd. Gezien zijn palmares zou het bovendien onverantwoord zijn geweest om Saddam op zijn woord dat hij ze niet bezat, te geloven. Ook zijn weerspannigheid tegenover de wapeninspecteurs leek op het tegendeel te wijzen. Iedereen is tot nu toe (al zijn er onbevestigde geruchten dat de wapens voor de oorlog naar Syrië zijn verplaatst, maar laat ons daar maar niet aan vastklampen, niet dat nodig zou zijn trouwens) bedrogen uitgekomen over de werkelijke aanwezigheid van deze wapens, maar van enige manipulatie van de beschikbare gegevens ten einde de zaak voor de oorlog te bevorderen, is echter geen sprake.
De Bush-doctrine
De vereisten voor een mogelijke terroristische aanslag met massavernietigingswapens waren dus aanwezig: een vijandige staat, banden met terrorisme en een capaciteit tot massavernietigingswapens. Dat deze dreiging imminent zou zijn, is volgens de
‘nieuwe’ Bush-doctrine van ‘pre-emptieve aanvallen’ echter niet noodzakelijk. Bedreigingen worden niet aangepakt wanneer ze zich materialiseren, maar moeten in de kiem worden gesmoord
De Amerikaanse regering heeft de multilaterale weg van de Verenigde Naties bewandeld om het probleem Saddam aan te pakken, maar de tegenstand van landen zoals Duitsland, Frankrijk en Rusland noopte tot een “unilaterale” aanpak. Het is niet verboden te denken dat financiële belangen en de corruptie rond het olie-voor-voedsel programma van de VN, die waarschijnlijk nooit onthuld was geweest zonder de invasie, enige rol hebben gespeeld bij de oppositie.
De misdadigheid van het oude Irakese regime maakte de zaak voor ‘regime change’ binnen het kader van de Bush-doctrine voor het voeren van de War on Terror des te overtuigender.
Dat Saddam niets te maken zou hebben gehad met 9/11 en dat er op het moment van de inval geen massavernietigingswapens in Irak zouden zijn geweest, is dan ook in wezen niet relevant en toont enkel aan dat de tegenstanders van de oorlog in Irak de Bush-doctrine ofwel niet begrijpen ofwel er een te nauwe interpretatie aan geven. Ondanks de moeilijkheden in Irak mag trouwens verwacht worden dat de Bush-doctrine verder zal blijven leven en mogelijk opnieuw toepassingen zal vinden. Men denke dan natuurlijk in de eerste plaats aan Iran (maar dat is een post op zich waard).
De invasie en de resulterende verwijdering van Saddam (een relatief schone operatie zonder de voorspelde duizenden slachtoffers, vluchtelingen en hongersnood) hebben hun korte-termijnobjectief bereikt: Irak zal niet langer kunnen dienen als uitvalsbasis voor terroristen die de VS (en het Westen) bedreigen met massavernietigingswapens.
De logische chaos na de invasie
Het initiële vacuüm onmiddellijk na de bevrijding zorgde begrijpelijkerwijze voor een chaos. Het was de bedoeling dat de Irakezen onmiddellijk na de verdrijving van Saddam het land zouden overnemen, maar daartoe waren zij niet in staat: de leidinggevenden waren gevlucht en lieten een land achter dat na 25 jaar dictatuur, oorlog, sancties, economisch wanbeheer en onderinvestering totaal aan de grond zat. Het Irakese leger kon de orde niet handhaven, want het bestond niet meer: de overwegend soennitische leiding was gevlucht en de sjiietische rekruten waren simpelweg naar huis gegaan. De woede na 30 jaar onderdrukking moest een uitlaatklep vinden, met massale plunderingen en repressie (die van na WO II is er klein bier tegen) tot gevolg. Duizenden criminelen die Saddam kort voor de oorlog had vrijgelaten, hadden vrij spel.
