Finkielkraut spreekt klare taal (victa placet mihi causa)
De journalist Alexis Lacroix had een interessant gesprek met filosoof Alain Finkielkraut. Die man, en dat wist ik niet, toont een weldoende verachting voor de "lage cultuur". Hij ziet die niet voor vol aan! Dus vertaal ik een deel van het interview:
[...]
Waren er eerder al voortekenen die de rellen aankondigden ?
Wel, dit is een charmant couplet uit een “rap”: “Frankrijk is een hoer, gebruik haar als een slet, vergeet het niet vent, ze moet een beurt krijgen! Ik, ik zeik op Napoleon of generaal de Gaulle.”
Maar staan overdrijvingen uit de muzikale subcultuur echt in een causaal verband met die gewelddadigheden?
Als diegenen die brand stichten in openbare gebouwen, of die vanaf flatgebouwen pétanqueballen naar de politie gooien, of brandweermannen aanvallen, dezelfde huidskleur hadden als de muiters van Rostock in het verenigde Duitsland van de negentiger jaren, dan zou de morele verontwaardiging overal de boventoon voeren.
Die morele verontwaardiging voert toch de boventoon in zekere kringen!
Neen, wat de overhand heeft is welwillendheid: het gevoel dat iets niet goed te praten is, wordt aangelengd met een zoektocht naar oorzaken. In het voorbeeld van Rostock waren alle politici, intellectuelen, journalisten, verantwoordelijken van verenigingen, navorsers in de sociale wetenschappen het eens – allen, riepen zij uit één mond: “Het fascisme mag geen kans krijgen!” Maar aangezien nu de pétanqueballen- en molotovcocktailwerpers Fransen zijn van Afrikaanse of Noord-Afrikaanse oorsprong, wordt de verontwaardiging bedolven onder explicaties, of men keert haar zelfs tegen de regering of het nationaal gebrek aan gastvrijheid.
In plaats van geschokt te zijn door het schandaal van in brand gestoken scholen, geeft men hoog op van de wanhoop van de brandstichters. In plaats van te luisteren naar wat die vertellen: “Neuk je moeder!”, “Neuk de politie!”, “Neuk de Staat!” –, ja men hoort dat wel, maar die oproepen tot haat worden vertaald in hulpkreten, en de vandalenstreken aan schoolgebouwen in een vraag naar opvoeding. Het wordt dringend tijd om dit soort van decryptering, die niets is dan zand in de ogen, te vervangen door een letterlijke lezing van de gebeurtenissen.
En weg met de excuuscultuur?
Het zijn niet méér scholen die de straatschenders eisen, of meer crèches, meer sportzalen, meer autobussen: die branden ze af. Hun hardnekkige ijver richt zich tegen de instellingen, en tegen alles wat hen in de weg staat, elke omweg, elk oponthoud dat zij ontmoeten op hun weg naar de zaken die zij begeren. Als kinderen van de afstandsbediening willen zij alles en onmiddellijk. En dat alles dat is “poen”, merkkledij en “wijven”. Paradox ten slotte: de vijanden van onze wereld zijn er tegelijk ook de uiterste karikatuur van.
Wat men zou moeten herstellen is een ander waardensysteem, een ander zicht op de tijd. Maar dat gebied ligt buiten de macht van de politiek.
Heeft de politieke communicatie, geconfronteerd met de “videosfeer”, het dan maar laten varen?
De bodemloze vulgariteit van de talkshows, de brutaliteit van de videospelletjes, de dagelijkse les in simpelheid van geest en lachwekkende kwaadaardigheid door “Les Guignols de l’Info”, – dat alles valt buiten het bestek van de politici. Als zij er trouwens tegen in zouden gaan, dan zouden de hoofdredacteurs onmiddellijk deze totalitaire aanslag op de vrijheid van meningsuiting aanklagen. Misschien heeft de minister van Binnenlandse Zaken teveel de neiging – maar is hij de enige? – om zijn acties voor de media te brengen. En de term “racaille” zou niet tot het vocabularium van een politiek verantwoordelijke mogen behoren. Maar woorden schieten te kort bij mensen die, omdat zij zich door dit épitheton belasterd voelen of vernederd, reageren met het in brand steken van scholen.
Maar zij worden getroffen door recordwerkloosheidscijfers !