De nieuwe bewindvoerders moesten werkelijk van nul beginnen en stonden voor een schier onmogelijke taak. De uitdagingen waren immens. Er moest een nieuw leger uit de grond worden gestampt. De infrastructuur (olie, energievoorziening) en de economie moesten praktisch van nul heropgebouwd worden. Democratische instellingen moesten opgericht worden, een ‘civil society’ (vrije pers, onafhankelijke rechtspraak e.d.) moest wortel schieten in een land dat hiermee geen ervaring had. Dit is echter een noodzaak opdat Irak een land zou worden dat in tegenstelling tot vroeger de rechten van zijn eigen burgers respecteert en dat geen bedreiging vormt voor zijn buren en dat als broodnodig voorbeeld kan dienen voor de ganse regio.
De vijanden van het nieuwe Irak
Het nieuwe Irak heeft echter vijanden: de oude machthebbers hadden al voor de inval een guerrilla gepland, de moslimfundamentalisten met Zarqawi als hun meest beruchte exponent zagen het land met zijn duizenden geallieerde soldaten als dé arena voor de strijd tegen de ‘goddelozen’ en druppelden het land binnen. De regimes in buurlanden zoals Syrië en Iran, beducht voor het gevaar dat het nieuwe Irak voor hen vormde, mengden zich verdoken met de Irakese aangelegenheden.
Zelfs het beste plan weerstaat niet aan de test van de realiteit en dat heeft de coalitie in Irak aan den lijve ondervonden en diegenen die de illusie koesterden dat dit varkentje eventjes snel zou worden gewassen, zijn daarvan ondertussen verlost. De Amerikaanse regering, die vanuit een haast aandoenlijk idealisme een nieuw vrij, democratisch en vredelievend Irak aan de horizon zag gloren, heeft haar les geleerd.
De media hebben de knop echter nog niet omgedraaid en hebben zich nog niet weten wapenen tegen tegenslag, dood en vernieling, maar spreken na nieuwe bomaanslagen, sektarisch geweld en
Amerikaanse doden enkel over onveiligheid, burgeroorlog en een snelle terugtrekking van de troepen. Zelfs bij republikeinse partijgenoten van president Bush is de moed al in de schoenen gezonken.
Niettemin vooruitgang
De vijanden van het nieuwe Irak kunnen evenwel overwonnen worden, zo hebben andere voorbeelden uit het
verleden reeds aangetoond. Het zal veel tijd vergen en de manier waarop zal niet mooi zijn, maar in Irak wordt de juiste strategie gevolgd en die levert ondanks alle onheil, trage, maar zekere vooruitgang op.
Op politiek vlak gingen de Irakezen het afgelopen jaar massaal (en talrijker dan in vele westerse democratieën) naar de stembus om een parlement te kiezen en een grondwet goed te keuren, die de meest liberale is van het hele Midden-Oosten. Ondanks de gepercipieerde vertraging (we zijn ondertussen drie maanden na de verkiezingen) blijft Irak op het grondwettelijke vastgelegde schema om een nieuwe president, premier en regering te kiezen (zelfs in België duurde het al eens 100 dagen). De verwachting is dat er uiteindelijk een regering van nationale eenheid zal aantreden met vertegenwoordigers van de verschillende groeperingen van het land. Er zullen twistpunten blijven bestaan, maar tot nu toe worden deze in dialoog en niet met de wapens beslecht.
Het politieke proces wordt weliswaar bedreigd door sektarisch geweld, dat trouwens in zekere zin ook in andere landen (zoals Pakistan) bestaat, maar gaat traag, maar zeker vooruit. Ondermeer daarom is er van een burgeroorlog geen sprake. Maar er zijn ook andere tekenen die hierop wijzen: de opstand wordt bevochten door de regering, het sektarische geweld wordt niet door de politieke partijen gesanctioneerd, de milities zijn weliswaar in de veiligheidsdiensten geïnfiltreerd, maar dit probleem wordt onderkend en aangepakt.
Inmiddels is het ook duidelijk geworden dat de opstand van saddamisten en jihadisten niet zal slagen: ondanks de dood en vernieling die zij zaaien, kunnen zij de vooruitgang niet wezenlijk stoppen of zelfs omkeren. Integendeel, met elke wanhopige, weerzinwekkende aanslag, zoals onlangs in Samarra, vervreemden zij de lokale bevolking verder van zich. Het Koerdische noorden en sjiietische zuiden zijn relatief veilig. In het westen van Irak werd het bolwerk Fallujah gezuiverd. Deze operatie vormde het begin van een langdurige campagne tegen de opstandelingen in West-Irak tot de grens met Syrië. De opstand is daar nu onder controle. De lokale bevolking keert zich meer en meer tegen de aanwezigheid van ‘vreemde elementen’. De grenzen worden beter bewaakt waardoor de aanvoerlijnen van de opstandelingen worden verstoord. Het zwaartepunt heeft zich nu verplaatst naar het noorden van de hoofdstad, dat nu het toneel is van strijd getuige de recente luchtlandingsoperatie mlet codenaam Swarmer. Ook in de hoofdstad Bagdad (voor het oog van de camera’s) blijft het geweld voortduren.
Tegelijkertijd wordt het Irakese leger steeds sterker en ontpopt het zich meer en meer tot de meest gerespecteerde instelling van het land. Steeds meer bataljons zijn gevechtsklaar, kunnen zelfstandig.opereren en hebben ervaring opgedaan op het slagveld. Meer en meer legerbasissen worden overgedragen aan de Irakezen: zij controleren nu 50% van het land alleen (op korte termijn te verhogen naar 75%). Door de voeling (taal, cultuur) die zij hebben met de lokale bevolking wekken zij meer vertrouwen, verzamelen zij meer en betere inlichtingen waardoor een multiplicatoreffect ontstaat.
Terwijl de Irakese troepen sterker worden, kunnen de Amerikanen geleidelijk het slagveld verlaten, zich in hun basissen terugtrekken, hun troepenaantal verminderen of zich met andere, meer gerichte opdrachten bezig houden.
De aanvallen op de Amerikaanse troepen dalen dan ook, het aantal casualties vertoont een positieve trend. Bij gebrek aan Amerikaanse doelwitten, nemen dan ook de aanvallen op het Irakese leger en politie toe, al kan dat hun verdere ontwikkeling niet stoppen.
De inzet
De uitdagingen in Irak zijn immens, de vijanden van het nieuwe Irak rusten niet, maar er wordt niettemin vooruitgang geboekt. Moed en geduld zijn dan ook vereist, maar dit zijn kwaliteiten die onze maatschappij (en vooral onze media) steeds meer lijken te ontberen, gewoon als we zijn aan ‘instant gratification’. De blinde aversie van sommigen tegenover president Bush en de VS haalt bij hen ook niet deze kwaliteiten naar boven.
We zouden haast vergeten wat er op het spel staat en hoe dwaas het zou zijn om op te geven wanneer een succesvolle afronding van de opdracht in Irak binnen handbereik ligt.
Het is niet Bush en de VS die aan de schandpaal moeten worden genageld omwille van de invasie, de “leugens”, het geweld, de dood van onschuldige burgers, Abu Ghraib…, maar wel de saddamisten die terug willen naar de Baath-dictatuur en de jihadisten die terug willen naar de zevende eeuw. Hun plannen mogen niet slagen. De media dragen met hun misplaatste ‘neutraliteit’ hierin een verpletterende verantwoordelijkheid. Wordt het geen hoog tijd dat zij zich zoals tijdens WO II achter een “good war” scharen, een oorlog tegen vijanden van een vrije, open samenleving zoals we die in het Westen kennen en waarin zij nota bene enkel kunnen gedijen? Wordt het dan ook geen hoog tijd om kwesties zoals de Patriot Act, Guantanamo, het afluisterschandaal, … in het juiste perspectief te plaatsen (zonder dat hiermee alles gerechtvaardigd zou zijn).
Het zijn de Amerikaanse soldaat en de gewone Irakees, die ondanks alles hoopvol de toekomst tegemoet ziet, die momenteel een echec in de weg staan. Het zou onvergeeflijk dwaas zijn indien we hen een mes in de rug zouden steken doordat het thuisfront in het Westen niet het geduld en de moed kunnen opbrengen om te volharden tot succes is bereikt.
Read more...