De dag van vandaag, terwijl het hart van het humanisme niet langer voor de school klopt maar voor de brandstichters ervan, lijkt niemand zich nog te herinneren dat je niet naar de klas gaat voor een aanwerving, maar om er les te krijgen. De eerste doelstelling van opleiding is opleiding. En deze, het weze terloops vermeld, is nooit nutteloos. Net zo moet de Republiek haar “verloren gebieden” opnieuw bezetten, net zo moet de Franse taal de voorstadstaal heroveren, dat simplistische, nijdige koeterwaals dat meelijwekkend vijandig staat tegen alle schoonheid en elke nuancering. Een voldoende voorwaarde om werk te vinden is dat niet, maar wel een noodzakelijke voorwaarde.
Een uitvindsel zijn de discriminaties nochtans niet !
In deze kwestie moet men er zich wel voor hoeden om een bevolking te stigmatiseren. Ik ben als Pool geboren in Frankrijk, ik ben zelf een immigrant van de tweede generatie, en ik voel mij beslist solidair met alle zwarte of Arabische scholieren die, omdat zij diploma’s verkiezen boven dealers, aan pesterijen blootstaan, aan rackets, en als “hofnarren” worden betiteld. Zij moeten geholpen worden; discriminatie bij aanwerving dient onvermoeibaar bestreden; er moet zonder ophouden gewerkt worden aan gelijke kansen, talent in de woonsteden moet worden opgespoord, de grote complexen moeten worden afgebroken, de voorsteden mogen geen enclaves meer zijn. Dit gezegd zou het naïef zijn zich in te beelden dat deze maatregelen een eind zullen maken aan alle vandalisme.
Waarom weet u dat zo zeker ?
Het huidige geweld is geen reactie op de onrechtvaardigheid van de Republiek, maar een gigantische antirepublikeinse pogrom.
Dit geweld is dus niet een reactie op de verwaarlozing van de “verloren territoria” ?
Als deze territoria echt waren opgegeven dan waren daar geen autobussen, geen crèches, geen scholen, geen sportzalen om plat te branden. En pas goed ondraaglijk is het om aan de auteurs van deze exploten de roemrijke titel toe te kennen van “kinderen van de Republiek”. In de plaats daarvan had men de onwettelijkheid van hun haat moeten decreteren, en hen te schande maken, zoals men de supporters te schande maakt, al zijn ook dat sociale gevallen, die naar het stadion trekken om het af te breken en die apenkreten uitstoten telkens er een zwarte speler aan de bal komt. Het brandmerk van de schande is de aanzet tot moraal. Hen tot slachtoffers of helden maken is een uitnodiging om opnieuw te beginnen.
Uitboeting van de zonden van het kolonialisme, is het dat wat de voorsteden in vlam steekt?
Helemaal niet. Maar als men die haat willen bekoelen met het verhaal dat Frankrijk inderdaad hatelijk is, en vervolgens die zelfhaat ook nog in het onderwijs inbouwt, dan stevent men onvermijdelijk op het ergste af. De moderne opvatting als zou de mens nergens meer toe verplicht zijn, en enkel nog een rechthebbende is, komt door deze aanstotelijke opstoten tot een paroxisme. Als ook de school zelf hen hierin aanmoedigt, dan is alles naar de vaantjes.
Verkeert het Franse integratiemodel in crisis?
Men vertelt veel over het failliet van het republikeins integratiemodel. Dat is absurd. De republikeinse school was al langer dood. Het is het postrepublikeinse model van die alleraardigste educatieve gemeenschap, waar alles rond het sociale draait, die water maakt. Een model dat helaas onverwoestbaar is want het haalt zijn voedsel uit zijn eigen fiasco’s. Op elke mislukking reageert het met een nog hoger bod. En dan gaan we weer een nieuwe ronde in: met verachting voor de waarheid zal morgen het Franse onderwijs de onderscheiden zwarte slavenhandeltjes verdrinken in de oceaan der antiwesterse weldenkendheid. Men zal de kolonisatie onderwijzen, niet als een historisch fenomeen, duister en verschrikkelijk, maar als een misdaad tegen de mensheid. Dat zal het antwoord zijn op de uitdaging van de integratie, en de desintegratie van het land zal er door worden bespoedigd.
1 Comments:
Eindelijk een man met een klare kijk op de situatie. Schitterende vertaling, Marc!
Een reactie posten
<< Home